Grensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela, Willemstad, 31-03-1978

Geraadpleegd op 05-10-2024.
Geldend van 15-12-1978 t/m heden

Grensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela

Authentiek : NL

Grensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden

en

de President van de Republiek Venezuela,

Opnieuw bevestigende de hartelijke betrekkingen tussen Hun Staten, alsmede in het bijzonder de historische, sociale, economische en culturele banden tussen de volken van de Nederlandse Antillen en Venezuela,

Bezield door het voornemen om op een rechtvaardige en nauwkeurige wijze en op basis van beginselen van billijkheid, de zeegebieden met inbegrip van de daaronder gelegen zeebodem en ondergrond af te bakenen tussen de Nederlandse Antillen en Venezuela,

Overwegende dat het noodzakelijk is doelmatige maatregelen te treffen voor de instandhouding en het rationele gebruik van de bestaande hulpbronnen binnen de gebieden waar Zij onderscheidenlijk rechtsmacht uitoefenen,

Erkennende het vitale en historische belang dat Venezuela heeft bij de Golf van Venezuela en het geheel van fundamentele belangen waardoor de Golf wordt gekenmerkt, alsmede het belang van de doorvaart van en naar Venezuela,

Erkennende dat het voor de Nederlandse Antillen van essentieel belang is de middelen voor hun economische ontwikkeling te waarborgen,

Rekening houdende met de normen van het geldende internationale recht en met de ontwikkeling van het nieuwe zeerecht,

Hebben besloten dit Verdrag aan te gaan en hebben te dien einde tot Hun gevolmachtigden aangewezen:

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

de Heer S. G. M. Rozendal, Minister-President van de Nederlandse Antillen,

Zijne Excellentie de President van de Republiek Venezuela:

de Heer S. A. Consalvi, Minister van Buitenlandse Zaken van de Republiek Venezuela,

Die, na hun in behoorlijke en goede vorm bevonden volmachten te hebben uitgewisseld, zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

  • 1 De zeegrenzen zoals vastgesteld in het onderhavige Verdrag, vormen tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen de grenzen van de territoriale zeeën, de continentale platten, de exclusieve economische zones of enige andere zeegebieden met inbegrip van de daaronder gelegen zeebodem en ondergrond die de Partijen, in overeenstemming met het internationale recht, hebben ingesteld of zouden kunnen instellen.

  • 2 Waar in dit Verdrag sprake is van zeegebieden en van de daaronder gelegen zeebodem en ondergrond, worden uitsluitend bedoeld zodanige gebieden in de Caraïbische Zee.

Artikel 2

De zeegrenzen tussen de Nederlandse Antillen en Venezuela zijn:

  • 1. Sector A: tussen de westzijde van Aruba en Venezolaans grondgebied:

    • 1.1. – Beginnend vanaf het punt no. 3, op 12°21'00" noorderbreedte en 70°25'00" westerlengte, de meridiaan van 70°25'00" westerlengte tot het punt no. 2, op 12°49'00" noorderbreedte en 70°25'00" westerlengte;

    • 1.2. – van dit punt no. 2 een boog van de grootcirkel tot het punt no. 1, op 15°24'48" noorderbreedte en 69°34'38" westerlengte, of tot het punt op deze grootcirkel dat wordt bereikt in de afbakening met derde Staten.

  • 2. Sector B: tussen de Benedenwindse Eilanden van de Nederlandse Antillen (Aruba, Bonaire, Curaçao) en de Noordkust van Venezuela:

    • 2.1. – Vanaf het punt no. 3, op 12º21'00" noorderbreedte en 70°25'00" westerlengte, de parallel 12°21'00" noorderbreedte tot het punt no. 4, op 12°21/00" noorderbreedte en 70°09'51" westerlengte;

    • 2.2. – van dit punt no. 4 een boog van de grootcirkel tot het punt no. 5, op 12°21'54" noorderbreedte en 70°08'25" westerlengte;

    • 2.3. – van dit punt no. 5 een boog van de grootcirkel tot het punt no. 6, op 12°15'46" noorderbreedte en 69°44'12" westerlengte;

    • 2.4. – van dit punt no. 6 een boog van de grootcirkel tot het punt no. 7, op 11°52'45" noorderbreedte en 69°04'45" westerlengte;

    • 2.5. – van dit punt no. 7 een boog van de grootcirkel tot het punt no. 8, op 11°45'30" noorderbreedte en 68°57'15" westerlengte;

    • 2.6. – van dit punt no. 8 een boog van de grootcirkel tot het punt no. 9, op 11°44'30" noorderbreedte en 68°49'45" westerlengte;

    • 2.7. – van dit punt no. 9 een boog van de grootcirkel tot het punt no. 10, op 11º40'00" noorderbreedte en 68°36'00" westerlengte;

    • 2.8. – van dit punt no. 10 de parallel van 11°40'00" noorderbreedte tot het punt no. 11, op 11°40'00" noorderbreedte en 67°59'23" westerlengte.

  • 3. Sector C: tussen Bonaire en Venezolaans grondgebied:

    • 3.1. – Vanaf het punt no. 11, op 11°40'00" noorderbreedte en 67°59'23" westerlengte, de meridiaan 67°59'23" westerlengte tot het punt no. 12, op 12°27'00" noorderbreedte en 67°59'23" westerlengte;

    • 3.2. – van dit punt no. 12 een boog van de grootcirkel tot het punt no. 13, op 15°14'28" noorderbreedte en 68°51'44" westerlengte, of tot het punt op deze grootcirkel dat wordt bereikt in de afbakening met derde Staten.

  • 4. Sector D: tussen de eilanden Aves, Saba en St. Eustatius:

    • 4.1. – Vanaf het punt no. 15, op 16°40'50" noorderbreedte en 63°37'50" westerlengte, een boog van de grootcirkel tot het punt no. 14, op 16°44'49" noorderbreedte en 64°01‘08" westerlengte, of tot het punt op deze grootcirkel dat wordt bereikt in de afbakening met derde Staten;

    • 4.2. – van het punt no. 15 een boog van de grootcirkel tot het punt no. 16, op 16°40'01" noorderbreedte en 63°35'20" westerlengte, of tot het punt op deze grootcirkel dat wordt bereikt in de afbakening met derde Staten.

Artikel 3

  • 1 De ligging van de in artikel 2, Sectoren A, B en C beschreven punten is uitgedrukt in breedte en lengte volgens Zuidamerikaanse Coördinaten (Voorlopige Vereffening 1956) (Provisional South American Datum 1956).

  • 2 De ligging van de in artikel 2, Sector D, beschreven punten is uitgedrukt in breedte en lengte volgens Noordamerikaanse Coördinaten (1927) (North American Datum 1927).

  • 3 De grenslijnen zijn bij wijze van illustratie getrokken op de zeekaart nr. 25000 uitgegeven door het Defense Mapping Agency Hydrographic Center, Washington, D.C., 6e uitgave, 12 februari 1977, die wordt toegevoegd aan het onderhavige Verdrag en er een integrerend deel van uitmaakt.1

Artikel 4

  • 1 Ingeval de Nederlandse Antillen, in overeenstemming met het internationale recht, de territoriale zee van de Benedenwindse Eilanden (Aruba, Bonaire, Curaçao) uitbreiden buiten de huidige breedte van drie (3) zeemijlen gemeten van de laagwaterlijn langs de kust, of een rechtsregime instellen in zeegebieden gelegen buiten de huidige territoriale zee van de Benedenwindse Eilanden, zal het regime voor de betrokken zeegebieden, gelegen buiten bovengenoemde afstand van drie (3) zeemijlen, de voorwaarden in acht nemen neergelegd in dit artikel voor de vrijheid van scheepvaart en overvlucht van en naar Venezuela.

  • 2 Alle Venezolaanse schepen en luchtvaartuigen genieten de vrijheid van scheepvaart en overvlucht uitsluitend ten behoeve van prompte en ononderbroken doortocht van de betrokken zeegebieden, hierna te noemen: het recht van doortocht. Het vereiste van prompte en ononderbroken doortocht sluit niet uit de vaart door of de vlucht over deze zeegebieden ten behoeve van het verkeer van en naar de Nederlandse Antillen, mits de havenvoorschriften en soortgelijke eisen voor binnenkomst in acht worden genomen.

  • 3 Onder voorbehoud van aanvullende bepalingen welke de Hoge Verdragsluitende Partijen, in onderling goedvinden, in de toekomst zouden willen vaststellen, is het tweede lid eveneens van toepassing op scheepvaart en overvlucht van en naar Venezuela door handelsschepen en staatsschepen in gebruik voor commerciële doeleinden en door burgerluchtvaartuigen van derde Staten.

  • 4 Indien de Nederlandse Antillen vaarwegen en luchtwegen daarboven instellen, zal dit worden gedaan in overeenstemming met de desbetreffende regels van het zeerecht; in het bijzonder dienen deze vaar- en luchtwegen geschikt te zijn voor de veilige, prompte en ononderbroken vaart door of over de betrokken zeegebieden. Indien de Nederlandse Antillen geen vaar- of luchtwegen instellen, mag het recht van doortocht worden uitgeoefend langs de voor de internationale vaart gebruikelijke routes.

