Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de uitlevering en rechtshulp in strafzaken, 's-Gravenhage, 27-08-1976

Geraadpleegd op 05-10-2024.
Geldend van 19-06-1981 t/m heden

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de uitlevering en rechtshulp in strafzaken

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de uitlevering en rechtshulp in strafzaken

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

en

de Regering van de Republiek Suriname,

In aanmerking nemende de nauwe band waardoor het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname verenigd zijn;

Overwegende, dat het in verband met het onafhankelijk worden van Suriname noodzakelijk is voorzieningen te treffen met betrekking tot de uitlevering, de daaraan verbonden formaliteiten en de rechtshulp in strafzaken;

Zijn overeengekomen als volgt:

HOOFDSTUK I

De uitlevering

Artikel 1

De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich om, overeenkomstig de regels van deze Overeenkomst en onder de voorwaarden voorzien in hun nationale wetgeving, elkander op basis van wederkerigheid de personen uit te leveren, die door de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij worden vervolgd ter zake van een strafbaar feit of gezocht worden tot tenuitvoerlegging van een straf of maatregel.

Artikel 2

  • 1 De uitgeleverde persoon zal niet worden vervolgd, berecht of in hechtenis gesteld met het oog op de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel, noch ook aan enige andere beperking van zijn persoonlijke vrijheid worden blootgesteld, wegens enig ander vóór de overlevering begaan feit dan dat, hetwelk de reden tot uitlevering is geweest, behalve in de volgende gevallen:

    • a. wanneer de Partij, die hem heeft uitgeleverd erin toestemt. Daartoe moet een verzoek worden aangeboden, vergezeld van de in artikel 3 bedoelde stukken. De toestemming zal worden gegeven indien het strafbare feit, waarvoor zij verzocht wordt, op zichzelf de verplichting tot uitlevering krachtens deze Overeenkomst meebrengt. De toestemming kan worden gegeven indien het strafbare feit, gezien de hoogte van de daartegen bedreigde straf of maatregel deze verplichting niet meebrengt;

    • b. wanneer de uitgeleverde persoon, hoewel hij daartoe de mogelijkheid had, niet binnen de dertig dagen, die op zijn definitieve invrijheidstelling volgden het grondgebied van de Partij, aan welke hij was uitgeleverd, heeft verlaten of indien hij, na dit gebied verlaten te hebben daarin is teruggekeerd;

    • c. wanneer de uitgeleverde persoon, hetzij vóór zijn uitlevering ten overstaan van een rechterlijke autoriteit van de aangezochte Partij, hetzij na zijn uitlevering voor een rechterlijke autoriteit van de verzoekende Partij, er uitdrukkelijk in heeft toegestemd om te worden vervolgd ter zake van enig feit, welk dan ook.

  • 2 De verzoekende Partij kan echter de nodige maatregelen nemen met het oog op een uitzetting uit zijn grondgebied of met het oog op een stuiting van de verjaring overeenkomstig haar wet, daaronder begrepen het instellen van een verstekprocedure.

Verzoek en stukken ter ondersteuning daarvan

Artikel 3

  • 1 Het verzoek tot uitlevering zal door de Minister van Justitie van de verzoekende Partij schriftelijk worden gericht tot de Minister van Justitie van de aangezochte Partij.

  • 2 Bij het verzoek zullen worden overgelegd:

    • a. het origineel of een authentiek afschrift, hetzij van een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling, hetzij van een bevel tot aanhouding of van iedere akte, die dezelfde kracht heeft, een en ander opgemaakt in de vorm voorgeschreven door de wet van de verzoekende Partij;

    • b. een overzicht van de feiten, waarvoor de uitlevering wordt verzocht. De tijd en plaats, waarop de feiten zijn begaan, hun wettelijke omschrijving en de verwijzing naar de toepasselijke wetsbepalingen, welke zo nauwkeurig mogelijk worden vermeld;

    • c. een afschrift van de toepasselijke wetsbepalingen, alsmede een zo nauwkeurig mogelijk signalement van de opgeëiste persoon en alle andere inlichtingen, welke van belang zijn om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen.

Aanvullende inlichtingen

Artikel 4

Indien de door de verzoekende Partij verstrekte inlichtingen onvoldoende blijken te zijn om de aangezochte Partij in staat te stellen een besluit overeenkomstig deze Overeenkomst te nemen, zal deze laatste Partij de noodzakelijke aanvulling op de gegeven inlichtingen vragen en een termijn kunnen stellen, binnen welke deze verkregen moeten zijn.

Voorlopige aanhouding

Artikel 5

  • 1 In geval van spoed kunnen de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij met het oog op een uitlevering voorlopige aanouding van de gezochte persoon verzoeken.

  • 2 Het verzoek tot voorlopige aanhouding zal melding maken van het strafbare feit dat werd begaan, van de duur van de straf of de maatregel die tegen het feit wordt bedreigd of die ter zake van het feit werd opgelegd, van de tijd en de plaats waarop het feit werd begaan, alsmede, voor zover mogelijk, van het signalement van de gezochte persoon.

  • 3 Het verzoek zal aan de rechterlijke autoriteiten van de aangezochte Partij worden overgebracht. De rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij zullen onverwijld worden ingelicht over het gevolg dat aan hun verzoek is gegeven.

  • 4 Indien het verzoek op regelmatige wijze blijkt te zijn gedaan, zal daaraan door de rechterlijke autoriteiten van de aangezochte Partij overeenkomstig de wetgeving van die Partij gevolg worden gegeven.

  • 5 De voorlopige aanhouding zal een einde nemen indien de aangezochte Partij niet binnen de termijn van 20 dagen na de aanhouding het verzoek tot uitlevering en de in artikel 3 bedoelde stukken ontvangen heeft, tenzij de aanhouding op een andere grond moet worden voortgezet. Op ieder ogenblik is voorlopige invrijheidstelling mogelijk, met dien verstande dat de aangezochte Partij daarbij elke maatregel dient te nemen die zij noodzakelijk acht om vlucht van de gezochte persoon te voorkomen.

  • 6 De invrijheidstelling verhindert een nieuwe aanhouding en uitlevering niet, indien het verzoek tot uitlevering alsnog binnenkomt.

Overlevering van de uitgeleverde

Artikel 6

  • 1 De aangezochte Partij zal haar beslissing over de uitlevering langs de in artikel 3, eerste lid, bedoelde weg ter kennis van de verzoekende Partij brengen.

  • 2 Iedere weigering zal met redenen omkleed worden.

  • 3 Ingeval van inwilliging van het verzoek zal de verzoekende Partij worden ingelicht omtrent de plaats en de datum van de overlevering, alsmede omtrent de duur van de door de opgeëiste persoon met het oog op de uitlevering ondergane vrijheidsbeneming.

  • 4 Ingeval de overdracht of de overneming van de uit te leveren persoon door overmacht verhinderd wordt, zal de belanghebbende Partij de andere Partij daarvan op de hoogte stellen; de twee Partijen zullen een nieuwe datum van overdracht overeenkomen.

Uitgestelde of voorwaardelijke overlevering

Artikel 7

  • 1 De aangezochte Partij kan, nadat zij een beslissing over het verzoek tot uitlevering genomen heeft, de overlevering van de opgeëiste persoon uitstellen opdat hij door haar vervolgd kan worden of, indien hij bereids veroordeeld is op haar grondgebied een straf kan ondergaan wegens een ander feit dan dat waarvoor de uitlevering is verzocht.

  • 2 Indien het verzoek tot uitlevering betrekking heeft op een persoon die op het grondgebied van de aangezochte Partij een straf ondergaat, kan die Partij, indien bijzondere omstandigheden dit vereisen, die persoon tijdelijk aan de verzoekende Partij overleveren op in onderling overleg vast te stellen voorwaarden.

  • 3 De vrijheidsbeneming die de betrokkene na deze overlevering op het grondgebied van de verzoekende Partij ondergaat, zal worden afgetrokken van de duur van de straf die hij moet ondergaan op het grondgebied van de aangezochte Partij.

Verkorte procedure

Artikel 8

  • 1 De rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij kunnen de onmiddellijke overlevering verzoeken van een persoon wiens voorlopige aanhouding of uitlevering is verzocht.

  • 2 Deze overlevering kan slechts plaatsvinden indien de betrokkene daarmede uitdrukkelijk instemt ten overstaan van een ambtenaar van het openbaar ministerie van de aangezochte Partij en indien ook deze ambtenaar daartoe zijn toestemming geeft.

    De persoon wiens onmiddellijke overlevering is verzocht heeft het recht zich door een raadsman te doen bijstaan. Deze overlevering geschiedt zonder nadere formaliteiten.

  • 3 Deze overlevering brengt voor de betrokkene de gevolgen mede welke zijn verbonden aan de verklaring bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c.

Overdracht van voorwerpen

Artikel 9

  • 1 Op verzoek van de verzoekende Partij zal de aangezochte Partij, voor zover zulks krachtens haar wetgeving is toegestaan, de voorwerpen in beslag nemen:

    • a. die kunnen dienen als stukken van overtuiging;

    • b. die afkomstig zijn van het strafbare feit en hetzij vóór, hetzij na de overlevering van de aangehouden persoon worden gevonden;

    en deze overdragen.

  • 2 De overdracht is onderworpen aan de goedkeuring van het gerecht van de plaats waar de huiszoeking en inbeslagneming hebben plaatsgevonden. Het gerecht beslist of de inbeslaggenomen voorwerpen geheel of gedeeltelijk aan de verzoekende Partij worden overgedragen. Zij kan de teruggave bevelen van voorwerpen die niet rechtstreeks betrekking hebben op het feit dat de opgeëiste persoon wordt ten laste gelegd, en beslist in voorkomend geval op bezwaren van derden, die houder waren van het voorwerp of van andere rechthebbenden.

  • 3 De overdracht van de voorwerpen bedoeld in het eerste lid van dit artikel kan zelfs plaatsvinden, wanneer niet tot een reeds toegestane uitlevering wordt overgegaan in verband met het overlijden of de ontvluchting van de opgeëiste persoon.

HOOFDSTUK II

De rechtshulp in strafzaken

Artikel 10

  • 1 De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich om, overeenkomstig de regels van deze Overeenkomst en met inachtneming van hun nationale wetgeving elkander wederzijds in zo ruim mogelijke mate rechtshulp te verlenen in elke procedure die betrekking heeft op strafbare feiten, waarvan de bestraffing, op het tijdstip waarop de rechtshulp wordt gevraagd, tot de bevoegdheid behoort van de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij.

  • 2 De rechtshulp kan worden geweigerd:

    • a. indien het verzoek betrekking heeft op strafbare feiten die door de aangezochte Partij als een politiek misdrijf of een met een dergelijk misdrijf samenhangend feit worden beschouwd;

    • b. indien de aangezochte Partij van mening is dat uitvoering van het verzoek zou kunnen leiden tot een aantasting van de veiligheid, de openbare orde of andere wezenlijke belangen van haar land of indien de betrokken persoon voor dezelfde feiten reeds vervolgd wordt dan wel ter zake van die feiten reeds onherroepelijk is berecht.

Rogatoire commissies

Artikel 11

  • 1 De aangezochte Partij zal gevolg geven aan de rogatoire commissies aangaande een strafzaak, die tot haar worden gericht door de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij en die tot doel hebben het verrichten van handelingen van onderzoek of de toezending van stukken van overtuiging, van dossiers of van documenten.

  • 2 Indien de verzoekende Partij het wenselijk acht dat getuigen of deskundigen hun verklaring onder ede afleggen, zal zij hierom uitdrukkelijk verzoeken en de aangezochte Partij zal aan een dergelijk verzoek gevolg geven, indien de regels van haar land zich daartegen niet verzetten.

  • 3 De aangezochte Partij zal kunnen volstaan met de toezending van afschriften of fotokopieën van de dossiers of documenten waarom wordt verzocht. Indien de verzoekende Partij uitdrukkelijk vraagt om toezending van het origineel, zal zoveel mogelijk aan een dergelijk verzoek gevolg worden gegeven.

Artikel 12

Rogatoire commissies, die strekken tot een huiszoeking of tot inbeslagneming, zullen slechts worden uitgevoerd voor feiten, welke op grond van deze Overeenkomst aanleiding kunnen geven tot uitlevering en onder het voorbehoud uitgedrukt in artikel 9, tweede lid.

Artikel 13

  • 1 De aangezochte Partij kan de overgave van voorwerpen, dossiers en documenten waarvan de overdracht is gevraagd, uitstellen wanneer zij deze nodig heeft voor een strafrechtelijke procedure.

  • 2 De voorwerpen en de originele dossiers en documenten, die ter uitvoering van een rogatoire commissie zijn overgegeven, zullen zo spoedig mogelijk door de verzoekende Partij aan de aangezochte Partij worden teruggegeven, tenzij deze er afstand van doet.

Mededeling van processtukken en rechterlijke beslissingen

Artikel 14

  • 1 De processtukken en de rechterlijke beslissingen, die moeten worden medegedeeld aan personen die zich op het grondgebied van een der Partijen bevinden, worden hun toegezonden hetzij rechtstreeks bij aangetekend schrijven door de bevoegde autoriteiten of deurwaarders, hetzij door bemiddeling van het bevoegd parket van de aangezochte Partij.

  • 2 Voorzover niet wordt verzocht om de mededeling te doen op een van de wijzen door de wetgeving van de aangezochte Partij voor soortgelijke betekeningen voorzien, zal het aangezochte parket het gerechtelijk stuk of de beslissing zonder meer aan degene voor wie het bestemd is doen toekomen.

  • 3 Het aangezochte parket licht de verzoeker in omtrent het gevolg dat aan het verzoek tot mededeling is gegeven.

Strafregister

Artikel 15

  • 1 De uittreksels uit het strafregister en alle inlichtingen welke op het strafregister betrekking hebben, die door de rechterlijke autoriteiten van een der Partijen in verband met een strafzaak worden gevraagd, zullen door de aangezochte Partij aan die autoriteiten verstrekt worden, voor zover haar eigen rechterlijke autoriteiten deze in overeenkomstige gevallen kunnen verkrijgen.

  • 2 In andere gevallen dan die bedoeld in het vorige lid zal aan een dergelijk verzoek gevolg worden gegeven overeenkomstig hetgeen is voorzien in de wetgeving, regelingen of de algemeen gevolgde gedragslijn van de aangezochte Partij.

Procedure

Artikel 16

  • 1 Voorzover in dit Hoofdstuk niet anders wordt bepaald zullen verzoeken tot rechtshulp de volgende gegevens moeten bevatten:

    • a. de autoriteit waarvan het verzoek uitgaat;

    • b. het onderwerp van en de grond van het verzoek;

    • c. voor zover mogelijk de identiteit en de nationaliteit van de betrokken persoon;

    • d. zo nodig, de naam en het adres van degene voor wie het verzoek bestemd is.

  • 2 De rogatoire commissies bedoeld in de artikelen 11 en 12 dienen bovendien de tenlastelegging te vermelden en dienen een kort overzicht van de feiten te bevatten.

Artikel 17

  • 1 Voor zover in dit Hoofdstuk niet anders wordt bepaald kunnen de rogatoire commissies en andere verzoeken om rechtshulp door de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij rechtstreeks worden gericht tot de rechterlijke autoriteiten van de aangezochte Partij. Zij zullen, vergezeld van de documenten die op hun uitvoering betrekking nebben, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de Minister van Justitie van de aangezochte Partij worden teruggezonden.

  • 2 De verzoeken bedoeld in artikel 15, eerste lid, kunnen door de rechterlijke autoriteiten worden gericht tot de betrokken dienst van de aangezochte Partij en antwoorden kunnen door die dienst rechtstreeks worden teruggezonden. De verzoeken bedoeld in artikel 15, tweede lid, zullen door de Minister van Justitie van de verzoekende Partij tot de Minister van Justitie van de aangezochte Partij worden gericht.

Artikel 18

De stukken en documenten welke krachtens deze Overeenkomst worden overgedragen zijn vrijgesteld van alle formaliteiten van legalisatie.

Artikel 19

Indien een autoriteit die een verzoek om rechtshulp ontvangt onbevoegd is daaraan gevolg te geven, zal zij dit verzoek ambtshalve overdragen aan de bevoegde autoriteit van haar land en zal zij de verzoekende Partij daarvan in kennis stellen.

HOOFDSTUK III

Algemene bepalingen

Artikel 21

Voorzover in deze Overeenkomst niet anders is bepaald, is op de uitleveringsprocedure en op die betreffende de voorlopige aanhouding en de uitvoering van verzoeken om rechtshulp, uitsluitend de wet van de aangezochte Partij van toepassing.

Artikel 22

De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich om elkander in kennis te stellen van hun wetgeving ter zake van uitlevering en rechtshulp in strafzaken en van de wijzigingen die daarin worden aangebracht.

Artikel 23

De Overeenkomstsluitende Partijen doen over en weer afstand van iedere aanspraak op terugbetaling van de kosten welke uit de toepassing van deze Overeenkomst voortvloeien.

Artikel 24

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft zal deze Overeenkomst alleen gelden voor het Rijk in Europa.

De gelding van deze Overeenkomst kan, al of niet met de noodzakelijk geachte wijzigingen, bij notawisseling worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen.

Artikel 25

  • 1 De onderhavige Overeenkomst treedt in werking nadat de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat in hun landen aan de ter zake geldende constitutionele vereisten is voldaan.

  • 2 Elk van de beide Partijen kan deze Overeenkomst te allen tijde opzeggen. De opzegging geschiedt door daarvan mededeling te doen aan de andere Partij. Zij krijgt rechtskracht twee maanden nadat zij is medegedeeld.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe behoorlijk door hun Regeringen gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage op 27 augustus 1976 in tweevoud in de Nederlandse taal.