Dit Verdrag heeft ten doel de wederkerige erkenning en tenuitvoerlegging door de verdragsluitende
Staten te verzekeren van beslissingen, gegeven op een verzoek dan wel een vordering
tot het verkrijgen van onderhoud door een wettig, niet wettig of geadopteerd kind,
dat ongehuwd is en niet de volle leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, zulks ongeacht
de vraag of het verzoek dan wel de vordering in de internationale dan wel in de nationale
rechtssfeer lag.
Indien een beslissing uitspraken bevat over een ander punt dan de onderhoudsverplichting,
werkt het Verdrag slechts ten aanzien van de uitspraak over de onderhoudsverplichting.
Het Verdrag is niet van toepassing op beslissingen in zaken betreffende onderhoud
tussen personen, die elkaar in de zijlinie bestaan.
De beslissingen, die in zaken betreffende onderhoud in een van de verdragsluitende
Staten zijn gegeven, moeten, zonder herziening ten gronde, in de andere verdragsluitende
Staten worden erkend en uitvoerbaar verklaard, indien:
-
1. de autoriteit, die de beslissing heeft gegeven, bevoegd was overeenkomstig dit Verdrag;
-
2. de verweerder wettig opgeroepen of vertegenwoordigd is geweest volgens de wet van
de Staat van de autoriteit, die de beslissing heeft gegeven;
niettemin kunnen ingeval de beslissing bij verstek is gegeven, de erkenning en de
uitvoerbaarverklaring worden geweigerd, indien de autoriteit aan wie de uitvoerbaarverklaring
wordt gevraagd, gelet op de omstandigheden, van oordeel is, dat het niet aan de schuld
van de niet verschenen partij te wijten is geweest, dat deze geen kennis heeft gedragen
van de procedure of zich daarin niet heeft kunnen verweren;
-
3. de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan in de Staat waar zij is gegeven;
niettemin worden beslissingen uitvoerbaar bij voorraad en voorlopige maatregelen,
ook al staat daartegen nog een rechtsmiddel open, uitvoerbaar verklaard door de autoriteit,
aan wie de uitvoerbaarverklaring moet worden gevraagd, indien soortgelijke beslissingen
in de Staat waartoe deze autoriteit behoort, kunnen worden gegeven en tenuitvoergelegd;
-
4. de beslissing niet in tegenspraak is met een beslissing, die over hetzelfde onderwerp
en tussen dezelfde partijen is gegeven in de Staat, waarin een beroep op de beslissing
wordt gedaan;
de erkenning en uitvoerbaarverklaring kunnen worden geweigerd, indien, voordat de
beslissing werd gegeven, het geschil reeds aanhangig was in de Staat, waarin een beroep
op de beslissing wordt gedaan;
-
5. de beslissing niet kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van de Staat, waarin
een beroep op de beslissing wordt gedaan.
Voor de toepassing van dit Verdrag zijn de volgende autoriteiten bevoegd tot het geven
van beslissingen in zaken betreffende onderhoud:
-
1. de autoriteiten van de Staat, op wiens gebied de onderhoudsplichtige ten tijde van
het aanhangig maken van de zaak zijn gewone verblijfplaats had;
-
2. de autoriteiten van de Staat, op wiens gebied de onderhoudsgerechtigde ten tijde van
het aanhangig maken van de zaak zijn gewone verblijfplaats had;
-
3. de autoriteit, welker bevoegdheid de onderhoudsplichtige hetzij uitdrukkelijk, hetzij
door op de zaak zelf in te gaan, heeft erkend zonder een voorbehoud te maken ten aanzien
van diens bevoegdheid.
De partij, die beroep doet op een beslissing of de uitvoerbaarverklaring ervan vraagt,
moet overleggen:
-
1. een afschrift van de beslissing, dat voldoet aan de vereiste voorwaarden van authenticiteit;
-
2. de stukken, waaruit kan blijken, dat de beslissing uitvoerbaar is;
-
3. in geval de beslissing bij verstek is gegeven, een authentiek afschrift van het stuk
waarmede de zaak werd ingeleid, alsmede de stukken, waaruit kan blijken, dat dit inleidende
stuk behoorlijk is medegedeeld.
Het onderzoek van de autoriteit, aan wie de uitvoerbaarverklaring wordt gevraagd,
blijft beperkt tot de voorwaarden, bedoeld in artikel 2, en tot de stukken, genoemd
in artikel 4.
De exequaturprocedure wordt, voorzover dit Verdrag niet anders bepaalt, beheerst door
de wet van de Staat van de autoriteit, aan wie de uitvoerbaarverklaring wordt gevraagd.
Elke uitvoerbaar verklaarde beslissing heeft dezelfde kracht en brengt dezelfde gevolgen
teweeg als een beslissing, gegeven door een bevoegde autoriteit van de Staat, waar
de uitvoerbaarverklaring is gevraagd.
Indien bij de beslissing, waarvan de uitvoerbaarverklaring is gevraagd, periodieke
onderhoudsuitkeringen zijn opgelegd, wordt haar tenuitvoerlegging zowel voor de reeds
verschenen als voor de nog niet verschenen termijnen toegestaan.
Hetgeen in de voorafgaande artikelen is bepaald ten aanzien van de erkenning en de
uitvoerbaarverklaring van de beslissingen, waarop dit Verdrag betrekking heeft, is
eveneens van toepassing op beslissingen tot wijziging van een onderhoudsuitkering
en gegeven door een der autoriteiten, vermeld in artikel 3.
De partij, die in de Staat, waar de beslissing is gegeven, is toegelaten tot kosteloze
rechtsbijstand, geniet dit voorrecht ook in de procedure tot uitvoerbaarverklaring
van de beslissing.
In de procedures, waarop dit Verdrag betrekking heeft, wordt vrijstelling genoten
van de cautio iudicatum solvi.
De overgelegde stukken zijn in de procedures, waarop dit Verdrag betrekking heeft,
vrijgesteld van visering en van legalisatie.
De verdragsluitende Staten verplichten zich om de overmaking naar en van het buitenland
van gelden, die zijn toegekend ter zake van onderhoudsverplichtingen jegens kinderen,
te vergemakkelijken.
Geen bepaling van dit Verdrag beperkt het recht van een onderhoudsgerechtigde om beroep
te doen op enige andere bepaling, die van toepassing is op de uitvoerbaarverklaring
van beslissingen in zaken betreffende onderhoud, hetzij krachtens de interne wet van
het land van de autoriteit, aan wie de uitvoerbaarverklaring wordt gevraagd, hetzij
krachtens een ander Verdrag, dat tussen de verdragsluitende Staten van kracht is.
Dit Verdrag is niet van toepassing op beslissingen, gegeven voor de datum van inwerkingtreding
van dit Verdrag.
Iedere verdragsluitende Staat deelt aan de Nederlandse Regering mede, welke autoriteiten
bevoegd zijn tot het geven van beslissingen in zaken betreffende onderhoud en tot
uitvoerbaarverklaring van zodanige beslissingen, in andere landen gegeven.
De Nederlandse Regering brengt deze mededelingen ter kennis van de andere verdragsluitende
Staten.
Dit Verdrag is van rechtswege van toepassing in het moederland van de verdragsluitende
Staten.
Indien een verdragsluitende Staat de inwerkingtreding ervan wenst in alle of enige
van de andere grondgebieden, voor welker internationale betrekkingen hij verantwoordelijk
is, geeft hij van zijn voornemen daartoe kennis door een akte, die wordt nedergelegd
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland. Dit doet, langs diplomatieke
weg, een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van die akte aan ieder der verdragsluitende
Staten toekomen.
Deze verklaring heeft slechts gevolg voor elk niet tot het moederland behorend gebied
in de betrekkingen tussen de Staat die haar heeft afgelegd en de Staten die hebben
verklaard haar te aanvaarden. Deze laatste verklaring wordt nedergelegd bij het Ministerie
van Buitenlandse Zaken van Nederland; dit doet, langs diplomatieke weg, een gewaarmerkt
afschrift hiervan aan ieder der verdragsluitende Staten toekomen.
Dit Verdrag staat ter ondertekening open voor de Staten, vertegenwoordigd op de Achtste
Zitting van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.
Het zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen worden nedergelegd
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.
Van iedere nederlegging van akten van bekrachtiging zal een proces-verbaal worden
opgemaakt, waarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift, langs diplomatieke
weg, aan ieder der ondertekenende Staten wordt toegezonden.
Dit Verdrag treedt in werking op de zestigste dag te rekenen van de nederlegging van
de vierde akte van bekrachtiging, bedoeld in artikel 15.
Voor iedere ondertekenende Staat, die het Verdrag later bekrachtigt, treedt het in
werking op de zestigste dag te rekenen van de datum van nederlegging van zijn akte
van bekrachtiging.
In het geval bedoeld in artikel 14, lid 2, van dit Verdrag is het Verdrag van toepassing
op de zestigste dag te rekenen van de datum van nederlegging van de verklaring van
aanvaarding.
Iedere Staat, die niet vertegenwoordigd is geweest op de Achtste Zitting van de Haagse
Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, kan tot dit Verdrag toetreden. De Staat,
die wenst toe te treden, geeft van zijn voornemen kennis door een akte, die wordt
nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland. Dit doet, langs
diplomatieke weg, een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van die akte aan ieder
der verdragsluitende Staten toekomen.
Het Verdrag treedt in werking tussen de toetredende Staat en de Staat, die heeft verklaard
deze toetreding te aanvaarden, op de zestigste dag, te rekenen van de datum van nederlegging
van de akte van toetreding.
De toetreding zal slechts gevolg hebben in de betrekkingen tussen de toetredende Staat
en de verdragsluitende Staten, die hebben verklaard deze toetreding te aanvaarden.
Deze verklaring zal worden nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van
Nederland; dit doet, langs diplomatieke weg, een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift
van die akte aan ieder der verdragsluitende Staten toekomen.
Het is welverstaan, dat toetredingen eerst kunnen geschieden na de inwerkingtreding
van dit Verdrag krachtens artikel 16.
Iedere verdragsluitende Staat kan bij de ondertekening of de bekrachtiging van of
bij de toetreding tot dit Verdrag een voorbehoud maken met betrekking tot de erkenning
en de uitvoerbaarverklaring van de beslissingen, gegeven door een autoriteit van een
andere verdragsluitende Staat, die bevoegd zou zijn geweest uit hoofde van de verblijfplaats
van de onderhoudsgerechtigde.
De Staat, die zodanig voorbehoud heeft gemaakt, kan geen aanspraak maken op toepassing
van het Verdrag op beslissingen, gegeven door autoriteiten van die Staat, wanneer
deze bevoegd zijn geweest uit hoofde van de verblijfplaats van de onderhoudsgerechtigde.
Dit Verdrag blijft gedurende vijf jaren van kracht, te rekenen van de datum, aangegeven
in artikel 16, eerste lid, van dit Verdrag. Deze termijn begint van die datum af te
lopen, zelfs voor de Staten, die later hebben bekrachtigd of zijn toegetreden.
Het Verdrag wordt, behoudens opzegging, stilzwijgend telkens voor vijf jaren verlengd.
De opzegging moet tenminste zes maanden voor het einde van de termijn ter kennis worden
gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland, dat daarvan aan
alle andere verdragsluitende Staten mededeling zal doen.
De opzegging kan zich beperken tot de grondgebieden of tot bepaalde grondgebieden,
aangegeven in een kennisgeving gedaan overeenkomstig artikel 14, lid 2.
De opzegging heeft slechts gevolg ten opzichte van de Staat, die haar heeft gedaan.
Het Verdrag blijft van kracht voor de andere verdragsluitende Staten.