[Red: Wijzigt het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken;
Straatsburg, 20 april 1959.]
Artikel 2. Aanwezigheid van de autoriteiten van de verzoekende Partij
[Red: Wijzigt het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken;
Straatsburg, 20 april 1959.]
Artikel 3. Tijdelijke overbrenging van gedetineerden naar het grondgebied van de verzoekende
Partij
[Red: Wijzigt het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken;
Straatsburg, 20 april 1959.]
Artikel 4. Wijze van communicatie
[Red: Wijzigt het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken;
Straatsburg, 20 april 1959.]
[Red: Wijzigt het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken;
Straatsburg, 20 april 1959.]
Artikel 6. Rechterlijke autoriteiten
[Red: Wijzigt het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken;
Straatsburg, 20 april 1959.]
Artikel 7. Uitgestelde uitvoering van verzoeken
-
2 Voordat de aangezochte Partij de rechtshulp weigert of uitstelt, beoordeelt zij, in
voorkomend geval na overleg met de verzoekende Partij, of het verzoek deels of op
bepaalde door haar noodzakelijk geachte voorwaarden kan worden ingewilligd.
Onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het Verdrag voldoet de aangezochte Staat wanneer in de verzoeken formaliteiten of procedures
worden vermeld die krachtens het recht van de verzoekende Partij nodig zijn, zelfs
wanneer zij de aangezochte Partij onbekend zijn, aan dergelijke verzoeken voor zover
de verlangde maatregelen niet strijdig zijn met grondbeginselen van haar recht, tenzij
in dit Protocol anders wordt bepaald.
Artikel 9. Verhoor per videoconferentie
-
1 Indien een persoon die zich op het grondgebied van een Partij bevindt door de rechterlijke
autoriteiten van een andere Partij als getuige of deskundige dient te worden verhoord,
kan laatstgenoemde Partij, indien het niet wenselijk of mogelijk is dat de te verhoren
persoon in persoon op haar grondgebied verschijnt, verzoeken dat het verhoor plaatsvindt
per videoconferentie zoals voorzien in het tweede tot en met het zevende lid.
-
2 De aangezochte Partij stemt in met het verhoor per videoconferentie voor zover het
gebruik van videoconferentie niet strijdig is met fundamentele beginselen van haar
recht en mits zij over de technische middelen voor het verhoor beschikt. Indien de
aangezochte Partij niet over de technische middelen voor een videoconferentie beschikt,
kunnen deze haar in onderlinge overeenstemming door de verzoekende Partij ter beschikking
worden gesteld.
-
3 Verzoeken om een verhoor per videoconferentie bevatten, naast de in artikel 14 van het Verdrag genoemde gegevens, de redenen waarom het niet wenselijk of mogelijk is dat de getuige
of deskundige in persoon verschijnt, de naam van de rechterlijke autoriteit en van
de personen die het verhoor zullen afnemen.
-
6 Onverminderd eventuele maatregelen die zijn overeengekomen ter bescherming van personen,
stelt de rechterlijke autoriteit van de aangezochte Partij na afloop van het verhoor
een proces-verbaal van het verhoor op, waarin de datum en de plaats van het verhoor,
de identiteit van de verhoorde persoon, de identiteit en de hoedanigheid van alle
andere personen die in de aangezochte Partij aan het verhoor hebben deelgenomen, eventuele
eedafleggingen alsmede de technische omstandigheden waaronder het verhoor heeft plaatsgevonden,
worden aangegeven. Dit document wordt door de bevoegde autoriteit van de aangezochte
Partij toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij.
-
7 Elke Partij treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat ten aanzien van getuigen
of deskundigen die in overeenstemming met dit artikel op haar grondgebied worden verhoord
en die weigeren te voldoen aan de verplichting een verklaring af te leggen of die
geen verklaring naar waarheid afleggen, haar nationale wetgeving van toepassing is
alsof het een verhoor in een nationale procedure betrof.
