Preambule
De lidstaten van de Raad van Europa die dit Verdrag hebben ondertekend,
Overwegend dat het doel van de Raad van Europa het tot stand brengen van een grotere
eenheid tussen zijn leden is, teneinde de idealen en beginselen die hun gemeenschappelijk
erfgoed zijn te beschermen en dat de verwezenlijking van dit doel met name wordt nagestreefd
middels overeenkomsten op economisch en sociaal gebied;
Strevend naar duurzame ontwikkeling die gebaseerd is op een evenwichtige balans tussen
sociale behoeften, economische bedrijvigheid en het milieu;
Gelet op het feit dat het landschap van groot algemeen belang is op het gebied van
cultuur, ecologie, milieu en de maatschappij en een hulpbron is die de economische
bedrijvigheid bevordert, en dat de bescherming, het beheer en de inrichting van het
landschap werkgelegenheid kan opleveren;
Zich ervan bewust dat het landschap een bijdrage levert aan de vorming van plaatselijke
culturen en dat het een wezenlijk onderdeel vormt van het natuurlijk en cultureel
erfgoed van Europa, dat bijdraagt aan het welzijn van de mens en de instandhouding
van de Europese identiteit;
Erkennend dat het landschap een belangrijk element vormt van de kwaliteit van het
leven van de bevolking: in zowel stedelijke gebieden als op het platteland, in aangetaste
gebieden en in hoogwaardige gebieden, in gebieden met een grote landschappelijke waarde
en in doorsnee gebieden;
Zich ervan bewust dat ontwikkelingen op het gebied van productiemethoden binnen de
landbouw, bosbouw, industrie en mijnbouw alsmede wat betreft ruimtelijke ordening,
stadsontwikkeling, transport, infrastructuur, toerisme en recreatie en meer algemeen,
veranderingen binnen de wereldeconomie in veel gevallen de transformatie van het landschap
versnellen;
Geleid door de wens in te spelen op de wens van het publiek om te kunnen genieten
van hoogwaardige landschappen en een actieve rol te spelen bij de ontwikkeling van
landschappen;
In de overtuiging dat het landschap een wezenlijk element is van het individueel en
maatschappelijk welzijn en dat de bescherming, het beheer en de inrichting ervan voor
eenieder rechten en verantwoordelijkheden met zich meebrengen;
Gelet op de juridische documenten die op internationaal niveau bestaan op het gebied
van de bescherming en het beheer van natuurlijk en cultureel erfgoed, ruimtelijke
ordening, lokaal zelfbestuur en grensoverschrijdende samenwerking, met name het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu
in Europa (Bern, 19 september 1979), de Overeenkomst inzake de bescherming van het architectonisch erfgoed van Europa (Granada, 3 oktober 1985), het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (herzien) (Valletta, 16 januari 1992), de Europese Kaderovereenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale
gemeenschappen of autoriteiten (Madrid, 21 mei 1980) en de aanvullende protocollen daarbij, het Europees Handvest inzake lokale autonomie (Straatsburg, 15 oktober 1985), het Verdrag inzake biologische diversiteit (Rio de Janeiro, 5 juni 1992), de Overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de
wereld (Parijs, 16 november 1972), en het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang
tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Aarhus, 25 juni 1998);
Erkennend dat de kwaliteit en diversiteit van Europese landschappen een gezamenlijke
hulpbron vormen en dat het van belang is samen te werken bij de bescherming, het beheer
en de inrichting ervan;
Geleid door de wens te voorzien in een nieuw instrument dat uitsluitend gewijd is
aan de bescherming, het beheer en de inrichting van alle landschappen in Europa;
Zijn het volgende overeengekomen: