Met betrekking tot de toepassing van de Voorlopige Overeenstemming inzake aangelegenheden betreffende de diepzeemijnbouw, ondertekend op 3 augustus 1984, hebben de vertegenwoordigers van de Regeringen van
het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland,
de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, Japan, de Verenigde Staten van Amerika
en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland hun voornemen bevestigd
uitvoering te geven aan het onderstaande:
Inaanmerkingkoming voor een vergunning
-
1.
-
(1) Elke Partij mag slechts een vergunning verlenen of deze overdragen aan een aanvrager:
-
(a) die financieel en technologisch in staat is tot het verrichten van de voorgestelde
diepzeemijnbouwwerkzaamheden;
-
(b) die voldoet aan alle vereisten van de nationale wetgeving van deze Partij; en
-
(c) die de diepzeemijnbouwwerkzaamheden zal verrichten overeenkomstig de onderstaand voorgeschreven
normen.
-
(2) De desbetreffende Partijen plegen overleg voorafgaand aan de verlening of overdracht
van een vergunning aan een aanvrager aan wie eerder een vergunning was geweigerd of
wiens vergunning voor hetzelfde gebied was ingetrokken door een andere Partij, of
die afstand heeft gedaan van hetzelfde gebied waarvoor een andere Partij hem een vergunning
had verleend.
Omvang van het gebied
-
2.
-
(1) Elke Partij mag slechts een vergunning verlenen of deze overdragen voor een gebied
waarin de toegestane diepzeemijnbouwwerkzaamheden kunnen worden verricht binnen de
oorspronkelijke looptijd van de vergunning op een efficiënte, economische en ordelijke
wijze, naar behoren rekening houdend met het behoud en de bescherming van het milieu
en met inachtneming, waar passend, van de gegevens inzake de rijkdommen van het gebied,
andere relevante fysische en ecologische kenmerken en de stand van de technologie
van de aanvrager, zoals vervat in het werkplan.
-
(2) Op verzoek van een andere Partij verstrekt een Partij binnen 30 dagen een schriftelijke
uiteenzetting van de redenen waarom die Partij de aanvrage voor een gebied van een
zekere omvang heeft goedgekeurd.
Normen
-
3.
-
(1) Elke Partij neemt alle noodzakelijke maatregelen opdat de onder haar toezicht staande
diepzeemijnbouwwerkzaamheden:
-
(a) worden verricht met redelijke inachtneming van de belangen van andere Staten bij de
uitoefening van de vrijheid van de volle zee;
-
(b) handelingen inhouden ter bescherming van de kwaliteit van het milieu en niet zal leiden
tot aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu;
-
(c) worden verricht met de nodige aandacht voor het vermijden van verspilling van mineralen
en voor de toekomstige mogelijkheid voor commerciële winning van het niet-gewonnen
gedeelte van de vaste minerale rijkdommen in het door de vergunning bestreken gebied;
-
(d) geen nadelige gevolgen hebben voor de beveiliging van mensenlevens en eigendommen
op zee overeenkomstig algemeen aanvaarde internationale normen;
-
(e) met voortvarendheid worden verricht, en wel door de werkzaamheden te blijven uitvoeren
op een redelijk niveau, gelet op de omvang van het gebied en andere relevante factoren;
-
(f) aan controlemaatregelen worden onderworpen wat de gevolgen ervan voor het milieu betreft.
-
(2) Overeenkomstig haar nationale wetgeving zorgt elke Partij ervoor dat onder haar rechtsmacht
vallende personen de hinder voor activiteiten die zijn toegestaan op grond van een
door een andere Partij verleende vergunning tot een minimum beperken.
-
(3) Elke Partij werkt mede aan de totstandkoming van maatregelen, die verenigbaar zijn
met haar nationale wetgeving en die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen
van de Overeenkomst en dit Memorandum, opdat deze maatregelen, wat de algemene doelstelling
en uitwerking ervan aangaat, verenigbaar en vergelijkbaar zijn met en even doeltreffend
zijn als, die welke zijn uitgevaardigd door de andere Partijen.
Administratieve vereisten
-
4. Teneinde de naleving van de normen, omschreven in paragraaf 3 van dit Memorandum,
daadwerkelijk af te dwingen, neemt elke Partij, naar gelang passend, maatregelen zoals:
het opleggen van redelijke straffen voor schending van de vereisten; het plaatsen
van waarnemers op schepen ter controle van de naleving ervan; het opschorten, intrekken
of wijzigen van vergunningen; het uitvaardigen van bevelen in een noodsituatie ter
voorkoming van aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu of ter beveiliging van
mensenlevens en eigendommen op zee.