-
8 De Partijen kunnen naar eigen oordeel, waar nodig en met instemming van hun bevoegde
rechterlijke autoriteiten, de bepalingen van dit artikel eveneens toepassen op verhoor
per videoconferentie van de persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld of
van de verdachte. In dat geval zijn de beslissing om een videoconferentie te houden
en de wijze van uitvoering ervan onderworpen aan een regeling tussen de betrokken
Partijen, in overeenstemming met hun nationale recht en de ter zake doende internationale
instrumenten. Verhoren waarbij de persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld
of de verdachte betrokken is, worden alleen afgenomen met zijn of haar instemming.
Artikel 10. Verhoor per telefoonconferentie
-
1 Indien een persoon die zich op het grondgebied van een Partij bevindt door de rechterlijke
autoriteiten van een andere Partij als getuige of deskundige dient te worden verhoord,
kan laatstgenoemde Partij, indien haar nationale wetgeving daarin voorziet, eerstgenoemde
Partij om bijstand verzoeken teneinde het verhoor overeenkomstig het tweede tot en
met het zesde lid per telefoonconferentie af te nemen.
-
4 Verzoeken om verhoor per telefoonconferentie bevatten, naast de in artikel 14 van het Verdrag genoemde gegevens, de naam van de rechterlijke autoriteit en van de personen die
het verhoor zullen afnemen, alsmede de vermelding dat de getuige of deskundige bereid
is deel te nemen aan een verhoor per telefoonconferentie.
Artikel 11. Toezending van gegevens op eigen initiatief
-
1 Onverminderd hun eigen onderzoeken of procedures kunnen de bevoegde autoriteiten van
een Partij zonder voorafgaand verzoek aan de bevoegde autoriteiten van een andere
Partij gegevens toezenden die zijn verkregen binnen het kader van hun eigen onderzoek,
wanneer zij van oordeel zijn dat de bekendmaking van deze gegevens de ontvangende
Partij kan helpen bij het instellen of uitvoeren van onderzoeken of procedures, of
zou kunnen leiden tot een verzoek door die Partij uit hoofde van het Verdrag of de Protocollen daarbij.
-
4 Een Verdragsluitende Partij kan evenwel te allen tijde, door middel van een aan de
Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, verklaren dat zij
zich het recht voorbehoudt niet te worden gebonden aan de door de verstrekkende Partij
uit hoofde van het tweede lid opgelegde voorwaarden, tenzij zij een voorafgaande mededeling
ontvangt betreffende de aard van de te verstrekken gegevens en instemt met de verzending
daarvan.
-
1 De aangezochte Partij kan, op verzoek van de verzoekende Partij en onverminderd de
rechten van derden te goeder trouw, de voorwerpen die door een strafbaar feit zijn
verkregen, ter beschikking stellen van de verzoekende Partij met het oog op de teruggave
ervan aan de rechtmatige eigenaren.
-
2 Bij de toepassing van de artikelen 3 en 6 van het Verdrag kan de aangezochte Partij afstand doen van de voorwerpen hetzij vóór, hetzij na de
overgave aan de verzoekende Partij, indien dit de teruggave van deze voorwerpen aan
de rechtmatige eigenaar kan bevorderen. Rechten van derden te goeder trouw blijven
onverlet.
-
4 Afstand, als bedoeld in het tweede lid, laat het recht van de aangezochte Partij om
belastingen of rechten van de rechtmatige eigenaar te eisen, onverlet.
Artikel 13. Tijdelijke overbrenging van gedetineerden naar de aangezochte Partij
-
1 Wanneer de bevoegde autoriteiten van de betrokken Partijen daarover overeenstemming
hebben bereikt, kan een Partij die heeft verzocht om een onderzoek waarvoor de aanwezigheid
van een op zijn grondgebied gedetineerde persoon vereist is, deze persoon tijdelijk
overbrengen naar het grondgebied van de Partij waar het onderzoek moet plaatsvinden.
-
4 De overgebrachte persoon blijft op het grondgebied van de aangezochte Partij of, indien
van toepassing, op het grondgebied van de Partij waarvoor om doortocht wordt verzocht
in hechtenis, tenzij de Partij van waaruit de persoon werd overgebracht een verzoek
tot zijn of haar invrijheidstelling indient.
-
7 Elke Partij kan te allen tijde door middel van een aan de Secretaris-Generaal van
de Raad van Europa gerichte verklaring verklaren dat, alvorens overeenstemming in
de zin van het eerste lid van dit artikel wordt bereikt, de in het derde lid bedoelde
instemming vereist is of onder bepaalde, in de verklaring genoemde voorwaarden, vereist
is.
Artikel 14. Persoonlijke verschijning van overgebrachte veroordeelde personen
De bepalingen van de artikelen 11 en 12 van het Verdrag zijn van overeenkomstige toepassing op personen die zich op het grondgebied van de
aangezochte Partij in hechtenis bevinden, nadat zij zijn overgebracht om op het grondgebied
van de verzoekende Partij een opgelegde straf te ondergaan, wanneer door de verzoekende
Partij om hun persoonlijke verschijning wordt verzocht ten behoeve van de herziening
van het vonnis.
Artikel 15. Taal van de uit te reiken gerechtelijke stukken en rechterlijke uitspraken
-
3 Onverminderd de bepalingen van artikel 16 van het Verdrag wordt indien de autoriteit waarvan de stukken uitgaan weet of redenen heeft om aan
te nemen dat de geadresseerde uitsluitend een andere taal begrijpt, bij de stukken
een vertaling daarvan, althans van de essentie ervan, in die andere taal gevoegd.
-
4 Onverminderd de bepalingen van artikel 16 van het Verdrag worden gerechtelijke stukken en rechterlijke uitspraken ten behoeve van de autoriteiten
van de aangezochte Partij, voorzien van een korte samenvatting van de inhoud, vertaald
in de taal, of een van de talen, van die Partij.
Artikel 16. Uitreiking per post
-
2 Bij gerechtelijke stukken en rechterlijke uitspraken wordt de mededeling gevoegd dat
de geadresseerde bij de in het rapport vermelde autoriteit inlichtingen kan inwinnen
over zijn of haar rechten en plichten met betrekking tot de uitreiking van stukken.
De bepalingen van artikel 15, derde lid, zijn op dat rapport van toepassing.
Artikel 17. Grensoverschrijdende observaties
-
1 Ambtenaren van een van de Partijen die, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek,
in eigen land een persoon observeren die vermoedelijk heeft deelgenomen aan een strafbaar
feit waarop uitlevering van toepassing kan zijn, of een persoon ten aanzien van wie
ernstige vermoedens bestaan dat deze kan leiden tot de identificatie of lokalisering
van de bovengenoemde persoon, zijn bevoegd hun observatie op het grondgebied van een
andere Partij voort te zetten, wanneer laatstgenoemde Partij toestemming heeft gegeven
voor grensoverschrijdende observatie op basis van een van tevoren ingediend verzoek
om rechtshulp. De toestemming kan onder bijzondere voorwaarden worden verleend.
Desgevraagd dient de observatie te worden overgedragen aan de ambtenaren van de Partij
op het grondgebied waarvan de observatie plaatsvindt.
Het verzoek om rechtshulp als bedoeld in het eerste lid dient te worden gezonden aan
de door elk van de Partijen aangewezen autoriteit, die bevoegd is het verzoek om toestemming
in te willigen of het door te zenden.
-
2 Wanneer wegens het bijzonder spoedeisende karakter geen voorafgaande toestemming van
de andere Partij kan worden gevraagd, mogen de ambtenaren die de observatie uitvoeren
binnen het kader van een strafrechtelijk onderzoek de observatie van een persoon ten
aanzien van wie een vermoeden bestaat dat deze in het zesde lid bedoelde strafbare
feiten heeft gepleegd, over de grens voortzetten, mits aan volgende voorwaarden wordt
voldaan:
-
a. de autoriteiten van de in het vierde lid bedoelde Partij op het grondgebied waarvan
de observatie wordt voortgezet, dienen nog tijdens de observatie onverwijld van de
grensoverschrijding in kennis te worden gesteld;
-
b. een verzoek om rechtshulp als bedoeld in het eerste lid, waarin tevens de redenen
zijn aangegeven waarom zonder voorafgaande toestemming tot grensoverschrijding is
overgegaan, dient zo spoedig mogelijk te worden ingediend.
