De Lidstaten van de Raad van Europa en de andere Staten die dit Kaderverdrag hebben
ondertekend,
Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het bereiken van een grotere eenheid
tussen zijn leden met het oogmerk de idealen en beginselen die hun gemeenschappelijk
erfdeel vormen te beschermen en te verwezenlijken;
Overwegende dat een van de wijzen waarop dat doel dient te worden nagestreefd is de
handhaving en de verdere verwezenlijking van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden;
Geleid door de wens een nadere uitwerking te geven aan de Verklaring van de Staatshoofden
en Regeringsleiders van de Lidstaten van de Raad van Europa die op 9 oktober 1993
te Wenen is aangenomen;
Vastbesloten het bestaan van nationale minderheden op hun onderscheiden grondgebieden
te beschermen;
Overwegende dat de omwentelingen in de geschiedenis van Europa hebben getoond dat
de bescherming van nationale minderheden van wezenlijk belang is voor de stabiliteit,
de democratische veiligheid en de vrede in dit werelddeel;
Overwegende dat een pluralistische en werkelijk democratische samenleving niet alleen
de etnische, culturele, linguïstische en godsdienstige identiteit van elke persoon
die tot een nationale minderheid behoort, dient te eerbiedigen, maar ook passende
voorwaarden dient te scheppen om het mogelijk te maken deze identiteit uit te drukken
en haar te beschermen en te ontwikkelen;
Overwegende dat het scheppen van een klimaat van verdraagzaamheid en dialoog noodzakelijk
is om mogelijk te maken dat de culturele verscheidenheid niet een bron en een factor
van verdeeldheid is, maar een bron en een factor van verrijking voor elke samenleving;
Overwegende dat de totstandkoming van een verdraagzaam en welvarend Europa niet alleen
afhankelijk is van samenwerking tussen Staten, maar ook grensoverschrijdende samenwerking
vereist tussen lokale en regionale overheden, zonder afbreuk te doen aan de constitutie
en de territoriale integriteit van elke Staat;
Gelet op het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de Protocollen daarbij;
Gelet op de verplichtingen betreffende de bescherming van nationale minderheden in
verdragen en verklaringen van de Verenigde Naties en in de documenten van de Conferentie
over Veiligheid en Samenwerking in Europa, met name het Document van Kopenhagen van
29 juni 1990;
Vastbesloten de beginselen die moeten worden geëerbiedigd en de daaruit voortvloeiende
verplichtingen te definiëren ten einde, in de Lidstaten en in de andere Staten die
Partij bij deze akte worden, de doeltreffende bescherming van nationale minderheden
en van de rechten en vrijheden van personen die tot die minderheden behoren, te waarborgen,
in het kader van de rechtsstaat, met eerbiediging van de territoriale integriteit
en nationale soevereiniteit van Staten;
Vastbesloten zijnde de in dit Kaderverdrag neergelegde beginselen toe te passen door
middel van nationale wetgeving en passend overheidsbeleid,
Zijn het volgende overeengekomen: