De Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika,
verlangend de samenwerking tussen de Verenigde Staten van Amerika en de lidstaten
van de Europese Unie verder te vergemakkelijken;
verlangend de criminaliteit doeltreffender te bestrijden teneinde hun respectieve
democratische samenlevingen en gemeenschappelijke waarden te beschermen;
met inachtneming van de rechten van het individu en de rechtsstaat;
indachtig de waarborgen die hun respectieve rechtsstelsels bieden inzake het recht
van een uitgeleverde persoon op een eerlijk proces, waaronder het recht te worden
gevonnist door een onpartijdig gerecht dat is ingesteld bij wet;
verlangende een verdrag te sluiten betreffende de uitlevering van plegers van strafbare
feiten,
hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen:
Artikel 1. Onderwerp en doel
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe in overeenstemming met de bepalingen
van deze overeenkomst bestaande betrekkingen tussen de lidstaten en de Verenigde Staten
van Amerika inzake de samenwerking bij uitlevering van plegers van strafbare feiten
te verbeteren.
-
3 Onder „ministerie van Justitie” wordt verstaan: voor de Verenigde Staten van Amerika
het „Department of Justice” van de Verenigde Staten, en voor een lidstaat, zijn ministerie
van Justitie, met dien verstande dat voor een lidstaat waar de in de artikelen 3,
5, 6, 8 en 12 omschreven taken door de procureur-generaal worden vervuld, die autoriteit
mag worden aangewezen om zodanige taken in plaats van het ministerie van Justitie
uit te voeren in overeenstemming met artikel 19, tenzij de Verenigde Staten en de
betrokken lidstaat overeenkomen om een andere autoriteit aan te wijzen.
Artikel 3. Reikwijdte van de overeenkomst in verhouding tot bilaterale uitleveringsverdragen
met lidstaten
-
1 De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, en de Verenigde
Staten van Amerika waarborgen dat deze overeenkomst in samenhang met bilaterale uitleveringsverdragen
die tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika op het moment van inwerkingtreding
van deze overeenkomst gelden, op de volgende wijze wordt toegepast:
-
a. artikel 4 wordt toegepast in plaats van bepalingen uit bilaterale verdragen die uitlevering
uitsluitend toestaan voor de op een lijst geplaatste met name genoemde strafbare feiten;
-
b. artikel 5 wordt toegepast in plaats van bepalingen uit bilaterale verdragen over de
toezending, certificering, waarmerking of legaliseringvan een door de verzoekende
staat toegezonden uitleveringsverzoek en stukken tot staving van dat verzoek;
-
c. artikel 6 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken die
de rechtstreekse toezending van verzoeken tot voorlopige aanhouding tussen het „Department
of Justice” van de Verenigde Staten van Amerika en het ministerie van Justitie van
de betrokken lidstaat toestaan;
-
d. artikel 7 wordt toegepast in aanvulling op bepalingen in bilaterale verdragen over
de toezending van het verzoek tot uitlevering;
-
e. artikel 8 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken over
het overleggen van aanvullende informatie; indien bilaterale verdragsbepalingen het
te gebruiken kanaal niet specificeren, wordt lid 2 daarvan tevens toegepast;
-
f. artikel 9 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken die
de tijdelijke overlevering toestaan van een persoon die wordt vervolgd of die een
straf ondergaat in de aangezochte staat;
-
g. artikel 10 wordt, behoudens andersluidende bepaling, toegepast in plaats van of bij
gebreke van bilaterale verdragsbepalingen over beslissingen op de samenloop van verzoeken
tot uitlevering van dezelfde persoon;
-
h. artikel 11 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken die
afstand van uitlevering of vereenvoudigde uitleveringsprocedures toestaan;
-
i. artikel 12 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken over
doortocht; indien bilaterale verdragsbepalingen de toe te passen procedure ingeval
van onvoorziene tussenlanding van een luchtvaartuig niet specificeren, wordt lid 3
daarvan tevens toegepast;
-
j. artikel 13 kan door de aangezochte staat worden toegepast in plaats van of bij gebreke
van bilaterale verdragsbepalingen over de doodstraf;
-
k. artikel 14 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken over
de behandeling van gevoelige informatie in een verzoek.
-
2
-
a. De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarborgt dat
iedere lidstaat in een schriftelijk instrument tussen die lidstaat en de Verenigde
Staten van Amerika bevestigt dat hij zijn bilateraal uitleveringsverdrag dat geldt
in de relatie met de Verenigde Staten van Amerika op de in onderhavig Artikel uiteengezette
wijze zal toepassen.
-
b. De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarborgt dat
nieuwe lidstaten die na de inwerkingtreding van deze overeenkomst tot de Europese
Unie toetreden en die bilaterale betrekkingen onderhouden met de Verenigde Staten
van Amerika, de onder a) bedoelde maatregelen nemen.
-
c. De overeenkomstsluitende partijen beijveren zich om het onder b) omschreven proces
te voltooien vóór, dan wel zo spoedig mogelijk na, de geplande toetreding van een
nieuwe lidstaat. De Europese Unie stelt de Verenigde Staten van Amerika in kennis
van de datum van toetreding van nieuwe lidstaten.
-
3 Indien de in lid 2, onder b), bedoelde procedure niet vóór de datum van toetreding
is voltooid, zijn de bepalingen van deze overeenkomst van toepassing in de betrekkingen
tussen de betrokken nieuwe lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika met ingang
van de datum waarop zij elkaar en de Europese Unie in kennis hebben gesteld van de
voltooiing van hun interne procedures die daartoe moeten leiden.
Artikel 4. Feiten die tot uitlevering kunnen leiden
-
1 Tot uitlevering kunnen leiden, feiten die krachtens de wetten van de verzoekende
en de aangezochte staat strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf met een maximum
van meer dan een jaar of met een strengere straf. Tot uitlevering kunnen eveneens
leiden, poging of samenspanning tot, dan wel deelneming aan het plegen van een strafbaar
feit dat tot uitlevering kan leiden. Indien het verzoek strekt tot de tenuitvoerlegging
van vonnis waarbij een persoon die veroordeeld is voor een feit dat tot uitlevering
kan leiden, dient het gedeelte van de vrijheidsstraf dat nog niet is ondergaan, ten
minste vier maanden te bedragen.
-
2 Indien uitlevering is toegestaan voor een feit dat tot uitlevering kan leiden, wordt
zij tevens toegestaan voor elk ander in het verzoek genoemd strafbaar feit, indien
laatstbedoeld feit strafbaar is gesteld met een vrijheidsstraf van een jaar of minder,
mits aan alle andere voorwaarden voor uitlevering is voldaan.
-
4 Indien het strafbare feit buiten het grondgebied van de verzoekende staat is begaan,
wordt uitlevering, behoudens de andere toepasselijke voorwaarden voor uitlevering,
toegestaan indien de wetten van de aangezochte staat voorzien in de bestraffing van
een strafbaar feit dat in soortgelijke omstandigheden buiten zijn grondgebied is gepleegd.
Indien de wetten van de aangezochte staat niet voorzien in de bestraffing van een
strafbaar feit dat in soortgelijke omstandigheden buiten zijn grondgebied is gepleegd,
kan de uitvoerende autoriteit van de aangezochte staat uitlevering naar eigen inzicht
toestaan, mits aan alle andere toepasselijke voorwaarden voor uitlevering is voldaan.
Artikel 5. Toezending en waarmerking van stukken
-
2 Stukken die voorzien zijn van het waarmerk of het zegel van het ministerie van Justitie
of het ministerie of department dat verantwoordelijk is voor buitenlandse zaken van
de verzoekende staat zijn zonder nadere certificering, waarmerking of andere vorm
van legalisering toelaatbaar in uitleveringsprocedures in de aangezochte staat.
Artikel 6. Toezending van verzoeken om voorlopige aanhouding
Verzoeken tot voorlopige aanhouding kunnen rechtstreeks tussen de ministeries van
Justitie van de verzoekende en de aangezochte staat worden gedaan, in plaats van langs
diplomatieke weg. Voor de toezending van verzoeken kan ook gebruik worden gemaakt
van de diensten van de Internationale Criminele Politie-Organisatie (Interpol).
Artikel 7. Toezending van stukken na voorlopige aanhouding
-
1 Indien de persoon om wiens uitlevering wordt verzocht, door de aangezochte staat
voorlopig is aangehouden, kan de verzoekende staat voldoen aan de verplichting om
zijn uitleveringsverzoek en de stukken tot staving daarvan langs diplomatieke weg
overeenkomstig artikel 5, lid 1, toe te zenden door in de verzoekende staat het verzoek
en de stukken over te leggen aan de ambassade van de aangezochte staat. In dat geval
wordt met het oog op de termijn die uit hoofde van het toepasselijke uitleveringsverdrag
in acht moet worden genomen om de persoon in hechtenis te kunnen houden, de datum
van ontvangst van het verzoek door de ambassade beschouwd als de datum van ontvangst
ervan door de aangezochte staat.
-
2 Indien een lidstaat op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst, ten gevolge
van vaste jurisprudentie van zijn op die datum toepasselijke interne rechtssysteem,
de in lid 1 bedoelde maatregelen niet kan nemen, is dit artikel niet op hem van toepassing
zolang die lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika niet in een diplomatieke-notawisseling
anderszins overeenkomen.
Artikel 8. Aanvullende informatie
-
1 Indien de aangezochte staat van oordeel is dat de gegevens die tot staving van het
verzoek tot uitlevering zijn verstrekt, ontoereikend zijn om aan de voorwaarden van
het toepasselijke uitleveringsverdrag te voldoen, kan de aangezochte staat van de
verzoekende staat verlangen dat hij binnen een redelijke, door hem aan te geven termijn
aanvullende inlichtingen verstrekt.
Artikel 9. Tijdelijke overlevering
Artikel 10. Samenloop van verzoeken tot uitlevering of overlevering
-
1 Indien de aangezochte staat van de verzoekende staat en van een andere staat of andere
staten een verzoek tot uitlevering van dezelfde persoon ontvangt, hetzij voor hetzelfde
feit hetzij voor andere feiten, beslist de uitvoerende autoriteit van de aangezochte
staat of en aan welke staat betrokkene wordt overgeleverd.
-
2 Indien een aangezochte lidstaat voor dezelfde persoon een verzoek tot uitlevering
van de Verenigde Staten van Amerika en een verzoek tot overlevering krachtens het
Europees aanhoudingsbevel ontvangt, beslist de uitvoerende autoriteit van de aangezochte
lidstaat of en aan welke staat betrokkene wordt overgeleverd. Hiertoe is de bevoegde
autoriteit de uitvoerende autoriteit van de aangezochte lidstaat indien krachtens
het tussen de lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika geldende bilateraal uitleveringsverdrag
besluiten over samenlopende verzoeken door die autoriteit worden genomen; indien het
bilateraal uitleveringsverdrag dat niet bepaalt, wordt de bevoegde autoriteit door
de betrokken lidstaat aangewezen krachtens artikel 19.
-
3 Bij zijn beslissing krachtens de leden 1 en 2 houdt de aangezochte staat rekening
met alle relevante factoren waaronder, zij het niet uitsluitend, de factoren die reeds
in het toepasselijke uitleveringsverdrag zijn gespecificeerd, en, bij ontstentenis
van dergelijke gespecificeerde factoren, met:
-
a. de vraag of de verzoeken krachtens een verdrag zijn gedaan;
-
b. de plaats waar elk van de strafbare feiten is begaan;
-
c. de onderscheiden belangen van de verzoekende staten;
-
d. de ernst van de strafbare feiten;
-
e. de nationaliteit van het slachtoffer;
-
f. de mogelijkheid van latere uitlevering tussen de verzoekende staten; en
-
g. de volgorde waarin de verzoeken van de verzoekende staten zijn ontvangen.
Artikel 11. Verkorte uitleveringsprocedures
Indien de gezochte persoon ermee instemt dat hij wordt overgeleverd aan de verzoekende
staat, kan de aangezochte staat, in overeenstemming met de beginselen en procedures
van zijn rechtssysteem, de betrokkene zonder verdere procedures zo snel mogelijk overleveren.
De instemming van de gezochte persoon kan afstand van bescherming door het specialiteitsbeginsel
inhouden.
-
3 Toestemming is niet vereist wanneer de betrokkene door de lucht wordt vervoerd en
geen tussenlanding is voorzien op het grondgebied van de staat van doortocht. Wanneer
een onvoorziene tussenlanding plaatsvindt, kan de staat waar dit gebeurt een verzoek
tot doortocht overeenkomstig het bepaalde onder lid 2 verlangen. Alle nodige maatregelen
worden genomen om te voorkomen dat de vervoerde persoon zich onttrekt aan de doorvoer
voordat deze wordt uitgevoerd, mits het verzoek tot doortocht binnen een termijn van
96 uren na de onvoorziene tussenlanding wordt ontvangen.
Wanneer op een strafbaar feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd naar het recht van
de verzoekende staat doch niet naar het recht van de aangezochte staat de doodstraf
is gesteld, kan de aangezochte staat aan de uitlevering de voorwaarde verbinden dat
de doodstraf niet aan de opgeëiste persoon wordt opgelegd of, indien de verzoekende
staat om procedurele redenen niet aan deze voorwaarde kan voldoen, de voorwaarde dat
de doodstraf, indien deze wordt opgelegd, niet ten uitvoer zal worden gelegd. Indien
de verzoekende staat instemt met de uitlevering op de in dit artikel genoemde voorwaarden,
moet hij die voorwaarden naleven. Indien de verzoekende staat de voorwaarden niet
aanvaardt, kan het uitleveringsverzoek worden geweigerd.
Artikel 14. Gevoelige informatie in een verzoek
Indien de verzoekende staat overweegt bijzonder gevoelige informatie over te leggen
tot staving van zijn uitleveringsverzoek, kan hij de aangezochte staat raadplegen
om na te gaan in hoeverre de informatie door de aangezochte staat kan worden beschermd.
Indien de aangezochte staat de informatie niet overeenkomstig de wensen van de verzoekende
staat kan beschermen bepaalt de verzoekende staat of de informatie toch wordt overgelegd.
De overeenkomstsluitende partijen plegen voor zover nodig overleg met het oog op een
optimaal gebruik van deze overeenkomst, met inbegrip van de bevordering van de oplossing
van geschillen over de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst.
Artikel 16. Toepassing in de tijd
Artikel 17. Non-derogatie
-
2 Wanneer grondwettelijke beginselen van de aangezochte lidstaat of voor de aangezochte
lidstaat bindende onherroepelijke uitspraken deze lidstaat aan naleving van zijn verplichting
tot uitlevering in de weg zouden kunnen staan en noch deze overeenkomst noch het toepasselijk
uitleveringsverdrag in een oplossing voorziet, voeren de aangezochte en de verzoekende
staat overleg.
Artikel 18. Toekomstige bilaterale uitleveringsverdragen met lidstaten
Deze overeenkomst verhindert, nadat zij in werking is getreden, niet het sluiten,
van bilaterale overeenkomsten tussen een lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika
die verenigbaar zijn met de onderhavige overeenkomst.
Artikel 19. Aanwijzing en kennisgeving
De Europese Unie stelt de Verenigde Staten van Amerika in kennis van iedere aanwijzing
krachtens artikel 2, lid 3, en artikel 10, lid 2, voorafgaand aan de uitwisseling
van de schriftelijke instrumenten tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika
zoals omschreven in artikel 3, lid 2.
Artikel 20. Territoriale toepassing
-
2 De uitbreiding tot enig gebiedsdeel of land van de toepassing van deze overeenkomst
overeenkomstig lid 1, onder b), kan door elke overeenkomstsluitende Partij met inachtneming
van een termijn van zes maanden worden beëindigd door middel van een schriftelijke
kennisgeving langs diplomatieke weg die naar behoren tussen de betrokken lidstaat
en de Verenigde Staten van Amerika is bevestigd.
De overeenkomstsluitende partijen komen overeen deze overeenkomst indien nodig en
in elk geval uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding gezamenlijk aan een herziening
te onderwerpen. Deze herziening zal in het bijzonder zien op de praktische uitvoering
van de overeenkomst en kan ook aangelegenheden behelzen zoals de gevolgen van de verdere
ontwikkeling van de Europese Unie met betrekking tot het voorwerp van deze overeenkomst,
met inbegrip van artikel 10.
Artikel 22. Inwerkingtreding en beëindiging
-
1 Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag volgende op de derde maand na
de datum waarop de overeenkomstsluitende partijen instrumenten hebben uitgewisseld
waaruit blijkt dat zij hun daartoestrekkende interne procedures hebben voltooid. In
deze instrumenten wordt tevens aangegeven dat de in artikel 3, lid 2, bedoelde procedures
zijn voltooid.