HOOFDSTUK III. Sluiting en uitvoering van de vervoerovereenkomst
De vervoerovereenkomst wordt vastgelegd in een vrachtbrief. De afwezigheid, de onregelmatigheid
of het verlies van de vrachtbrief tast noch het bestaan noch de geldigheid aan van
de vervoerovereenkomst, die onderworpen blijft aan de bepalingen van dit Verdrag.
-
1 De vrachtbrief wordt opgemaakt in drie oorspronkelijke exemplaren, ondertekend door
de afzender en de vervoerder. Deze ondertekening kan worden gedrukt of vervangen door
de stempels van de afzender en de vervoerder, indien de wetgeving van het land, waar
de vrachtbrief wordt opgemaakt, zulks toelaat. Het eerste exemplaar wordt overhandigd
aan de afzender, het tweede begeleidt de goederen en het derde wordt door de vervoerder
behouden.
-
2 Wanneer de te vervoeren goederen moeten worden geladen in verschillende voertuigen
of wanneer het verschillende soorten goederen of afzonderlijke partijen betreft, heeft
de afzender of de vervoerder het recht om te eisen, dat er evenzoveel vrachtbrieven
worden opgemaakt als er voertuigen moeten worden gebruikt of als er soorten of partijen
goederen zijn.
-
2 Indien de vervoerder op verzoek van de afzender de vermeldingen, bedoeld in het eerste
lid van dit artikel, in de vrachtbrief opneemt, wordt hij behoudens tegenbewijs geacht
voor rekening van de afzender te handelen.
-
3 Indien de vrachtbrief niet de vermelding, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder k), bevat, is de vervoerder aansprakelijk voor alle kosten en schaden, welke de rechthebbende
op de goederen door deze nalatigheid lijdt.
-
2 Indien de vervoerder geen redelijke middelen ter beschikking staan om de juistheid
van de vermeldingen, bedoeld in het eerste lid onder a) van dit artikel, te onderzoeken, tekent hij in de vrachtbrief met redenen omkleed
aan, welke voorbehouden hij maakt. Eveneens geeft hij de redenen aan voor alle voorbehouden,
welke hij maakt ten aanzien van de uiterlijke staat van de goederen en van hun verpakking.
Deze voorbehouden verbinden de afzender niet, indien zij niet uitdrukkelijk in de
vrachtbrief door hem zijn aanvaard.
-
3 De afzender heeft het recht te eisen, dat de vervoerder het bruto-gewicht of de op
andere wijze uitgedrukte hoeveelheid der goederen onderzoekt. Hij kan tevens een onderzoek
van de inhoud der colli eisen. De vervoerder kan de kosten van het onderzoek in rekening
brengen. Het resultaat van de onderzoekingen wordt in de vrachtbrief neergelegd.
-
2 Bij gebreke van vermelding in de vrachtbrief van gemotiveerde voorbehouden van de
vervoerder wordt vermoed, dat de goederen en hun verpakking in uiterlijk goede staat
waren op het ogenblik van de inontvangstneming door de vervoerder en dat het aantal
colli en hun merken en nummers in overeenstemming waren met de opgaven in de vrachtbrief.
De afzender is jegens de vervoerder aansprakelijk voor de schade aan personen, materiaal
of aan andere goederen en de kosten, welke voortspruiten uit de gebrekkige verpakking
van de goederen, tenzij de gebrekkigheid zichtbaar of aan de vervoerder bekend was
op het ogenblik van de inontvangstneming en de vervoerder te dien aanzien geen voorbehouden
heeft gemaakt.
-
1 Ter voldoening aan douane- en andere formaliteiten, welke vóór de aflevering van de
goederen moeten worden vervuld, moet de afzender de nodige bescheiden bij de vrachtbrief
voegen of ter beschikking van de vervoerder stellen en hem alle gewenste inlichtingen
verschaffen.
-
2 De vervoerder is niet gehouden de nauwkeurigheid en de volledigheid van deze bescheiden
en inlichtingen te onderzoeken. De afzender is jegens de vervoerder aansprakelijk
voor alle schaden, die kunnen voortspruiten uit de afwezigheid, onvolledigheid of
onregelmatigheid van deze bescheiden en inlichtingen, behoudens in geval van schuld
van de vervoerder.
-
3 De vervoerder is op dezelfde voet als een commissionnair aansprakelijk voor de gevolgen
van verlies of onjuiste behandeling van de bescheiden, die in de vrachtbrief zijn
vermeld en deze begeleiden of in zijn handen zijn gesteld. De door hem verschuldigde
schadevergoeding mag evenwel die, verschuldigd in geval van verlies van de goederen,
niet overschrijden.
-
1 De afzender heeft het recht over de goederen te beschikken, in het bijzonder door
van de vervoerder te vorderen dat hij het vervoer ophoudt, de plaats bestemd voor
de aflevering der goederen wijzigt of de goederen aflevert aan een andere geadresseerde
dan in de vrachtbrief is aangegeven.
-
2 Dit recht vervalt, wanneer het tweede exemplaar van de vrachtbrief aan de geadresseerde
is overhandigd of wanneer deze gebruik maakt van het recht bedoeld in artikel 13,
eerste lid; vanaf dat ogenblik moet de vervoerder zich houden aan de opdrachten van
de geadresseerde.
-
6 Wanneer de vervoerder tengevolge van de bepalingen van het vijfde lid onder b) van dit artikel de instructies, die hij ontvangt, niet kan uitvoeren, moet hij onmiddellijk
de persoon, van wie deze instructies afkomstig zijn, daarvan in kennis stellen.
-
7 De vervoerder, die de volgens de voorwaarden van dit artikel gegeven instructies niet
heeft uitgevoerd of die dergelijke instructies heeft opgevolgd zonder overlegging
van het eerste exemplaar van de vrachtbrief te hebben geëist, is tegenover de rechthebbende
aansprakelijk voor de hierdoor veroorzaakte schade.
-
1 Na aankomst van de goederen op de plaats bestemd voor de aflevering, heeft de geadresseerde
het recht van de vervoerder te vorderen dat het tweede exemplaar van de vrachtbrief
aan hem wordt overhandigd en de goederen aan hem worden afgeleverd, een en ander tegen
ontvangstbewijs. Wanneer verlies van de goederen is vastgesteld of de goederen aan
het einde van de termijn, bedoeld in artikel 19, niet zijn aangekomen, is de geadresseerde
gerechtigd om op eigen naam tegenover de vervoerder gebruik te maken van de rechten,
die uit de vervoerovereenkomst voortspruiten.
-
2 De geadresseerde, die gebruik maakt van de rechten, die hem ingevolge het eerste lid
van dit artikel zijn toegekend, is gehouden de volgens de vrachtbrief verschuldigde
bedragen te betalen. In geval van geschil terzake is de vervoerder niet verplicht
om de goederen af te leveren dan tegen zekerheidstelling door de geadresseerde.
-
1 Indien, om welke reden ook, de uitvoering van de overeenkomst op de voorwaarden van
de vrachtbrief onmogelijk is of wordt voordat de goederen op de plaats bestemd voor
de aflevering, zijn aangekomen, is de vervoerder gehouden instructies te vragen aan
de persoon, die het recht heeft overeenkomstig artikel 12 over de goederen te beschikken.
-
2 Indien evenwel de omstandigheden de uitvoering van het vervoer toelaten op andere
voorwaarden dan die van de vrachtbrief en indien de vervoerder niet tijdig instructies
heeft kunnen verkrijgen van de persoon, die het recht heeft overeenkomstig artikel
12 over de goederen te beschikken, neemt hij de maatregelen, welke hem het beste voorkomen
in het belang van de persoon, die het recht heeft over de goederen te beschikken.
-
1 Wanneer na aankomst van de goederen op de plaats van bestemming zich omstandigheden
voordoen die de aflevering beletten, vraagt de vervoerder instructies aan de afzender.
Indien de geadresseerde de goederen weigert, heeft de afzender het recht om daarover
te beschikken zonder verplicht te zijn het eerste exemplaar van de vrachtbrief te
tonen.
-
2 De geadresseerde kan, zelfs indien hij de goederen heeft geweigerd, te allen tijde
de aflevering daarvan vragen, zolang de vervoerder geen andersluidende instructies
van de afzender heeft ontvangen.
-
3 Indien een omstandigheid, die de aflevering belet, zich voordoet, nadat de geadresseerde
overeenkomstig zijn recht ingevolge artikel 12, derde lid, opdracht heeft gegeven
om de goederen aan een andere persoon af te leveren, treedt voor de toepassing van
het eerste en tweede lid van dit artikel de geadresseerde in de plaats van de afzender
en die andere persoon in de plaats van de geadresseerde.
-
1 De vervoerder heeft recht op vergoeding van de kosten, welke zijn verzoek om instructies
of de uitvoering van ontvangen instructies voor hem meebrengt, mits deze kosten niet
door zijn schuld zijn ontstaan.
-
2 In de gevallen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, en in artikel 15, kan de vervoerder
de goederen onmiddellijk voor rekening van de rechthebbende lossen; na deze lossing
wordt het vervoer geacht te zijn geëindigd. De vervoerder neemt dan de bewaring van
de goederen op zich. Hij kan de goederen evenwel aan een derde toevertrouwen en is
dan slechts aansprakelijk voor een oordeelkundige keuze van deze derde. De goederen
blijven belast met volgens de vrachtbrief verschuldigde bedragen en alle andere kosten.
-
3 De vervoerder kan zonder instructies van de rechthebbende af te wachten tot verkoop
van de goederen overgaan, wanneer de bederfelijke aard of de staat van de goederen
dit rechtvaardigt of wanneer de kosten van bewaring onevenredig hoog zijn in verhouding
tot de waarde van de goederen. In andere gevallen kan hij eveneens tot verkoop overgaan,
wanneer hij niet binnen een redelijke termijn van de rechthebbende andersluidende
instructies heeft ontvangen, waarvan de uitvoering redelijkerwijs kan worden gevorderd.
-
4 Indien de goederen ingevolge dit artikel zijn verkocht, moet de opbrengst van de verkoop
ter beschikking van de rechthebbende worden gesteld onder aftrek van de kosten, die
op de goederen drukken. Indien deze kosten de opbrengst van de verkoop te boven gaan,
heeft de vervoerder recht op het verschil.
HOOFDSTUK IV. Aansprakelijkheid van de vervoerder
-
1 De vervoerder is aansprakelijk voor geheel of gedeeltelijk verlies en voor beschadiging
van de goederen, welke ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de
goederen en het ogenblik van de aflevering, alsmede voor vertraging in de aflevering.
-
2 De vervoerder is ontheven van deze aansprakelijkheid, indien het verlies, de beschadiging
of de vertraging is veroorzaakt door schuld van de rechthebbende, door een opdracht
van deze, welke niet het gevolg is van schuld van de vervoerder, door een eigen gebrek
van de goederen of door omstandigheden, die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden
en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen.
-
3 De vervoerder kan zich niet aan zijn aansprakelijkheid onttrekken door een beroep
te doen op gebreken van het voertuig, waarvan hij zich bedient om het vervoer te bewerkstelligen,
of op fouten van de persoon, van wie hij het voertuig heeft gehuurd of van diens ondergeschikten.
-
4 Met inachtneming van artikel 18, tweede tot vijfde lid, is de vervoerder ontheven
van zijn aansprakelijkheid, wanneer het verlies of de beschadiging een gevolg is van
de bijzondere gevaren, eigen aan één of meer van de volgende omstandigheden:
-
a) gebruik van open en niet met een dekzeil afgedekte voertuigen, wanneer dit gebruik
uitdrukkelijk is overeengekomen en in de vrachtbrief is vermeld;
-
b) ontbreken of gebrekkigheid van de verpakking bij goederen, die door hun aard aan kwaliteitsverlies
of beschadiging zijn blootgesteld, wanneer zij niet of slecht verpakt zijn;
-
c) behandeling, lading, stuwing of lossing van de goederen door de afzender, de geadresseerde
of personen, die voor rekening van de afzender of de geadresseerde handelen;
-
d) de aard van bepaalde goederen, die door met deze aard zelf samenhangende oorzaken
zijn blootgesteld hetzij aan geheel of gedeeltelijk verlies hetzij aan beschadiging,
in het bijzonder door breuk, roest, bederf, uitdroging, lekkage, normaal kwaliteitsverlies,
of optreden van ongedierte en knaagdieren;
-
e) onvolledigheid of gebrekkigheid van de merken of nummers der colli;
-
f) vervoer van levende dieren.
-
5 Indien ingevolge dit artikel de vervoerder niet aansprakelijk is voor sommige der
factoren, die de schade hebben veroorzaakt, is hij slechts aansprakelijk in evenredigheid
tot de mate, waarin de factoren waarvoor hij ingevolge dit artikel aansprakelijk is,
tot de schade hebben bijgedragen.
-
1 Het bewijs, dat het verlies, de beschadiging of de vertraging door één der in artikel
17, tweede lid, genoemde feiten is veroorzaakt, rust op de vervoerder.
-
2 Wanneer de vervoerder aantoont, dat, gelet op de omstandigheden van het geval, het
verlies of de beschadiging een gevolg heeft kunnen zijn van een of meer van de in
artikel 17, vierde lid, genoemde bijzondere gevaren, wordt vermoed dat deze daarvan
de oorzaak zijn. De rechthebbende kan evenwel bewijzen, dat de schade geheel of gedeeltelijk
niet door een van deze gevaren veroorzaakt is.
-
3 Het hierboven genoemde vermoeden bestaat niet in het in artikel 17, vierde lid, onder
a, genoemde geval, indien zich een ongewoon groot tekort of een verlies van colli voordoet.
-
4 Indien het vervoer wordt bewerkstelligd door middel van een voertuig, ingericht om
de goederen te onttrekken aan de invloed van hitte, koude, temperatuurverschillen
of vochtigheid van de lucht, kan de vervoerder geen beroep doen op het voorrecht van
artikel 17, vierde lid, onder d, tenzij hij bewijst, dat alle maatregelen, waartoe hij, rekening houdende met de
omstandigheden, verplicht was, zijn genomen met betrekking tot de keuze, het onderhoud
en het gebruik van deze inrichtingen en dat hij zich heeft gericht naar de bijzondere
instructies, die hem mochten zijn gegeven.
-
5 De vervoerder kan geen beroep doen op het voorrecht van artikel 17, vierde lid, onder
ƒ, tenzij hij bewijst, dat alle maatregelen, waartoe hij normaliter, rekening houdende
met de omstandigheden, verplicht was, zijn genomen en dat hij zich heeft gericht naar
de bijzondere instructies, die hem mochten zijn gegeven.
Er is vertraging in de aflevering, wanneer de goederen niet zijn afgeleverd binnen
de bedongen termijn of, bij gebreke van zulk een termijn, wanneer de werkelijke duur
van het vervoer, zo men rekening houdt met de omstandigheden en met name, bij gedeeltelijke
lading, met de tijd benodigd voor het verkrijgen van een volledige lading op de gebruikelijke
voorwaarden, meer tijd vergt dan een goed vervoerder redelijkerwijs behoort te worden
toegestaan.
-
1 De rechthebbende kan, zonder enig nader bewijs, de goederen als verloren beschouwen,
wanneer zij niet zijn afgeleverd binnen dertig dagen na afloop van de bedongen termijn,
of, bij gebreke van zulk een termijn, binnen zestig dagen na de inontvangstneming
van de goederen door de vervoerder.
-
3 Binnen dertig dagen na ontvangst van dit bericht kan de rechthebbende vorderen, dat
de goederen aan hem worden afgeleverd tegen betaling van de volgens de vrachtbrief
verschuldigde bedragen en tegen teruggave van de schadevergoeding, die hij heeft ontvangen,
onder aftrek van de kosten, welke in deze schadevergoeding mochten zijn begrepen,
en met behoud van alle rechten op schadevergoeding voor vertraging in de aflevering
ingevolge artikel 23 en, indien toepasselijk, ingevolge artikel 26.
-
4 Bij gebreke hetzij van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, hetzij van instructies
gegeven binnen de termijn van dertig dagen, bedoeld in het derde lid, of ook, indien
de goederen eerst meer dan een jaar na betaling van de schadevergoeding zijn teruggevonden,
kan de vervoerder over de goederen beschikken overeenkomstig de wet van de plaats,
waar deze zich bevinden.
Indien de goederen aan de geadresseerde zijn afgeleverd zonder inning van het remboursement,
dat door de vervoerder volgens de bepalingen van de vervoerovereenkomst zou moeten
zijn ontvangen, is de vervoerder gehouden de afzender schadeloos te stellen tot ten
hoogste het bedrag van het remboursement, onverminderd zijn verhaal op de geadresseerde.
