De Verdragsluitende Partijen,
In overweging genomen hebbende de verklaring van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties, nedergelegd in haar resolutie 96 (I) gedagtekend 11 December 1946, dat genocide
een misdrijf is krachtens internationaal recht, in strijd met de geest en de doelstellingen
van de Verenigde Naties en veroordeeld door de beschaafde wereld;
Erkennende, dat te allen tijde genocide de mensheid grote verliezen heeft toegebracht;
en
Overtuigd, dat, teneinde de mensheid van deze afschuwelijke gesel te verlossen, internationale
samenwerking noodzakelijk is;
Komen hierbij als volgt overeen:
De Verdragsluitende Partijen stellen vast, dat genocide, ongeacht of het feit in vredes-
dan wel in oorlogstijd wordt bedreven een misdrijf is krachtens internationaal recht,
welk misdrijf zij op zich nemen te voorkomen en te bestraffen.
In dit Verdrag wordt onder genocide verstaan een van de volgende handelingen, gepleegd
met de bedoeling om een nationale, ethnische, godsdienstige groep, dan wel een groep,
behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen:
-
a. het doden van leden van de groep;
-
b. het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep;
-
c. het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar
gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging;
-
d. het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen;
-
e. het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep.
Strafbaar zijn de volgende handelingen:
-
a. genocide;
-
b. samenspanning om genocide te plegen;
-
c. rechtstreeks en openbaar aanzetten tot genocide;
-
d. poging tot genocide;
-
e. medeplichtigheid aan genocide.
Zij, die genocide of een der andere in artikel III genoemde feiten plegen, worden
gestraft, onverschillig of zij constitutioneel verantwoordelijke regeringspersonen,
ambtenaren of privé personen zijn.
De Verdragsluitende Partijen verbinden zich om, overeenkomstig hun onderscheiden grondwetten,
de wetten af te kondigen, welke nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen
van dit Verdrag, en, in het bijzonder, voor de vaststelling van doeltreffende straffen
voor hen, die schuldig zijn aan genocide of enig ander in artikel III genoemd feit.
Zij, die worden beschuldigd van genocide of enig ander in artikel III genoemd feit,
worden berecht door een daartoe bevoegde rechtbank van de Staat, binnen welks gebied
het feit is gepleegd, of door een zodanige internationale strafrechter als daartoe
bevoegd is ten aanzien van die Verdragsluitende Partijen, welke de rechtsmacht van
deze rechter hebben aanvaard.
Met betrekking tot uitlevering worden genocide en de andere in artikel III genoemde
feiten niet beschouwd als politieke misdrijven.
De Verdragsluitende Partijen verbinden zich in die gevallen verzoeken om uitlevering
in te willigen overeenkomstig hun wetten en de voor hen van kracht zijnde verdragen.
Elke Verdragsluitende Partij kan een beroep doen op de bevoegde organen van de Verenigde
Naties om krachtens het Handvest van de Verenigde Naties zodanige maatregelen te treffen, als zij passend achten ter voorkoming en onderdrukking
van daden van genocide of van enig ander in artikel III genoemd feit.
Geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen, de interpretatie, toepassing of tenuitvoerlegging
van dit Verdrag betreffende, met inbegrip van de geschillen, welke betrekking hebben
op de verantwoordelijkheid van een Staat voor genocide of enig ander in artikel III
genoemd feit, worden, op verzoek van een der bij het geschil betrokken partijen, voorgelegd
aan het Internationale Gerechtshof.
Dit Verdrag, waarvan de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse
tekst gelijkelijk authentiek zijn, draagt de dagtekening van 9 December 1948.
Dit Verdrag kan tot 31 December 1949 worden ondertekend door ieder Lid van de Verenigde
Naties en door elke andere Staat, die, niet Lid van de Verenigde Naties zijnde, een
uitnodiging tot ondertekening heeft ontvangen van de Algemene Vergadering.
Dit Verdrag wordt bekrachtigd en de akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij
de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
Na 1 Januari 1950 kunnen tot dit Verdrag toetreden elk Lid van de Verenigde Naties
en elke Staat, die, niet Lid van de Verenigde Naties zijnde, een uitnodiging heeft
ontvangen als bovenbedoeld.
De akten van toetreding worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties.
Elke Verdragsluitende Partij kan te allen tijde door kennisgeving aan de Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties de toepasselijkheid van dit Verdrag uitbreiden tot een of
alle der gebieden, voor welker buitenlandse betrekkingen deze Verdragsluitende Partij
verantwoordelijk is.
Op de dag, waarop de eerste twintig akten van bekrachtiging of toetreding zijn nedergelegd,
maakt de Secretaris-Generaal proces-verbaal op en doet een afschrift hiervan toekomen
aan elk Lid van de Verenigde Naties en aan elk der Staten, niet-Leden, bedoeld in
artikel XI.
Dit Verdrag treedt in werking op de negentigste dag na die, waarop de twintigste akte
van bekrachtiging of toetreding is nedergelegd.
Elke bekrachtiging of toetreding, tot stand gekomen na voornoemde datum, wordt van
kracht op de negentigste dag, volgende op de nederlegging van de akte van bekrachtiging
of toetreding.
Dit Verdrag blijft van kracht voor de tijd van tien jaren van de dag af, waarop het
in werking is getreden.
Het blijft daarna van kracht, telkens voor de tijd van vijf jaren, voor die Verdragsluitende
Partijen, welke het niet ten minste zes maanden voor het verstrijken van de lopende
termijn hebben opgezegd.
Opzegging geschiedt door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties.
Indien, tengevolge van opzeggingen, het aantal der bij dit Verdrag betrokken Partijen
minder dan zestien mocht bedragen, houdt het Verdrag op van kracht te zijn van de
dag af, waarop de laatste van deze opzeggingen van kracht wordt.
Een verzoek tot herziening van dit Verdrag kan te allen tijde door elke Verdragsluitende
Partij worden gedaan door middel van een schriftelijke kennisgeving, gericht aan de
Secretaris-Generaal.
De Algemene Vergadering beslist, of en zo ja, welke stappen zullen worden gedaan met
betrekking tot een dergelijk verzoek.
De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties stelt alle Leden van de Verenigde Naties
en de Staten, niet-Leden, als bedoeld in artikel XI van het volgende in kennis:
-
a. ondertekeningen, bekrachtigingen en toetredingen, ontvangen overeenkomstig artikel
XI;
-
b. kennisgevingen ontvangen overeenkomstig artikel XII;
-
c. de datum, waarop dit Verdrag in werking treedt overeenkomstig artikel XIII;
-
d. opzeggingen, ontvangen overeenkomstig artikel XIV;
-
e. de beëindiging van dit Verdrag overeenkomstig artikel XV;
-
f. kennisgevingen, ontvangen overeenkomstig artikel XVI.
Het origineel van dit Verdrag wordt nedergelegd in het archief van de Verenigde Naties.
Een gewaarmerkt afschrift van het Verdrag wordt ter hand gesteld aan alle Leden van
de Verenigde Naties en aan de Staten, niet-Leden, bedoeld in artikel XI.
Dit Verdrag wordt door de Secretaris-Generaal geregistreerd op de dag waarop het in
werking treedt.