Preambule
De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag,
Overwegend de plicht van Staten uit hoofde van het Handvest van de Verenigde Naties het universele respect voor, en de eerbiediging van, de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te bevorderen,
Gelet op de Universele verklaring van de rechten van de mens,
In herinnering roepend het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en de overige relevante internationale instrumenten op het gebied van mensenrechten, humanitair recht en het internationaal strafrecht,
Voorts in herinnering roepend de Verklaring inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning, op 18 december 1992 aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bij resolutie 47/133,
Doordrongen van het buitengewoon ernstige karakter van gedwongen verdwijning, wat een misdrijf vormt en, onder bepaalde omstandigheden omschreven in het internationale recht,een misdrijf tegen de menselijkheid vormt,
Vastbesloten gedwongen verdwijningen te voorkomen en straffeloosheid in het geval van gedwongen verdwijningen te bestrijden,
Overwegend het recht van alle personen niet te worden blootgesteld aan gedwongen verdwijningn en het recht van slachtoffers op gerechtigheid en schadeloosstelling,
Het recht van elk slachtoffer bevestigend op het kennen van de waarheid omtrent de omstandigheden van een gedwongen verdwijning en het lot van de verdwenen persoon en het recht op de vrijheid hiertoe inlichtingen in te winnen, te ontvangen en te verstrekken,