-
1 Indien de afzender aan de vervoerder gevaarlijke goederen aanbiedt, licht hij hem
in over de juiste aard van het gevaar, dat zij opleveren, en geeft hij, zo nodig,
de te nemen voorzorgsmaatregelen aan. Indien deze inlichting niet in de vrachtbrief
is vermeld, staat het aan de afzender of de geadresseerde met enig ander middel te
bewijzen, dat de vervoerder kennis heeft gedragen van de juiste aard van het gevaar,
dat het vervoer van de voornoemde goederen opleverde.
-
2 De gevaarlijke goederen, die niet, gegeven het bepaalde in het eerste lid van dit
artikel, als zodanig aan de vervoerder bekend waren, kunnen op ieder ogenblik en op
iedere plaats door de vervoerder worden gelost, vernietigd of onschadelijk gemaakt
en wel zonder enige schadevergoeding; de afzender is bovendien aansprakelijk voor
alle kosten en schaden, voortvloeiende uit de aanbieding ten vervoer of uit het vervoer
zelf.
-
2 De waarde van de goederen wordt vastgesteld volgens de beurskoers of, bij gebreke
daarvan, volgens de gangbare marktprijs of, bij gebreke van een en ander, volgens
de gebruikelijke waarde van goederen van dezelfde aard en kwaliteit.
-
4 Bovendien worden de vrachtprijs, de douanerechten en de overige met betrekking tot
het vervoer der goederen gemaakte kosten, in geval van geheel verlies volledig en
in geval van gedeeltelijk verlies naar verhouding, terugbetaald; verdere schadevergoeding
is niet verschuldigd.
-
5 In geval van vertraging is, indien de rechthebbende bewijst, dat daardoor schade is
ontstaan, de vervoerder gehouden voor deze schade een vergoeding te betalen, die niet
meer kan bedragen dan de vrachtprijs.
-
7 De in dit Verdrag genoemde rekeneenheid is het bijzondere trekkingsrecht zoals dit
is omschreven door het Internationale Monetaire Fonds. Het in het derde lid van dit
artikel genoemde bedrag wordt omgerekend in de nationale munteenheid van de Staat
van het gerecht, waarvoor de vordering aanhangig is, volgens de waarde van die munteenheid
op de datum van het vonnis of de datum, die de Partijen zijn overeengekomen. De waarde
van de nationale munteenheid, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, van een Staat,
die lid is van het Internationale Monetaire Fonds, wordt berekend overeenkomstig de
waarderingsmethode die door het Internationale Monetaire Fonds op de desbetreffende
datum wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties. De waarde van
de nationale munteenheid, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, van een Staat,
die geen lid is van het Internationale Monetaire Fonds, wordt berekend op eendoor
die Staat vastgestelde wijze.
-
8 Niettemin kan een Staat, die geen lid is van het Internationale Monetaire Fonds en
waarvan de wet de toepassing van de bepalingen van het zevende lid van dit artikel
niet toelaat, op het tijdstip van bekrachtiging van of toetreding tot het Protocol
bij het CMR, of op enig tijdstip nadien, verklaren dat de in het derde lid van dit
artikel bedoelde aansprakelijkheidsgrens, die op zijn grondgebied van toepassing is,
25 monetaire eenheden bedraagt. De in dit lid bedoelde monetaire eenheid komt overeen
met 10/31 gram goud van een gehalte van 0,900. De omrekening van het in dit lid genoemde
bedrag in de nationale munteenheid geschiedt volgens de wet van de betrokken Staat.
-
9 De in de laatste zin van het zevende lid van dit artikel genoemde berekening en de
in het achtste lid van dit artikel genoemde omrekening geschieden op zodanige wijze,
dat in de nationale munteenheid van de Staat zo veel mogelijk dezelfde werkelijke
waarde tot uitdrukking komt voor het bedrag genoemd in het derde lid van dit artikel,
als daarin uitgedrukt in rekeneenheden. Bij nederlegging van een in artikel 3 van
het Protocol bij het CMR genoemde akte en telkens wanneer een verandering optreedt
in hun wijze van berekening ingevolge het zevende lid van dit artikel of in het resultaat
van de omrekening ingevolge het achtste lid van dit artikel, delen de Staten de Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties hun wijze van berekening dan wel het resultaat van de omrekening
mede.
De afzender kan tegen betaling van een overeengekomen toeslag in de vrachtbrief een
waarde van de goederen aangeven, die het maximum, vermeld in het derde lid van artikel
23, overschrijdt. In dat geval treedt het aangegeven bedrag in de plaats van dit maximum.
