Preambule
De Lidstaten van de Raad van Europa en de andere Staten die dit Verdrag hebben ondertekend,
Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere
eenheid tussen zijn leden;
Indachtig de talrijke internationale akten met betrekking tot nationaliteit, meervoudige
nationaliteit en staatloosheid;
Erkennende dat, in aangelegenheden betreffende nationaliteit, zowel met de legitieme
belangen van Staten als met die van individuele personen rekening moet worden gehouden;
Geleid door de wens de gestage ontwikkeling te bevorderen van juridische beginselen
inzake nationaliteit, alsmede de aanneming daarvan in de nationale wetgeving en geleid
door de wens, voor zover mogelijk, gevallen van staatloosheid te voorkomen;
Geleid door de wens discriminatie in aangelegenheden betreffende nationaliteit te
voorkomen;
Zich bewust van het recht op respect voor het familie- en gezinsleven, bedoeld in
artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden;
Gelet op de uiteenlopende benadering van de Staten van het vraagstuk van de meervoudige
nationaliteit en erkennende dat elke Staat vrij is te beslissen welke gevolgen hij
in zijn nationale wetgeving hecht aan het feit dat een onderdaan een andere nationaliteit
verkrijgt of bezit;
Overeenstemming bereikt hebbende over de wenselijkheid dat er passende oplossingen
worden gevonden voor de gevolgen van meervoudige nationaliteit en in het bijzonder
inzake de rechten en plichten van onderdanen met meervoudige nationaliteit;
Overwegende dat het wenselijk is dat personen die de nationaliteit bezitten van twee
of meer Staten die Partij zijn, hun militaire dienstplicht slechts ten aanzien van
een van die Partijen hoeven te vervullen;
Overwegende de noodzaak de internationale samenwerking tussen de nationale autoriteiten
die verantwoordelijk zijn voor nationaliteitsaangelegenheden te bevorderen,
Zijn het volgende overeengekomen: