De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Regering van de Russische Federatie, hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen;
overwegende het feit dat het Koninkrijk der Nederlanden en de Russische Federatie
partijen zijn bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening opengesteld;
geleid door de wens een verdrag te sluiten met het doel luchtdiensten in te stellen
tussen en via de respectieve grondgebieden van hun twee Staten;
zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit Verdrag betekenen de onderstaande begrippen het volgende:
-
a. onder het „Verdrag van Chicago” wordt verstaan: het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening opengesteld, met inbegrip van alle
overeenkomstig artikel 90 van het Verdrag van Chicago aangenomen Bijlagen en alle wijzigingen van de Bijlagen, voor zover deze van toepassing
zijn op de Verdragsluitende Partijen, en alle overeenkomstig artikel 94 van het Verdrag van Chicago aangenomen wijzigingen van het Verdrag van Chicago die door de Russische Federatie
onderscheidenlijk het Koninkrijk der Nederlanden zijn bekrachtigd;
-
b. onder „luchtvaartautoriteiten” wordt verstaan: wat de Russische Federatie betreft,
de Russische Federale Luchtvaartautoriteiten of elke persoon of instantie die bevoegd
is elke functie te vervullen die thans wordt vervuld door genoemde autoriteiten en,
wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, de Minister van Verkeer en Waterstaat
of elke persoon of instantie die bevoegd is elke functie te vervullen die thans wordt
vervuld door genoemde minister;
-
c. onder „aangewezen luchtvaartmaatschappij” wordt verstaan: een luchtvaartmaatschappij
die is aangewezen en gemachtigd overeenkomstig artikel 4 van dit Verdrag;
-
d. onder „grondgebied” wordt met betrekking tot een Staat verstaan: de landgebieden,
de territoriale wateren en de binnenwateren, alsmede het luchtruim daarboven, die
onder de soevereiniteit van de Staat vallen;
-
e. de begrippen „luchtdienst”, „internationale luchtdienst”, „luchtvaartmaatschappij”
en „landing anders dan voor verkeersdoeleinden” hebben de betekenis die daaraan in
artikel 96 van het Verdrag van Chicago onderscheidenlijk wordt toegekend;
-
f. onder „overeengekomen dienst” en „omschreven route” wordt verstaan: een internationale
luchtdienst ingevolge artikel 2 van dit Verdrag onderscheidenlijk de in het desbetreffende gedeelte van de Bijlage bij dit Verdrag omschreven route;
-
g. onder „boordproviand” wordt verstaan: consumptiegoederen bestemd voor gebruik of verkoop
aan boord van een luchtvaartuig tijdens de vlucht, met inbegrip van verstrekte etenswaren
en dranken;
-
h. onder „Verdrag” wordt verstaan: dit Verdrag, de in toepassing daarvan opgestelde Bijlage, en alle wijzigingen van het Verdrag of van de Bijlage;
-
i. onder „tarief” wordt verstaan: elk bedrag dat door de luchtvaartmaatschappijen, rechtstreeks
of via hun agenten, in rekening wordt gebracht of zal worden gebracht aan alle natuurlijke
personen of rechtspersonen voor het vervoer door de lucht van passagiers (en hun bagage)
en vracht (post uitgezonderd), daarbij inbegrepen:
-
I. de voorwaarden betreffende het beschikbaar zijn en het van toepassing zijn van een
tarief, en
-
II. de heffingen en voorwaarden voor alle bij zulk vervoer bijkomende diensten die door
de luchtvaartmaatschappijen worden aangeboden.
Artikel 2. Verlening van rechten
Elke Verdragsluitende Partij verleent de andere Verdragsluitende Partij de in dit
Verdrag genoemde rechten met het oog op de instelling van internationale luchtdiensten
op de overeengekomen diensten en omschreven routes.
-
2 Geen van de bepalingen van dit artikel wordt geacht de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en)
van de ene Verdragsluitende Partij het recht te geven tot het opnemen van passagiers,
vracht en post, vervoerd tegen betaling of vergoeding, tussen de punten gelegen op
het grondgebied van de Staat van de andere Verdragsluitende Partij.
-
4 Aspecten betreffende de exploitatie van de overeengekomen diensten worden – in de
door de luchtvaartautoriteiten van de Verdragsluitende Partijen op grond van de nationale
wetten en voorschriften vastgestelde mate – geregeld tussen de betrokken aangewezen
luchtvaartmaatschappijen en, indien nodig, ter goedkeuring voorgelegd aan bovengenoemde
autoriteiten.
Artikel 4. Aanwijzing en vergunning
-
2 Na ontvangst van bedoelde kennisgeving verleent de andere Verdragsluitende Partij
onverwijld aan elke aangewezen luchtvaartmaatschappij, met inachtneming van de bepalingen
van het derde en vierde lid van dit artikel, de vereiste exploitatievergunning.
-
3 De luchtvaartautoriteiten van een Verdragsluitende Partij die de exploitatievergunning
verleent, kan van een door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij
verlangen dat deze te hunnen genoegen aantoont dat zij in staat is om te voldoen aan
de krachtens de wetten en voorschriften voorgeschreven voorwaarden die door die autoriteiten
gewoonlijk en redelijkerwijs worden toegepast op de exploitatie van internationale
luchtdiensten.
-
4 Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht de in het tweede lid van dit artikel
bedoelde exploitatievergunning te weigeren of deze vergunning te verlenen onder noodzakelijk
geachte voorwaarden voor de uitoefening van de in artikel 3 van dit Verdrag omschreven rechten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij, indien
niet te haren genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van,
en het daadwerkelijke toezicht op die luchtvaartmaatschappij berusten bij de Verdragsluitende
Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen en/of bij haar onderdanen.
-
5 Zodra een luchtvaartmaatschappij is aangewezen en haar de vergunning is verleend,
kan zij een aanvang maken met de exploitatie van de overeengekomen nieuwe diensten
waarvoor zij is aangewezen, mits ten aanzien van die dienst een in overeenstemming
met de bepalingen van artikel 10 van dit Verdrag vastgesteld tarief van kracht is.
Artikel 5. Intrekking en opschorting van een exploitatievergunning
-
2 Tenzij onmiddellijke intrekking of opschorting of het opleggen van voorwaarden, genoemd
in het eerste lid van dit artikel, van wezenlijk belang is ter voorkoming van verdere
inbreuken op wetten of voorschriften, worden deze rechten slechts uitgeoefend na overleg
met de luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij. Zulk overleg
vangt aan binnen een termijn van zestig (60) dagen na de datum van het verzoek ter
zake.
Artikel 6. Toepassing van wetten, voorschriften en procedures
-
1 De wetten, voorschriften en procedures van een Staat van een Verdragsluitende Partij
betreffende de toelating tot of het vertrek uit haar grondgebied van in internationale
luchtdiensten gebruikte luchtvaartuigen of betreffende de exploitatie van en het vliegen
met zodanige luchtvaartuigen dienen op haar grondgebied te worden toegepast op luchtvaartuigen
van een door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij.
-
2 De wetten, voorschriften en procedures van een Staat van een Verdragsluitende Partij
betreffende de toelating tot, het verblijf op of het vertrek uit haar grondgebied
van passagiers, bemanningsleden, vracht of post, zoals voorschriften betreffende paspoorten,
douane, valuta's en sanitaire maatregelen, dienen te worden toegepast op passagiers,
bemanningsleden, vracht of post van luchtvaartuigen van een door de andere Verdragsluitende
Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij gedurende het verblijf op genoemd grondgebied.
-
3 Geen van beide Verdragsluitende Partijen begunstigt een andere luchtvaartmaatschappij
ten opzichte van een aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende
Partij bij de toepassing van de voorschriften van haar Staat inzake douane, immigratie,
quarantaine en soortgelijke voorschriften, of bij het gebruik van luchthavens, luchtwegen,
luchtverkeersdiensten en aanverwante voorzieningen waarover zij zeggenschap heeft.
-
1 Kosten en heffingen voor het gebruik van elke luchthaven, waaronder begrepen installaties,
technische en andere voorzieningen en diensten daarvan, alsmede kosten voor het gebruik
van luchtvaartvoorzieningen, communicatievoorzieningen en -diensten worden in rekening
gebracht in overeenstemming met de op het grondgebied van de Staat van elke Verdragsluitende
Partij vastgestelde prijzen en tarieven.
