Preambule
De Lidstaten van de Raad van Europa die dit Verdrag hebben ondertekend,
Overwegende dat het doel van de Raad van Europa het tot stand brengen van een grotere
eenheid tussen zijn leden is, in het bijzonder teneinde de idealen en beginselen die
hun gemeenschappelijk erfgoed zijn te beschermen en te verwezenlijken;
Erkennende dat internationale niet-gouvernementele organisaties waardevol werk verrichten
voor de internationale gemeenschap, in het bijzonder op het gebied van wetenschap,
cultuur, liefdadigheid, filantropie, gezondheid en onderwijs, en dat zij bijdragen
aan de verwezenlijking van de doelen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het Statuut van de Raad van Europa;
Geleid door de wens in hun onderlinge betrekkingen regels vast te stellen inzake de
voorwaarden voor de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van deze organisaties teneinde
hun werkzaamheden op Europees niveau te vereenvoudigen;
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
[Treedt in werking per 01-06-2007]
Dit Verdrag is van toepassing op verenigingen, stichtingen en andere particuliere
instituties (hierna te noemen „NGO's”) die voldoen aan de volgende voorwaarden:
-
a. een doelstelling hebben van internationaal nut zonder winstoogmerk;
-
b. opgericht zijn bij een akte die onder het nationale recht van een Partij valt;
-
c. activiteiten verrichten met gevolgen in ten minste twee Staten; en
-
d. hun statutaire zetel hebben op het grondgebied van een Partij en hun hoofdbestuur
op het grondgebied van die Partij of van een andere Partij.
Artikel 4
[Treedt in werking per 01-06-2007]
In elke Partij mag de toepassing van dit Verdrag alleen worden uitgesloten, indien
de NGO die zich op dit Verdrag beroept, door haar oogmerk, doelstelling of de activiteiten
die zij feitelijk uitvoert:
-
a. inbreuk maakt op de nationale veiligheid, openbare veiligheid of schadelijk is voor
het voorkomen van wanordelijkheden of strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid
of zedelijkheid, of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen; of
-
b. de betrekkingen met een andere Staat of de handhaving van de internationale vrede
en veiligheid in gevaar brengt.
Artikel 11
[Treedt in werking per 01-06-2007]
De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt de Lidstaten van de Raad van Europa
en iedere Staat die tot dit Verdrag is toegetreden, in kennis van:
-
a. iedere ondertekening;
-
b. de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;
-
c. iedere datum van inwerkingtreding van dit Verdrag in overeenstemming met de artikelen
6, 7 en 8;
-
d. iedere andere akte, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Verdrag.