-
I. De bepalingen van de Overeenkomst tasten niet aan vermogensrechten op grond van wetten
betreffende erfrecht, scheiding en deling, erfopvolging, verkrijging krachtens erfrecht
of andere soortgelijke aangelegenheden.
-
II. Indien de betekenis van een uitdrukking volgens de wetgeving van een van de Staten
verschilt van de betekenis van de uitdrukking volgens de wetgeving van de andere Staat,
of indien de betekenis van zodanige uitdrukking volgens de wetgeving van een van de
Staten of van beide Staten niet geredelijk kan worden bepaald, kunnen de bevoegde
autoriteiten van de Staten voor de toepassing van de Overeenkomst, teneinde dubbele
belasting te voorkomen of een ander doel van de Overeenkomst te bevorderen, een gemeenschappelijke
betekenis van de uitdrukking vaststellen.
-
III. Bij het uitleggen van artikel 4, derde lid, letter (a), wordt een overledene niet geacht meer dan één duurzaam tehuis te hebben.
-
IV. Zoals gebezigd in de Overeenkomst betekent de uitdrukking „woonplaats” (domicile)
voor elk van de Staten woonplaats (residence) voor de toepassing van zijn belastingheffing.
-
V. Het Koninkrijk der Nederlanden zal, voor het bepalen van de woonplaats volgens artikel 4 van de Overeenkomst, niet zijn eenzijdige tien jaren regeling inroepen ten aanzien
van een overledene die staatsburger van Nederland was en die gedurende minder dan
tien jaren onmiddellijk voorafgaande aan zijn overlijden in de Verenigde Staten had
verbleven, indien de overledene de bedoeling had voor onbepaalde tijd in de Verenigde
Staten te blijven; dit lid tast evenwel niet het recht van Nederland aan overeenkomstig
artikel 9 van de Overeenkomst belasting te heffen.
-
VI. Aangezien artikel 4 de bedoeling heeft alle gevallen van dubbele woonplaats tot een oplossing te brengen,
regelen de bevoegde autoriteiten van de Staten elk geschil met betrekking tot de woonplaats
van de overledene voor de toepassing van de Overeenkomst, dat aan een van hen of aan
hen beiden wordt voorgelegd binnen de termijn die krachtens artikel 12 is voorgeschreven voor het indienen van een verzoek om verrekening of teruggaaf.
-
VII. De bij artikel 10, eerste lid, voorziene vrijstelling gaat aan de toepassing van de bij artikel 10, tweede lid,
voorziene vrijstelling vooraf.
-
VIII. Het is wel te verstaan dat Nederland geen inlichtingen die verkregen zijn van banken
en bepaalde soortgelijke instellingen, daaronder begrepen verzekeringsmaatschappijen,
ter kennis van de autoriteiten van een ander land kan brengen, behoudens indien en
voor zover een bank of een soortgelijke instelling optreedt als executeur-testamentair
of als bewindvoerder van een nalatenschap.
-
IX. Indien als gevolg van wijzigingen die in de wetgeving van een van de Staten zijn aangebracht,
het resultaat van de toepassing van de Overeenkomst wezenlijk verandert, plegen de
twee Staten, op verzoek van een van hen, met elkaar overleg ten einde geëigende wijzigingen
in de Overeenkomst aan te brengen.
-
X. Dit Protocol dient tegelijkertijd met de Overeenkomst te worden bekrachtigd en de
akten van bekrachtiging zullen te 's-Gravenhage worden uitgewisseld. Het treedt gelijktijdig
met de heden ondertekende Overeenkomst in werking en heeft dezelfde geldigheidsduur
als de Overeenkomst heeft ingevolge de artikelen 16 en 18.