De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, door de Raad van
Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te San Francisco en aldaar
bijeengekomen in haar een en dertigste zitting op 17 Juni 1948;
Besloten hebbende in de vorm van een verdrag verschillende voorstellen aan te nemen
betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van
het vakverenigingsrecht, welk onderwerp het zevende punt van de agenda der zitting
is;
Overwegende, dat de inleiding van het Statuut der Internationale Arbeidsorganisatie, onder de middelen ter verbetering van de toestand van de arbeiders en ter verzekering
van de vrede noemt: „de erkenning van het beginsel van vakverenigingsvrijheid”;
Overwegende, dat de verklaring van Philadelphia opnieuw heeft uitgesproken, dat „de
vrijheid van meningsuiting en van vereniging onontbeerlijk is voor een gestadige vooruitgang”;
Overwegende, dat de Internationale Arbeidsconferentie in haar dertigste zitting eenstemmig
de beginselen, welke de grondslag moeten vormen van de internationale regeling, aangenomen
heeft;
Overwegende, dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in haar tweede zitting
die beginselen tot de hare gemaakt heeft en de Internationale Arbeidsorganisatie uitgenodigd
heeft om al haar pogingen voort te zetten, opdat een of meer internationale verdragen
aangenomen zullen kunnen worden;
neemt heden, de 9de Juli negentienhonderd acht en veertig, het volgende verdrag aan,
hetwelk kan worden aangehaald onder de titel „verdrag betreffende de vrijheid tot
het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht 1948”.