De observatie dient te worden afgebroken zodra de Partij op het grondgebied waarvan
de observatie plaatsvindt, na ontvangst van de onder a bedoelde kennisgeving of van
het onder b bedoelde verzoek, daarom verzoekt, of indien de toestemming vijf uren
na de grensoverschrijding niet is verkregen.
-
4 Op het tijdstip van ondertekening of bij de nederlegging van hun akte van bekrachtiging,
aanvaarding, goedkeuring of toetreding vermelden de Partijen door middel van een aan
de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring welke ambtenaren
en autoriteiten zij benoemen voor de toepassing van het eerste en tweede lid van dit
artikel. Daarna mogen zij hun verklaring te allen tijde op dezelfde wijze wijzigen.
Artikel 18. Gecontroleerde aflevering
-
4 Op het tijdstip van ondertekening of bij de nederlegging van hun akte van bekrachtiging,
aanvaarding, goedkeuring of toetreding vermelden de Partijen door middel van een aan
de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring welke autoriteiten
bevoegd zijn voor de toepassing van dit artikel. Daarna mogen zij hun verklaring te
allen tijde op dezelfde wijze wijzigen.
-
2 Over het verzoek wordt in elk geval afzonderlijk beslist door de bevoegde autoriteiten
van de aangezochte Partij, met inachtneming van haar nationale recht en procedures.
De duur van de infiltratie, de nadere voorwaarden en juridische status van de betrokken
ambtenaren tijdens de infiltratie worden door de betrokken Partijen overeengekomen,
met inachtneming van hun nationale recht en procedures.
-
3 Infiltratie vindt plaats in overeenstemming met het nationale recht en de procedures
van de Partij op het grondgebied waarvan de infiltratie wordt uitgevoerd. De betrokken
Partijen werken samen bij de voorbereiding van en het toezicht op de infiltratie,
alsook bij het treffen van regelingen met het oog op de veiligheid van de ambtenaren
die onder een valse of fictieve identiteit optreden.
-
4 Op het tijdstip van ondertekening of bij de nederlegging van hun akte van bekrachtiging,
aanvaarding, goedkeuring of toetreding vermelden de Partijen door middel van een aan
de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring welke autoriteiten
bevoegd zijn voor de toepassing van het tweede lid van dit artikel. Daarna mogen zij
hun verklaring te allen tijde op dezelfde wijze wijzigen.
Artikel 20. Gemeenschappelijke onderzoeksteams
-
1 De bevoegde autoriteiten van twee of meer Partijen kunnen bij onderlinge overeenkomst
een gemeenschappelijk onderzoeksteam instellen voor een bepaald doel en voor een beperkte
periode, die in onderlinge overeenstemming kan worden verlengd, om strafrechtelijk
onderzoek uit te voeren bij een of meer van de Partijen die het team instellen. De
samenstelling van het team wordt in de overeenkomst vermeld. Een gemeenschappelijk
onderzoeksteam kan in het bijzonder worden ingesteld wanneer:
-
a. het onderzoek van een Partij naar strafbare feiten moeilijke en veeleisende opsporingen
vergt die ook andere Partijen betreffen;
-
b. verscheidene Partijen strafbare feiten onderzoeken die wegens de omstandigheden van
de zaak een gecoördineerd en gezamenlijk optreden bij de betrokken Partijen vergen.
Een verzoek om instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam kan van elk van
de betrokken Partijen uitgaan. Het team wordt ingesteld bij een van de Partijen waar
het onderzoek naar verwachting zal worden uitgevoerd.
-
5 De gedetacheerde leden van het gemeenschappelijk onderzoeksteam hebben het recht aanwezig
te zijn wanneer bij de Partij waar wordt opgetreden onderzoekshandelingen plaatsvinden.
De leider van het team kan evenwel om bijzondere redenen en in overeenstemming met
het recht van de Partij op het grondgebied waarvan het team optreedt, anders besluiten.
-
6 De gedetacheerde leden van het gemeenschappelijk onderzoeksteam kunnen, in overeenstemming
met het recht van de Partij waar het team optreedt, door de leider van het team worden
belast met de uitvoering van bepaalde onderzoekshandelingen, voorzover de bevoegde
autoriteiten van de Partij waar wordt opgetreden en van de detacherende Partij dit
hebben goedgekeurd.
-
7 Wanneer het gemeenschappelijk onderzoeksteam het noodzakelijk acht dat bij een van
de Partijen die het team hebben ingesteld, onderzoekshandelingen plaatsvinden, kunnen
de door die Partij bij het team gedetacheerde leden hun eigen bevoegde autoriteiten
verzoeken die handelingen te verrichten. Die handelingen worden bij die Partij in
overweging genomen onder de voorwaarden die van toepassing zouden zijn indien daarom
in het kader van een nationaal onderzoek zou zijn verzocht.
-
8 Wanneer het gemeenschappelijk onderzoeksteam rechtshulp nodig heeft van een andere
Partij dan de Partijen die het team hebben ingesteld, of van een derde staat, kan
het verzoek om rechtshulp door de bevoegde autoriteiten van de Partij op het grondgebied
waarvan het team optreedt, worden gericht aan de bevoegde autoriteiten van de andere
betrokken Staat, overeenkomstig de toepasselijke instrumenten of regelingen.
-
9 Een gedetacheerd lid van het gemeenschappelijk onderzoeksteam kan, in overeenstemming
met zijn of haar nationale recht en binnen de grenzen van zijn of haar bevoegdheid,
het team gegevens verstrekken die beschikbaar zijn bij de Partij die hem of haar heeft
gedetacheerd ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek dat door het team wordt
uitgevoerd.
-
12 Voor zover toegestaan krachtens het recht van de betrokken Partijen of de bepalingen
van een tussen hen geldend rechtsinstrument, kan worden overeengekomen dat andere
personen dan vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de Partijen die het
gemeenschappelijk onderzoeksteam instellen, deelnemen aan de activiteiten van het
team. De rechten die uit hoofde van dit artikel aan de leden en de gedetacheerde leden
van het team worden verleend, strekken zich niet uit tot die personen, tenzij uitdrukkelijk
anders wordt vermeld in de overeenkomst.
Artikel 21. Strafrechtelijke aansprakelijkheid van ambtenaren
Tijdens een optreden, bedoeld in de artikelen 17, 18, 19 of 20, worden de ambtenaren uit een andere Partij dan de Partij waar het optreden plaatsvindt,
met ambtenaren van laatstbedoelde Partij gelijkgesteld, voor wat betreft de strafbare
feiten die tegen of door hen mochten worden begaan, tenzij door de betrokken Partijen
anders wordt overeengekomen.
Artikel 22. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid van ambtenaren
-
1 Wanneer ambtenaren van een Partij overeenkomstig de artikelen 17, 18, 19 of 20 in een andere Partij optreden, is de eerstgenoemde Partij overeenkomstig het recht
van de Partij op het grondgebied waarvan zij optreden aansprakelijk voor de schade
die zij aldaar tijdens hun optreden veroorzaken.
-
2 De Partij op het grondgebied waarvan de in het eerste lid bedoelde schade wordt veroorzaakt,
neemt op zich deze schade te vergoeden op de wijze waarop hij daartoe gehouden zou
zijn,indien de schade haar eigen ambtenaren zou zijn toegebracht.
