De landen van de Unie, gelijkelijk bezield door de wens op een zo doeltreffend en
eenvormig mogelijke wijze de rechten der auteurs op hun werken van letterkunde en
kunst te beschermen,
Het belang erkennend van de werkzaamheden van de herzieningsconferentie van Stockholm
in 1967,
Hebben besloten de door de Conferentie van Stockholm aangenomen Akte te herzien met
ongewijzigde handhaving van de artikelen 1 tot en met 20 en 22 tot en met 26 van die
Akte.
Dientengevolge zijn de ondergetekende gevolmachtigden, na overlegging van hun in goede
en behoorlijke vorm bevonden volmachten, het volgende overeengekomen:
De landen waarvoor deze Conventie geldt, vormen een Unie voor de bescherming van de
rechten der auteurs op hun werken van letterkunde en kunst.
-
1) De term „werken van letterkunde en kunst” omvat alle voortbrengselen op het gebied
van letterkunde, wetenschap en kunst, welke ook de wijze of de vorm van uitdrukking
zij, zoals boeken, brochures en andere geschriften; voordrachten, toespraken, preken
en andere werken van dien aard; toneelwerken of dramatisch-muzikale werken; choreografische
werken en pantomimes; muzikale composities met of zonder woorden; cinematografische
werken, waarmee volgens een soortgelijke werkwijze uitgedrukte werken worden gelijkgesteld;
werken van teken-, schilder-, bouw-, beeldhouw-, graveer- en lithografeerkunst; fotografische
werken, waarmee volgens een soortgelijke werkwijze uitgedrukte werken worden gelijkgesteld;
werken van toegepaste kunst; illustraties en aardrijkskundige kaarten; tekeningen,
schetsen en plastische werken, betrekking hebbende op de aardrijkskunde, de topografie,
de bouwkunde of de wetenschappen.
-
2) Het is nochtans aan de wetgeving van de landen van de Unie voorbehouden te bepalen
dat werken van letterkunde en kunst, of een of meer categorieën daarvan, niet beschermd
zijn voorzover zij niet in een tastbare vorm zijn vastgelegd.
-
3) Als oorspronkelijke werken worden beschermd, onverminderd de rechten van de auteur
van het oorspronkelijke werk: vertalingen, bewerkingen, muziekarrangementen en andere
wijzigingen van een werk van letterkunde of kunst.
-
4) Het is aan de wetgeving van de landen van de Unie voorbehouden om de aan officiële
teksten op het gebied van wetgeving, bestuur en rechtspraak, en aan officiële vertalingen
van deze teksten te verlenen bescherming vast te stellen.
-
5) Verzamelingen van werken van letterkunde of kunst, zoals encyclopedieën en bloemlezingen,
die door de keuze of de rangschikking van de stof een schepping van de geest vormen,
worden als zodanig beschermd, onverminderd de rechten van de auteurs op elk werk,
dat van deze verzamelingen deel uitmaakt.
-
7) Het is onverminderd de bepalingen van artikel 7, vierde lid, van de Conventie aan
de wetgeving van de landen van de Unie voorbehouden om het toepassingsgebied te bepalen
van hun wetten betreffende werken van toegepaste kunst en tekeningen en modellen van
nijverheid alsmede betreffende de voorwaarden voor de bescherming van deze werken,
tekeningen en modellen. Voor werken, die in het land van oorsprong alleen als tekeningen
en modellen zijn beschermd, kan in een ander land van de Unie slechts de bijzondere
bescherming worden ingeroepen welke in dat land aan tekeningen en modellen wordt verleend;
indien echter in dat land geen zodanige bijzondere bescherming wordt toegekend, worden
deze werken beschermd als werken van kunst.
-
2) Eveneens is het aan de wetgeving van de landen van de Unie voorbehouden om voorwaarden
vast te stellen, waaronder lezingen, toespraken en andere werken van dezelfde aard
die in het openbaar worden uitgesproken, door de pers mogen worden weergegeven, door
de radio mogen worden uitgezonden, per draadverbinding aan het publiek mogen worden
overgebracht en tot voorwerp mogen worden gemaakt van de openbare mededelingen bedoeld
in het eerste lid van artikel 11bis, onder (1), van deze Conventie, wanneer een zodanig gebruik is gerechtvaardigd uit
een oogpunt van voorlichting.
-
3) Onder „gepubliceerde werken” moeten worden verstaan de werken die met toestemming
van hun auteur zijn uitgegeven, welke ook de wijze van vervaardiging moge zijn van
de exemplaren, mits deze zodanig ter beschikking zijn gesteld dat daarmede wordt voorzien
in de redelijke behoeften van het publiek, zulks met inachtneming van de aard van
het werk. De opvoering van een toneelwerk of dramatisch-muzikaal werk, de vertoning
van een cinematografisch werk, de uitvoering van een muziekwerk, de openbare voordracht
van een werk van letterkunde, de overbrenging of radio-uitzending van werken van letterkunde
of kunst, de tentoonstelling van een kunstwerk en het bouwen van een bouwwerk vormen
geen publikatie.
Krachtens deze Conventie genieten bescherming, zelfs indien de in artikel 3 bedoelde
voorwaarden niet zijn vervuld:
-
a. auteurs van cinematografische werken waarvan de producent zijn zetel of zijn gewone
verblijfplaats in een van de landen van de Unie heeft;
-
b. scheppers van bouwwerken die gebouwd zijn in een land van de Unie of auteurs van werken
van grafische en plastische kunst die één geheel vormen met een gebouw gelegen in
een land van de Unie.
-
1) De auteurs genieten voor de werken waarvoor zij krachtens deze Conventie zijn beschermd,
in de landen van de Unie die niet het land van oorsprong van het werk zijn, de rechten,
welke de onderscheidene wetten thans of in de toekomst aan eigen onderdanen verlenen
of zullen verlenen, alsmede de rechten door deze Conventie in het bijzonder verleend.
-
2) Het genot en de uitoefening van die rechten zijn aan geen enkele formaliteit onderworpen;
dat genot en die uitoefening zijn onafhankelijk van het bestaan der bescherming in
het land van oorsprong van het werk. Bijgevolg worden, buiten de bepalingen van deze
Conventie, de omvang van de bescherming, zowel als de rechtsmiddelen, die de auteur
worden gewaarborgd ter handhaving van zijn rechten, uitsluitend bepaald door de wetgeving
van het land, waar de bescherming wordt ingeroepen.
-
3) De bescherming in het land van oorsprong wordt geregeld door de nationale wetgeving.
Wanneer de auteur evenwel geen onderdaan is van het land van oorsprong van het werk
waarvoor hij door deze Conventie wordt beschermd, heeft hij in dat land dezelfde rechten
als de auteurs, die onderdaan van dat land zijn.
-
1) Wanneer een land dat geen lid van de Unie is de werken van auteurs die onderdaan zijn
van een der landen van de Unie niet in voldoende mate beschermt, kan dat laatste land
de bescherming beperken van werken, waarvan de auteurs, op het ogenblik der eerste
publikatie van die werken, onderdaan zijn van dat andere land en niet hun gewone verblijfplaats
hebben in een der landen van de Unie. Indien het land van eerste publikatie van deze
bevoegdheid gebruik maakt, zijn de andere landen van de Unie niet gehouden aan de
werken, die aldus aan een bijzondere behandeling zijn onderworpen, een ruimere bescherming
toe te kennen dan die, welke hun in het land van eerste publikatie wordt toegekend.
-
3) De landen van de Unie die krachtens dit artikel de bescherming van de rechten der
auteurs beperken, moeten daarvan aan de Directeur-Generaal van de Wereldorganisatie
voor de Intellectuele Eigendom (hierna te noemen de „Directeur-Generaal”) kennis geven
door een schriftelijke verklaring, waarin moeten worden aangegeven de landen tegenover
welke de bescherming wordt beperkt, evenals beperkingen waaraan de rechten van de
tot die landen behorende auteurs zijn onderworpen. De Directeur-Generaal zal die verklaring
dadelijk ter kennis van alle landen van de Unie brengen.
-
1) Onafhankelijk van de vermogensrechtelijke auteursrechten, en zelfs na overdracht van
die rechten, behoudt de auteur het recht om het auteurschap van het werk op te eisen,
en om zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere wijziging van
dat werk, of tegen elke andere aantasting daarvan, die nadeel zou kunnen toebrengen
aan zijn eer of zijn goede naam.
-
2) De krachtens het eerste lid hierboven aan de auteur toegekende rechten worden na zijn
dood gehandhaafd ten minste tot het vervallen van de vermogensrechten, en uitgeoefend
door de daartoe door de nationale wetgeving van het land waar de bescherming wordt
ingeroepen bevoegd verklaarde personen of instellingen. De landen, wier wetgeving
op het tijdstip van de bekrachtiging van deze Akte of van de toetreding daartoe, geen
bepalingen bevat die na de dood van de auteur de bescherming verzekeren van alle krachtens
het eerste lid hierboven toegekende rechten, zijn evenwel bevoegd te bepalen dat enige
van deze rechten niet gehandhaafd blijven na de dood van de auteur.
-
2) Voor cinematografische werken hebben de landen van de Unie evenwel de bevoegdheid
te bepalen dat de duur der bescherming verstrijkt vijftig jaar nadat het werk met
toestemming van de auteur voor het publiek toegankelijk is gemaakt of dat, bij gebreke
van een zodanige gebeurtenis binnen vijftig jaar, te rekenen van de vervaardiging
van dat werk, de duur der bescherming vijftig jaar na de vervaardiging verstrijkt.
-
3) Voor anonieme of pseudonieme werken verstrijkt de duur der door deze Conventie toegekende
bescherming vijftig jaar nadat het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk
is gemaakt. Wanneer evenwel de door de auteur aangenomen schuilnaam geen enkele twijfel
aan zijn identiteit laat, is de beschermingsduur die welke is voorzien in het eerste
lid. Indien de auteur van een anoniem of pseudoniem werk zijn identiteit tijdens het
hierboven aangegeven tijdvak openbaart is de toe te passen beschermingstermijn die
welke is voorzien in het eerste lid. De landen van de Unie zijn niet gehouden de anonieme
of pseudonieme werken te beschermen waarvan de auteur - naar men redelijkerwijs mag
veronderstellen - sedert vijftig jaar dood is.
-
4) Het is aan de wetgeving van de landen van de Unie voorbehouden de duur der bescherming
van de fotografische werken en werken van toegepaste kunst die als werken van kunst
worden beschermd, te regelen; deze beschermingsduur mag echter niet korter zijn dan
een periode van vijfentwintig jaar te rekenen van de vervaardiging van dat werk.
-
5) De beschermingstermijn na de dood van de auteur en de in het tweede, derde en vierde
lid hierboven voorziene termijnen nemen een aanvang op de datum van de dood of van
de in deze leden bedoelde gebeurtenis, maar de duur van deze termijnen wordt slechts
berekend met ingang van de eerste januari van het jaar volgende op de dood of die
gebeurtenis.
-
7) De landen van de Unie die zijn gebonden door de Akte van Rome van deze Conventie en
die in hun nationale wetgeving die van kracht is op het tijdstip van de ondertekening
van deze Akte, kortere termijnen toekennen dan die welke bedoeld zijn in de voorgaande
leden, hebben de bevoegdheid, deze bij toetreding tot of bekrachtiging van deze Akte
te handhaven.
De bepalingen van het voorgaande artikel zijn eveneens van toepassing wanneer het
auteursrecht gemeenschappelijk toebehoort aan de medewerkers aan een werk, met dien
verstande dat de termijnen volgend op de dood van de auteur worden berekend vanaf
de datum van overlijden van de auteur, die het langst in leven gebleven is.
De door deze Conventie beschermde auteurs van werken van letterkunde en kunst genieten
gedurende de gehele duur van hun rechten op het oorspronkelijk werk het uitsluitend
recht om vertalingen van hun werken te maken of daartoe toestemming te verlenen.
-
2) Het is aan de wetgeving van de landen van de Unie voorbehouden in bijzondere gevallen
het verveelvoudigen van genoemde werken toe te staan, mits die verveelvoudiging geen
afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk en de wettige belangen van de
auteur niet op ongerechtvaardigde wijze schaadt.
-
1) Geoorloofd zijn aanhalingen uit een werk dat reeds op geoorloofde wijze voor het publiek
toegankelijk is gemaakt, mits zij verenigbaar zijn met de goede gebruiken en voor
zover door het doel gerechtvaardigd, zulks met inbegrip van aanhalingen uit artikelen
in nieuwsbladen en tijdschriften in de vorm van persoverzichten.
-
2) Het is aan de wetgeving der landen van de Unie, alsmede aan de bijzondere overeenkomsten
die tussen hen bestaan of gesloten zullen worden, voorbehouden het gebruik toe te
staan, voor zover door het doel gerechtvaardigd, van werken van letterkunde of kunst
als illustraties bij het onderricht dat wordt gegeven door middel van publikaties,
in radio-uitzendingen of geluids- of beeldopnamen, mits een zodanig gebruik verenigbaar
is met de goede gebruiken.
-
1) Het is aan de wetgeving van de landen van de Unie voorbehouden de verveelvoudiging
door de pers, de uitzending door de radio of de overbrenging per draad aan het publiek
van artikelen waarin actuele vragen van economie, politiek of godsdienst worden behandeld,
en die zijn gepubliceerd in nieuwsbladen, of tijdschriften, of van door de radio uitgezonden
werken van dezelfde aard, toe te staan in de gevallen waarin de verveelvoudiging,
de radio-uitzending of de genoemde overbrenging niet uitdrukkelijk zijn voorbehouden.
De bron moet echter altijd duidelijk zijn aangegeven; de sanctie op overtreding van
deze verplichting wordt bepaald door de wetgeving van het land waar de bescherming
wordt ingeroepen.
-
2) Het is eveneens aan de wetgeving van de landen van de Unie voorbehouden de voorwaarden
te regelen waaronder, ter gelegenheid van verslagen van actuele gebeurtenissen, door
middel van fotografie, cinematografie of langs de weg van radio-uitzending of overbrenging
per draad aan het publiek, de werken van letterkunde of kunst gezien of gehoord tijdens
de gebeurtenis, voor zover uit een oogpunt van voorlichting gerechtvaardigd, kunnen
worden weergegeven en voor het publiek toegankelijk gemaakt.
-
2) Het is aan de wetgeving der landen van de Unie voorbehouden de voorwaarden vast te
stellen tot uitoefening van de in het eerste lid bedoelde rechten, maar die voorwaarden
hebben slechts een werking die uitsluitend beperkt blijft tot de landen, die ze hebben
vastgesteld. Zij kunnen in geen geval afbreuk doen aan het zedelijk recht van de auteur,
noch aan het de auteur toekomend recht op een billijke vergoeding, die bij gebreke
van een minnelijke schikking door het bevoegde gezag wordt vastgesteld.
-
3) Tenzij anders is overeengekomen, is in een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel
verleende toestemming niet begrepen de toestemming om het door de radio uitgezonden
werk op te nemen door middel van instrumenten die geluiden of beelden vastleggen.
Nochtans is het aan de wetgeving van de landen van de Unie voorbehouden een regeling
vast te stellen voor kortstondige opnamen, die door een radiozendorganisatie met haar
eigen middelen en voor haar eigen uitzendingen tot stand worden gebracht. Die wetgeving
kan toestaan dat zulke opnamen uit hoofde van hun uitzonderlijk documentair karakter
in officiële archieven worden bewaard.
Auteurs van werken van letterkunde of kunst genieten het uitsluitend recht toestemming
te verlenen tot bewerkingen, arrangementen en andere veranderingen van hun werken.
-
1) Ieder land van de Unie kan, voor zover het dit land zelf aangaat, voorbehouden en
voorwaarden vaststellen met betrekking tot het uitsluitend recht van de auteur van
een muziekwerk en van de auteur van de woorden, - wanneer laatstgenoemde auteur reeds
toestemming heeft verleend tot de opname van die woorden te zamen met het muziekwerk
-, om tot de geluidsopname van genoemd muziekwerk, eventueel met de woorden, toestemming
te verlenen; de werking van alle voorbehouden en voorwaarden van dien aard zal evenwel
strikt beperkt blijven tot het land dat ze gesteld heeft en zal in geen geval afbreuk
kunnen doen aan het de auteur toekomend recht op een billijke vergoeding, die bij
gebreke van een minnelijke schikking door het bevoegde gezag wordt vastgesteld.
-
3) De opnamen, die krachtens het eerste en tweede lid van dit artikel gemaakt, en zonder
toestemming der belanghebbenden zijn ingevoerd in een land waar zij niet geoorloofd
zijn, kunnen daar in beslag worden genomen.
-
2) De bewerking in iedere andere kunstvorm van films afgeleid van werken van letterkunde
of kunst blijft, onverminderd de toestemming van de auteurs van die films, onderworpen
aan de toestemming van de auteurs van de oorspronkelijke werken.
-
1) Onverminderd de rechten van de auteur van elk werk dat is bewerkt of verveelvuldigd,
wordt het cinematografische werk beschermd als een oorspronkelijk werk. De rechthebbende
op het auteursrecht op het cinematografische werk geniet dezelfde rechten als de auteur
van een oorspronkelijk werk waaronder de in het voorgaande artikel bedoelde rechten
zijn begrepen.
-
2)
-
a. Het is aan de wetgeving van het land waar de bescherming wordt ingeroepen voorbehouden
te bepalen wie de rechthebbenden op het auteursrecht op het cinematografische werk
zijn.
-
b. In de landen van de Unie waar de wetgeving als rechthebbenden mede erkent de auteurs
die bijdragen hebben geleverd aan de totstandkoming van het cinematografische werk
kunnen dezen, wanneer zij zich verbonden hebben tot het leveren van die bijdragen,
behoudens andersluidende of bijzondere bepalingen, zich evenwel niet verzetten tegen
de verveelvoudiging, het in omloop brengen, de openbare opvoering en uitvoering, de
overbrenging per draad aan het publiek, de radio-uitzending, de mededeling aan het
publiek, het aanbrengen van ondertitels en het nasynchroniseren van de teksten van
het cinematografische werk.
-
c. De vraag of de hierboven bedoelde verbintenis voor de toepassing van het onder b bepaalde
al dan niet moet zijn aangegaan in de vorm van een schriftelijk contract of een daaraan
gelijkwaardig schriftelijk stuk wordt geregeld door de wetgeving van het land van
de Unie waar de producent van het cinematografische werk zijn zetel of zijn verblijfplaats
heeft. Aan de wetgeving van het land van de Unie waar de bescherming wordt ingeroepen
is evenwel de bevoegdheid voorbehouden te bepalen dat deze verbintenis in een schriftelijk
contract of in een daaraan gelijkwaardig schriftelijk stuk moet worden opgesteld.
De landen die van deze bevoegdheid gebruik maken moeten daarvan kennis geven aan de
Directeur-Generaal door een schriftelijke verklaring die door deze laatste onmiddellijk
ter kennis van alle andere landen van de Unie wordt gebracht.
-
d. Onder „andersluidende of bijzondere bepaling” dient te worden verstaan elke beperkende
voorwaarde die aan genoemde verbintenis kan worden verbonden.
-
3) Tenzij de nationale wetgeving anders bepaalt, zijn de bepalingen van het tweede lid,
onder b, niet van toepassing op auteurs van scenario's, dialogen en muziekwerken die
zijn gemaakt voor het tot stand brengen van het cinematografische werk noch op degene
die bij het tot stand brengen daarvan de leiding heeft. De landen van de Unie wier
wetgeving evenwel geen bepalingen bevat, waarbij wordt voorzien in de toepassing van
het tweede lid, onder b, op degene die bij het tot stand brengen van de film de leiding
heeft, moeten daarvan kennis geven aan de Directeur-Generaal door een schriftelijke
verklaring die door de laatste onmiddellijk ter kennis van alle andere landen van
de Unie wordt gebracht.
-
1) Wat betreft oorspronkelijke kunstwerken en oorspronkelijke handschriften van schrijvers
en componisten, geniet de auteur - of, na zijn dood, de door de nationale wetgeving
aangewezen personen of instellingen - het onvervreemdbaar recht op een geldelijk voordeel
bij elke verkooptransactie van het werk na de eerste overdracht door de auteur.