-
1 In geval van beschadiging vergoedt de vervoerder het bedrag van de waardevermindering,
berekend naar de volgens artikel 23, eerste, tweede en vierde lid vastgestelde waarde
der goederen.
-
2 Indien een bijzonder belang bij de aflevering is aangegeven, kan, onafhankelijk van
de schadevergoedingen, bedoeld in de artikelen 23, 24 en 25, en tot ten hoogste het
bedrag van het aangegeven belang, een schadevergoeding worden gevorderd gelijk aan
de bewezen bijkomende schade.
-
1 De rechthebbende kan over het bedrag der schadevergoeding rente vorderen. Deze rente,
ten bedrage van vijf procent per jaar, loopt vanaf de dag waarop de vordering schriftelijk
bij de vervoerder is ingediend of, indien dit niet is geschied, vanaf de dag waarop
zij in rechte aanhangig is gemaakt.
-
2 Wanneer de bedragen, die tot grondslag voor de berekening der schadevergoeding dienen,
niet zijn uitgedrukt in de munt van het land, waar de betaling wordt gevorderd, geschiedt
de omrekening volgens de koers van de dag en de plaats van betaling der schadevergoeding.
-
1 Wanneer het verlies, de beschadiging of de vertraging, ontstaan in de loop van een
aan dit Verdrag onderworpen vervoer, volgens de toepasselijke wet kan leiden tot een
vordering, die niet op de vervoerovereenkomst is gegrond, kan de vervoerder zich beroepen
op de bepalingen van dit Verdrag, die zijn aansprakelijkheid uitsluiten of de verschuldigde
schadevergoedingen vaststellen of beperken.
-
2 Wanneer de niet op de vervoerovereenkomst berustende aansprakelijkheid voor verlies,
beschadiging of vertraging, van één der personen voor wie de vervoerder ingevolge
artikel 3 aansprakelijk is, in het geding is, kan deze persoon zich eveneens beroepen
op de bepalingen van dit Verdrag, die de aansprakelijkheid van de vervoerder uitsluiten
of de verschuldigde schadevergoedingen vaststellen of beperken.
-
1 De vervoerder heeft niet het recht om zich te beroepen op de bepalingen van dit hoofdstuk,
die zijn aansprakelijkheid uitsluiten of beperken of die de bewijslast omkeren, indien
de schade voortspruit uit zijn opzet of uit schuld zijnerzijds, welke volgens de wet
van het gerecht, waar de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt.
-
2 Hetzelfde geldt bij opzet of schuld van de ondergeschikten van de vervoerder of van
alle andere personen, van wier diensten hij voor de bewerkstelliging van het vervoer
gebruik maakt, wanneer deze ondergeschikten of deze andere personen handelen in de
uitoefening van hun werkzaamheden. In dat geval hebben deze ondergeschikten of andere
personen eveneens niet het recht om zich, voor wat hun persoonlijke aansprakelijkheid
betreft, te beroepen op de bepalingen van dit hoofdstuk, als omschreven in het eerste
lid.
HOOFDSTUK VI. Bepalingen nopens vervoer verricht door opvolgende vervoerders
Indien een vervoer, onderworpen aan één enkele overeenkomst, wordt bewerkstelligd
door opvolgende wegvervoerders, worden de tweede en ieder van de volgende vervoerders
door inontvangstneming van de goederen en van de vrachtbrief partij bij de overeenkomst
op de voorwaarden van de vrachtbrief en wordt ieder van hen aansprakelijk voor de
bewerkstelliging van het gehele vervoer.
-
1 De vervoerder, die de goederen van de voorafgaande vervoerder in ontvangst neemt,
overhandigt hem een gedateerd en ondertekend ontvangstbewijs. Hij moet zijn naam en
adres op het tweede exemplaar van de vrachtbrief vermelden. Indien daartoe aanleiding
is, tekent hij op dat exemplaar alsmede op het ontvangstbewijs soortgelijke voorbehouden
aan als die, bedoeld in artikel 8, tweede lid.
Behoudens in het geval van een eis in reconventie of van een exceptie, opgeworpen
in een rechtsgeding inzake een eis, welke is gebaseerd op dezelfde vervoerovereenkomst,
kan de vordering tot aansprakelijkstelling voor verlies, beschadiging of vertraging
slechts worden gericht tegen de eerste vervoerder, de laatste vervoerder of de vervoerder,
die het deel van het vervoer bewerkstelligde, gedurende hetwelk het feit, dat het
verlies, de beschadiging of de vertraging heeft veroorzaakt, zich heeft voorgedaan;
de vordering kan tegelijkertijd tegen verschillenden van deze vervoerders worden ingesteld.
De vervoerder, die een schadevergoeding heeft betaald uit hoofde van de bepalingen
van dit Verdrag, heeft recht van verhaal voor de hoofdsom, rente en kosten tegen de
vervoerders, die aan de uitvoering van de vervoerovereenkomst hebben deelgenomen,
overeenkomstig de volgende bepalingen:
-
a) de vervoerder, door wiens toedoen de schade is veroorzaakt, draagt de schadevergoeding
alleen, onverschillig of deze door hemzelf of door een andere vervoerder is betaald;
-
b) wanneer de schade is veroorzaakt door toedoen van twee of meer vervoerders, moet ieder
van hen een bedrag betalen in verhouding tot zijn deel van de aansprakelijkheid; indien
begroting van de delen der aansprakelijkheid niet mogelijk is, is ieder van hen aansprakelijk
in verhouding tot het hem toekomende deel van de beloning voor het vervoer;
-
c) indien niet kan worden vastgesteld, aan wie van de vervoerders de aansprakelijkheid
moet worden toegerekend, wordt het bedrag van de schadevergoeding verdeeld tussen
alle vervoerders, in de verhouding bepaald onder b).
Indien een van de vervoerders insolvent is, wordt het door hem verschuldigde deel,
dat hij niet heeft betaald, tussen alle andere vervoerders verdeeld in verhouding
tot hun beloning.
-
1 De vervoerder, op wie verhaal wordt uitgeoefend ingevolge de artikelen 37 en 38, is
niet gerechtigd de gegrondheid van de betaling door de vervoerder, die het verhaal
uitoefent, te betwisten, wanneer de schadevergoeding is vastgesteld bij rechterlijke
uitspraak, mits hij behoorlijk van het rechtsgeding in kennis is gesteld en hij gelegenheid
heeft gehad om daarin zich te voegen of tussen te komen.
-
2 De vervoerder, die verhaal wil uitoefenen, kan zulks doen voor het bevoegde gerecht
van het land, waarin een van de betrokken vervoerders zijn gewone verblijfplaats,
zijn hoofdzetel of het filiaal of agentschap heeft, door bemiddeling waarvan de vervoerovereenkomst
is gesloten. Het verhaal kan in een en hetzelfde geding tegen alle betrokken vervoerders
worden gericht.
-
3 De bepalingen van artikel 31, derde en vierde lid, zijn van toepassing op rechterlijke
uitspraken, gegeven terzake van het verhaal ingevolge de artikelen 37 en 38.
-
4 De bepalingen van artikel 32 zijn van toepassing op het verhaal tussen vervoerders.
De verjaring loopt evenwel hetzij vanaf de dag van een rechterlijke einduitspraak
tot vaststelling van de ingevolge de bepalingen van dit Verdrag te betalen schadevergoeding
hetzij, bij gebreke van zulk een uitspraak, vanaf de dag waarop de betaling is geschied.
De vervoerders kunnen onderling een van de artikelen 37 en 38 afwijkende regeling
bedingen.
HOOFDSTUK VIII. Slotbepalingen
-
2 De landen, die overeenkomstig paragraaf 11 van het mandaat van deze Commissie aan
zekere werkzaamheden van de Economische Commissie voor Europa kunnen deelnemen, kunnen
partij bij dit Verdrag worden door toetreding na de inwerkingtreding.
-
1 Dit Verdrag treedt in werking op de negentigste dag, nadat vijf landen, als bedoeld
in het eerste lid van artikel 42, hun akte van bekrachtiging of van toetreding hebben
nedergelegd.
-
2 Voor ieder land, dat het Verdrag bekrachtigt of ertoe toetreedt, nadat vijf landen
hun akte van bekrachtiging of van toetreding hebben nedergelegd, treedt dit Verdrag
in werking op de negentigste dag na de nederlegging van de akte van bekrachtiging
of toetreding door het genoemde land.
Indien na de inwerkingtreding van dit Verdrag het aantal Verdragsluitende Partijen
tengevolge van opzeggingen is teruggebracht tot minder dan vijf, houdt de werking
van dit Verdrag op van de datum af, waarop de laatste opzegging rechtsgevolg heeft.
-
1 Ieder land kan bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of toetreding of
te eniger tijd daarna, door middel van een tot de Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties gerichte kennisgeving verklaren, dat dit Verdrag van toepassing zal zijn op
alle of een deel van de gebieden, welker internationale betrekkingen het behartigt.
Het Verdrag is op het gebied of de gebieden, vermeld in de kennisgeving, van toepassing
met ingang van de negentigste dag na ontvangst van deze kennisgeving door de Secretaris-Generaal
of, indien het Verdrag op die datum nog niet in werking is getreden, met ingang van
de dag der inwerkingtreding.
-
2 Ieder land, dat overeenkomstig het vorige lid een verklaring heeft afgelegd, waardoor
dit Verdrag van toepassing wordt op een gebied, welks internationale betrekkingen
het behartigt, kan overeenkomstig artikel 44 het Verdrag, voor wat dat gebied betreft,
opzeggen.
Ieder geschil tussen twee of meer Verdragsluitende Partijen betreffende de uitleg
of de toepassing van dit Verdrag, dat de Partijen niet door middel van onderhandelingen
of door andere middelen hebben kunnen regelen, kan op verzoek van één der betrokken
Verdragsluitende Partijen ter beslissing worden voorgelegd aan het Internationale
Gerechtshof.
-
1 Iedere Verdragsluitende Partij kan op het tijdstip, waarop zij dit Verdrag ondertekent
of bekrachtigt of ertoe toetreedt, verklaren dat zij zich niet door artikel 47 van
het Verdrag gebonden acht. De andere Verdragsluitende Partijen zijn niet door artikel
47 gebonden tegenover een Verdragsluitende Partij, die zulk een voorbehoud heeft gemaakt.
-
1 Nadat dit Verdrag gedurende drie jaar in werking is geweest, kan iedere Verdragsluitende
Partij door middel van een tot de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties gerichte
kennisgeving de bijeenroeping verzoeken van een conferentie teneinde dit Verdrag te
herzien. De Secretaris-Generaal geeft van dit verzoek kennis aan alle Verdragsluitende
Partijen en roept een conferentie tot herziening bijeen, indien binnen een termijn
van vier maanden na de door hem gedane kennisgeving, tenminste één vierde van de Verdragsluitende
Partijen hun instemming met dit verzoek aan hem hebben medegedeeld.
-
2 Indien een conferentie wordt bijeengeroepen overeenkomstig het vorige lid, stelt de
Secretaris-Generaal alle Verdragsluitende Partijen daarvan in kennis en nodigt hij
hen uit binnen een termijn van drie maanden voorstellen in te dienen welke zij door
de conferentie wensen bestudeerd te zien. De Secretaris-Generaal deelt de voorlopige
agenda van de conferentie alsmede de tekst van die voorstellen tenminste drie maanden
voor de openingsdatum van de conferentie aan alle Verdragsluitende Partijen mede.
-
3 De Secretaris-Generaal nodigt voor iedere conferentie, bijeengeroepen overeenkomstig
dit artikel, alle landen uit, die zijn bedoeld in het eerste lid van artikel 42, alsmede
de landen die partij bij het Verdrag zijn geworden door toepassing van het tweede
lid van artikel 42.
Behalve de kennisgevingen ingevolge artikel 49 geeft de Secretaris-Generaal van de
Verenigde Naties aan de in het eerste lid van artikel 42 bedoelde landen, alsmede
aan de landen, die partij bij het Verdrag zijn geworden door toepassing van het tweede
lid van artikel 42, kennis van:
-
a) de bekrachtigingen en toetredingen ingevolge artikel 42,
-
b) de data, waarop dit Verdrag in werking treedt overeenkomstig artikel 43,
-
c) de opzeggingen ingevolge artikel 44,
-
d) het overeenkomstig artikel 45 buiten werking treden van dit Verdrag,
-
e) de overeenkomstig artikel 46 ontvangen kennisgevingen,
-
f) de overeenkomstig het eerste en tweede lid van artikel 48 ontvangen verklaringen en
kennisgevingen.
Na 31 augustus 1956 wordt het origineel van dit Verdrag nedergelegd bij de Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties, die aan elke van de in het eerste en tweede lid van artikel
42 bedoelde landen gewaarmerkte afschriften doet toekomen.