  • 5 Het voornoemde recht van doortocht kan niet worden opgeschort.

  • 6 Schepen op doortocht dienen de desbetreffende regels van het zeerecht in acht te nemen, in het bijzonder:

    • a. de algemeen aanvaarde internationale voorschriften, procedures en gebruiken inzake de veiligheid ter zee, waaronder mede zijn begrepen de Internationale Voorschriften ter voorkoming van aanvaringen op zee;

    • b. de algemeen aanvaarde internationale voorschriften, procedures en gebruiken ter voorkoming, vermindering en beteugeling van verontreiniging van de zee door schepen;

    • c. de voorschriften, zowel die betreffende de aanwezigheid van documenten op het schip als die betreffende bijzondere veiligheidsmaatregelen, zoals deze internationaal zijn overeengekomen voor door kernenergie voortgedreven schepen en schepen met als lading nucleaire of andere stoffen die naar hun aard gevaarlijk dan wel schadelijk zijn.

  • 7 Luchtvaartuigen op doortocht dienen de desbetreffende regels van het zeerecht na te leven. Zij dienen in het bijzonder:

    • a. de door de Internationale Burgerluchtvaart Organisatie voor de burgerluchtvaart vastgestelde voorschriften in acht te nemen; staatsluchtvaartuigen zullen te allen tijde handelen in overeenstemming met de bestaande voorschriften ten aanzien van de veiligheid van het luchtverkeer;

    • b. te allen tijde de radiofrequenties die zijn opgegeven door de desbetreffende internationaal aangewezen autoriteiten belast met de luchtverkeersbeveiliging of de desbetreffende internationale noodfrequentie te beluisteren.

  • 8 Maatregelen ter voorkoming, vermindering en beteugeling van verontreiniging, voor zover die van invloed zijn op de scheepvaart in de uitoefening van het recht van doortocht, dienen in onderling goedvinden tussen de Partijen te worden genomen. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van de internationale scheepvaartroutes gelegen in het zeegebied dat zich uitstrekt tussen de Archipiélago de Los Monjes en het eiland Aruba. Het voornoemde vereiste van onderling goedvinden is niet van toepassing voor wetten en voorschriften waarmede de Nederlandse Antillen uitvoering geven aan algemeen aanvaarde internationale voorschriften met betrekking tot de lozing van olie, oliehoudend afval en andere schadelijke stoffen.

Artikel 5

  • 1 De betreffende Hoge Verdragsluitende Partij dient een openbare kennisgeving te doen van de bouw of aanwezigheid, in haar territoriale zee of exclusieve economische zone of in de zeegebieden waarop artikel 4 van toepassing is, van kunstmatige eilanden, installaties of inrichtingen onder haar rechtsmacht. Zij dient een permanent waarschuwingssysteem in stand te houden of te doen houden ter aanduiding van de aanwezigheid van voornoemde kunstmatige eilanden, installaties of inrichtingen.

  • 2 Kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen alsmede de veiligheidszones eromheen, waarvan de oprichting of instelling in een zeegebied van een Partij een belemmering kan vormen voor het gebruik van erkende scheepvaartroutes die van wezenlijk belang zijn voor de scheepvaart van en naar de andere Partij, zullen alleen worden opgericht of ingesteld in onderlinge overeenstemming tussen de Partijen.

Artikel 6

Indien eenzelfde geologische structuur of geologisch veld waarin mineralen, aardolie of aardgas voorkomen, zich over de grenslijn uitstrekt en het gedeelte van deze structuur of dit veld dat aan een zijde van de grenslijn is gelegen, geheel of ten dele van de andere zijde van de grenslijn af kan worden geëxploiteerd, streven de Hoge Verdragsluitende Partijen, na het inwinnen van advies op het daarvoor in aanmerking komende technische niveau, ernaar overeenstemming te bereiken zowel over de wijze waarop deze structuur of dit veld zo doelmatig mogelijk kan worden geëxploiteerd als over de wijze waarop de kosten en opbrengsten die daarmede verband houden zullen worden verdeeld.

Artikel 7

Indien een van de Hoge Verdragsluitende Partijen mocht besluiten binnen de afstand van een (1) zeemijl van de grenslijn boorwerkzaamheden voor exploratie of exploitatie uit te voeren of toe te staan, dient zij van deze werkzaamheden kennis te geven aan de andere Partij.

Artikel 8

Indien er een geschil mocht rijzen met betrekking tot de positie van een installatie of andere inrichting, dan wel van een drainagepunt van een boring, ten opzichte van de grenslijn, stellen de Hoge Verdragsluitende Partijen in onderling goedvinden vast aan welke zijde van de grenslijn de installatie of de andere inrichting, dan wel het drainagepunt van de boring, is gelegen.

Artikel 9

Behoudens het bepaalde in artikel 4, achtste lid, zal elke Hoge Verdragsluitende Partij de noodzakelijke maatregelen treffen teneinde het zeemilieu te beschermen tegen vervuiling in de zeegebieden waarop dit Verdrag betrekking heeft. Dientengevolge komen de Partijen overeen:

  • a. informatie te verschaffen aan de andere Partij over de wettelijke voorschriften en de opgedane ervaringen terzake van de bescherming van het zeemilieu;

  • b. informatie te verschaffen omtrent de autoriteiten die bevoegd zijn om kennis te nemen van en te beslissen over aangelegenheden betreffende vervuiling;

  • c. elkaar in te lichten omtrent elke aanwijzing terzake van reeds opgetreden, dreigende of potentiële vervuiling van ernstige aard ontstaan in het aangrenzend zeegebied;

  • d. zo spoedig mogelijk een gezamenlijk plan voor noodgevallen op te stellen teneinde handelend op te treden ingeval van vervuiling veroorzaakt door ernstige olielekkages of andere ongevallen van gelijke omvang in het gebied. In dit verband zullen de Partijen gezamenlijk maatregelen vaststellen gericht op het voorkomen of het ongedaan maken van voornoemde vervuiling en op het elkaar verlenen van mogelijke bijstand.

Artikel 10

Teneinde tot een doelmatige instandhouding en exploitatie te geraken van de levende rijkdommen in de wateren grenzend aan beide landen, komen de Hoge Verdragsluitende Partijen overeen, daar waar mogelijk, de wettelijke maatregelen en voorschriften te coördineren die elke Partij neemt.

Artikel 11

De Hoge Verdragsluitende Partijen komen overeen de totstandkoming van wetenschappelijke onderzoekingen van de zee te bevorderen.

Artikel 12

  • 1 Enig verschil over de uitlegging of toepassing van de bepalingen vervat in de artikelen 4, 5 en 6 van dit Verdrag, welke artikelen betrekking hebben op scheep- en luchtvaart of op eenzelfde geologische structuur of geologisch veld, dat niet door onderhandelingen tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen kon worden geregeld, zal, tenzij de Partijen een andere wijze van beslechting overeenkomen, op verzoek van een hunner worden voorgelegd aan een commissie van deskundigen bestaande uit drie (3) leden. Iedere Partij benoemt een 1 (lid) in de commissie en de twee (2) aldus benoemde leden benoemen samen het derde lid.

  • 2 Indien een der Partijen niet, binnen drie maanden na het verzoek om het geschil aan de commissie van deskundigen voor te leggen, een (1) lid heeft benoemd, of indien het derde lid niet is benoemd binnen een maand na de benoeming van de eerste twee (2) leden, mag iedere Partij de Secretaris-Generaal der Verenigde Naties verzoeken een (1) lid, of zonodig twee (2) leden te benoemen. Indien aan de Secretaris-Generaal is verzocht een (1) lid te benoemen, zal dat lid worden gekozen uit personen die niet in dienst zijn van een natuurlijke of rechtspersoon welke belang heeft bij het geschil, en die onderdaan zijn van een derde Staat die direct noch indirect belang bij het geschil heeft. Indien aan de Secretaris-Generaal is verzocht twee (2) leden te benoemen, zal het tweede lid worden gekozen uit de onderdanen van de Partij die niet zelf haar lid heeft benoemd.

  • 3 De commissie van deskundigen stelt haar eigen procedure vast. Alle beslissingen van de commissie worden genomen met meerderheid van stemmen. De beslissingen van de commissie binden de Partijen.

Artikel 13

  • 1 Het onderhavige Verdrag dient te worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging worden zo spoedig mogelijk te Caracas uitgewisseld.

  • 2 Het Verdrag treedt in werking op de datum van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging.

TEN BLIJKE WAARVAN de voornoemde gevolmachtigden dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Willemstad, Curaçao, de 31ste maart van het jaar negentienhonderd achtenzeventig, in drie (3) gelijke exemplaren, elk in de Nederlandse en Spaanse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

(w.g.) S. G. M. ROZENDAL

Voor Zijne Excellentie de President van de Republiek Venezuela:

(w.g.) S. A. CONSALVI

  1. [Red: De zeekaart is los bij het Tractatenblad gevoegd.] ^ [1]