Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Trinidad en Tobago inzake uitlevering, Port of Spain, 07-02-2003

[Regeling treedt in werking op nader te bepalen tijdstip.]
[Regeling wordt (deels) voorlopig toegepast per 01-08-2003.]
Geraadpleegd op 04-10-2024.
Geldend van 01-08-2003 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Trinidad en Tobago inzake uitlevering

Authentiek : NL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Trinidad en Tobago inzake uitlevering

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Republiek Trinidad en Tobago;

Elkanders rechtsinstellingen eerbiedigend en geleid door de wens de samenwerking tussen beide landen bij de bestrijding van de misdaad doeltreffender te maken door regelingen te treffen voor de uitlevering van delinquenten;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Verplichting tot uitlevering

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

De Verdragsluitende Staten komen overeen aan elkander in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag, personen uit te leveren die zich op hun grondgebied bevinden en die worden verdacht van een strafbaar feit of worden gezocht met het oog op de oplegging van een straf of de tenuitvoerlegging van een vonnis door de autoriteiten van de andere Staat.

Artikel 2. Uitleveringsdelicten

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 Uitlevering wordt toegestaan voor gedrag dat krachtens het recht van beide Staten een strafbaar feit oplevert dat met een gevangenisstraf van ten minste twaalf maanden of met een zwaardere straf is bedreigd. Bovendien dient, ingeval een gevangenisstraf of een andere vorm van vrijheidsbeneming is opgelegd door een rechter in de verzoekende Staat, het gedeelte van de straf of maatregel dat nog moet worden ondergaan ten minste zes maanden te bedragen.

  • 2 Ook de poging tot of het samenspannen tot het plegen van, het behulpzaam zijn bij, het aanzetten tot het geven van raad met het oog op het plegen van of het doen plegen van of door aansporing tot of steun achteraf medeplichtig zijn aan een in het eerste lid omschreven strafbaar feit is een uitleveringsdelict.

  • 3 Indien het verzoek om uitlevering betrekking heeft op zowel een gevangenisstraf of een andere vorm van vrijheidsbeneming zoals bedoeld in het eerste lid, als een vermogenssanctie, kan de aangezochte Staat ook uitlevering toestaan voor de tenuitvoerlegging van de vermogenssanctie.

  • 4 Indien het verzoek om uitlevering betrekking heeft op een aantal feiten die krachtens het recht van beide Staten strafbaar zijn, doch waarvan er enkele niet voldoen aan de overige vereisten van het eerste lid, kan de aangezochte Staat ook uitlevering toestaan voor deze feiten.

Artikel 3. Uitlevering van onderdanen

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 Een verzoek om uitlevering van een persoon die wordt verdacht van een strafbaar feit wordt niet afgewezen uitsluitend op grond van de nationaliteit van de opgeëiste persoon.

  • 2 De aangezochte Staat is niet verplicht zijn eigen onderdanen uit te leveren met het oog op de tenuitvoerlegging van een vonnis.

  • 3 Indien uitlevering wordt geweigerd op grond van het tweede lid, legt de aangezochte Staat, op verzoek van de verzoekende Staat en indien het recht van de aangezochte Staat zulks toelaat, de zaak voor aan zijn autoriteiten met het oog op de tenuitvoerlegging van het vonnis dat in de verzoekende Staat is uitgesproken.

Artikel 4. Verplichte weigering van uitlevering

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

Uitlevering wordt niet toegestaan:

  • a. indien het feit ter zake waarvan om uitlevering wordt verzocht door de aangezochte Staat als een delict van politieke aard wordt beschouwd of als een delict dat met een zodanig delict samenhangt. Het doden, of een poging daartoe, van het Staatshoofd of de Regeringsleider of een familielid van hen wordt niet beschouwd als een delict van politieke aard;

  • b. indien het feit ter zake waarvan om uitlevering wordt verzocht een delict naar militair recht is en niet een delict naar het commune stafrecht van beide Staten;

  • c. indien de opgeëiste persoon in de aangezochte Staat onherroepelijk is veroordeeld, dan wel vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging, wegens een gedraging die hetzelfde strafbare feit vormt als dat ter zake waarvan om uitlevering wordt verzocht; of

  • d. indien het recht tot strafvordering of tot tenuitvoerlegging van straf ter zake van het feit waarvan om uitlevering wordt verzocht krachtens het recht van de aangezochte Staat zou zijn verjaard.

Artikel 5. Facultatieve weigering van uitlevering

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

Uitlevering kan worden geweigerd:

  • a. indien de opgeëiste persoon in de aangezochte Staat wordt vervolgd wegens het strafbare feit ter zake waarvan om uitlevering wordt verzocht of indien de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Staat hebben besloten, in overeenstemming met het recht van die Staat, dat feit niet te vervolgen of de ingestelde vervolging te staken;

  • b. indien de opgeëiste persoon in een derde staat onherroepelijk is veroordeeld, dan wel vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging, wegens een gedraging die hetzelfde strafbare feit oplevert als dat terzake waarvan om uitlevering wordt verzocht en, in geval van veroordeling, het vonnis volledig ten uitvoer is gelegd of niet meer vatbaar is voor tenuitvoerlegging;

  • c. indien op het strafbare feit waarvoor om uitlevering wordt verzocht naar het recht van de verzoekende Staat de doodstraf is gesteld en het recht van de aangezochte Staat voor dat feit niet een zodanige straf toestaat, tenzij de verzoekende Staat naar het oordeel van de aangezochte Staat voldoende waarborgen biedt dat de doodstraf niet wordt opgelegd, of, indien opgelegd, niet ten uitvoer zal worden gelegd;

  • d. indien, naar het oordeel van de aangezochte Staat, het strafbare feit buiten het grondgebied van de verzoekende Staat is gepleegd en het recht van de aangezochte Staat in vergelijkbare omstandigheden niet in dezelfde rechtsmacht voorziet; of

  • e. indien de aangezochte Staat, de aard van het strafbare feit en het belang van de verzoekende Staat in aanmerking nemend, van oordeel is dat de uitlevering van de opgeëiste persoon onverenigbaar is met humanitaire overwegingen, in het bijzonder gelet op de leeftijd of de gezondheid van die persoon.

Artikel 6. Over te leggen stukken

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 Alle verzoeken om uitlevering worden gedaan langs diplomatieke weg.

  • 2 De volgende stukken worden ter ondersteuning van een verzoek om uitlevering overgelegd:

    • a. in alle gevallen:

      • i. gegevens betreffende de identiteit, de nationaliteit en, indien mogelijk, het signalement en de verblijfplaats van de opgeëiste persoon;

      • ii. een door een rechterlijk ambtenaar of overheidsfunctionaris opgestelde verklaring betreffende het strafbare feit ter zake waarvan om uitlevering wordt verzocht, onder vermelding van de plaats en het tijdstip waarop het is gepleegd, de omschrijving van het feit en de wettelijke bepalingen waarin het delict is omschreven, alsmede de toepasselijke straf.

    • b. in geval van een persoon die wordt verdacht van een strafbaar feit:

      • i. het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het bevel tot aanhouding, uitgevaardigd in de verzoekende Staat;

      • ii. bewijsmateriaal dat, overeenkomstig de wetgeving van de aangezochte Staat, de uitvaardiging van een bevel tot aanhouding zou rechtvaardigen indien het strafbare feit in de aangezochte Staat zou zijn gepleegd.

    • c. in geval van een persoon die wordt gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vonnis:

      • i. het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het vonnis of een ander stuk waaruit de veroordeling en de opgelegde straf blijken;

      • ii. indien een gedeelte van de straf reeds is ondergaan, een verklaring van een overheidsfunctionaris waarin het gedeelte dat nog moet worden ondergaan, is vermeld.

    • d. ter ondersteuning van een verzoek van Trinidad en Tobago met betrekking tot een persoon die is veroordeeld doch aan wie nog geen straf is opgelegd, het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het bevel tot aanhouding en het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een stuk waaruit blijkt dat de betrokkene is veroordeeld en dat een straf zal worden opgelegd.

  • 3 In geval van een persoon die bij verstek is veroordeeld, zijn de in het tweede lid onder de letters a en b genoemde vereisten met betrekking tot de te overleggen stukken van toepassing. Indien evenwel vaststaat dat de dagvaarding, waarin de datum en de plaats van de terechtzitting zijn vermeld, of het bij verstek gewezen vonnis aan de opgeëiste persoon in persoon is betekend, en die persoon niet is verschenen of door geen hoger beroep in te stellen geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht op een nieuwe berechting, zijn de in het tweede lid onder de letters a en c genoemde vereisten met betrekking tot de te overleggen stukken van toepassing.

  • 4 Om als bewijs erkend te worden in uitleveringsprocedures wordt een stuk dat is overgelegd ter ondersteuning van een verzoek om uitlevering, gewaarmerkt door een rechter, rechterlijk ambtenaar of functionaris in de verzoekende Staat, als zijnde het originele stuk waarin het bewijsmateriaal is vervat of vermeld of als zijnde een eensluidend afschrift van een dergelijk stuk. Elk stuk wordt gelegaliseerd door de eed van een getuige of door het officiële zegel van een minister of een secretaris of een andere functionaris van een overheidsdienst van de verzoekende Staat.

  • 5 De vereisten in het vierde lid kunnen worden vereenvoudigd ten gevolge van wijzigingen in de nationale wetgeving van de Verdragsluitende Staten. Van zodanige vereenvoudigingen zal worden kennisgegeven door een uitwisseling van diplomatieke nota's.

  • 6 Een vertaling van stukken die worden overgelegd ter ondersteuning van een verzoek om uitlevering die door de verzoekende Staat wordt verstrekt, wordt voor alle doeleinden in een uitleveringsprocedure erkend.

Artikel 7. Aanvullende inlichtingen

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 Indien de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Staat in enig stadium van de uitleveringsprocedure van oordeel zijn dat de door de verzoekende Staat verstrekte inlichtingen onvoldoende zijn om een beslissing te nemen uit hoofde van dit Verdrag, kan de aangezochte Staat om aanvullende inlichtingen verzoeken. De aangezochte Staat kan een termijn van ten hoogste dertig (30) dagen stellen voor de overlegging van bedoelde inlichtingen en kan op verzoek van de verzoekende Staat een redelijke verlenging van de termijn verlenen.

  • 2 Indien de aanvullende inlichtingen onvoldoende worden geacht of niet binnen de door de aangezochte Staat aangegeven termijn zijn ontvangen, kan de opgeëiste persoon, indien in detentie, in vrijheid worden gesteld en kan de zaak tegen deze persoon worden beëindigd. Invrijheidstelling van de opgeëiste persoon sluit niet uit dat de behandeling van het verzoek wordt voortgezet en beëindiging van de zaak sluit niet uit dat op een later tijdstip een nieuw verzoek ter zake van hetzelfde strafbare feit wordt ingediend.

Artikel 8. Voorlopige aanhouding

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 In geval van spoed kunnen de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Staat verzoeken om voorlopige aanhouding van de opgeëiste persoon.

  • 2 Het verzoek om voorlopige aanhouding bevat:

    • a. gegevens betreffende de identiteit, de nationaliteit en, indien mogelijk, een signalement en de verblijfplaats van de opgeëiste persoon;

    • b. een kennisgeving van het voornemen om uitlevering te verzoeken;

    • c. de omschrijving van het delict, alsmede de datum en de plaats en een korte uiteenzetting van de feiten;

    • d. een verklaring waaruit het bestaan en de inhoud van een bevel tot aanhouding of een veroordelend vonnis blijken;

    • e. een verklaring aangaande de maximumstraf die kan worden opgelegd of de straf die is opgelegd wegens het strafbare feit.

  • 3 Een verzoek om voorlopige aanhouding wordt aan de autoriteiten van de aangezochte Staat toegezonden, hetzij langs diplomatieke weg, hetzij rechtstreeks via de Internationale Politie-organisatie (Interpol), hetzij op iedere andere wijze waarbij schriftelijk van het verzoek blijkt of die door de aangezochte Staat wordt aanvaard. De aangezochte Staat stelt de verzoekende Staat onverwijld in kennis van de getroffen maatregelen naar aanleiding van het verzoek om voorlopige aanhouding.

  • 4 Een voorlopige aanhouding eindigt indien de aangezochte Staat binnen een termijn van veertig (40) dagen na de aanhouding het verzoek om uitlevering en de in artikel 6 bedoelde stukken ter ondersteuning daarvan niet heeft ontvangen en de opgeëiste persoon nog steeds is gedetineerd op grond van het bevel tot voorlopige aanhouding. De bevoegde autoriteiten van de aangezochte Staat kunnen een voorlopig aangehouden persoon te allen tijde in vrijheid stellen, met inachtneming van de voorwaarden die noodzakelijk worden geacht om te waarborgen dat deze persoon het land niet verlaat.

  • 5 Invrijheidstelling van de opgeëiste persoon aan het eind van de termijn van veertig (40) dagen vormt geen beletsel voor aanhouding en uitlevering op een later tijdstip indien het verzoek om uitlevering en de in artikel 6 genoemde stukken ter ondersteuning daarvan nadien worden ontvangen.

Artikel 9. Samenloop van verzoeken

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 Indien uitlevering van dezelfde persoon door twee of meer staten wordt verzocht, bepaalt de aangezochte Staat aan welke van deze staten de persoon zal worden uitgeleverd en stelt hij de verzoekende Staat in kennis van zijn besluit.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing wanneer er samenloop is met een verzoek om overlevering van het Internationale Strafhof.

Artikel 10. Overlevering

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 De aangezochte Staat stelt de verzoekende Staat in kennis van zijn besluit ten aanzien van de uitlevering.

  • 2 Iedere gehele of gedeeltelijke afwijzing van het verzoek wordt met redenen omkleed.

  • 3 In geval de uitlevering wordt toegestaan, wordt de verzoekende Staat in kennis gesteld van de plaats en het tijdstip van overlevering en van de duur van de vrijheidsbeneming van de opgeëiste persoon met het oog op zijn uitlevering.

  • 4 Indien de opgeëiste persoon niet is overgeleverd op de vastgestelde datum, kan die persoon na verloop van vijftien (15) dagen vanaf die datum in vrijheid worden gesteld en behoeft na verloop van dertig (30) dagen geen gevolg meer aan de beslissing tot zijn uitlevering gegeven te worden.

Artikel 11. Uitstel van de overlevering en voorlopige overlevering

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 De aangezochte Staat kan de overlevering van de opgeëiste persoon uitstellen teneinde de betrokkene te vervolgen of deze een straf te doen ondergaan wegens een ander strafbaar feit dan dat ter zake waarvan uitlevering is toegestaan, en stelt de verzoekende Staat in kennis van zijn besluit.

  • 2 De aangezochte Staat kan de opgeëiste persoon tijdelijk overleveren aan de verzoekende Staat uitsluitend ten behoeve van het instellen van een vervolging. De aldus overgeleverde persoon dient tijdens zijn verblijf in de verzoekende Staat in hechtenis te worden gehouden en dient na af.oop van de behandeling van de gerechtelijke behandeling van zijn zaak te worden teruggezonden overeenkomstig de in onderling overleg tussen de Verdragsluitende Staten vast te stellen voorwaarden.

Artikel 12. Overdracht van voorwerpen

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 Voor zover zulks krachtens het recht van de aangezochte Staat is toegelaten en onder eerbiediging van de rechten van derden kunnen alle voorwerpen die ten gevolge van het strafbare feit zijn verkregen of die als bewijsmateriaal kunnen worden gebruikt, indien aangetroffen, op verzoek worden overgedragen aan de verzoekende Staat indien de uitlevering is toegestaan of daarmee is ingestemd.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde voorwerpen worden overgedragen, zelfs indien, nadat de uitlevering is toegestaan of daarmede is ingestemd, de overlevering van de opgeëiste persoon niet kan plaatsvinden ten gevolge van diens overlijden of ontvluchting.

Artikel 13. Specialiteitsbeginsel

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 Een uit hoofde van dit Verdrag uitgeleverde persoon wordt niet vervolgd, in hechtenis genomen, berecht of gestraft op het grondgebied van de verzoekende Staat wegens een ander feit dan dat ter zake waarvan uitlevering is toegestaan, tenzij:

    • a. die persoon het grondgebied van de verzoekende Staat na uitlevering heeft verlaten en vrijwillig daarheen is teruggekeerd;

    • b. die persoon het grondgebied van de verzoekende Staat niet heeft verlaten binnen dertig (30) dagen na daartoe de vrijheid te hebben gehad; of

    • c. de aangezochte Staat daarmee heeft ingestemd. Hiertoe kan de aangezochte Staat de overlegging verlangen van de in artikel 6 genoemde stukken of verklaringen, met inbegrip van de door de uitgeleverde persoon afgelegde verklaringen met betrekking tot het desbetreffende feit.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op na de uitlevering begane feiten.

  • 3 Indien de tenlastelegging op grond waarvan de persoon is uitgeleverd op een later tijdstip wordt gewijzigd, kan die persoon worden vervolgd of veroordeeld, mits het delict in zijn nieuwe omschrijving:

    • a. in wezen is gebaseerd op dezelfde feiten als zijn vervat in het verzoek om uitlevering en in de stukken ter ondersteuning daarvan; en

    • b. met dezelfde maximumstraf is bedreigd als, of met een lagere maximumstraf dan, het feit waarvoor de persoon werd uitgeleverd.

Artikel 14. Verderlevering aan een derde staat

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

Een uit hoofde van dit Verdrag uitgeleverde persoon wordt niet verdergeleverd aan een derde staat zonder de instemming van de aangezochte Staat, behalve de in artikel 13, eerste lid, onder de letters a en b bedoelde gevallen. De aangezochte Staat kan de overlegging verlangen van de stukken die van de derde staat zijn ontvangen ter ondersteuning van diens verzoek om uitlevering op een later tijdstip, alsmede van de door de uitgeleverde persoon ter zake afgelegde verklaringen.

Artikel 15. Instemming met de uitlevering

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 Een persoon wiens uitlevering wordt verlangd en die is aangehouden uit hoofde van dit Verdrag wordt door de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat, in overeenstemming met zijn nationale recht, in kennis gesteld van het verzoek dat met betrekking tot hem is gedaan en van zijn recht in te stemmen met zijn terugkeer naar de verzoekende Staat zonder verdere officiële procedure, alsmede van de rechtsgevolgen daarvan.

  • 2 Wanneer het nationale recht van de aangezochte Staat dat voorziet, houdt de instemming afstand in van de bescherming bedoeld in de artikelen 13 en 14.

  • 3 De persoon dient schriftelijk in te stemmen ten overstaan van een bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat. Wanneer een dergelijke instemming is verstrekt, neemt de verzoekende Staat onverwijld alle stappen die nodig zijn om de opgeëiste persoon te ontvangen.

Artikel 16. Doortocht

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 Wanneer een derde staat de uitlevering van een persoon aan één van de Verdragsluitende Staten heeft toegestaan, verzoekt die Verdragsluitende Staat de andere Verdragsluitende Staat om toestemming tot doortocht van die persoon ingeval een landing op het grondgebied van laatstgenoemde Staat is voorzien van een luchtvaartuig met die persoon aan boord.

  • 2 Het verzoek om toestemming tot doortocht bevat de gegevens zoals genoemd in artikel 8, tweede lid, onder de letters a en c.

  • 3 De Verdragsluitende Staat die om doortocht wordt verzocht kan weigeren toestemming te verlenen op de gronden waarin zijn recht voorziet.

Artikel 17. Talen

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

Verzoeken uit hoofde van dit Verdrag kunnen in de Engelse taal worden gedaan. Alle stukken ter ondersteuning dienen te worden vertaald in een officiële taal van de aangezochte Staat.

Artikel 18. Kosten

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 Kosten in verband met de vertaling van stukken en de overdracht van de uitgeleverde persoon van het grondgebied van de aangezochte Staat naar dat van de verzoekende Staat worden gedragen door de verzoekende Staat.

  • 2 Alle andere kosten gemaakt door de aangezochte Staat uit hoofde van de uitlevering worden gedragen door die Staat.

  • 3 Kosten in verband met de doortocht, gemaakt door de Staat van doortocht, worden op zijn verzoek vergoed door de Verdragsluitende Staat van bestemming.

Artikel 19. Instelling van de procedure

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 In geval van een verzoek om uitlevering ingediend door het Koninkrijk der Nederlanden stelt de procureur-generaal van de Republiek Trinidad en Tobago of zijn naar behoren benoemde vertegenwoordiger de uitleveringsprocedure in overeenstemming met de wetgeving van Trinidad en Tobago in.

  • 2 In geval van een verzoek om uitlevering ingediend door de Republiek Trinidad en Tobago, stellen de bevoegde autoriteiten in het Koninkrijk der Nederlanden de uitleveringsprocedure in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden in, zonder verdere vertegenwoordiging van de Republiek Trinidad en Tobago.

Artikel 20. Inwerkingtreding

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop de Verdragsluitende Staten elkander hebben medegedeeld dat aan hun wettelijke vereisten is voldaan.

  • 2 Dit Verdrag wordt voorlopig toegepast vanaf de eerste dag van de zesde maand na de ondertekening, tenzij een van beide Verdragsluitende Staten voor die datum de andere Verdragsluitende Staat kennis geeft het Verdrag niet voorlopig te zullen toepassen.

  • 3 Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Koninkrijk in Europa, op de Nederlandse Antillen en op Aruba, tenzij de in het eerste lid bedoelde kennisgeving anders voorziet. In het laatste geval kan het Koninkrijk der Nederlanden de toepassing van dit Verdrag te allen tijde uitbreiden tot één of meer van zijn samenstellende delen, door kennisgeving aan en met instemming van de Republiek Trinidad en Tobago.

  • 4 Dit Verdrag is van toepassing op elk verzoek dat na zijn inwerkingtreding wordt ingediend of, indien dit Verdrag in overeenstemming met het tweede lid voorlopig wordt toegepast, na de begindatum van een dergelijke toepassing, zelfs indien het feit ter zake waarvan om uitlevering wordt verzocht, vóór die datum is gepleegd.

Artikel 21. Beëindiging

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

  • 1 Elk der Verdragsluitende Staten kan dit Verdrag te allen tijde beëindigen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere Staat. De beëindiging wordt van kracht één jaar na de datum van ontvangst van een dergelijke kennisgeving.

  • 2 Met inachtneming van het in het eerste lid bedoelde tijdvak hebben het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Trinidad en Tobago het recht de toepassing van dit Verdrag afzonderlijk te beëindigen ten aanzien van één van de samenstellende delen van het Koninkrijk der Nederlanden.

TEN BLIJKE WAARVAN de vertegenwoordigers van de twee Regeringen, daartoe gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Port of Spain, op 7 februari 2003, in tweevoud, in de Nederlandse en de Engelse taal, zijnde elke tekst gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) A. J. VAN DEN BERG

Voor de Regering van de Republiek Trinidad en Tobago

(w.g.) KNOWLSON W. GIFT

Nr. I

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

February 7th, 2003

Your Excellency,

I have the honour to refer to the negotiations between the Government of Trinidad and Tobago and the Government of the Kingdom of the Netherlands held in Port of Spain, Trinidad and Tobago, during the period 21-23 January 2002, and to indicate that the two delegations arrived at the following understandings in respect of Articles 2, 3 and 6 of the Treaty between the Republic of Trinidad and Tobago and the Kingdom of the Netherlands on Extradition (hereinafter referred to as „the Extradition Treaty"):

  • Article 2 - Extraditable Offences:

    It is understood that offences referred to in paragraphs 1 and 2 include offences relating to taxation, customs or revenue or offences of a purely fiscal character.

  • Article 3 - Extradition of Nationals:

    It is understood that with respect to paragraph 1 the Kingdom of the Netherlands will require a guarantee that the person claimed will be returned to the Netherlands, the Netherlands Antilles, Aruba, as the case may be, to serve his sentence there in accordance with Article 11 of the Convention on the Transfer of Sentenced Persons, done at Strasbourg on 21 March 1983, if, following his extradition, a custodial sentence or a measure depriving him of his liberty is imposed.

  • Article 6 - Documents to be submitted:

    The Parties agreed to exchange information to facilitate the preparation of an extradition request.

    It is understood that these understandings do not alter, modify or vary in any way the purport or intent of the substantive text contained in Articles 2, 3 and 6 of the Extradition Treaty.

If the foregoing is acceptable to the Government of the Kingdom of the Netherlands as a true record of the understandings reached in respect of Articles 2, 3 and 6 of the Extradition Treaty, I have the further honour to propose that the present Note and Your Excellency's Note in reply to that effect, shall constitute an agreement between our two Governments on this matter.

I avail myself of this opportunity to renew to Your Excellency the assurances of my highest consideration.

(sd.) KNOWLSON W. GIFT

Minister

His Excellency Arjen van den Berg

Chargé d'Affaires

Embassy of The Kingdom of the Netherlands

Life of Barbados Building 3rd Floor

69-71 Edward Street

PORT OF SPAIN

Nr. II

[Wordt voorlopig toegepast per 01-08-2003]

Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden

Port of Spain, 7 February 2003

Your Excellency,

I have the honour to acknowledge the receipt of Your Excellency's Note of today's date which reads as follows:

(zoals in Nr. I)

I have the honour to inform Your Excellency that the foregoing is acceptable to the Government of the Kingdom of the Netherlands as a true record of the understandings reached in respect of Articles 2, 3 and 6 of the Extradition Treaty and to confirm that Your Excellency's Note and this reply shall constitute an agreement between our two Governments on this matter.

I avail myself of this opportunity to renew to Your Excellency the assurances of my highest consideration.

Yours sincerely,

(sd.) A. J. VAN DEN BERG

Chargé d'Affaires a.i.

Embassy of The Kingdom of the Netherlands

Senator the Honourable Minister of Foreign Affairs

Mr. Knowlson Gift

Knowsley

1 Queen's Park West

PORT OF SPAIN

Trinidad and Tobago