I. Mededeling van gerechtelijke en buiten-gerechtelijke stukken
In burgerlijke of handelszaken geschiedt in de verdragsluitende Staten de mededeling
van stukken, bestemd voor in het buitenland zich bevindende personen, op een aanvraag
van de consul van de verzoekende Staat, gericht tot de autoriteit, die daarvoor door
de aangezochte Staat zal moeten zijn aangewezen. De aanvrage, bevattende de vermelding
van de autoriteit van welke het overgemaakte stuk is uitgegaan, van naam en hoedanigheid
der partijen, van het adres van degene voor wie het bestemd is, en van de aard van
het betrokken stuk, moet gesteld zijn in de taal van de aangezochte autoriteit. Deze
autoriteit zendt de consul het bewijsstuk toe, waaruit blijkt van de mededeling of
waarin de omstandigheid, die deze belet heeft, is vermeld.
Alle moeilijkheden, die naar aanleiding van de aanvrage van de consul mochten ontstaan,
worden langs diplomatieke weg geregeld.
Iedere verdragsluitende Staat kan, door een tot de andere verdragsluitende Staten
gerichte mededeling verklaren te verlangen, dat de aanvrage om mededeling op zijn
grondgebied, welke aanvrage de in lid 1 aangegeven vermeldingen moet bevatten, langs
diplomatieke weg tot hem wordt gericht.
De voorafgaande bepalingen beletten niet dat twee verdragsluitende Staten zich verstaan
om het rechtstreeks verkeer tussen hun wederzijdse autoriteiten toe te laten.
De mededeling geschiedt door de zorg der autoriteit, bevoegd volgens de wet van de
aangezochte Staat. Deze autoriteit kan er zich, behoudens in de gevallen bedoeld bij
artikel 3, toe bepalen, de mededeling te doen geschieden door afgifte van het stuk aan degene,
voor wie het bestemd is, zo deze het vrijwillig aanneemt.
De aanvrage moet vergezeld zijn van twee exemplaren van het mede te delen stuk.
Indien het mede te delen stuk gesteld is, hetzij in de taal van de aangezochte autoriteit,
hetzij in de tussen de beide betrokken Staten overeengekomen taal, of indien het vergezeld
is van een vertaling in een dier talen, doet de aangezochte autoriteit, ingeval haar
daartoe het verlangen in de aanvrage is kenbaar gemaakt, het stuk mededelen met inachtneming
van de in haar eigen wetgeving voor het verrichten van dergelijke mededelingen voorgeschreven
vorm, of van een bijzondere vorm, mits deze met die wetgeving niet in strijd zij.
Indien een dergelijk verlangen niet kenbaar is gemaakt, tracht de aangezochte autoriteit
eerst de afgifte overeenkomstig artikel 2 te doen geschieden.
Tenzij het tegendeel is overeengekomen, wordt de in het voorgaande lid bedoelde vertaling
voor overeenstemmend verklaard door de diplomatieke of consulaire ambtenaar van de
verzoekende Staat of door een beëdigd vertaler van de aangezochte Staat.
Het verrichten van de mededeling, bedoeld bij de artikelen 1, 2 en 3, kan alleen geweigerd worden, indien de Staat, op wiens grondgebied deze zou moeten
geschieden, oordeelt, dat zulks op zijn souvereiniteit of zijn veiligheid inbreuk
zou kunnen maken.
Het bewijs der mededeling wordt geleverd, hetzij door een gedagtekend en gelegaliseerd
ontvangbewijs van degene, voor wie het stuk bestemd is, hetzij door een verklaring
van de autoriteit van de aangezochte Staat, het feit, de vorm en de dag der mededeling
vermeldende.
Het ontvangbewijs. of de verklaring moet op een der dubbelen van het mede te delen
stuk gesteld of daaraan vastgehecht zijn.
Door de bepalingen der voorgaande artikelen wordt geen inbreuk gemaakt op:
-
1. de bevoegdheid om stukken rechtstreeks over de post toe te zenden aan de in het buitenland
zich bevindende belanghebbenden;
-
2. de bevoegdheid der belanghebbenden om mededelingen rechtstreeks te doen verrichten
door de deurwaarders (officiers ministériels) of bevoegde ambtenaren in het land van
bestemming;
-
3. de bevoegdheid van elke Staat om mededelingen aan in het buitenland zich bevindende
personen rechtstreeks door de zorg van zijn diplomatieke of consulaire ambtenaren
te doen geschieden.
In elk dezer gevallen bestaat de bedoelde bevoegdheid alleen, indien overeenkomsten
tussen de betrokken Staten gesloten dit veroorloven, of indien, bij gebreke van zodanige
overeenkomsten, de Staat, op wiens grondgebied de mededeling moet geschieden, zich
daartegen niet verzet. Die Staat kan zich daartegen niet verzetten, indien, in het
geval van lid 1, no. 3, het stuk zonder rechtsdwang moet worden medegedeeld aan een
onderdaan van de verzoekende Staat.
De mededelingen geven geen aanleiding tot terugbetaling van heffingen of kosten van
welke aard ook.
Evenwel heeft, tenzij het tegendeel is overeengekomen, de aangezochte Staat het recht
van de verzoekende Staat de terugbetaling te eisen van de kosten, veroorzaakt door
het optreden van een deurwaarder (officier ministériel) of door het inachtnemen van
een bepaalde vorm in de gevallen van artikel 3.
In burgerlijke of handelszaken kan de rechterlijke autoriteit van een der verdragsluitende
Staten zich, overeenkomstig de bepalingen van diens wetgeving, bij rogatoire commissie
wenden tot de bevoegde autoriteit van een andere verdragsluitende Staat, met het verzoek
binnen haar rechtsgebied hetzij een handeling van instructie, hetzij andere gerechtelijke
handelingen te verrichten.
De rogatoire commissiën worden door de consul van de verzoekende Staat overgemaakt
aan de autoriteit, die daarvoor door de aangezochte Staat zal moeten zijn aangewezen.
Deze autoriteit zendt de consul het bewijsstuk toe, waaruit blijkt van de uitvoering
der rogatoire commissie of waarin de omstandigheid, die de uitvoering belet heeft,
is vermeld.
Alle moeilijkheden, die naar aanleiding van deze aanvrage mochten ontstaan, worden
langs diplomatieke weg geregeld.
Iedere verdragsluitende Staat kan, door een tot de andere verdragsluitende Staten
gerichte mededeling verklaren te verlangen, dat de op zijn grondgebied uit te voeren
rogatoire commissiën hem langs diplomatieke weg zullen worden overgemaakt.
De voorafgaande bepalingen beletten niet, dat twee verdragsluitende Staten zich verstaan
om de rechtstreekse overmaking der rogatoire commissiën tussen hun wederzijdse autoriteiten
toe te laten.
Tenzij bet tegendeel is overeengekomen, moet de rogatoire commissie gesteld zijn,
hetzij in de taal der aangezochte autoriteit, hetzij in de taal waaromtrent de beide
betrokken Staten zullen zijn overeengekomen of wel zij moet vergezeld zijn van een
vertaling in een van die talen gesteld en voor overeenstemmend verklaard door een
diplomatieke of consulaire ambtenaar van de verzoekende Staat of door een beëdigd
vertaler van de aangezochte Staat.
De rechterlijke autoriteit, tot welke de rogatoire commissie is gericht, is verplicht
die uit te voeren en daarbij dezelfde dwangmiddelen te bezigen als voor de uitvoering
ener rogatoire commissie van de autoriteiten van de aangezochte Staat of van een daartoe
door een belanghebbende partij gedaan verzoek. Deze dwangmiddelen behoeven niet noodzakelijk
aangewend te worden, wanneer het betreft de verschijning van de partijen in geding.
De verzoekende autoriteit wordt, op haar verlangen, verwittigd van de dag en de plaats
waar de gevraagde handeling zal worden verricht, opdat de belanghebbende partij in
staat zij daarbij tegenwoordig te zijn.
De uitvoering der rogatoire commissie kan slechts worden geweigerd:
-
1. indien de authenticiteit van het stuk niet vaststaat;
-
2. indien in de aangezochte Staat het uitvoeren der rogatoire commissie niet behoort
tot de bevoegdheden der rechterlijke macht;
-
3. indien de Staat, op wiens grondgebied de uitvoering zou moeten plaats hebben, oordeelt,
dat deze op zijn souvereiniteit of op zijn veiligheid inbreuk zou kunnen maken.
Ingeval van onbevoegdheid der aangezochte autoriteit, wordt de rogatoire commissie
ambtshalve overgedragen aan de rechterlijke autoriteit van dezelfde Staat, die overeenkomstig
de bepalingen van diens wetgeving bevoegd is.
In elk geval, waarin de rogatoire commissie door de aangezochte autoriteit niet wordt
uitgevoerd, stelt deze hiervan onverwijld de autoriteit, die het verzoek heeft gedaan,
in kennis met vermelding, in het geval voorzien bij artikel 11, van de redenen waarom de uitvoering der rogatoire commissie is geweigerd, en, in
het geval voorzien bij artikel 12, van de autoriteit aan wie de rogatoire commissie is overgedragen.
De rechterlijke autoriteit, die aan een rogatoire commissie uitvoering geeft, past
daarbij wat de vormen betreft, haar landswetten toe.
Evenwel wordt aan het verzoek der autoriteit, van welke de rogatoire commissie is
uitgegaan, om deze met inachtneming van een bepaalde vorm te behandelen, voldaan,
mits deze vorm niet in strijd zij met de wetgeving van de aangezochte Staat.
De bepalingen der voorafgaande artikelen sluiten niet uit de bevoegdheid van iedere
Staat om rechtstreeks door zijn diplomatieke en consulaire ambtenaren rogatoire commissiën
te doen uitvoeren, indien tussen de betrokken Staten gemaakte overeenkomsten zulks
veroorloven of de Staat, op wiens grondgebied de rogatoire commissie uitgevoerd moet
worden, zich daartegen niet verzet.
De uitvoering van rogatoire commissiën geeft geen aanleiding tot terugbetaling van
heffingen of kosten van welke aard ook.
Evenwel heeft, tenzij het tegendeel is overeengekomen, de aangezochte Staat het recht
van de verzoekende Staat de terugbetaling te eisen van de schadeloosstellingen betaald
aan getuigen of deskundigen, alsmede van de kosten veroorzaakt door de tussenkomst
van de deurwaarder (officier ministériel), welke noodzakelijk is geweest, omdat de
getuigen niet vrijwillig zijn verschenen, en eindelijk van de kosten voortspruitende
uit eventuele toepassing van artikel 14, lid 2.
III. Cautio Judicatum Solvi
Geen zekerheidstelling of dépôt, onder welke benaming ook, kan op grond hetzij van
hun hoedanigheid van vreemdelingen, hetzij van gemis van domicilie of verblijfplaats
in het land, worden opgelegd aan de onderdanen van een der verdragsluitende Staten,
die in een dier Staten hun domicilie hebben, wanneer zij als eisers of tussenkomende
partijen voor de rechtbanken van een andere dier Staten optreden.
Dezelfde regel is van toepassing op de storting welke tot dekking der gerechtskosten
van eisers of tussenkomende partijen mocht gevorderd worden.
De overeenkomsten, waarbij verdragsluitende Staten voor hun onderdanen de vrijstelling
der cautio judicatum solvi of der storting wegens proceskosten zonder voorwaarde van domicilie mochten hebben
bedongen, blijven van toepassing.
De veroordelingen in de kosten van het geding, uitgesproken in een van de verdragsluitende
Staten tegen de eiser of de tussenkomende partij, die hetzij krachtens de bepalingen
van artikel 17, leden 1 en 2, hetzij krachtens de wet van de Staat, op wiens grondgebied het geding is aangelegd,
vrijgesteld zijn van de zekerheidstelling, het dépôt of de storting, worden ingevolge
een langs diplomatieke weg gedaan verzoek, kosteloos uitvoerbaar verklaard door de
bevoegde autoriteit in iedere der andere verdragsluitende Staten.
Dezelfde regel is van toepassing op de rechterlijke uitspraken, waardoor het bedrag
der kosten in het geding later is bepaald.
De voorafgaande bepalingen beletten niet, dat twee verdragsluitende Staten zich verstaan
om toe te laten, dat het verzoek om uitvoerbaarverklaring ook rechtstreeks door de
belanghebbende partij wordt gedaan.
De rechterlijke uitspraken betreffende de kosten van het geding worden uitvoerbaar
verklaard, zonder de partijen te horen, maar behoudens hoger beroep van de veroordeelde
partij overeenkomstig de wet van het land waar de tenuitvoerlegging moet geschieden.
De autoriteit, bevoegd om te beslissen op het verzoek om tenuitvoerlegging bepaalt
er zich toe te onderzoeken:
-
1. of, ingevolge de wet van het land, waar de veroordeling is uitgesproken, de expeditie
van de uitspraak de vereiste voorwaarden van authenticiteit bezit;
-
2. of, ingevolge dezelfde wet, de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;
-
3. of het de beslissing bevattend gedeelte der uitspraak is gesteld, hetzij in de taal
van de aangezochte autoriteit, hetzij in de taal, waaromtrent de beide betrokken Staten
zullen zijn overeengekomen, dan wel of het vergezeld is van een vertaling in een van
die talen gesteld en, tenzij het tegendeel is overeengekomen, voor eensluidend verklaard
door een diplomatieke of consulaire ambtenaar van de verzoekende Staat of door een
beëdigd vertaler van de aangezochte Staat.
Ter voldoening aan de voorwaarden, voorgeschreven in lid 2, nummers 1 en 2, kan volstaan
worden, hetzij met een verklaring van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat,
houdende dat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, hetzij met de overlegging
van zodanige behoorlijk gelegaliseerde stukken, dat daaruit kan worden vastgesteld,
dat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Tenzij het tegendeel is overeengekomen,
wordt de bevoegdheid van de bovengenoemde autoriteit bevestigd door de hoogste ambtenaar,
belast met het beheer der justitie in de verzoekende Staat. De verklaring en de bevestiging,
waarvan hier sprake is, moeten gesteld of vertaald zijn overeenkomstig de regel, vervat
in lid 2, nummer 3.
De autoriteit, bevoegd om te beslissen op het verzoek om tenuitvoerlegging, schat,
mits de partij zulks tegelijkertijd verzoekt, het bedrag van de kosten der verklaring,
der vertaling en der legalisatie, bedoeld in lid 2, nummer 3. Deze kosten worden beschouwd
als kosten van het geding.
IV. Kosteloze rechtsbijstand
In burgerlijke en handelszaken worden de onderdanen van ieder der verdragsluitende
Staten in alle andere verdragstaten op gelijke voet als de eigen onderdanen toegelaten
tot het voorrecht van kosteloze rechtsbijstand mits zich gedragende naar de wetgeving
van de Staat, waar de kosteloze rechtsbijstand wordt verlangd.
In de Staten, waar kosteloze rechtsbijstand in administratieve zaken bestaat, is het
in het vorige lid bepaalde ook van toepassing in zaken gebracht voor de rechter, die
in deze materie bevoegd is.
In alle gevallen moet het bewijs van onvermogen worden afgegeven door, of de verklaring
afgelegd voor de autoriteiten van de gewone verblijfplaats van de vreemdeling, of,
bij gebreke daarvan, de autoriteiten van zijn werkelijk verblijf. Ingeval deze laatste
autoriteiten niet mochten behoren tot een verdragsluitende Staat en geen bewijzen
of verklaringen van deze aard mochten afgeven of voor zich laten afleggen, kan volstaan
worden met een bewijs of een verklaring, afgegeven door of afgelegd voor een diplomatieke
of consulaire ambtenaar van het land, waartoe de vreemdeling behoort.
Indien de verzoeker geen verblijf houdt in het land, waar het verzoek wordt gedaan,
wordt het bewijs of de verklaring van onvermogen kosteloos gelegaliseerd door een
diplomatieke of consulaire ambtenaar van het land, waar het stuk moet worden overgelegd.
De autoriteit bevoegd om het bewijs van onvermogen af te geven, of de verklaring van
onvermogen voor zich te doen afleggen, kan bij de autoriteiten der andere verdragsluitende
Staten inlichtingen inwinnen omtrent de vermogenstoestand van de verzoeker.
De autoriteit, die op de aanvrage om kosteloze rechtsbijstand zal hebben te beschikken,
heeft, binnen de grenzen harer bevoegdheid, het recht om de waarde der aan haar gegeven
bewijzen, verklaringen en inlichtingen te toetsen en, om voldoende inzicht te verkrijgen,
zich aanvullende inlichtingen te doen verstrekken.
Wanneer de onvermogende zich bevindt in een ander land, dan dat waar de kosteloze
rechtsbijstand moet worden aangevraagd, kan zijn verzoek tot het verkrijgen van rechtsbijstand,
vergezeld van de bewijzen, de verklaringen van onvermogen en, in voorkomend geval,
de andere bewijsstukken benodigd voor de beoordeling van de aanvrage, door de consul
van zijn land worden overgelegd aan de autoriteit, die bevoegd is op de aanvrage te
beschikken of aan de autoriteit, aangewezen door de Staat, waar de aanvrage moet worden
beoordeeld.
De bepalingen, vervat in artikel 9, leden 2, 3 en 4, en in de artikelen 10 en 12 betreffende de rogatoire commissiën, zijn van toepassing op de overmaking van aanvragen
tot verkrijging van kosteloze rechtsbijstand en de bijlagen daarvan.
Indien het voorrecht van kosteloze rechtsbijstand toegestaan is aan een onderdaan
van een der verdragsluitende Staten, geven de betekeningen, die op zijn geding betrekking
hebben, welke vorm zij ook hebben, en die moeten worden gedaan in een andere dier
Staten, geen aanleiding tot enige terugbetaling van kosten door de verzoekende Staat
aan de aangezochte Staat.
Hetzelfde geldt voor de rogatoire commissiën, met uitzondering van de schadeloosstellingen,
betaald aan deskundigen.
Dit Verdrag staat ter ondertekening open voor de Staten, vertegenwoordigd op de Zevende
Zitting van de Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.
Het zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen worden nedergelegd
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.
Van iedere nederlegging van akten van bekrachtiging zal een proces-verbaal worden
opgemaakt, waarvan een gewaarmerkt afschrift, langs diplomatieke weg, aan ieder der
ondertekenende Staten wordt toegezonden.
Dit Verdrag treedt in werking op de zestigste dag te rekenen van de nederlegging van
de vierde akte van bekrachtiging, bedoeld in artikel 27, lid 2.
Voor iedere ondertekenende Staat, die het Verdrag later bekrachtigt, treedt het in
werking op de zestigste dag te rekenen van de datum van nederlegging van zijn akte
van bekrachtiging.
Dit Verdrag vervangt in de rechtsbetrekkingen tussen de Staten, die het hebben bekrachtigd,
het Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering, ondertekend te 's-Gravenhage,
de 17e Juli 1905.
Dit Verdrag is van rechtswege van toepassing in het moederland van de verdragsluitende
Staten.
Indien een verdragsluitende Staat de inwerkingtreding ervan wenst in alle of enige
van de andere grondgebieden, voor welker internationale betrekkingen hij verantwoordelijk
is, geeft hij te dien einde van zijn voornemen kennis door een akte, die wordt nedergelegd
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland. Dit doet, langs diplomatieke
weg, een gewaarmerkt afschrift van die akte aan ieder der verdragsluitende Staten
toekomen.
Het Verdrag treedt in werking in de rechtsbetrekkingen tussen de Staten, die daartegen
binnen zes maanden te rekenen van deze mededeling geen bezwaar maken en het grondgebied
of de grondgebieden, voor welker internationale betrekkingen de betrokken Staat verantwoordelijk
is, en waarvoor de kennisgeving is gedaan.
Iedere Staat, die niet vertegenwoordigd is geweest op de Zevende Zitting van de Conferentie,
kan tot dit Verdrag toetreden, tenzij een of meer Staten die het Verdrag hebben bekrachtigd,
zich daartegen verzetten binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de mededeling
van deze toetreding, gedaan door de Nederlandse Regering. De toetreding geschiedt
op de wijze bedoeld in artikel 27, lid 2.
Het is welverstaan, dat de toetredingen slechts kunnen geschieden, na de inwerkingtreding
van dit Verdrag krachtens artikel 28, lid 1.
Iedere verdragsluitende Staat kan zich bij de ondertekening of de bekrachtiging van-
of bij de toetreding tot dit Verdrag voorbehouden de toepassing van artikel 17 te beperken tot de onderdanen van de verdragsluitende Staten, die hun gewoon verblijf
op zijn grondgebied hebben.
De Staat, die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het vorige lid,
kan geen aanspraak maken op de toepassing van artikel 17 door de andere verdragsluitende Staten, dan ten behoeve van die van zijn onderdanen,
die hun gewoon verblijf hebben op het grondgebied van de verdragsluitende Staat, voor
welker rechter waarvan zij als eisende of tussenkomende partij optreden.
Dit Verdrag blijft gedurende vijf jaren van kracht, te rekenen van de dagtekening
aangegeven in artikel 28, lid 1, van dit Verdrag.
Deze termijn begint van die dag af te lopen, zelfs voor de Staten, die later hebben
bekrachtigd of zijn toegetreden.
Het Verdrag wordt, behoudens opzegging, stilzwijgend telkens voor vijf jaren verlengd.
De opzegging moet tenminste zes maanden voor het einde van de termijn ter kennis worden
gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland, dat daarvan aan
alle andere verdragsluitende Staten mededeling zal doen.
De opzegging kan zich beperken tot de grondgebieden of tot bepaalde grondgebieden,
aangegeven in een kennisgeving gedaan krachtens artikel 30, lid 2.
De opzegging heeft slechts gevolg ten opzichte van de Staat, die haar heeft gedaan.
Het Verdrag blijft van kracht voor de andere verdragsluitende Staten.