EERSTE AFDELING HET EUROPEES PARLEMENT
Het Europees Parlement, bestaande uit vertegenwoordigers van de volkeren van de staten
die in de Gemeenschap zijn verenigd, oefent de door dit Verdrag aan deze instelling
verleende bevoegdheden uit.
Het aantal leden van het Europees Parlement bedraagt niet meer dan 732.
-
2 Het aantal in elke lidstaat gekozen vertegenwoordigers is als volgt vastgesteld:
België
|
24
|
Tsjechië
|
24
|
Denemarken
|
14
|
Duitsland
|
99
|
Estland
|
6
|
Griekenland
|
24
|
Spanje
|
54
|
Frankrijk
|
78
|
Ierland
|
13
|
Italië
|
78
|
Cyprus
|
6
|
Letland
|
9
|
Litouwen
|
13
|
Luxemburg
|
6
|
Hongarije
|
24
|
Malta
|
5
|
Nederland
|
27
|
Oostenrijk
|
18
|
Polen
|
54
|
Portugal
|
24
|
Slovenië
|
7
|
Slowakije
|
14
|
Finland
|
14
|
Zweden
|
19
|
Verenigd Koninkrijk
|
78
|
In geval van wijzigingen in dit lid dient het in elke lidstaat gekozen aantal vertegenwoordigers
een passende vertegenwoordiging van de volkeren van de in de Gemeenschap verenigde
staten te waarborgen.
-
4 Het Europees Parlement stelt een ontwerp op voor het houden van rechtstreekse algemene
verkiezingen volgens een in alle lidstaten eenvormige procedure of volgens beginselen
die alle lidstaten gemeen hebben.
De Raad stelt met eenparigheid van stemmen en met instemming van het Europees Parlement,
dat met meerderheid van stemmen van zijn leden een besluit neemt, de desbetreffende
bepalingen vast, waarvan hij de aanneming door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden
grondwettelijke bepalingen aanbeveelt.
-
5 Het Europees Parlement bepaalt, na raadpleging van de Commissie en met goedkeuring
van de Raad die hiertoe met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt,
de voorschriften en algemene voorwaarden voor de vervulling van de taken van zijn
leden. Voor regels en voorwaarden betreffende de belastingregeling voor leden of voormalige
leden is eenparigheid van stemmen in de Raad vereist.
Europese politieke partijen zijn een belangrijke factor voor integratie binnen de
Unie. Zij dragen bij tot de vorming van een Europees bewustzijn en tot de uiting van
de politieke wil van de burgers van de Unie.
De Raad stelt volgens de procedure van artikel 251 het statuut van de Europese politieke
partijen en in het bijzonder de regels inzake hun financiering vast.
Voorzover in dit Verdrag daarin is voorzien, neemt het Europees Parlement deel aan
het proces dat leidt tot de aanneming van communautaire besluiten door zijn bevoegdheden
in het kader van de procedures van de artikelen 251 en 252 uit te oefenen, alsmede
door zijn instemming te betuigen of door adviezen te geven.
Het Europees Parlement kan met meerderheid van stemmen van zijn leden de Commissie
verzoeken passende voorstellen in te dienen inzake aangelegenheden die naar het oordeel
van het Parlement communautaire besluiten voor de tenuitvoerlegging van dit Verdrag
vergen.
In het kader van de vervulling van zijn taken kan het Europees Parlement op verzoek
van eenvierde van zijn leden een tijdelijke enquêtecommissie instellen om, onverminderd
de bij dit Verdrag aan andere instellingen of organen verleende bevoegdheden, vermeende
inbreuken op het Gemeenschapsrecht of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van
het Gemeenschapsrecht te onderzoeken, behalve wanneer de vermeende feiten het voorwerp
van een gerechtelijke procedure uitmaken en zolang deze procedure nog niet is voltooid.
De tijdelijke enquêtecommissie houdt op te bestaan zodra zij haar verslag heeft ingediend.
De nadere bepalingen betreffende de uitoefening van het enquêterecht worden in onderlinge
overeenstemming vastgesteld door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
Iedere burger van de Unie, alsmede iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats
of statutaire zetel in een lidstaat heeft het recht om individueel of tezamen met
andere burgers of personen een verzoekschrift tot het Europees Parlement te richten
betreffende een onderwerp dat tot de werkterreinen van de Gemeenschap behoort en dat
hem of haar rechtstreeks aangaat.
-
1 Het Europees Parlement benoemt een ombudsman die bevoegd is kennis te nemen van klachten
van burgers van de Unie of van natuurlijke of rechtspersonen met verblijfplaats of
statutaire zetel in een lidstaat over gevallen van wanbeheer bij het optreden van
de communautaire instellingen of organen, met uitzondering van het Hof van Justitie
en het Gerecht van eerste aanleg bij de uitoefening van hun gerechtelijke taak.
Overeenkomstig zijn opdracht verricht de ombudsman het door hem gerechtvaardigd geachte
onderzoek op eigen initiatief dan wel op basis van klachten welke hem rechtstreeks
of via een lid van het Europees Parlement zijn voorgelegd, behalve wanneer de vermeende
feiten het voorwerp van een gerechtelijke procedure uitmaken of hebben uitgemaakt.
Indien de ombudsman een geval van wanbeheer heeft vastgesteld, legt hij de zaak voor
aan de betrokken instelling, die over een termijn van drie maanden beschikt om hem
haar standpunt mee te delen. De ombudsman doet vervolgens een verslag aan het Europees
Parlement en aan de betrokken instelling toekomen. De persoon die de klacht heeft
ingediend wordt op de hoogte gebracht van het resultaat van dit onderzoek.
De ombudsman legt elk jaar aan het Europees Parlement een verslag voor met het resultaat
van zijn onderzoeken.
-
2 Na elke verkiezing voor het Europees Parlement wordt de ombudsman voor de zittingsduur
van deze instelling benoemd. Hij is herbenoembaar.
Op verzoek van het Europees Parlement kan de ombudsman door het Hof van Justitie van
zijn ambt ontheven worden verklaard, indien hij niet meer aan de eisen voor de uitoefening
van zijn ambt voldoet of op ernstige wijze is tekortgeschoten.
-
3 De ombudsman oefent zijn ambt volkomen onafhankelijk uit. Bij de vervulling van zijn
taken vraagt noch aanvaardt hij instructies van enig lichaam. Gedurende zijn ambtsperiode
mag de ombudsman geen andere beroepswerkzaamheden, al dan niet tegen beloning, verrichten.
-
4 Het Europees Parlement stelt na advies van de Commissie en met goedkeuring van de
Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt, het statuut
van de ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van ombudsman
vast.
Het Europees Parlement houdt jaarlijks een zitting. Het komt van rechtswege op de
tweede dinsdag van maart bijeen.
Het Europees Parlement kan in buitengewone zitting bijeenkomen op verzoek van de meerderheid
van zijn leden, van de Raad of van de Commissie.
Het Europees Parlement kiest uit zijn midden zijn voorzitter en zijn bureau.
De leden van de Commissie kunnen alle vergaderingen bijwonen en worden op hun verzoek
in naam van de Commissie gehoord.
De Commissie antwoordt mondeling of schriftelijk op de haar door het Europees Parlement
of door de leden daarvan gestelde vragen.
De Raad wordt door het Europees Parlement gehoord volgens de bepalingen welke hij
in zijn reglement van orde vaststelt.
Voorzover in dit Verdrag niets anders is bepaald, besluit het Europees Parlement met
volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen.
Het reglement van orde bepaalt het quorum.
Het Europees Parlement stelt zijn reglement van orde vast bij meerderheid van stemmen
van zijn leden.
De handelingen van het Europees Parlement worden overeenkomstig de bepalingen van
dat reglement bekendgemaakt.
Het Europees Parlement beraadslaagt in openbare zitting over het algemene jaarverslag,
dat hem door de Commissie wordt voorgelegd.
Wanneer aan het Europees Parlement een motie van afkeuring betreffende het beleid
van de Commissie wordt voorgelegd, kan het Europees Parlement zich over deze motie
niet eerder uitspreken dan ten minste drie dagen nadat de motie is ingediend en slechts
bij openbare stemming.
Indien de motie van afkeuring is aangenomen met een meerderheid van tweederde der
uitgebrachte stemmen en tevens bij meerderheid van de leden van het Europees Parlement,
moeten de leden van de Commissie gezamenlijk aftreden. Zij blijven de lopende zaken
behartigen totdat in hun vervanging is voorzien overeenkomstig artikel 214. In dat
geval verstrijkt de ambtsperiode van de te hunner vervanging benoemde leden van de
Commissie op de datum waarop de ambtstermijn van de gezamenlijk tot aftreden gedwongen
leden zou zijn verstreken.
VIERDE AFDELING HET HOF VAN JUSTITIE
Het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg verzekeren, in het kader van
hun respectieve bevoegdheden, de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing
van dit Verdrag.
Bovendien kunnen, op de wijze die in artikel 225 A is bepaald, aan het Gerecht van
eerste aanleg rechterlijke kamers worden toegevoegd om op sommige specifieke gebieden
rechterlijke bevoegdheden uit te oefenen waarin dit Verdrag voorziet.
Het Hof van Justitie bestaat uit een rechter per lidstaat.
Het Hof van Justitie houdt zitting in kamers of als grote kamer, overeenkomstig de
regels die daartoe in het statuut van het Hof van Justitie zijn vastgesteld.
Wanneer het statuut daarin voorziet, kan het Hof van Justitie ook in voltallige zitting
bijeenkomen.
Het Hof van Justitie wordt bijgestaan door acht advocaten-generaal. Indien het Hof
van Justitie zulks verzoekt, kan de Raad met eenparigheid van stemmen het aantal advocaten-generaal
verhogen.
De advocaat-generaal heeft tot taak, in het openbaar in volkomen onpartijdigheid en
onafhankelijkheid met redenen omklede conclusies te nemen aangaande zaken waarin zulks
overeenkomstig het statuut van het Hof van Justitie vereist is.
De rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, gekozen uit personen
die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en aan alle gestelde eisen voldoen
om in hun onderscheiden landen de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, of die
bekendstaan als kundige rechtsgeleerden, worden in onderlinge overeenstemming door
de regeringen van de lidstaten voor zes jaar benoemd.
Om de drie jaar vindt, op de wijze die in het statuut van het Hof van Justitie is
bepaald, een gedeeltelijke vervanging van de rechters en de advocaten-generaal plaats.
De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van het Hof van Justitie.
Hij is herkiesbaar.
De aftredende rechters en advocaten-generaal zijn herbenoembaar.
Het Hof van Justitie benoemt zijn griffier en bepaalt diens positie.
Het Hof van Justitie stelt zijn reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement
behoeft de goedkeuring van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen
besluit.
Het Gerecht van eerste aanleg telt ten minste één rechter per lidstaat. Het aantal
rechters wordt vastgesteld bij het statuut van het Hof van Justitie. Het statuut kan
bepalen dat het Gerecht wordt bijgestaan door advocaten-generaal.
De leden van het Gerecht van eerste aanleg worden gekozen uit personen die alle waarborgen
voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn hoge rechterlijke ambten te bekleden.
Zij worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten voor
zes jaar benoemd. Om de drie jaar vindt een gedeeltelijke vervanging plaats. De aftredende
leden zijn herbenoembaar.
De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van het Gerecht van
eerste aanleg. Hij is herkiesbaar.
Het Gerecht van eerste aanleg benoemt zijn griffier en bepaalt diens positie.
Het Gerecht van eerste aanleg stelt in overeenstemming met het Hof van Justitie zijn
reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de
Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit.
Tenzij in het statuut van het Hof van Justitie iets anders is bepaald, zijn de bepalingen
van dit Verdrag betreffende het Hof van Justitie op het Gerecht van eerste aanleg
van toepassing.
-
1 Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd in eerste aanleg kennis te nemen van de
in de artikelen 230, 232, 235, 236 en 238 bedoelde beroepen, met uitzondering van
die waarvoor een rechterlijke kamer bevoegd is en die welke overeenkomstig het statuut
aan het Hof van Justitie zijn voorbehouden. Het statuut kan bepalen dat het Gerecht
van eerste aanleg bevoegd is voor andere categorieën van beroepen.
Tegen de beslissingen die het Gerecht van eerste aanleg op grond van dit lid geeft,
kan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof
van Justitie, op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald.
-
2 Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd kennis te nemen van de beroepen die worden
ingesteld tegen de beslissingen van de krachtens artikel 225 A ingestelde rechterlijke
kamers.
De beslissingen die het Gerecht van eerste aanleg op grond van dit lid geeft, kunnen
op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald bij uitzondering
door het Hof van Justitie worden heroverwogen, wanneer er een ernstig gevaar bestaat
dat de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht wordt aangetast.
-
3 Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd kennis te nemen van prejudiciële vragen
die worden voorgelegd uit hoofde van artikel 234 en beperkt blijven tot specifieke,
in het statuut bepaalde aangelegenheden.
Wanneer het Gerecht van eerste aanleg van oordeel is dat in een zaak een principiële
beslissing moet worden genomen die van invloed kan zijn op de eenheid of de samenhang
van het Gemeenschapsrecht, kan het de zaak naar het Hof van Justitie verwijzen voor
een uitspraak.
De beslissingen die het Gerecht van eerste aanleg over prejudiciële vragen geeft,
kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald bij uitzondering
door het Hof van Justitie worden heroverwogen, wanneer er een ernstig gevaar bestaat
dat de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht wordt aangetast.
De Raad kan, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement
en het Hof van Justitie, dan wel op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging
van het Europees Parlement en de Commissie, met eenparigheid van stemmen rechterlijke
kamers instellen die in eerste aanleg kennis nemen van bepaalde categorieën van beroepen
in specifieke aangelegenheden.
In het besluit tot instelling van een rechterlijke kamer worden de regels voor de
samenstelling van die kamer vastgesteld en wordt de reikwijdte van de haar verleende
bevoegdheden bepaald.
Tegen de beslissingen van de rechterlijke kamers kan bij het Gerecht van eerste aanleg
een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld of, wanneer het
besluit tot instelling van de kamer daarin voorziet, een beroep dat ook op feitelijke
vragen betrekking heeft.
De leden van de rechterlijke kamers worden gekozen uit personen die alle waarborgen
voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn rechterlijke ambten te bekleden. Zij
worden door de Raad met eenparigheid van stemmen benoemd.
De rechterlijke kamers stellen in overeenstemming met het Hof van Justitie hun reglement
voor de procesvoering vast. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de Raad, die
met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit.
Tenzij in het besluit tot instelling van een rechterlijke kamer iets anders is bepaald,
zijn de bepalingen van dit Verdrag betreffende het Hof van Justitie en de bepalingen
van het statuut van het Hof van Justitie op de rechterlijke kamers van toepassing.
Indien de Commissie van oordeel is dat een lidstaat een van de krachtens dit Verdrag
op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, brengt zij dienaangaande een met
redenen omkleed advies uit, na deze staat in de gelegenheid te hebben gesteld zijn
opmerkingen te maken.
Indien de betrokken staat dit advies niet binnen de door de Commissie vastgestelde
termijn opvolgt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie.
Ieder van de lidstaten kan zich wenden tot het Hof van Justitie, indien hij van mening
is dat een andere lidstaat een van de krachtens dit Verdrag op hem rustende verplichtingen
niet is nagekomen.
Voordat een lidstaat tegen een andere lidstaat een klacht indient op grond van een
beweerde schending van de verplichtingen welke krachtens dit Verdrag op deze laatste
rusten, moet hij deze klacht aan de Commissie voorleggen.
De Commissie brengt een met redenen omkleed advies uit nadat aan de betrokken staten
de gelegenheid is gegeven om over en weer schriftelijk en mondeling opmerkingen te
maken.
Indien de Commissie binnen drie maanden na indiening van de klacht geen advies heeft
uitgebracht, kan desniettemin de klacht bij het Hof van Justitie worden ingediend.
-
2 Indien de Commissie van oordeel is dat de betrokken lidstaat deze maatregelen niet
heeft genomen, brengt zij, nadat zij deze staat de mogelijkheid heeft geboden zijn
opmerkingen in te dienen, een met redenen omkleed advies uit waarin de punten worden
gepreciseerd waarop de betrokken lidstaat het arrest van het Hof van Justitie niet
is nagekomen.
Indien de betrokken lidstaat de maatregelen ter uitvoering van het arrest van het
Hof niet binnen de door de Commissie vastgestelde termijn heeft genomen, kan de Commissie
de zaak voor het Hof van Justitie brengen. Zij vermeldt het bedrag van de door de
betrokken lidstaat te betalen forfaitaire som of dwangsom die zij in de gegeven omstandigheden
passend acht.
Indien het Hof van Justitie vaststelt dat de betrokken lidstaat zijn arrest niet is
nagekomen, kan het deze staat de betaling van een forfaitaire som of een dwangsom
opleggen.
Deze procedure geldt onverminderd het bepaalde in artikel 227.
De door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk, alsmede de door de Raad krachtens
de bepalingen van dit Verdrag vastgestelde verordeningen kunnen aan het Hof van Justitie
volledige rechtsmacht verlenen wat betreft de sancties welke in die verordeningen
zijn opgenomen.
Onverminderd de overige bepalingen van dit Verdrag, kan de Raad op voorstel van de
Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen
bepalingen vaststellen waarbij aan het Hof van Justitie, in een door hem te bepalen
mate, de bevoegdheid wordt verleend uitspraak te doen in geschillen die verband houden
met de toepassing van op grond van dit Verdrag vastgestelde besluiten waarbij communautaire
industriële eigendomsrechten worden ingesteld. De Raad beveelt de lidstaten aan deze
bepalingen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan te nemen.
Het Hof van Justitie gaat de wettigheid na van de handelingen van het Europees Parlement
en de Raad gezamenlijk, van de handelingen van de Raad, van de Commissie en van de
Europese Centrale Bank, voorzover het geen aanbevelingen of adviezen betreft, en van
de handelingen van het Europees Parlement die beogen rechtsgevolgen ten aanzien van
derden te hebben.
Te dien einde is het Hof bevoegd uitspraak te doen inzake elk door een lidstaat, het
Europees Parlement, de Raad of de Commissie ingesteld beroep wegens onbevoegdheid,
schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van dit Verdrag of van enige
uitvoeringsregeling daarvan, dan wel wegens misbruik van bevoegdheid.
Het Hof van Justitie is onder dezelfde voorwaarden bevoegd uitspraak te doen inzake
elk door de Rekenkamer of de Europese Centrale Bank ingesteld beroep dat op de vrijwaring
van hun prerogatieven is gericht.
Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan onder dezelfde voorwaarden beroep instellen
tegen de tot hem gerichte beschikkingen, alsmede tegen beschikkingen die, hoewel genomen
in de vorm van een verordening, of van een beschikking gericht tot een andere persoon,
hem rechtstreeks en individueel raken.
Het in dit artikel bedoelde beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden te rekenen,
al naar gelang van het geval, vanaf de dag van bekendmaking van de handeling, vanaf
de dag van kennisgeving aan de verzoeker of, bij gebreke daarvan, vanaf de dag waarop
de verzoeker van de handeling kennis heeft gekregen.
Indien het beroep gegrond is, wordt de betwiste handeling door het Hof van Justitie
nietig verklaard.
Wat echter de verordeningen betreft, wijst het Hof van Justitie, zo het dit nodig
oordeelt, die gevolgen van de vernietigde verordening aan, welke als gehandhaafd moeten
worden beschouwd.
Ingeval het Europees Parlement, de Raad of de Commissie, in strijd met dit Verdrag,
nalaat een besluit te nemen, kunnen de lidstaten en de overige instellingen van de
Gemeenschap zich wenden tot het Hof van Justitie om deze schending te doen vaststellen.
Dit beroep is slechts ontvankelijk indien de betrokken instelling vooraf tot handelen
is uitgenodigd.
Indien deze instelling na twee maanden, te rekenen vanaf de uitnodiging, haar standpunt
nog niet heeft bepaald, kan het beroep worden ingesteld binnen een nieuwe termijn
van twee maanden.
Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan onder de in de voorgaande alinea's vastgestelde
voorwaarden bij het Hof van Justitie zijn bezwaren indienen tegen het feit dat een
der instellingen van de Gemeenschap heeft nagelaten te zijnen aanzien een andere handeling
te verrichten dan het geven van een aanbeveling of een advies.
Het Hof van Justitie is onder dezelfde voorwaarden bevoegd uitspraak te doen inzake
de door de Europese Centrale Bank ingestelde beroepen op de onder haar bevoegdheid
vallende gebieden of inzake de beroepen die tegen haar zijn ingesteld.
De instelling of de instellingen welker handeling nietig is verklaard of welker nalatigheid
strijdig met dit Verdrag is verklaard, is respectievelijk zijn gehouden de maatregelen
te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie.
Deze verplichting geldt onverminderd die welke kan voortvloeien uit de toepassing
van artikel 288, tweede alinea.
Dit artikel is ook van toepassing op de Europese Centrale Bank.
Het Hof van Justitie is bevoegd, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak
te doen
-
a. over de uitlegging van dit Verdrag,
-
b. over de geldigheid en de uitlegging van de handelingen van de instellingen van de
Gemeenschap en van de Europese Centrale Bank,
-
c. over de uitlegging van de statuten van bij besluit van de Raad ingestelde organen,
wanneer die statuten daarin voorzien.
Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechterlijke instantie
van een der lidstaten, kan deze instantie, indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk
acht voor het wijzen van haar vonnis, het Hof van Justitie verzoeken over deze vraag
een uitspraak te doen.
Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen in een zaak aanhangig bij een nationale
rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar
zijn voor hoger beroep, is deze instantie gehouden zich tot het Hof van Justitie te
wenden.
Het Hof van Justitie is bevoegd kennis te nemen van geschillen over de vergoeding
van de in artikel 288, tweede alinea, bedoelde schade.
Het Hof van Justitie is bevoegd, uitspraak te doen in elk geschil tussen de Gemeenschap
en haar personeelsleden, binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgesteld in
het statuut of voortvloeiende uit de regeling welke voor hen toepasselijk is.
Het Hof van Justitie is bevoegd, binnen de hierna aangegeven grenzen, kennis te nemen
van de geschillen betreffende:
-
a. de uitvoering van de verplichtingen der lidstaten voortvloeiende uit de statuten van
de Europese Investeringsbank. De Raad van bewind van de Bank beschikt dienaangaande
over de bevoegdheden welke bij artikel 226 aan de Commissie zijn toegekend;
-
b. de besluiten van de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank. Elke lidstaat,
de Commissie en de Raad van bewind van de Bank kunnen onder de voorwaarden gesteld
in artikel 230 te dezer zake beroep instellen;
-
c. de besluiten van de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank. Beroep tegen
deze besluiten kan onder de voorwaarden van artikel 230 slechts worden ingesteld door
de lidstaten of de Commissie, en alleen in geval van schending van de vormvoorschriften
bedoeld in artikel 21, leden 2, 5, 6 en 7, van de statuten van de Bank;
-
d. de uitvoering van de verplichtingen van de nationale centrale banken voortvloeiende
uit dit Verdrag en uit de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken. De
Raad van de Europese Centrale Bank beschikt dienaangaande ten aanzien van de nationale
centrale banken over de bevoegdheden welke bij artikel 226 aan de Commissie zijn toegekend
ten aanzien van de lidstaten. Indien het Hof van Justitie vaststelt dat een nationale
centrale bank een der krachtens dit Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is
nagekomen, is deze bank gehouden die maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering
van het arrest van het Hof van Justitie.
Het Hof van Justitie is bevoegd, uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding vervat
in een door of namens de Gemeenschap gesloten publiekrechtelijke of privaatrechtelijke
overeenkomst.
Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen lidstaten
dat met de materie van dit Verdrag verband houdt, indien dit geschil hem krachtens
een compromis wordt voorgelegd.
Behoudens de bevoegdheid die bij dit Verdrag aan het Hof van Justitie wordt verleend,
zijn de geschillen waarin de Gemeenschap partij is, niet uit dien hoofde onttrokken
aan de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties.
Iedere partij kan, ook al is de in artikel 230, vijfde alinea, bedoelde termijn verstreken,
naar aanleiding van een geschil waarbij een door het Europees Parlement en de Raad
gezamenlijk vastgestelde verordening of een verordening van de Raad, van de Commissie
of van de Europese Centrale Bank in het geding is, de in artikel 230, tweede alinea,
bedoelde middelen aanvoeren om voor het Hof van Justitie de niet-toepasselijkheid
van deze verordening in te roepen.
Een bij het Hof van Justitie ingesteld beroep heeft geen schorsende werking. Het Hof
van Justitie kan echter, indien het van oordeel is dat de omstandigheden zulks vereisen,
opschorting van de uitvoering van de bestreden handeling gelasten.
Het Hof van Justitie kan in zaken welke bij dit college aanhangig zijn gemaakt, de
noodzakelijke voorlopige maatregelen gelasten.
De arresten van het Hof van Justitie zijn uitvoerbaar overeenkomstig de bepalingen
van artikel 256.
Het statuut van het Hof van Justitie wordt vastgesteld bij een afzonderlijk protocol.
De Raad kan, op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van het Europees
Parlement en de Commissie, dan wel op verzoek van de Commissie en na raadpleging van
het Europees Parlement en het Hof van Justitie, de bepalingen van het statuut, met
uitzondering van titel I, met eenparigheid van stemmen wijzigen.