De Partijen bij dit Verdrag,
In overweging nemend de fundamentele rol van verdragen in de geschiedenis van de internationale
betrekkingen,
Zich bewust van het consensuele karakter en van het steeds toenemend belang van verdragen
als bron van volkenrecht,
Vaststellend dat de beginselen van vrijwillige instemming en van goede trouw en de
regel pacta sunt servanda algemeen erkend worden,
Bevestigend dat het van belang is het proces te versterken van codificatie en geleidelijke
ontwikkeling van het volkenrecht op universeel niveau,
Van oordeel zijnde dat de codificatie en de geleidelijke ontwikkeling van de regels
verband houdende met verdragen tussen Staten en internationale organisaties of tussen
internationale organisaties middelen vormen om de rechtsorde in de internationale
betrekkingen te bestendigen en de doelstellingen van de Verenigde Naties te dienen,
Indachtig de beginselen van het volkenrecht, neergelegd in het Handvest van de Verenigde
Naties, als daar zijn de beginselen van de gelijkgerechtigdheid der volken en hun
recht op zelfbeschikking, de soevereine gelijkheid en de onafhankelijkheid van alle
Staten, het zich niet mengen in binnenlandse aangelegenheden van Staten, het verbod
van het dreigen met of het gebruik maken van geweld en de universele en daadwerkelijke
eerbied voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden voor allen,
In gedachten hebbend de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht
van 1969,
Erkennende de betrekkingen tussen het verdragenrecht tussen Staten en het verdragenrecht
tussen Staten en internationale organisaties, dan wel tussen internationale organisaties,
Overwegende het belang van verdragen tussen Staten en internationale organisaties
of tussen internationale organisaties als nuttig middel voor het ontwikkelen van internationale
betrekkingen en voor het waarborgen van voorwaarden voor vreedzame samenwerking tussen
naties, ongeacht hun constitutionele en sociale stelsels,
Indachtig de specifieke kenmerken van verdragen waarbij internationale organisaties
partij zijn als subjecten van volkenrecht onderscheiden van Staten,
Vaststellend dat internationale organisaties de bevoegdheid bezitten verdragen te
sluiten, welke noodzakelijk is voor de uitoefening van hun functies en de verwezenlijking
van hun doelstellingen.
Erkennend dat de handelwijze van internationale organisaties bij het sluiten van verdragen
met Staten, dan wel onder elkaar, in overeenstemming zou dienen te zijn met hun oprichtingsakten,
Bevestigend dat niets in het onderhavige Verdrag zo mag worden geïnterpreteerd dat
die betrekkingen tussen een internationale organisatie en haar leden worden aangetast,
die worden beheerst door de regels van de organisatie,
Bevestigend tevens dat geschillen betreffende verdragen, evenals andere internationale
geschillen, in overeenstemming met het Handvest der Verenigde Naties dienen te worden
beslecht langs vreedzame weg en overeenkomstig de beginselen van gerechtigheid en
het volkenrecht,
Bevestigend tevens dat de vraagstukken die niet door de bepalingen van dit Verdrag
worden geregeld, zullen worden beheerst door de regels van het internationale gewoonterecht,
Zijn overeengekomen als volgt: