Dit Verdrag bepaalt de wet welke van toepassing is op de burgerrechtelijke, niet-contractuele
aansprakelijkheid voor ongevallen in het wegverkeer en wel ongeacht voor welke rechter
vorderingen ter zake dienen te worden gebracht.
In dit Verdrag wordt onder ongeval in het wegverkeer verstaan een ongeval waarbij
een of meer al dan niet gemotoriseerde voertuigen zijn betrokken en dat verband houdt
met verkeer op de openbare weg, op terreinen die toegankelijk zijn voor het publiek
of slechts voor een beperkt aantal personen, die het recht hebben om er te komen.
Dit Verdrag is niet van toepassing op:
-
1. de aansprakelijkheid van fabrikanten, verkopers of herstellers van voertuigen;
-
2. de aansprakelijkheid van de eigenaar van een verkeersweg, of van elke andere persoon,
die verantwoordelijk is voor het onderhoud daarvan of voor de veiligheid van de gebruikers;
-
3. aansprakelijkheid voor handelingen van derden, met uitzondering van de aansprakelijkheid
van de eigenaar van een voertuig of van de principaal of de meester;
-
4. regresvorderingen tussen aansprakelijke personen;
-
5. regresvorderingen en subrogaties voor zover hierbij verzekeraars zijn betrokken;
-
6. vorderingen, daaronder begrepen regresvorderingen, die worden ingesteld door of tegen
instellingen op het gebied van de sociale zekerheid, sociale verzekering of soortgelijke
instellingen en door of tegen openbare waarborgfondsen voor automobielen, noch op
de uitsluiting van de aansprakelijkheid zoals die is neergelegd in de wet waardoor
deze instellingen worden beheerst.
De van toepassing zijnde wet is de interne wet van de Staat op welks grondgebied het
ongeval heeft plaatsgevonden.
Onverminderd de regeling vervat in artikel 5 wordt in de volgende gevallen afgeweken
van het bepaalde in artikel 3:
-
a) wanneer slechts een enkel voertuig bij het ongeval is betrokken en dit voertuig is
geregistreerd in een andere Staat dan die op welks grondgebied het ongeval heeft plaatsgevonden,
is de interne wet van de Staat van registratie van toepassing op de aansprakelijkheid
-
- jegens de bestuurder, houder, eigenaar of elke andere persoon die enig recht heeft
op het voertuig, zonder acht te slaan op hun gewoon verblijf,
-
- jegens een slachtoffer dat passagier was, indien het zijn gewoon verblijf had in een
andere Staat dan in die op welks grondgebied het ongeval heeft plaatsgevonden,
-
- jegens een slachtoffer dat zich ter plaatse van het ongeval buiten het voertuig bevond,
indien het zijn gewoon verblijf had in de Staat van registratie.
Wanneer er twee of meer slachtoffers zijn wordt de van toepassing zijnde wet ten aanzien
van elk van hen afzonderlijk vastgesteld.
-
b) wanneer twee of meer voertuigen bij het ongeval zijn betrokken, is het bepaalde onder
a) alleen van toepassing, indien die voertuigen alle in dezelfde Staat geregistreerd
zijn.
-
c) wanneer een of meer personen die zich ter plaatse van het ongeval buiten het voertuig
of de voertuigen bevonden bij het ongeval zijn betrokken en aansprakelijk zouden kunnen
zijn, is het bepaalde onder a) en b) slechts van toepassing indien deze personen allen
hun gewoon verblijf hadden in de Staat van registratie. Dit geldt ook, wanneer deze
personen tevens slachtoffers zijn van het ongeval.
De wet welke krachtens de artikelen 3 en 4 van toepassing is op de aansprakelijkheid
jegens een passagier beheerst tevens de aansprakelijkheid voor schade aan in het voertuig
vervoerde goederen die zijn eigendom zijn of die aan hem waren toevertrouwd.
De wet die krachtens de artikelen 3 en 4 van toepassing is op de aansprakelijkheid
jegens de eigenaar van het voertuig beheerst de aansprakelijkheid voor schade aan
andere in het voertuig vervoerde goederen dan die bedoeld in de voorgaande alinea.
De aansprakelijkheid voor schade aan goederen die zich buiten het voertuig of de voertuigen
bevonden wordt beheerst door de interne wet van de Staat op welks grondgebied het
ongeval heeft plaatsgevonden. De aansprakelijkheid voor schade aan de persoonlijke
eigendommen van een slachtoffer dat zich buiten het voertuig of de voertuigen bevond
wordt evenwel beheerst door de interne wet van de Staat van registratie, indien deze
wet volgens artikel 4 van toepassing is op de aansprakelijkheid jegens het slachtoffer.
Ten aanzien van voertuigen die niet zijn geregistreerd of die in meer dan één Staat
zijn geregistreerd, treedt voor de wet van de Staat van registratie in de plaats de
interne wet van de Staat waarin zij hun gewone standplaats hadden. Hetzelfde geldt,
indien op het tijdstip van het ongeval noch de eigenaar, noch de houder, noch de bestuurder
van het voertuig zijn gewoon verblijf had in de Staat van registratie.
Bij het bepalen van de aansprakelijkheid wordt, welke overigens de van toepassing
zijnde wet zij, rekening gehouden met de verkeers- en veiligheidsvoorschriften die
ter plaatse en ten tijde van het ongeval van kracht waren.
De van toepassing zijnde wet bepaalt in het bijzonder:
-
1. de voorwaarden en de omvang van de aansprakelijkheid;
-
2. de gronden voor uitsluiting van aansprakelijkheid, alsook elke beperking en verdeling
van aansprakelijkheid;
-
3. het bestaan en de aard van letsel of schade die voor vergoeding in aanmerking komen;
-
4. op welke wijze en in welke omvang de schade moet worden vergoed;
-
5. de overdraagbaarheid van het recht op schadevergoeding;
-
6. welke personen recht hebben op vergoeding van persoonlijk door hen geleden schade;
-
7. de aansprakelijkheid van een principaal voor handelingen van degene, die voor hem
optreedt;
-
8. de termijn voor de verjaring of het verval van een aanspraak op schadevergoeding,
alsmede het tijdstip van aanvang van die termijn en van zijn stuiting of schorsing.
De gelaedeerden hebben een rechtstreekse vordering tot schadevergoeding op de verzekeraar
van de aansprakelijke partij, indien zij dit recht bezitten krachtens de overeenkomstig
de artikelen 3, 4 of 5 van toepassing zijnde wet.
Indien krachtens de artikelen 4 of 5 de wet van de Staat van registratie van toepassing
is en die wet dit recht niet kent, kan het niettemin worden uitgeoefend indien zulks
wordt toegestaan door de interne wet van de Staat op welks grondgebied het ongeval
heeft plaatsgevonden.
Indien geen van beide wetten een zodanig recht kent, kan het worden uitgeoefend indien
het wordt gegeven door de wet die de verzekeringsovereenkomst beheerst.
Een volgens dit Verdrag van toepassing zijnde wet kan slechts ter zijde worden gesteld
indien haar toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De toepassing van de artikelen 1 tot en met 10 van dit Verdrag is onafhankelijk van
enig vereiste van wederkerigheid. Het Verdrag vindt toepassing, zelfs indien de van
toepassing zijnde wet niet die van een Verdragsluitende Staat is.
Elk gebiedsdeel van een Staat waar meer dan één rechtsstelsel bestaat wordt voor de
toepassing van de artikelen 2 tot en met 11 als een Staat beschouwd wanneer dat gebiedsdeel
een eigen rechtsstelsel heeft met betrekking tot de burgerrechtelijke, niet-contractuele
aansprakelijkheid voor ongevallen in het wegverkeer.
Een Staat waar meer dan een rechtsstelsel bestaat is niet gehouden dit Verdrag toe
te passen op ongevallen die op zijn grondgebied hebben plaatsgevonden, wanneer daarbij
slechts voertuigen zijn betrokken die in de gebiedsdelen van die Staat zijn geregistreerd.
Een Staat waar meer dan een rechtsstelsel bestaat kan op het tijdstip van ondertekening,
bekrachtiging of toetreding verklaren, dat de werking van dit Verdrag zich uitstrekt
tot elk van die rechtsstelsels, dan wel slechts tot één of enkele daarvan; hij kan
deze verklaring te allen tijde wijzigen door het afleggen van een nieuwe verklaring.
Deze verklaringen worden ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
van Nederland en dienen uitdrukkelijk de rechtsstelsels aan te geven, waarop het Verdrag
van toepassing is.
Dit Verdrag maakt geen inbreuk op andere Verdragen waarbij de Verdragsluitende Staten
partij zijn of zullen worden en waarin op bijzondere gebieden de burgerrechtelijke,
niet-contractuele aansprakelijkheid voor een ongeval wordt geregeld.
Dit Verdrag staat ter ondertekening open voor de Staten vertegenwoordigd op de Elfde
Zitting van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.
Het dient te worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij
het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.
Dit Verdrag treedt in werking op de zestigste dag te rekenen van de datum van nederlegging
van de derde akte van bekrachtiging, bedoeld in de tweede alinea van artikel 16.
Voor elke ondertekenende Staat die het Verdrag daarna bekrachtigt treedt het in werking
op de zestigste dag te rekenen van de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging.
Staten die niet vertegenwoordigd zijn geweest op de Elfde Zitting van de Haagse Conferentie
voor Internationaal Privaatrecht en die Lid zijn van deze Conferentie of van de Verenigde
Naties of van een van haar gespecialiseerde organisaties of die Partij zijn bij het
Statuut van het Internationaal Gerechtshof kunnen tot dit Verdrag toetreden nadat het overeenkomstig de eerste alinea van artikel
17 in werking is getreden.
De akte van toetreding dient te worden nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van Nederland.
Het Verdrag treedt voor een toetredende Staat in werking op de zestigste dag te rekenen
van de datum van nederlegging van zijn akte van toetreding.
De toetreding heeft slechts gevolg ten aanzien van de betrekkingen tussen de toetredende
Staat en Verdragsluitende Staten die verklaard hebben de toetreding te aanvaarden.
Een zodanige verklaring wordt nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken
van Nederland; dit Ministerie doet daarvan langs diplomatieke weg een voor eensluidend
gewaarmerkt afschrift aan elk der Verdragsluitende Staten toekomen.
Tussen de toetredende Staat en de Staat die heeft verklaard de toetreding te aanvaarden
treedt het Verdrag in werking op de zestigste dag te rekenen van de datum van nederleggging
van de verklaring van aanvaarding.
Een Staat kan op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging of toetreding verklaren
dat dit Verdrag zich uitstrekt tot alle gebieden voor welker internationale betrekkingen
hij verantwoordelijk is of tot één of enkele van die gebieden. Een zodanige verklaring
wordt van kracht op de datum van de inwerkingtreding van het Verdrag voor de betrokken
Staat.
Daarna wordt van zodanige uitbreidingen kennis gegeven aan het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van Nederland.
Het Verdrag treedt voor de in de verklaring van uitbreiding genoemde gebieden in werking
op de zestigste dag na de mededeling, bedoeld in de voorgaande alinea.
Dit Verdrag blijft van kracht vijf jaar na de datum van zijn inwerkingtreding overeenkomstig
de eerste alinea van artikel 17, ook voor de Staten die het Verdrag nadien hebben
bekrachtigd of daartoe zijn toegetreden.
Indien geen opzegging heeft plaatsgevonden wordt het Verdrag behoudens opzegging,
stilzwijgend telkens voor vijf jaar verlengd.
Opzeggingen dienen ten minste zes maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar
ter kennis te worden gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.
De opzegging kan beperkt worden tot bepaalde gebieden waarop het Verdrag van toepassing
is.
De opzegging heeft slechts gevolg ten opzichte van de Staat die haar ter kennis heeft
gebracht. Het Verdrag blijft voor de andere Verdragsluitende Staten van kracht.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland geeft aan de in artikel 16 bedoelde
Staten en aan de Staten die overeenkomstig artikel 18 zijn toegetreden kennis van
-
a) de ondertekeningen en bekrachtigingen bedoeld in artikel 16;
-
b) de datum waarop dit Verdrag overeenkomstig de eerste alinea van artikel 17 in werking
treedt;
-
c) de toetredingen bedoeld in artikel 18 en de data waarop zij van kracht worden;
-
d) de verklaringen bedoeld in de artikelen 14 en 19;
-
e) de opzeggingen bedoeld in de derde alinea van artikel 20.