De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag,
Geleid door de wens om in een geest van wederzijds begrip en wederzijdse samenwerking
alle problemen met betrekking tot het recht van de zee te regelen, en zich bewust
van de historische betekenis van dit Verdrag als een belangrijke bijdrage tot de handhaving
van vrede, gerechtigheid en vooruitgang voor alle volkeren van de wereld,
Vaststellend dat de ontwikkelingen, die zich hebben voorgedaan sinds de Conferenties
van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, gehouden te Genève in 1958 en
1960, de noodzaak hebben beklemtoond van de totstandkoming van een nieuw en algemeen
aanvaardbaar Verdrag inzake het recht van de zee,
Zich ervan bewust dat de problemen van de oceanen nauw met elkaar zijn verbonden en
als een geheel dienen te worden beschouwd,
Erkennend dat het wenselijk is om door middel van dit Verdrag, met inachtneming van
de soevereiniteit van alle staten, een rechtsorde voor de zeeën en oceanen in te stellen,
die de internationale verbindingen vergemakkelijkt en het vreedzame gebruik van de
zeeën en oceanen, het rechtvaardige en doelmatige gebruik van de rijkdommen ervan
en de instandhouding van de levende rijkdommen ervan alsmede de studie, de bescherming
en het behoud van het mariene milieu bevordert,
Indachtig het feit dat de verwezenlijking van deze doeleinden zal bijdragen tot de
totstandkoning van een billijke en rechtvaardige internationale economische orde die
rekening houdt met de belangen en behoeften van de gehele mensheid en in het bijzonder
met de specifieke belangen en behoeften van de ontwikkelingslanden, of deze nu aan
zee grenzen of door land worden omsloten,
Verlangend door middel van dit Verdrag de beginselen nader tot ontwikkeling te brengen
die zijn neergelegd in resolutie 2749 (XXV) van 17 december 1970, waarin de Algemene
Vergadering van de Verenigde Naties onder andere plechtig heeft verklaard, dat het
gebied van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de
nationale rechtsmacht alsmede de rijkdommen ervan, het gemeenschappelijk erfdeel van
de mensheid zijn, waarvan de exploratie en exploitatie zullen worden uitgevoerd ten
bate van de gehele mensheid, zonder rekening te houden met de geografische ligging
van de Staten,
Van oordeel zijnde dat de codificatie en de geleidelijke ontwikkeling van het recht
van de zee, die in dit Verdrag zijn bereikt, zullen bijdragen tot de versterking van
de vrede, de veiligheid, de samenwerking en de vriendschappelijke betrekkingen tussen
alle naties in overeenstemming met de beginselen van rechtvaardigheid en gelijke rechten,
en de economische en sociale vooruitgang zullen bevorderen van alle volkeren van de
wereld, zulks overeenkomstig de doeleinden en beginselen van de Verenigde Naties,
zoals deze zijn vervat in het Handvest,
Bevestigend dat de aangelegenheden die niet door dit Verdrag worden geregeld, beheerst
zullen blijven door de regels en de beginselen van het algemene internationale recht,