-
4 Onder voorbehoud van de uitoefening van haar rechten tegenover derden en met uitzondering
van het bepaalde in het derde lid, ziet elke Partij, in het geval bedoeld in het eerste
lid, ervan af het bedrag van de door haar geleden schade op een andere Partij te verhalen.
Artikel 23. Bescherming van getuigen
Wanneer een Partij krachtens het Verdrag of een van de Protocollen daarbij om rechtshulp verzoekt met betrekking tot een getuige
die het gevaar loopt te worden geïntimideerd of die bescherming nodig heeft, streven
de bevoegde autoriteiten van de verzoekende en aangezochte Partij ernaar maatregelen
overeen te komen voor de bescherming van de betrokken persoon, in overeenstemming
met hun nationale recht.
Artikel 24. Voorlopige maatregelen
-
1 Op verzoek van de verzoekende Partij kan de aangezochte Partij, in overeenstemming
met haar nationale recht, voorlopige maatregelen treffen met het oog op het veilig
stellen van bewijs, het instandhouden van een bestaande situatie of het beschermen
van bedreigde rechtmatige belangen.
Artikel 25. Vertrouwelijkheid
De verzoekende Partij kan verlangen dat de aangezochte Partij het verzoek en de inhoud
daarvan vertrouwelijk behandelt, voorzover nodig voor de uitvoering van het verzoek.
Indien de aangezochte Partij niet aan het vereiste van vertrouwelijkheid kan voldoen,
brengt zij de verzoekende Partij hiervan onverwijld op de hoogte.
Artikel 26. Gegevensbescherming
-
1 Persoonsgegevens die naar aanleiding van de uitvoering van een verzoek, ingediend
ingevolge het Verdrag of een van de Protocollen daarbij, door de ene Partij aan de andere worden toegezonden,
kunnen door de Partij aan welke deze gegevens zijn verstrekt uitsluitend worden gebruikt:
-
a. ten behoeve van procedures waarop het Verdrag of een van de Protocollen daarbij van toepassing zijn, en
-
b. ten behoeve van andere gerechtelijke en administratieve procedures die rechtstreeks
verband houden met de onder a bedoelde procedures, en
-
c. ter voorkoming van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid.
-
4 Elke Partij die persoonsgegevens verstrekt die zijn verkregen als gevolg van de uitvoering
van een verzoek ingediend ingevolge het Verdrag of een van de Protocollen daarbij, kan van de Partij waaraan de gegevens zijn toegezonden,
verlangen dat deze informatie verschaft over het gebruik dat van deze gegevens is
gemaakt.
-
5 Elke Partij kan, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa
gerichte verklaring verlangen dat, binnen het kader van procedures voor welke zij
de verzending of het gebruik van persoonsgegevens in overeenstemming met de bepalingen
van het Verdrag of een van de Protocollen daarbij had kunnen weigeren of beperken, verlangen dat
persoonsgegevens die naar een andere Partij worden gezonden niet door de laatstgenoemde
Partij worden gebruikt voor de in het eerste lid bedoelde doeleinden, tenzij zij hiervoor
eerst haar instemming heeft verleend.
Artikel 27. Bestuurlijke autoriteiten
De Partijen kunnen te allen tijde, door middel van een aan de Secretaris-Generaal
van de Raad van Europa gerichte verklaring bepalen welke autoriteiten zij als bestuurlijke
autoriteiten aanmerken in de zin van artikel 1, derde lid, van het Verdrag.
Artikel 28. Verhouding tot andere verdragen
De bepalingen van dit Protocol laten uitgebreidere regelingen in bilaterale of multilaterale
overeenkomsten gesloten tussen de Partijen overeenkomstig artikel 26, derde lid, van het Verdrag onverlet.
Artikel 29. Minnelijke schikking
De Europese Commissie voor Strafrechtelijke Vraagstukken van de Raad van Europa wordt
op de hoogte gehouden van de interpretatie en toepassing van het Verdrag en de Protocollen daarbij en doet al het nodige ter vergemakkelijking van een minnelijke
schikking van elke moeilijkheid die ten gevolge van de toepassing ervan mocht ontstaan.