MINISTERIE VAN
BUITENLANDSE ZAKEN
Directie Algemene Zaken
No. 55342
’s-Gravenhage, 26 Maart 1953.
Mijnheer de Ambassadeur,
Ik heb de eer Uwer Excellentie mede te delen, dat de Nederlandse Regering bereid is
de volgende overeenkomst te sluiten met de Belgische Regering inzake de liberalisatie
van het Nederlands-Belgisch klein grensverkeer:
-
1. De Nederlandse en Belgische Regeringen komen overeen, dat onderdanen van beide landen
op vertoon van hetzij een identiteitskaart, hetzij een geldig of een niet meer dan
vijf jaar verlopen paspoort of een bewijs van Nederlanderschap, de Nederlands-Belgische
grens ook buiten de aangegeven doorlaatposten mogen overschrijden.
-
2.
[Red: Vervallen.]
-
3. Het gestelde in artikel 1 houdt niet in, dat het regime van klein grensverkeer op
grenspassen geheel van beide zijden zal worden afgeschaft, doch slechts voor zover
het Nederlandse of Belgische onderdanen betreft.
Indien de Belgische Regering bereid is bovenstaande bepalingen te aanvaarden, heb
ik de eer voor te stellen, dat deze nota en Uwer Excellenties daartoe strekkend antwoord
beschouwd zullen worden een overeenkomst te vormen tussen onze beide Regeringen, welke
overeenkomst in werking zal treden twee maanden na dagtekening van Uwer Excellenties
antwoord, met een opzeggingstermijn van twee maanden.
Gelief, Mijnheer de Ambassadeur, de hernieuwde verzekering van mijn bijzondere hoogachting
wel te willen aanvaarden.
De Minister zonder Portefeuille,
(w.g.) J. LUNS.
Aan:
Zijne Excellentie E. Graeffe,
Buitengewoon en Gevolmachtigd
Ambassadeur van België.