-
2 Kosten en heffingen die op het grondgebied van de Staat van een Verdragsluitende
Partij met betrekking tot vluchten van een luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende
Partij in rekening worden gebracht voor het gebruik van luchthavens en andere luchtvaartvoorzieningen
op het grondgebied van de Staat van eerstbedoelde Verdragsluitende Partij, mogen niet
hoger zijn dan die welke in rekening worden gebracht met betrekking tot de vluchten
van een andere luchtvaartmaatschappij die soortgelijke vluchten uitvoert.
Artikel 8. Rechtstreekse doorreis
Passagiers, bagage en vracht die op doorreis zijn via het grondgebied van de Staat
van een Verdragsluitende Partij en die de daarvoor gereserveerde zone van de luchthaven
niet verlaten, worden slechts aan een vereenvoudigde controle onderworpen. Bagage
en vracht op rechtstreekse doorreis zijn vrijgesteld van de heffing van douanerechten
en andere belastingen. Wat betreft handbagage van passagiers die op rechtstreekse
doorreis zijn in Nederland en andere EU-lidstaten als eindbestemming hebben, zijn
de interne wetten en voorschriften van Nederland van toepassing.
Kosten voor verleende diensten, opslag en de vervulling van douaneformaliteiten worden
berekend overeenkomstig de interne wetten en voorschriften van de respectieve Staten
van de Verdragsluitende Partijen.
Artikel 9. Eerlijke concurrentie
-
1 De tarieven voor vervoer tussen de respectieve grondgebieden van de Staten van de
Verdragsluitende Partijen dienen te zijn vastgesteld op een redelijk niveau, waarbij
naar behoren rekening wordt gehouden met alle relevante factoren, waaronder begrepen
de exploitatiekosten, een redelijke winst, kenmerken van de luchtvaartmaatschappij(en)
(zoals het niveau van snelheid en dienstverlening) en de tarieven van andere luchtvaartmaatschappijen
die een deel van de omschreven route exploiteren. Deze tarieven worden vastgesteld
in overeenstemming met de onderstaande bepalingen van dit artikel.
-
2 De in het eerste lid van dit artikel bedoelde tarieven worden, zo veel mogelijk,
overeengekomen door de betrokken aangewezen luchtvaartmaatschappijen door middel van
toepassing van de procedures van de Internationale Luchtvervoersvereniging („International
Air Transport Association”) voor de vaststelling van tarieven. Wanneer zulks niet
mogelijk is, worden de tarieven onderling overeengekomen door de betrokken aangewezen
luchtvaartmaatschappijen. In elk geval is voor de tarieven de goedkeuring van de luchtvaartautoriteiten
van beide Verdragsluitende Partijen vereist.
-
3 Indien de betrokken aangewezen luchtvaartmaatschappijen geen overeenstemming kunnen
bereiken omtrent een van deze tarieven of indien een tarief om enige andere reden
niet kan worden overeengekomen in overeenstemming met de bepalingen van het tweede
lid van dit artikel, trachten de luchtvaartautoriteiten van de Verdragsluitende Partijen
het tarief in onderlinge overeenstemming vast te stellen.
-
4 Indien de luchtvaartautoriteiten geen overeenstemming kunnen bereiken omtrent een
overeenkomstig het tweede lid van dit artikel aan hen voorgelegd tarief, of omtrent
de vaststelling van een tarief krachtens het derde lid van dit artikel, wordt het
geschil geregeld overeenkomstig de bepalingen van artikel 16 van dit Verdrag.
-
5 Alle aldus overeengekomen tarieven worden ten minste zestig (60) dagen voor de voorgestelde
datum van invoering ter goedkeuring voorgelegd aan de luchtvaartautoriteiten van beide
Verdragsluitende Partijen, tenzij de bedoelde autoriteiten overeenkomen deze termijn
in bijzondere gevallen te bekorten.
-
6 Een tarief wordt niet van kracht indien de luchtvaartautoriteiten van één van de
Verdragsluitende Partijen het niet heeft goedgekeurd. De tarieven kunnen uitdrukkelijk
worden goedgekeurd of worden, indien geen van beide luchtvaartautoriteiten binnen
dertig (30) dagen na de datum van voorlegging overeenkomstig het vijfde lid van dit
artikel te kennen heeft gegeven de tarieven niet goed te keuren, geacht te zijn goedgekeurd.
Ingeval de termijn van voorlegging wordt bekort, zoals bepaald in het vijfde lid van
dit artikel, kunnen de luchtvaartautoriteiten overeenkomen dat de termijn waarbinnen
kennisgeving van afkeuring moet geschieden, dienovereenkomstig wordt bekort.
Artikel 11. Douanerechten, heffingen en kosten
-
1 Luchtvaartuigen die voor overeengekomen diensten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij
van de ene Verdragsluitende Partij worden gebruikt, alsmede hun normale uitrustingsstukken,
reserveonderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen, proviand (met inbegrip van
etenswaren, dranken en tabaksartikelen), alsmede reclame- en promotie-materiaal dat
zich aan boord van deze luchtvaartuigen bevindt, zijn vrijgesteld van alle douanerechten
en andere heffingen bij aankomst op het grondgebied van de Staat van de andere Verdragsluitende
Partij, mits deze uitrustingsstukken en voorraden aan boord van de luchtvaartuigen
blijven totdat zij opnieuw worden uitgevoerd.
-
2 Eveneens vrijgesteld van douanerechten en andere heffingen zijn:
-
a. proviand die aan boord wordt genomen op het grondgebied van de Staat van de ene Verdragsluitende
Partij, binnen de beperkingen die door de autoriteiten van die Verdragsluitende Partij
worden vastgesteld, en is bestemd voor gebruik aan boord van luchtvaartuigen die voor
de overeengekomen diensten worden gebruikt door een aangewezen luchtvaartmaatschappij
van de andere Verdragsluitende Partij;
-
b. reserveonderdelen die op het grondgebied van de Staat van de ene Verdragsluitende
Partij worden gebracht ten behoeve van het onderhoud of het herstel van luchtvaartuigen
gebruikt bij de exploitatie van overeengekomen diensten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij
van de andere Verdragsluitende Partij;
-
c. brandstoffen en smeermiddelen bestemd voor gebruik bij de exploitatie van de overeengekomen
diensten door luchtvaartuigen van een aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene
Verdragsluitende Partij, zelfs wanneer deze voorraden zullen worden gebruikt op het
gedeelte van de route dat wordt afgelegd op het grondgebied van de Staat van de andere
Verdragsluitende Partij waar zij aan boord zijn genomen.
Kosten voor verleende diensten, opslag en de vervulling van douaneformaliteiten worden
berekend overeenkomstig de interne wetten en voorschriften van de Staten van de Verdragsluitende
Partijen.
-
4 Normale uitrustingsstukken, alsmede goederen, voorraden, proviand en reserveonderdelen
aan boord van luchtvaartuigen die worden geëxploiteerd door een aangewezen luchtvaartmaatschappij
van de ene Verdragsluitende Partij kunnen op het grondgebied van de Staat van de andere
Verdragsluitende Partij slechts worden uitgeladen met toestemming van de douaneautoriteiten
van die Verdragsluitende Partij. In dergelijke gevallen kunnen deze onder het toezicht
van genoemde autoriteiten worden geplaatst totdat zij weer worden uitgevoerd of overeenkomstig
de douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen.
-
1 Het staat de luchtvaartmaatschappijen van de Verdragsluitende Partijen vrij luchtvervoerdiensten
met hun eigen vervoersbewijzen te verkopen op het grondgebied van de Staten van beide
Verdragsluitende Partijen, hetzij rechtstreeks, hetzij via een agent, in iedere vrij
inwisselbare valuta, in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de desbetreffende
Staat van de Verdragsluitende Partij.
-
2 Elke Verdragsluitende Partij verleent een aangewezen luchtvaartmaatschappij van de
andere Verdragsluitende Partij het recht het batig saldo van de ontvangsten en uitgaven,
door genoemde aangewezen luchtvaartmaatschappij verkregen in verband met de exploitatie
van de overeengekomen diensten, vrijelijk over te maken.
In deze netto-overmaking zijn begrepen de baten uit verkopen, rechtstreeks of via
agenten, van luchtvervoerdiensten en bijkomende of aanvullende diensten.
-
3 Bedoelde overmaking geschiedt in overeenstemming met de bepalingen van de overeenkomst
waarin de financiële aangelegenheden van de Staten van de Verdragsluitende Partijen
zijn geregeld. Bij gebreke van bedoelde overeenkomst of de desbetreffende bepalingen,
geschiedt de overmaking in vrij inwisselbare valuta tegen de officiële wisselkoers
in overeenstemming met de deviezenbepalingen van de Staten van de Verdragsluitende
Partijen.
Artikel 13. Vertegenwoordigingen
De luchtvaartmaatschappijen van elke Verdragsluitende Partij wordt het recht verleend
om op het grondgebied van de Staat van de andere Verdragsluitende Partij hun vertegenwoordigingen
te vestigen met het noodzakelijke leidinggevende, administratieve, commerciële en
technische personeel.
Artikel 14. Veiligheid van de luchtvaart
-
1 Overeenkomstig hun rechten en verplichtingen ingevolge het internationale recht bevestigen
de Verdragsluitende Partijen opnieuw dat hun verplichting jegens elkaar tot bescherming
van de veiligheid van de burgerluchtvaart tegen daden van wederrechtelijke inmenging
een wezenlijk deel van dit Verdrag uitmaakt. Zonder hun rechten en verplichtingen
ingevolge het internationale recht in het algemeen te beperken, handelen de Verdragsluitende
Partijen in het bijzonder in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van
luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te 's-Gravenhage op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid
van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 23 september 1971, het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor
de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 24 februari 1988, en de bepalingen van tussen de Verdragsluitende
Partijen van kracht zijnde bilaterale overeenkomsten, alsmede hun later te ondertekenen
overeenkomsten.
-
2 De Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar op verzoek alle nodige bijstand ter
voorkoming van gedragingen van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen
en andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van deze luchtvaartuigen,
de passagiers en de bemanning daarvan, luchthavens en voorzieningen voor de luchtvaart,
alsmede elke andere bedreiging voor de veiligheid van de burgerluchtvaart.
-
3 De Verdragsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de bepalingen en technische
eisen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart, vastgesteld door de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie en aangeduid als Bijlagen bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, voor zover deze veiligheidsbepalingen en -eisen van toepassing zijn op de Verdragsluitende
Partijen; zij verlangen dat exploitanten van luchtvaartuigen die in hun land geregistreerd
zijn of die hun hoofdzetel of domicilie op het grondgebied van hun Staat hebben, handelen
in overeenstemming met deze bepalingen inzake beveiliging van de luchtvaart.
-
4 Elke Verdragsluitende Partij stemt ermee in dat van deze exploitanten kan worden
verlangd dat deze de in het derde lid bedoelde bepalingen en eisen inzake beveiliging
van de luchtvaart in acht nemen die door de andere Verdragsluitende Partij zijn voorgeschreven
voor de binnenkomst op, het vertrek uit en het verblijf op het grondgebied van die
andere Verdragsluitende Partij.
Elke Verdragsluitende Partij zorgt ervoor dat op doeltreffende wijze passende maatregelen
op haar grondgebied worden uitgevoerd om de luchtvaartuigen te beschermen en passagiers,
bemanning, handbagage, bagage, vracht en boordproviand aan een onderzoek te onderwerpen
vóór en tijdens het aan boord gaan of het laden. Elke Verdragsluitende Partij neemt
tevens een verzoek van de andere Verdragsluitende Partij om binnen redelijke grenzen
bijzondere veiligheidsmaatregelen te nemen om een bepaalde dreiging het hoofd te bieden,
in welwillende overweging.
-
5 Wanneer zich een voorval voordoet van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van
een burgerluchtvaartuig of van andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de
veiligheid van burgerluchtvaartuigen, de passagiers en bemanning daarvan, luchthavens
of luchtvaartvoorzieningen, of dreigt zich voor te doen, verlenen de Verdragsluitende
Partijen elkaar bijstand door de verbindingen en andere passende maatregelen die zijn
bedoeld om op snelle en veilige wijze een einde te maken aan zulk een voorval of de
dreiging daarvan, te vergemakkelijken.
Van tijd tot tijd vindt overleg plaats tussen de luchtvaartautoriteiten van de Verdragsluitende
Partijen om te zorgen voor nauwe samenwerking betreffende alle aangelegenheden die
van invloed zijn op de uitvoering van dit Verdrag.
Artikel 16. Regeling van geschillen
-
1 Indien tussen de Verdragsluitende Partijen een geschil ontstaat met betrekking tot
de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, trachten de Verdragsluitende Partijen
dit in eerste instantie te regelen door middel van onderhandelingen tussen de luchtvaartautoriteiten
van de Verdragsluitende Partijen.
-
4 Elk van de Verdragsluitende Partijen wijst een scheidsman aan binnen een termijn
van zestig (60) dagen na de datum waarop één van beide Verdragsluitende Partijen van
de andere Verdragsluitende Partij langs diplomatieke weg een kennisgeving heeft ontvangen
waarin wordt verzocht om regeling van het geschil door middel van arbitrage. De derde
scheidsman wordt door de twee andere scheidsmannen benoemd binnen een volgende termijn
van zestig (60) dagen. Indien één van beide Verdragsluitende Partijen binnen de genoemde
termijn geen scheidsman benoemt of indien de derde scheidsman niet binnen de genoemde
termijn is benoemd, kan de Voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie
door één van beide Verdragsluitende Partijen worden verzocht zo spoedig mogelijk een
scheidsman of scheidsmannen te benoemen, naar gelang het geval.
-
5 De ingevolge het vierde lid van dit artikel benoemde derde scheidsman dient onderdaan
van een derde Staat te zijn en treedt op als voorzitter van het scheidsgerecht.
Indien de Voorzitter van de Raad van de Burgerluchtvaartorganisatie onderdaan van
de Staat van één van beide Verdragsluitende Partijen is, of indien hij anderszins
is verhinderd om zijn in het vierde lid van dit artikel genoemde taak te verrichten,
dient de Vice-Voorzitter die hem vervangt de noodzakelijke benoemingen te verrichten.
-
6 Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Bedoelde beslissing
is bindend voor beide Verdragsluitende Partijen.
Elke Verdragsluitende Partij draagt de kosten van de door haarzelf benoemde scheidsman
of de namens haar door de Voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie
benoemde scheidsman, alsmede van haar vertegenwoordiging in de arbitrageprocedure;
de kosten van de voorzitter van het scheidsgerecht en alle andere kosten worden in
gelijke delen door de Verdragsluitende Partijen gedragen.
In alle overige opzichten stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedure vast.
Indien één van beide Verdragsluitende Partijen het wenselijk acht de bepalingen van
dit Verdrag en de Bijlage hierbij te wijzigen, kan zij verzoeken om overleg tussen de luchtvaartautoriteiten
van beide Verdragsluitende Partijen met betrekking tot de voorgestelde wijziging.
Het overleg dient aan te vangen binnen een termijn van zestig (60) dagen na de datum
van het verzoek, tenzij de luchtvaartautoriteiten van de Verdragsluitende Partijen
besluiten tot verlenging van die termijn. Een door de Verdragsluitende Partijen overeengekomen
wijziging van het Verdrag wordt van kracht op een in een diplomatieke-notawisseling
vast te stellen datum, op voorwaarde dat de nationaal vereiste wettelijke procedures
zijn voltooid. Wijziging van de Bijlage kan geschieden door middel van een overeenkomst
tussen de luchtvaartautoriteiten van de Verdragsluitende Partijen.
Artikel 18. Registratie bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie
Dit Verdrag en alle latere wijzigingen daarop worden geregistreerd bij de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie.
Elk van de Verdragsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Verdragsluitende
Partij langs diplomatieke weg schriftelijk kennisgeving doen van haar besluit dit
Verdrag te beëindigen. Deze kennisgeving wordt tegelijkertijd toegezonden aan de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie. In dit geval treedt het Verdrag twaalf (12) maanden na
de datum waarop de kennisgeving door de andere Verdragsluitende Partij is ontvangen
buiten werking, tenzij de kennisgeving van beëindiging vóór het verstrijken van deze
termijn wordt ingetrokken. Indien de andere Verdragsluitende Partij nalaat de ontvangst
te bevestigen, wordt de kennisgeving geacht te zijn ontvangen veertien (14) dagen
na de ontvangst van de kennisgeving door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
Artikel 20. Toepasselijkheid
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag slechts van toepassing
op het Rijk in Europa.
Artikel 21. Inwerkingtreding