De Hoge Verdragsluitende Partijen bij dit protocol, lidstaten van de Europese Unie,
Onder verwijzing naar de akte van de Raad van 16 oktober 2001 tot vaststelling van
het protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken
tussen de lidstaten van de Europese Unie,
Gelet op de conclusies die tijdens de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober
1999 zijn aangenomen en de noodzaak deze onverwijld ten uitvoer te brengen met het
oog op de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid,
Rekening houdend met de aanbevelingen die door de deskundigen zijn geformuleerd in
de wederzijdse evaluatieverslagen die zijn opgesteld op basis van Gemeenschappelijk
Optreden 97/827/JBZ van 5 december 1997, tot instelling van een mechanisme voor evaluatie
van de uitvoering en toepassing op nationaal niveau van de internationale verbintenissen
inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit,
Overtuigd van de behoefte aan aanvullende maatregelen op het gebied van de wederzijdse
rechtshulp in strafzaken ter bestrijding van de criminaliteit, waaronder in het bijzonder
de georganiseerde criminaliteit, het witwassen van geld en de financiële criminaliteit,
Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen, die als integraal onderdeel
gehecht zullen worden aan de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in
strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie van 29 mei 2000, hierna „overeenkomst
tot wederzijdse bijstand van 2000" te noemen: