Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Italië inzake het wederzijds
aanhouden van voorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten
[Treedt in werking per 01-12-2008]
Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Republiek Italië,
hierna te noemen „de Verdragsluitende Partijen” en elk afzonderlijk de „Verdragsluitende
Partij”:
Gelet op Richtlijn 68/414/EEG van de Raad van 20 december 1968 houdende de verplichting voor de lidstaten van de
Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten
in opslag te houden, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/93/EG van de Raad van 14 december 1998 (hierna samen te noemen „de Richtlijn”);
Gelet op artikel 6, tweede lid, van de Richtlijn dat voorziet in het aanleggen van
voorraden op het grondgebied van een lidstaat voor rekening van in een andere lidstaat
gevestigde ondernemingen, uit hoofde van overeenkomsten tussen regeringen;
Gelet op nationale wetgeving inzake de verplichting tot het aanhouden van voorraden
aardolieproducten;
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
[Treedt in werking per 01-12-2008]
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
-
a. „bevoegde autoriteit” het overheidsorgaan van elke Verdragsluitende Partij dat verantwoordelijk
is voor het toezicht op het voldoen door ondernemingen aan voorraadverplichtingen;
-
b. „voorraad” elke voorraad ruwe aardolie of aardolieproducten (met inbegrip van halffabricaten
en eindproducten) waarop de Richtlijn van toepassing is;
-
c. „voorraadverplichting” de totale hoeveelheid voorraad die uit hoofde van de nationale
wetgeving dient te worden aangehouden;
-
d. „crisis in de voorziening” hetzelfde als in artikel 6, tweede lid, van de Richtlijn
wordt verstaan;
-
e. „grondgebied” het binnen de Europese Unie gelegen grondgebied waarover elke Verdragsluitende
Partij rechtsmacht uitoefent;
-
f. „onderneming” een onderneming, instantie of entiteit gevestigd op het grondgebied
van een Verdragsluitende Partij die voorraden aanhoudt ten behoeve van het vergemakkelijken
van de nakoming, door die onderneming of een derde, van de wetgeving inzake de verplichting
tot het aanhouden van voorraden aardolieproducten van die of de andere Verdragsluitende
Partij.
Artikel 2
[Treedt in werking per 01-12-2008]
Dit Verdrag is uitsluitend van toepassing op voorraden waarop de Richtlijn van toepassing
is die door de bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen zijn aanvaard.
Artikel 3
[Treedt in werking per 01-12-2008]
-
3 Voorraden komen uitsluitend in aanmerking voor aanvaarding uit hoofde van artikel 2 van dit Verdrag indien de onderneming die aanvaarding van deze voorraden uit hoofde
van genoemd artikel nastreeft, erin heeft toegestemd deze voorraden aan te houden, hetzij door haarzelf,
hetzij door de andere onderneming, vanaf de eerste dag van een kalendermaand gedurende
ten minste drie of meer volledige kalendermaanden, na aanvaarding door de bevoegde
autoriteiten.
-
4 Indien een onderneming voorraden aanhoudt namens een andere onderneming in overeenstemming
met het eerste lid, onderdeel b, of het tweede lid, onderdeel b, van dit artikel,
dan mogen deze voorraden niet worden meegeteld in de Staat waar zij worden aangehouden,
maar dienen zij te worden meegeteld door de Verdragsluitende Partij waar de onderneming
die aanspraak kan maken op de voorradenis gevestigd.
Artikel 4
[Treedt in werking per 01-12-2008]
Geen van de Verdragsluitende Partijen verzet zich tegen de verwijdering van voorraden
waarop dit Verdrag van toepassing is van haar grondgebied naar het grondgebied van
de andere Verdragsluitende Partij.
Artikel 5
[Treedt in werking per 01-12-2008]
De in artikel 3 omschreven regeling dient te worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van elke
Verdragsluitende Partij en verzoeken hiertoe dienen vooraf te worden ingediend in
overeenstemming met de in de artikelen 6 en 7 vastgelegde procedure.
Artikel 6
[Treedt in werking per 01-12-2008]
-
2 Wanneer het verzoek wordt goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van de Verdragsluitende
Partij uit wier wetgeving de voorraadverplichting voortvloeit („de eerste bevoegde
autoriteit”), zendt deze autoriteit uiterlijk 10 (tien) werkdagen voor aanvang van
de periode waarvoor om goedkeuring wordt verzocht de bevoegde autoriteit van de andere
Verdragsluitende Partij („de tweede bevoegde autoriteit”) de in het eerste lid van
dit artikel genoemde informatie en stelt deze op de hoogte van de goedkeuring.
-
3 De „tweede bevoegde autoriteit” zal, uiterlijk 5 (vijf) werkdagen voor aanvang van
de periode waarvoor om goedkeuring wordt verzocht, binnen de grenzen van het redelijke
alles in het werk stellen om de eerste bevoegde autoriteit ervan in kennis te stellen
of zij het verzoek al dan niet goedkeurt. In het geval dat de eerste bevoegde autoriteit
voor de datum van aanvang van een dergelijke periode geen kennisgeving heeft ontvangen,
wordt de tweede bevoegde autoriteit geacht het desbetreffende verzoek niet te hebben
goedgekeurd.
-
4 Onverminderd de in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel vermelde termijnen,
kunnen de bevoegde autoriteiten, indien nodig, overeenkomen een of al deze termijnen
te wijzigen.
Artikel 7
[Treedt in werking per 01-12-2008]
-
1 Wanneer een onderneming om toestemming verzoekt in het kader van dit Verdrag voorraden
aan te houden in omstandigheden waarin zij niet de eigenaar van deze voorraden zal
zijn, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, geeft geen van beide bevoegde autoriteiten toestemming voor het aanhouden van de
desbetreffende voorraden in het kader van dit Verdrag tenzij:
-
a. de onderneming die de voorraden namens de aanvrager aanhoudt een onderneming is die
valt onder de rechtsmacht van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan
de voorraden worden aangehouden voor zover het de wettelijke bevoegdheid van die Verdragsluitende
Partij om het bestaan van die voorraden te controleren en te verifiëren betreft;
-
b. de voorraden zullen worden aangehouden uit hoofde van een schriftelijke overeenkomst
tussen de onderneming met de voorraadverplichting en de onderneming die namens haar
de voorraden aanhoudt (de „overeenkomst”) die van kracht blijft gedurende de periode
waarvoor om toestemming is verzocht;
-
c. de onderneming met de voorraadverplichting contractueel het recht heeft deze voorraden
gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te verwerven en de wijze waarop de
prijs van een dergelijke aankoop wordt bepaald, in de overeenkomst is vastgelegd;
en
-
d. de feitelijke beschikbaarheid van de voorraden voor de onderneming met de voorraadverplichting
gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst gewaarborgd is.
Artikel 8
[Treedt in werking per 01-12-2008]
-
3 Elke bevoegde autoriteit voert van tijd tot tijd en, in het bijzonder, wanneer zij
daarom wordt verzocht door de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Partij,
inspecties, controles of andere verificatiemaatregelen uit die zij passend acht met
betrekking tot voorraden die zijn aanvaard als voorraden waarop dit Verdrag van toepassing
is en stelt de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Partij onverwijld
in kennis van enige materiële afwijking of onjuistheid die hieruit naar voren komt.
Artikel 9
[Treedt in werking per 01-12-2008]
De bevoegde autoriteiten komen overeen zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is met
elkaar te overleggen:
-
a. in het geval van een crisis in de voorziening;
-
b. om moeilijkheden die zijn gerezen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van
dit Verdrag op te lossen; of
-
c. bepalingen van dit Verdrag te wijzigen in welk geval het overleg in ieder geval uiterlijk
zestig dagen na ontvangst van het verzoek dient aan te vangen.
Artikel 10
[Treedt in werking per 01-12-2008]
Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat beide Verdragsluitende
Partijen elkaar langs diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld dat de procedures
vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag zijn afgerond.
Artikel 11
[Treedt in werking per 01-12-2008]