-
2) De in het voorgaande lid voorziene bescherming kan in ieder land van de Unie slechts
worden ingeroepen, indien de nationale wetgeving van de auteur deze bescherming erkent,
en in de mate waarin de wetgeving van het land, waar deze bescherming wordt ingeroepen,
het toelaat.
-
1) Opdat de auteurs van de door deze Conventie beschermde werken van letterkunde en kunst,
behoudens bewijs van het tegendeel, als zodanig worden beschouwd en zij bijgevolg
voor de rechter van de landen van de Unie worden toegelaten om vervolgingen wegens
inbreuk in te stellen, is het voldoende dat de naam op de gebruikelijke wijze op het
werk vermeld staat. Dit lid is van toepassing, zelfs indien deze naam een schuilnaam
is, zodra de door de auteur aangenomen schuilnaam geen twijfel laat ten aanzien van
zijn identiteit.
-
2) Als vervaardiger van een cinematografisch werk wordt, behoudens bewijs van het tegendeel,
beschouwd de natuurlijke persoon of rechtspersoon wiens naam op de gebruikelijke wijze
op het genoemde werk vermeld staat.
-
3) Voor anonieme werken en voor andere dan hierboven in het eerste lid bedoelde pseudonieme
werken wordt de uitgever wiens naam op het werk is aangegeven, zonder verder bewijs
geacht de auteur te vertegenwoordigen; in deze hoedanigheid is hij gerechtigd diens
rechten te beschermen en te doen gelden. De bepaling van dit lid houdt op van toepassing
te zijn, wanneer de auteur zijn identiteit heeft geopenbaard en zijn hoedanigheid
heeft aangetoond.
-
4)
-
a. Voor niet gepubliceerde werken waarvan de identiteit van de auteur onbekend is, maar
waarvoor alle reden is om aan te nemen dat deze auteur onderdaan van een land van
de Unie is, is het aan de wetgeving van dat land voorbehouden de bevoegde autoriteit
aan te wijzen die deze auteur vertegenwoordigt en gerechtigd is diens rechten te beschermen
en te doen gelden in de landen van de Unie.
-
b. De landen van de Unie die krachtens deze bepaling tot een zodanige aanwijzing overgaan
geven daarvan kennis aan de Directeur-Generaal door een schriftelijke verklaring waarin
alle gegevens betreffende de aldus aangewezen autoriteit zijn vermeld. De Directeur-Generaal
brengt deze verklaring onmiddellijk ter kennis van alle andere landen van de Unie.
De bepalingen van deze Conventie kunnen in geen enkel opzicht afbreuk doen aan het
recht van de Regering van elk land van de Unie om door maatregelen van wetgeving of
bestuur de verspreiding, opvoering of tentoonstelling van elk werk of voortbrengsel
ten aanzien waarvan het bevoegde gezag dat recht meent te moeten uitoefenen, toe te
staan, onder toezicht te stellen of te verbieden.
-
2) Indien echter een werk, ten gevolge van het verstrijken van de beschermingsduur, die
daaraan vroeger was toegekend, gemeengoed is geworden in het land waar de bescherming
wordt ingeroepen, zal het daar niet opnieuw worden beschermd.
-
3) De toepassing van dit beginsel geschiedt overeenkomstig de bepalingen vervat in reeds
bestaande of te dien einde tussen landen van de Unie te sluiten bijzondere verdragen.
Bij gebreke van dergelijke bepalingen regelen de onderscheidene landen, ieder voor
zover het hem aangaat, de wijze van toepassing van dit beginsel.
De bepalingen van deze Conventie beletten niet dat een beroep wordt gedaan op een
grotere mate van bescherming, die door de wetgeving van een der landen van de Unie
mocht zijn voorgeschreven.
De Regeringen van de landen van de Unie behouden zich het recht voor onderling bijzondere
schikkingen te treffen, voor zover deze aan de auteurs ruimere rechten toekennen dan
die door de Conventie worden toegekend, of andere bepalingen bevatten die niet in
strijd zijn met deze Conventie. De bepalingen der bestaande schikkingen, die aan de
bovenomschreven voorwaarden voldoen, blijven van toepassing.
-
2) Behoudens hetgeen bepaald is in artikel 28, eerste lid, letter b, vormt het Aanhangsel
een integrerend deel van deze Akte.
Artikel 22
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2006. Zie het
overzicht van wijzigingen]
-
1)
-
a. De Unie kent een Algemene Vergadering, samengesteld uit de landen van de Unie die
gebonden zijn door de artikelen 22 tot en met 26.
-
b. De Regering van elk land is vertegenwoordigd door een afgevaardigde, die zich kan
doen bijstaan door plaatsvervangers, adviseurs en deskundigen.
-
c. De door elke delegatie gemaakte kosten worden gedragen door de Regering die haar heeft
aangewezen.
-
2)
-
a. De Algemene Vergadering:
-
i) neemt alle vraagstukken in behandeling betreffende de instandhouding en de ontwikkeling
van de Unie en de toepasng van deze Conventie;
-
ii) verstrekt aan het Internationale Bureau voor de Intellectuele Eigendom (hierna te
noemen „het Internationale Bureau”) bedoeld in het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (hierna te noemen „de Organisatie”) richtlijnen betreffende de voorbereiding van
de herzieningsconferenties, hierbij deugdelijk rekening houdende met de opmerkingen
van de landen van de Unie die niet zijn gebonden door de artikelen 22 tot en met 26;
-
iii) bestudeert en hecht haar goedkeuring aan de rapporten en werkzaamheden van de Directeur-Generaal
van de Organisatie met betrekking tot de Unie en geeft deze alle van belang zijnde
richtlijnen met betrekking tot de vraagstukken die tot de competentie van de Unie
behoren;
-
iv) kiest de leden van de Uitvoerende Commissie van de Algemene Vergadering;
-
v) bestudeert en hecht haar goedkeuring aan de rapporten en werkzaamheden van en geeft
richtlijnen aan haar Uitvoerende Commissie;
-
vi) stelt het programma en de tweejaarlijkse begroting van de Unie vast en keurt haar
afrekeningen goed;
-
vii) stelt het financiële reglement van de Unie vast;
-
viii) roept de commissie van deskundigen en de werkgroepen in het leven, die zij van belang
acht voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie;
-
ix) beslist welke landen, geen leden van de Unie zijnde, en welke intergouvernementele
en andere dan gouvernementele, internationale organisaties als waarnemers tot haar
vergaderingen kunnen worden toegelaten;
-
x) neemt de wijzigingen van de artikelen 22 tot en met 26 aan;
-
xi) verricht iedere andere handeling die dienstig is ter verwezenlijking van de doelstellingen
van de Unie;
-
xii) verricht alle overige taken die in deze Conventie besloten liggen;
-
xiii) oefent, onder voorbehoud dat zij dit aanvaardt, de rechten uit die haar door het Verdrag tot oprichting van de Organisatie zijn toegekend.
-
b. Aangaande de vraagstukken die eveneens andere door de Organisatie beheerde Unies raken,
doet de Algemene Vergadering uitspraak na het advies van de Coördinatiecommissie van
de Organisatie te hebben ingewonnen.
-
3)
-
a. Elk land dat lid is van de Algemene Vergadering heeft één stem.
-
b. Het quorum wordt gevormd door de helft van de landen die lid zijn van de Algemene
Vergadering.
-
c. Niettegenstaande het bepaalde onder letter b kunnen, indien gedurende een zitting
het aantal vertegenwoordigde landen kleiner is dan de helft, maar gelijk aan of groter
dan het derde deel van de landen die lid zijn van de Algemene Vergadering, door die
Vergadering besluiten worden genomen; evenwel worden de besluiten van de Algemene
Vergadering, met uitzondering van die welke haar eigen procedure betreffen, rechtens
eerst uitvoerbaar nadat aan de hierna vermelde voorwaarden is voldaan. Het Internationale
Bureau brengt de hier bedoelde besluiten ter kennis van de landen die lid zijn van
de Algemene Vergadering die niet vertegenwoordigd waren en verzoekt hun binnen een
termijn van drie maanden, te rekenen van de datum van de bedoelde kennisgeving, schriftelijk
hun stem uit te brengen of hun onthouding kenbaar te maken. Indien na afloop van deze
termijn het aantal landen dat op deze wijze zijn stem heeft uitgebracht of zijn onthouding
heeft kenbaar gemaakt, ten minste gelijk is aan het aantal landen dat aan het quorum
der vergadering ontbrak, zullen bedoelde besluiten rechtens uitvoerbaar worden, mits
te zelfder tijd de vereiste meerderheid is bereikt.
-
d. Behoudens het bepaalde in het tweede lid van artikel 26 worden de besluiten van de
Algemene Vergadering genomen met een meerderheid van twee/derde van de uitgebrachte
stemmen.
-
e. Onthouding geldt niet als stem.
-
f. Een afgevaardigde kan slechts één land vertegenwoordigen en slechts uit naam van dit
land zijn stem uitbrengen.
-
g. De landen van de Unie die geen lid zijn van de Algemene Vergadering, kunnen haar vergaderingen
bijwonen als waarnemers.
-
4)
-
a. De Algemene Vergadering komt eens in de twee jaar in gewone zitting bijeen op uitnodiging
van de Directeur-Generaal en, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, gedurende
dezelfde periode en te zelfder plaatse als de Algemene Vergadering van de Organisatie.
-
b. De Algemene Vergadering komt in buitengewone zitting bijeen op uitnodiging van de
Directeur-Generaal ingevolge een verzoek van de Uitvoerende Commissie of ingevolge
een verzoek van een/vierde van de landen die lid zijn van de Algemene Vergadering.
-
2)
-
a. De Uitvoerende Commissie is samengesteld uit landen, door de Algemene Vergadering
gekozen uit haar leden. Bovendien beschikt het land op welks grondgebied de Organisatie
haar zetel heeft ambtshalve over een zetel in de Commissie, zulks onder voorbehoud
van het bepaalde in het zevende lid, onder letter b, van artikel 25.
-
b. De Regering van elk land dat lid is van de Uitvoerende Commissie is vertegenwoordigd
door een afgevaardigde die zich kan doen bijstaan door plaatsvervangers, adviseurs
en deskundigen.
-
c. De door elke delegatie gemaakte kosten worden gedragen door de Regering die haar heeft
aangewezen.
-
4) Bij de verkiezing van de leden van de Uitvoerende Commissie houdt de Algemene Vergadering
rekening met een billijke geografische verdeling en met het vereiste dat landen, die
partij zijn bij de bijzondere overeenkomsten, aangegaan in verband met de Unie, voorkomen
onder de landen die de Uitvoerende Commissie vormen.
-
5)
-
a. De leden van de Uitvoerende Commissie zijn in functie vanaf de sluiting van de zitting
van de Algemene Vergadering tijdens welke zij werden gekozen tot de sluiting van de
volgende gewone zitting van de Algemene Vergadering.
-
b. Ten hoogste twee/derde van de zittende leden van de Uitvoerende Commissie zijn herkiesbaar.
-
c. De Algemene Vergadering stelt de wijze van verkiezing en eventuele herverkiezing van
de leden van de Uitvoerende Commissie vast.
-
6)
-
a. De Uitvoerende Commissie:
-
i) stelt de ontwerp-agenda voor de Algemene Vergadering vast;
-
ii) legt aan de Algemene Vergadering de door de Directeur-Generaal opgestelde voorstellen
voor betreffende de ontwerpen voor een programma en een tweejaarlijkse begroting van
de Unie;
-
iii)
[Red: vervallen;]
-
iv) legt aan de Algemene Vergadering de van geëigende toelichtingen voorziene periodieke
rapporten van de Directeur-Generaal alsmede de jaarlijkse rapporten over het nazien
van de rekeningen voor;
-
v) neemt alle maatregelen die met het oog op de uitvoering van het programma van de Unie
door de Directeur-Generaal dienstig zijn overeenkomstig de besluiten van de Algemene
Vergadering en met inachtneming van al hetgeen zich tussen twee gewone zittingen van
de Algemene Vergadering kan voordoen;
-
vi) verricht alle overige taken die haar in het kader van deze Conventie worden toegewezen.
-
b. Aangaande de vraagstukken die eveneens andere door de Organisatie beheerde Unies raken
doet de Uitvoerende Commissie uitspraak na het advies van de Coördinatiecommissie
van de Organisatie te hebben ingewonnen.
-
7)
-
a. De Uitvoerende Commissie komt eenmaal per jaar in gewone zitting bijeen op uitnodiging
van de Directeur-Generaal, voor zover mogelijk gedurende dezelfde periode en te zelfder
plaatse als de Coördinatiecommissie van de Organisatie.
-
b. De Uitvoerende Commissie komt in buitengewone zitting bijeen op uitnodiging van de
Directeur-Generaal, hetzij op diens eigen initiatief hetzij ingevolge een verzoek
van de voorzitter der Commissie of van een/vierde van haar leden.
-
8)
-
a. Elk land dat lid is van de Uitvoerende Commissie heeft één stem.
-
b. Het quorum wordt gevormd door de helft van de landen die lid zijn van de Uitvoerende
Commissie.
-
c. De besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen.
-
d. Onthouding geldt niet als stem.
-
e. Een afgevaardigde kan slechts één enkel land vertegenwoordigen en kan slechts uit
naam van dit land zijn stem uitbrengen.
-
1)
-
a. De administratieve taken die aan de Unie ten deel vallen worden verricht door het
Internationale Bureau, dat een voortzetting is van het Bureau van de Unie verenigd
met het Bureau van de Unie ingesteld bij het Verdrag tot bescherming van de industriële eigendom.
-
b. Het Internationale Bureau voorziet in het bijzonder in het secretariaat van de verschillende
organen van de Unie.
-
c. De Directeur-Generaal van de Organisatie is de hoogste functionaris van de Unie en
tevens haar vertegenwoordiger.
-
6) De Directeur-Generaal en ieder door hem aangewezen lid van het personeel nemen zonder
stemrecht deel aan alle bijeenkomsten van de Algemene Vergadering, van de Uitvoerende
Commissie en van alle andere commissies van deskundigen of werkgroepen. De Directeur-Generaal
of een door hem aangewezen lid van het personeel is ambtshalve secretaris van die
organen.
-
7)
-
a. Het Internationale Bureau bereidt volgens de aanwijzingen van de Algemene Vergadering
en in samenwerking met de Uitvoerende Commissie de conferenties voor ter herziening
van de bepalingen van de Conventie, met uitzondering van de artikelen 22 tot en met
26.
-
b. Het Internationale Bureau kan bij de voorbereiding van de herzieningsconferenties
het advies inwinnen van intergouvernementele en andere dan gouvernementele, internationale
organisaties.
-
c. De Directeur-Generaal en de door hem aangewezen personen nemen zonder stemrecht deel
aan de beraadslagingen tijdens deze herzieningsconferenties.
Artikel 25
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2006. Zie het
overzicht van wijzigingen]
-
1)
-
a. De Unie heeft een begroting.
-
b. De begroting van de Unie omvat de eigen inkomsten en uitgaven van de Unie, haar bijdragen
aan de begroting van de gemeenschappelijke uitgaven der Unies, alsook, indien zulks
zich voordoet, het bedrag dat ter beschikking is gesteld van de begroting van de Conferentie
der Organisatie.
-
c. Als gemeenschappelijke uitgaven der Unies worden beschouwd de uitgaven die niet uitsluitend
ten laste van de Unie komen maar tevens van een of meer andere Unies, welke worden
beheerd door de Organisatie. Het aandeel van de Unie in deze gemeenschappelijke uitgaven
is evenredig aan het belang, dat deze uitgaven voor haar vertegenwoordigen.
-
4)
-
a. Ter vaststelling van zijn bijdragen aan de begroting behoort ieder land van de Unie
tot een klasse en betaalt het zijn jaarlijkse bijdragen op basis van een als volgt
vastgesteld aantal eenheden:
Klasse 1
|
25
|
Klasse II
|
20
|
Klasse III
|
15
|
Klasse IV
|
10
|
Klasse V
|
5
|
Klasse VI
|
3
|
Klasse VII
|
1
|
-
b. Tenzij het zulks reeds eerder heeft gedaan, geeft elk land op het tijdstip van nederlegging
van zijn akte van bekrachtiging of toetreding de klasse aan waartoe het wenst te behoren.
Het kan van klasse veranderen. Indien het een lagere klasse kiest, moet het de Algemene
Vergadering tijdens een gewone zitting hiervan in kennis stellen. Een dergelijke verandering
gaat in bij het begin van het kalenderjaar volgend op dat van genoemde zitting.
-
c. De jaarlijkse bijdrage van elk land wordt gevormd door een bedrag, waarvan de verhouding
tot de som van de jaarlijkse bijdragen van alle landen aan de begroting van de Unie
dezelfde is als de verhouding tussen het aantal eenheden van de klasse waarin het
is ondergebracht en het totale aantal eenheden van de landen gezamenlijk.
-
d. De bijdragen zijn ieder jaar op 1 januari verschuldigd.
-
e. Een land, dat achterstallig is niet de betaling van zijn bijdragen kan in geen der
organen van de Unie waarvan het lid is zijn stem recht uitoefenen, indien het bedrag
van zijn achterstalligheid gelijk is aan of hoger is dan dat der bijdragen, verschuldigd
over twee voorafgaande volle jaren. Het kan dat land evenwel vergund worden de uitoefening
van zijn stemrecht in het desbetreffende orgaan te behouden, zolang dit orgaan van
oordeel is dat de achterstalligheid wordt veroorzaakt door uitzonderlijke en onvermijdelijke
omstandigheden.
-
f. Ingeval een begroting niet is vastgesteld voor de aanvang van het nieuwe begrotingsjaar
wordt de begroting van het voorafgaande jaar aangehouden volgens de werkwijze voorzien
in het financieel reglement.
-
6)
-
a. De Unie bezit een operationeel fonds, dat gevormd wordt door een eenmalige storting
van elk der landen van de Unie. Indien het fonds ontoereikend blijkt, beslist de Algemene
Vergadering tot bij storting.
-
b. Het bedrag der eerste storting door ieder land aan het hiervoor vermelde fonds of
van zijn deelneming aan de bijstorting is evenredig aan de bijdrage van dat land voor
het jaar waarin het fonds is gesticht of tot bijstorting is besloten.
-
c. Het aandeel en de wijze van storting worden vastgesteld door de Algemene Vergadering
op voorstel van de Directeur-Generaal en na ingewonnen advies van de Coördinatiecommissie
van de Organisatie.
-
7)
-
a. De zetelovereenkomst gesloten met het land op welks grondgebied de Organisatie haar
zetel heeft, bepaalt dat, indien het operationeel fonds niet toereikend is, dat land
voorschotten verstrekt. Het bedrag van deze voorschotten en de voorwaarden waaronder
zij worden verstrekt, vormen telkenmale het onderwerp van afzonderlijke overeenkomsten
tussen het betrokken land en de Organisatie. Zolang dit land gehouden is voorschotten
te verstrekken beschikt het van rechtswege over een zetel in de Uitvoerende Commissie.
-
b. Het land bedoeld onder letter a en de Organisatie hebben elk het recht de overeenkomst
tot het verstrekken van voorschotten schriftelijk op te zeggen. De opzegging wordt
van kracht drie jaar na afloop van het jaar waarin de kennisgeving is gedaan.
-
8) Het nazien der rekeningen wordt verricht, op de wijze voorzien in het financiële reglement,
door een of meer landen van de Unie of door onafhankelijke controleurs, die, met hun
instemming, zijn aangewezen door de Algemene Vergadering.
-
1) Voorstellen tot wijziging van de artikelen 22, 23, 24 en 25 en van dit artikel kunnen
worden ingediend door ieder land dat lid is van de Algemene Vergadering, door de Uitvoerende
Commissie of door de Directeur-Generaal. Deze voorstellen worden door laatstgenoemde
ten minste zes maanden voor zij aan het onderzoek der Algemene Vergadering worden
onderworpen, medegedeeld aan de landen die lid zijn van de Algemene Vergadering.
-
3) De wijzigingen van de in het eerste lid genoemde artikelen worden van kracht één maand
na ontvangst door de Directeur-Generaal van de schriftelijke verklaringen van aanvaarding,
verricht overeenkomstig hun onderscheiden constitutionele procedures, door drie/vierde
van de landen, die lid waren van de Algemene Vergadering op het tijdstip waarop de
wijziging werd aanvaard. Een aldus aanvaarde wijziging van de genoemde artikelen bindt
alle landen die lid zijn van de Algemene Vergadering op het tijdstip waarop de wijziging
van kracht wordt of die op een latere datum lid worden; wijzigingen die de financiële
verplichtingen van de landen verzwaren binden evenwel slechts die landen die te kennen
hebben gegeven deze wijzigingen te aanvaarden.
-
3) Behoudens de bepalingen van artikel 26 die van toepassing zijn op de wijziging van
de artikelen 22 tot en met 26, is voor elke herziening van deze Conventie, met inbegrip
van het Aanhangsel, eenparigheid van stemmen vereist.
-
1)
-
a. Elk land van de Unie dat deze akte heeft ondertekend kan haar bekrachtigen en, zo
het deze niet heeft ondertekend, daartoe toetreden. De akten van bekrachtiging en
toetreding worden nedergelegd bij de Directeur-Generaal.
-
b. Elk land van de Unie kan in zijn akte van bekrachtiging of toetreding verklaren dat
zijn bekrachtiging of toetreding niet geldt ten aanzien van de artikelen 1 tot en
met 21 en het Aanhangsel; indien dit land evenwel reeds een verklaring ingevolge artikel
VI, eerste lid, van het Aanhangsel heeft afgelegd, kan het in genoemde akte verklaren
dat zijn bekrachtiging of toetreding niet geldt ten aanzien van de artikelen 1 tot
en met 20.
-
c. Elk land van de Unie dat overeenkomstig het bapaalde onder letter b de onder die letter
genoemde bepalingen heeft uitgesloten van zijn bekrachtiging of toetreding, kan op
elk later tijdstip verklaren dat zijn bekrachtiging of toetreding zich uitstrekt tot
deze artikelen. Een zodanige verklaring wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal.
-
2)
-
a. De artikelen 1 tot en met 21 en het Aanhangsel treden in werking drie maanden nadat
aan de beide onderstaande voorwaarden is voldaan:
-
i) tenminste vijf landen van de Unie hebben deze Akte bekrachtigd of zijn daartoe toegetreden
zonder aflegging van een verklaring zoals bedoeld in het eerste lid, letter b,
-
ii) Frankrijk, Spanje, de Verenigde Staten van Amerika en het Verenigd Koninkrijk van
Groot-Brittannië en Noord-Ierland zijn gebonden door de Universele Auteursrechtconventie,
zoals herzien te Parijs op 24 juli 1971.
-
b. De inwerkingtreding bedoeld in letter a wordt van kracht door de landen van de Unie
die ten minste drie maanden voor genoemde inwerkingtreding akten van bekrachtiging
of toetreding hebben nedergelegd die geen verklaring zoals bedoeld in het eerste lid,
letter b, bevatten,
-
c. Voor elk land van de Unie waarop letter b niet van toepassing is en dat deze Akte
bekrachtigt of daartoe toetreedt zonder aflegging van een verklaring ingevolge het
eerste lid, letter b, treden de artikelen 1 tot en met 21 en het Aanhangsel in werking
drie maanden na de datum waarop de Directeur-Generaal kennis heeft gegeven van de
nederlegging van de betrokken akte van bekrachtiging of toetreding, tenzij in de nedergelegde
akte een latere datum is aangegeven. In dat geval treden de artikelen 1 tot en met
21 en het Aanhangsel voor dat land in werking op de aldus aangegeven datum.
-
d. De bepalingen van de letters a tot en met c laten de toepassing van artikel VI van
het Aanhangsel onverlet.
-
3) Voor elk land van de Unie dat deze Akte bekrachtigt of daartoe toetreedt met of zonder
verklaring ingevolge het eerste lid, letter b, treden de artikelen 22 tot en met 38
in werking drie maanden na de datum waarop de Directeur-Generaal kennis heeft gegeven
van de nederlegging van de betrokken akte van bekrachtging of toetreding, tenzij in
de nedergelegde akte een latere datum is aangegeven. In dat geval treden de artikelen
22 tot en met 38 voor dat land in werking op de aldus aangegeven datum.
-
2)
-
a. Behoudens het bepaalde in letter b treedt deze Conventie voor elk land dat geen lid
is van de Unie in werking drie maanden na de datum waarop de Directeur-Generaal kennis
heeft gegeven van de nederlegging van de akte van toetreding, tenzij in de nedergelegde
akte een latere datum is aangegeven. In dat geval treedt de Conventie voor dat land
in werking op de aldus aangegeven datum.
-
b. Indien de inwerkingtreding krachtens toepassing van letter a voorafgaat aan de inwerkingtreding
van de artikelen 1 tot en met 21 en het Aanhangsel op grond van artikel 28, tweede
lid, letter a, zal dat land middelerwijl zijn gebonden door de artikelen 1 tot en
met 20 van de Akte van Brussel van deze Conventie, die daarmede in de plaats treden
van de artikelen 1 tot en met 21 en het Aanhangsel.
De bekrachtiging van of de toetreding tot deze Akte door een land dat niet is gebonden
door de artikelen 22 tot en met 38 van de Akte van Stockholm van deze Conventie, staat,
uitsluitend ten behoeve van de toepassing van artikel 14, tweede lid, van het Verdrag tot oprichting van de Organisatie, gelijk met bekrachtiging van de Akte van Stockholm of toetreding tot deze Akte met
de beperking voorzien in artikel 28, eerste lid, letter b onder i), van genoemde Akte.
-
1) Behoudens de uitzonderingen toegestaan in het tweede lid van dit artikel, in artikel
28, eerste lid, letter b, in artikel 33, tweede lid, alsmede in het Aanhangsel, houdt
bekrachtiging of toetreding van rechtswege in aanvaarding van alle bepalingen en toelating
tot alle voordelen in deze Akte vastgelegd.
-
2)
-
a. Elk land van de Unie dat deze Akte bekrachtigt of daartoe toetreedt kan, behoudens
het bepaalde in artikel V, tweede lid, van het Aanhangsel, de voorbehouden die het
vroeger heeft gemaakt blijven genieten, mits het daaromtrent een verklaring bij de
nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of toetreding aflegt.
-
b. Elk land dat geen lid is van de Unie kan, behoudens het bepaalde in artikel V, tweede
lid, van het Aanhangsel, bij toetreding tot deze Akte verklaren dat het voornemens
is, althans voorlopig, in plaats van artikel 8 betreffende het recht van vertaling,
de bepalingen van artikel 5 van het Unieverdrag van 1886 dat in 1896 te Parijs werd
aangevuld, toe te passen, waarbij wel te verstaan is dat deze bepalingen slechts de
vertaling in een in dat land algemeen gebruikte taal betreffen. Onder voorbehoud van
artikel I, zesde lid, letter b, van het Aanhangsel, heeft elk land de bevoegdheid
ten aanzien van het recht van vertaling van werken die als land van oorsprong hebben
een land dat gebruik maakt van een zodanig voorbehoud een soortgelijke bescherming
toe te passen als die welke door dit laatste land wordt toegekend.
-
c. Elk land kan op ieder tijdstip zodanige voorbehouden intrekken door een aan de Directeur-Generaal
gerichte kennisgeving.
-
1) Elk land kan in zijn akte van bekrachtiging of toetreding verklaren of op ieder tijdstip
de Directeur-Generaal schriftelijk mededelen dat deze Conventie van toepassing is
op alle of een gedeelte van de gebieden, aangegeven in de verklaring of kennisgeving,
voor de buitenlandse betrekkingen waarvan dat land verantwoordelijk is.
-
3)
-
a. Verklaringen krachtens het eerste lid treden in werking op dezelfde datum als de bekrachtiging
of toetreding, vermeld in de akte waarin zij werden opgenomen en mededelingen gedaan
krachtens dat lid treden in werking drie maanden na kennisgeving daarvan door de Directeur-Generaal.
-
b. Mededelingen krachtens het tweede lid treden in werking twaalf maanden na ontvangst
daarvan door de Directeur-Generaal.
-
1) Deze Akte vervangt in de betrekkingen tussen de landen van de Unie en voor zover zij
van toepassing is, de Berner Conventie van 9 september 1886 en de daarop gevolgde Akten van herziening. De Akten die tevoren van kracht waren,
blijven in hun geheel of voor zover deze Akte daarvoor niet in de plaats treedt krachtens
de voorgaande zin, van toepassing in de betrekkingen met de landen van de Unie die
deze Akte niet bekrachtigen of daartoe niet toetreden.
-
2) Landen die geen lid van de Unie zijn en partij worden bij deze Akte, passen haar,
onder voorbehoud van het bepaalde in het derde lid, toe ten aanzien van elk land van
de Unie dat niet is gebonden door deze Akte of dat, daardoor gebonden zijnde, de verklaring
bedoeld in artikel 28, eerste lid, letter b, heeft afgelegd. Deze landen stemmen ermede
in dat het bedoelde land van de Unie in zijn betrekkingen met hen:
-
i) de bepalingen toepast van de meest recente Akte waardoor het gebonden is, en
-
ii) behoudens het bepaalde in artikel I, zesde lid, van het Aanhangsel de bevoegdheid
heeft de bescherming aan het niveau voorzien in deze Akte, aan te passen.
-
3) Een land dat gebruik heeft gemaakt van een van de mogelijkheden voorzien in het Aanhangsel,
kan de bepalingen van het Aanhangsel die betrekking hebben op die mogelijkheid of
mogelijkheden waarvan het gebruik heeft gemaakt inroepen in zijn betrekkingen met
elk ander land van de Unie dat niet gebonden is door deze Akte, mits laatstgenoemd
land de toepassing van deze bepalingen heeft aanvaard.
-
1) Elk geschil tussen twee of meer landen van de Unie betreffende de uitlegging of de
toepassing van deze Conventie dat niet door onderhandelingen kan worden beslecht,
kan door een der betrokken landen worden voorgelegd aan het Internationale Gerechtshof
door middel van een verzoek overeenkomstig het Statuut van het Hof, tenzij de betrokken landen een andere wijze van beslechting van het geschil overeenkomen.
Het land, dat het geschil aan het Hof heeft voorgelegd, stelt het Internationale Bureau
hiervan in kennis; het Bureau brengt de zaak onder de aandacht van de andere landen
van de Unie.
-
2) Elk land kan op het tijdstip waarop het deze Akte ondertekent of zijn akte van bekrachtiging
of toetreding nederlegt, verklaren dat het zich niet gebonden acht door het bepaalde
in het eerste lid. Met betrekking tot geschillen tussen een zodanig land en een ander
land van de Unie zijn de bepalingen van het eerste lid niet van toepassing.
-
4) De bevoegdheid tot opzegging, bedoeld in dit artikel, kan door een land slechts worden
uitgeoefend na afloop van een termijn van vijf jaren te rekenen van de datum waarop
dat land lid van de Unie is geworden.
-
1)
-
a. Deze akte wordt ondertekend in een enkel exemplaar in de Franse en de Engelse taal
en, behoudens het bepaalde in het tweede lid, nedergelegd bij de Directeur-Generaal.
-
b. Officiële teksten worden vastgesteld door de Directeur-Generaal, na raadpleging van
de betrokken Regeringen, in de Arabische, de Duitse, de Italiaanse, de Portugese en
de Spaanse taal en in andere door de Algemene Vergadering aan te wijzen talen.
-
c. In geval van geschillen omtrent die uitlegging van de verschillende teksten is de
Franse tekst gezaghebbend.
-
3) De Directeur-Generaal verstrekt twee door hem voor eensluidend gewaarmerkte afschriften
van de ondertekende tekst van deze Akte aan de Regeringen van alle landen van de Unie
en, op verzoek, aan de Regeringen van andere landen.
-
5) De Directeur-Generaal brengt de ondertekeningen, de nederleggingen van akten van bekrachtiging
of toetreding en de verklaringen vervat in deze akten, dan wel afgelegd ingevolge
de artikelen 28, eerste lid, letter c, 30, tweede lid, letters a en b, en 33, tweede
lid, de inwerkingtreding van alle bepalingen van deze Akte, de kennisgevingen van
opzegging en de mededelingen gedaan ingevolge de artikelen 30, tweede lid, letter
c, 31, eerste en tweede lid, 33, derde lid, en 38, eerste lid, alsmede de mededelingen
bedoeld in het Aanhangsel ter kennis van de Regeringen van alle landen van de Unie.
-
1) De landen van de Unie die deze Akte niet hebben bekrachtigd of daartoe niet zijn toegetreden
en die niet zijn gebonden door de artikelen 22 tot en met 26 van de Akte van Stockholm
kunnen, indien zij dit wensen, tot 26 april 1975 de rechten uitoefenen bedoeld in
genoemde artikelen, alsof zij door deze artikelen waren gebonden. Elk land dat deze
rechten wenst uit te oefenen richt tot dit doel een schriftelijke kennisgeving aan
de Directeur-Generaal, waarvan de rechtsgevolgen ingaan op de datum van ontvangst.
Zodanige landen worden geacht lid te zijn van de Algemene Vergadering tot genoemde
datum.