MINISTERIE VAN
BUITENLANDSE ZAKEN
Den Haag, 20 Juni 1952
No. 61299
Mijnheer de Ambassadeur,
Ik heb de eer Uwer Excellentie de ontvangst te bevestigen van Haar schrijven d.d.
13 Juni 1952, No, 244-00/1272, waarin Zij mij het volgende mededeelt:
„De Duitse Bondsregering heeft tot de Nederlandse Regering het verzoek gericht de
in Nederland als Duits buitenlands vermogen behandelde Duitse, in Rijksmarken luidende
effecten vrij te geven.
Dit verzoek is gedaan in verband met de onderhandelingen, welke begin October 1951
in Den Haag, eind November 1951 te Unkel a. Rh. en vanaf 16 Januari 1952 opnieuw in
Den Haag hebben plaats gevonden inzake de regeling der Nederlandse restitutie-aanspraken.
Nadat over de Nederlandse restitutie-aanspraken overeenstemming is bereikt, heb ik
de eer U thans het resultaat van de onderhandelingen inzake de vrijgave van Duitse,
in Rijksmarken luidende effecten als volgt te bevestigen.
-
1) De Nederlandse Regering ziet af van haar uit de Nederlandse wetgeving voortspruitende
rechten met betrekking tot de zich in Nederland bevindende Duitse, in Rijksmarken
luidende effecten van Duitse eigenaren. De vrijgave van deze effecten zal op verzoek
der Duitse rechthebbenden en na betaling der verschuldigde kosten plaats vinden. Door
het Nederlandse Beheersinstituut zullen geen beheerskosten worden geheven.
-
2) De Nederlandse Regering verklaart, dat aanmeldingen van zodanige effecten voor de
Duitse effectenzuivering ten gunste van Nederlandse instanties niet zullen worden
gehandhaafd en dat zij accoord gaat met de deelname van de Duitse rechthebbenden aan
de procedure voor de effectenzuivering („Wertpapierbereinigungsverfahren"). De Nederlandse
Regering heeft er kennis van genomen en stemt er mede in, dat deze verklaring door
de bevoegde Duitse instanties aan de rechtbanken en registratiekantoren („Prüfstellen")
in de Bondsrepubliek wordt bekend gemaakt.
-
3) De Nederlandse Regering zal de depöthoudende banken toestaan de belangen der Duitse
rechthebbenden overeenkomstig de depôt-overeenkomsten te behartigen en zal de bevoegde
Duitse instanties bij de voorlichting van de Duitse belanghebbenden behulpzaam zijn."
Ik heb de eer Uwer Excellentie mede te delen, dat de Regering van het Koninkrijk der
Nederlanden bereid is de bovenstaande bepalingen te aanvaarden en dat zij Uwer Excellentie's
nota en het onderhavige antwoord daarop zal beschouwen als een overeenkomst tussen
het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland, welke overeenkomst
heden in werking treedt.
Ik grijp deze gelegenheid aan, Mijnheer de Ambassadeur, om Uwer Excellentie de hernieuwde
verzekering mijner zeer bijzondere hoogachting te geven.
(w.g.) STIKKER
Zijner Excellentie Dr. K. Du Mont
Ambassadeur van de Bondsrepubliek Duitsland
's-Gravenhage.