Het is wel te verstaan dat indien de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende
Staten in onderlinge overeenstemming een oplossing binnen de context van het Verdrag
hebben bereikt voor gevallen waarin dubbele belasting of dubbele ontheffing zou optreden:
-
a. ten gevolge van toepassing van artikel 3, tweede lid, met betrekking tot de uitlegging van een in het Verdrag niet omschreven uitdrukking;
of
-
b. ten gevolge van verschillen in kwalificatie (bijvoorbeeld van een bestanddeel van
het inkomen of van een persoon)
deze oplossing – na bekendmaking ervan door beide bevoegde autoriteiten – tevens bindend
is in andere soortgelijke gevallen bij de toepassing van de bepalingen van het Verdrag.
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats
in een van de Verdragsluitende Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van
de Verdragsluitende Staat waarin het schip zijn thuishaven heeft.
Het is wel te verstaan dat rechten tot exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen
worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen in de Verdragsluitende Staat
op wiens zeebodem en de ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben, alsmede
dat deze rechten geacht worden te behoren tot de activa van een vaste inrichting in
die Staat. Voorts is het wel te verstaan dat de hiervoor genoemde rechten ook omvatten
rechten op belangen bij of voordelen uit vermogensbestanddelen die voortvloeien uit
die exploratie of exploitatie.
Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, indien een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende
Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar
gevestigde vaste inrichting, worden de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald
op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis
van dat deel van de inkomsten van de onderneming dat aan de werkelijke werkzaamheden
van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening is toe te rekenen.
Met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie
of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting
of gebouwen alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting
heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale
bedrag van de overeenkomst, doch slechts op basis van dat deel van de overeenkomst
dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de Verdragsluitende Staat
waar de vaste inrichting is gevestigd. De voordelen die betrekking hebben op het deel
van de overeenkomst, dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming,
zijn slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waarvan de onderneming inwoner
is.
Vergoedingen voor technische diensten, waaronder begrepen studies of onderzoeken van
wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor diensten van adviserende
of toezichthoudende aard, worden aangemerkt als vergoedingen waarop de bepalingen
van artikel 7 van toepassing zijn.
Met betrekking tot artikel 9, eerste lid, is het wel te verstaan dat de omstandigheid dat gelieerde ondernemingen overeenkomsten
hebben afgesloten, zoals ,,costsharing”-overeenkomsten of algemene dienstverleningsovereenkomsten,
voor of gebaseerd op de toerekening van kosten van de leiding, de algemene beheerskosten,
de technische en zakelijke kosten, kosten voor onderzoek en ontwikkeling en andere
soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde is als bedoeld in dat lid.
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen
van de artikelen 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven
uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat
die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het
kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
Het is wel te verstaan dat inkomsten die worden ontvangen in verband met de (gedeeltelijke)
liquidatie van een lichaam of een inkoop van eigen aandelen door een lichaam worden
behandeld als inkomsten uit aandelen en niet als vermogenswinsten.
Het is wel te verstaan dat indien de natuurlijke persoon bedoeld in artikel 13, vijfde lid, in de in dat lid bedoelde omstandigheden onderworpen is aan belasting over voordelen,
en de aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen werden verkregen voordat de natuurlijke
persoon inwoner werd van de eerstbedoelde Staat, die eerstbedoelde Staat dat deel
van de belasting vastgesteld op basis van de volgende formule beschouwd als te zijn
betaald:
Waarbij:
A = het bedrag aan belasting dat beschouwd wordt als te zijn betaald;
X = het tijdvak van eigendom gedurende welk de natuurlijke persoon geen inwoner was
van de eerstbedoelde Staat;
Y = het totale tijdvak van eigendom;
Z= de belasting op grond van de aanslag.
Deze bepaling is alleen van toepassing indien het in de eerstbedoelde Staat belaste
voordeel mede omvat de waardetoename gedurende een tijdvak waarin de natuurlijke persoon
geen inwoner van die Staat was.
Het is wel te verstaan dat met ,,bestuurder” of ,,commissaris” van een Nederlands
lichaam personen worden bedoeld die als zodanig zijn benoemd door de algemene vergadering
van aandeelhouders of door enig ander bevoegd orgaan van dat lichaam en belast zijn
met de algemene leiding van het lichaam respectievelijk met het toezicht daarop.
Niettegenstaande de bepalingen van artikel 17, indien een persoon die inwoner is van Zuid-Afrika op de datum waarop het Verdrag
van toepassing wordt, na die datum een pensioen, of een andere soortgelijke beloning
of een lijfrente zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, blijft ontvangen of na die datum een pensioen of andere uitkering zoals bedoeld
in artikel 17, tweede lid, blijft ontvangen, is dat inkomen slechts belastbaar in Zuid-Afrika indien het totale
brutobedrag van dat in enig kalenderjaar betaalde inkomen 10.000 euro niet te boven
gaat. Indien echter het totale brutobedrag van dat uit Nederland afkomstige en in
enig kalenderjaar betaalde inkomen meer dan 10.000 euro bedraagt, mag het eveneens
in Nederland belast worden, echter slechts voor zover het totale brutobedrag meer
dan 10.000 euro bedraagt. In dat geval kan Nederland in de grondslag waarnaar zijn
belasting over dat inkomen wordt geheven dat deel van het inkomen dat slechts in Zuid-Afrika
belastbaar is opnemen en dat deel vrijstellen door in overeenstemming met de bepalingen
van artikel 23, tweede lid een vermindering van zijn belasting toe te staan.
Het is wel te verstaan dat voor de berekening van de in artikel 23, tweede lid, genoemde vermindering de bestanddelen van het vermogen bedoeld in artikel 22, eerste lid, in aanmerking worden genomen voor de waarde daarvan verminderd met de waarden van
door hypotheek op dat vermogen verzekerde schulden en de in artikel 22, tweede lid, bedoelde bestanddelen van het vermogen worden in aanmerking genomen voor de waarde
daarvan verminderd met de waarde van de schulden die toebehoren aan de vaste inrichting.
-
1. Het is wel te verstaan dat niets uit dit artikel Zuid-Afrika belet op de aan een vaste
inrichting in Zuid-Afrika van een lichaam dat inwoner is van Nederland toe te rekenen
voordelen belasting te heffen tegen een tarief dat ten hoogste vijf percent punten
hoger is dan het tarief van gewone belastingen op lichamen.
-
2. Voorts is het wel te verstaan dat het bepaalde in het eerste lid alleen van toepassing
is zolang vaste inrichtingen van lichamen die geen inwoner van Zuid-Afrika zijn niet
aan de secundaire belasting op lichamen onderworpen zijn.
-
3. Het is bovendien wel te verstaan dat het bepaalde in het eerste lid niet langer van
toepassing is indien Zuid-Afrika de secundaire belasting op lichamen zou afschaffen
of indien het deze belasting zou heffen van inwoners van Zuid-Afrika tegen een tarief
dat lager is dan 5 percent punten.
[Vervallen per 28-12-2008]