Besluit mandaat, volmacht en machtiging KGG 2025

Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 19-12-2025 t/m heden.

Besluit van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 15 december 2025, nr. WJZ/102572219, tot verlening van mandaat, volmacht en machtiging (Besluit mandaat, volmacht en machtiging KGG 2025)

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

Handelende met instemming van de Minister van Economische Zaken en de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst;

Gezien de schriftelijke instemming van de volgende functionarissen van het Ministerie van Economische Zaken: de secretaris-generaal, de directeur-generaal Economie en Digitalisering, de directeur-generaal Bedrijfsleven en Innovatie, de directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken, de directeur Europese en Internationale Zaken, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken, de directeur Toezicht Economische Veiligheid en Eigenaars- en Aandeelhoudersadvisering, de directeur Communicatie, de directeur Informatievoorziening en de directeur Mens en Organisatie; en van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur de directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken en de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Klimaat en Groene Groei;

  • b. secretaris-generaal: secretaris-generaal van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei;

  • c. directeur Financieel-Economische Zaken: directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei;

  • d. hoofden van dienst:

    • 1°. de directeur Financieel-Economische Zaken;

    • 2°. de directeur-generaal Realisatie Groene Groei;

    • 3°. de directeur-generaal Klimaat en Energie;

    • 4°. de secretaris-directeur van de Wetenschappelijke Klimaatraad;

    • 5°. de inspecteur-generaal der mijnen;

  • e. directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken;

  • f. inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit: inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;

  • g. P&O-aangelegenheden: aangelegenheden op het gebied van personeel, organisatie en formatie en het daarmee samenhangende budget;

  • h. CAO Rijk: laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren, werkzaam binnen de sector Rijk.

Artikel 2

De organisatie van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei wordt vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage 1.

Artikel 3

Mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dit besluit heeft geen betrekking op het afdoen van stukken bestemd voor:

  • a. de Koning en het Kabinet van de Koning;

  • b. de raad van ministers of de daaruit gevormde vaste colleges;

  • c. een minister of een staatssecretaris;

  • d. de voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de voorzitter van een uit een van die kamers gevormde commissie;

  • e. de Raad van State, behoudens voor zover het betreft bestuursrechtelijke procedures of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;

  • f. de Algemene Rekenkamer behoudens voor zover het betreft gevraagde inlichtingen of gedane verzoeken of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;

  • g. een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges, met uitzondering van het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR);

  • h. autoriteiten in binnen- of buitenland, in rang gelijk aan of hoger dan een minister of staatssecretaris.

§ 2. Mandaat, volmacht en machtiging aan ondergeschikten

Artikel 4

  • 1 Aan de secretaris-generaal wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

    • a. aangelegenheden op het gebied van de ambtelijke leiding van al hetgeen het ministerie betreft, zoals nader omschreven in de toelichting bij het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 1988, 499);

    • b. het vaststellen van de werkterreinen van de hoofden van dienst;

    • c. aangelegenheden op het werkterrein van de hoofden van dienst:

      • 1°. ten aanzien waarvan de secretaris-generaal in een incidenteel geval aan een hoofd van dienst mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld of;

      • 2°. die door een hoofd van dienst aan de secretaris-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de secretaris-generaal door een ander hoofd van dienst moeten worden behandeld;

    • d. het uitoefenen van bevoegdheden namens de Staat der Nederlanden in zijn hoedanigheid van aandeelhouder of die voortvloeien uit de zeggenschap over rechtspersonen;

    • e. het invulling geven aan de eigenaarsrol, voor zover hiervoor geen mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan een hoofd van dienst, richting in ieder geval:

      • 1°. het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten;

      • 2°. de Nederlandse Emissieautoriteit;

      • 3°. het Staatstoezicht op de Mijnen;

      • 4°. de Wetenschappelijke Klimaatraad;

    • f. aangelegenheden op het gebied van de Wet open overheid, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften;

    • g. aangelegenheden op het gebied van de Wet normering topinkomens, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften;

    • h. aangelegenheden op het gebied van de Wet hergebruik van overheidsinformatie, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;

    • i. aangelegenheden op het gebied van de Algemene verordening gegevensbescherming, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst of voor zover niet binnen een redelijke termijn te achterhalen is welk hoofd van dienst verantwoordelijke is;

    • j. het in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken aanwijzen van functies, die de mogelijkheid bieden de nationale veiligheid te schaden als vertrouwensfunctie;

    • k. het afnemen van de eed of de belofte bij de indiensttreding van een werknemer bij het kerndepartement, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van de Ambtenarenwet 2017;

    • l. het vaststellen van interne circulaires;

    • m. personeelsaangelegenheden met betrekking tot de directeur Financieel-Economische Zaken;

    • n. het beslissen over gemeenschappelijke en generieke ICT-vraagstukken van het ministerie;

    • o. het sturing geven aan en bewaken van de uitvoering van departementale taakstellingen;

    • p. het begeleiden van transitie- en organisatietrajecten die voortvloeien uit wijzigingen binnen de organisatie;

    • q. het optreden als Chief Information Officer (CIO) zoals bedoeld in het Besluit CIO-stelsel Rijksdienst 2021;

    • r. het sturing geven aan inbreng in projecten die voortvloeien uit het overleg tussen secretarissen-generaal;

    • s. het vertegenwoordigen van het ministerie in interdepartementale gremia, waaronder de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijksdienst en het CIO-beraad;

    • t. het zorg dragen voor aangelegenheden op het gebied van de Archiefwet 1995, voor zover niet behorend tot een hoofd van dienst, waaronder het voor het gehele ministerie vaststellen van beheersregels als bedoeld in artikel 14 van het Archiefbesluit 1995 en het vaststellen van selectielijsten als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, van de Archiefwet 1995 en het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden bij de overbrenging als bedoeld in artikel 15 van de Archiefwet 1995;

    • u. het inschrijven in een machtigingenregister als bedoeld in het Afsprakenstelsel Elektronische Toegangsdiensten van:

      • het kerndepartement, bedoeld in paragraaf I, tweede lid, van de Bijlage Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken bij het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2025;

      • het Staatstoezicht op de Mijnen;

      en hun machtigingenbeheerders;

    • v. het verstrekken van ketenmachtigingen als bedoeld in het Afsprakenstelsel Elektronische Toegangsdiensten door registratie in het machtigingenregister, op naam van het kerndepartement, van de buitendiensten, aan agentschappen of aan publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen.

  • 2 Onder eigenaarsrol in de zin van het eerste lid, onderdeel e, wordt in ieder geval verstaan:

    • a. het toezien op de bedrijfsvoering van de organisatie binnen de planning- en controlcyclus, en

    • b. het uitoefenen van bevoegdheden:

      • 1°. inzake de benoeming, goedkeuring van benoemingen, schorsing, ontslag en vergoeding van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen, zelfstandige bestuursorganen en colleges en commissies;

      • 2°. op grond van de organieke regelingen van rechtspersonen, de Comptabiliteitswet 2016, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, de Kaderwet adviescolleges, de Regeling agentschappen 2024, de Aanwijzingen voor de Planbureaus of de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties.

Artikel 5

  • 1 Aan de hoofden van dienst wordt, voor zover van toepassing, ieder voor zich, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, als bedoeld in de bijlage 2 van dit besluit, waaronder begrepen de P&O-aangelegenheden van zijn dienst, met uitzondering van aangelegenheden waarvoor mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan de secretaris-generaal of aan een ander hoofd van dienst.

  • 2 Aan de hoofden van dienst wordt voorts, ieder voor zijn werkterrein, mandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden inzake de benoeming, ontslag en vergoeding van leden van adviescommissies ter zake van subsidieverlening.

  • 3 Aan de inspecteur-generaal der mijnen wordt op zijn werkterrein, mandaat en machtiging verleend voor het vaststellen van beleidsregels.

Artikel 6

  • 1 Aan de directeur-generaal Realisatie Groene Groei wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

    • a. de Mijnbouwwet, het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling, met uitzondering van het nemen van besluiten, die krachtens artikel 132 van de Mijnbouwwet worden genomen en het verrichten van handelingen waarvoor in artikel 13, eerste lid, onderdelen a tot en met c, mandaat, volmacht en machtiging wordt verleend aan de inspecteur-generaal der mijnen;

    • b. benoeming, schorsing, ontslag en vergoeding van de leden van de Mijnraad;

    • c. benoeming, schorsing, ontslag en vergoeding van de leden van de Commissie Mijnbouwschade.

  • 2 Aan de directeur-generaal Realisatie Groene Groei wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

    artikel 5.1 van de Omgevingswet, met uitzondering van artikelen 4.1119, 4.1323, 4.1324, 4.1365, 4.1366, 6.47a en 7.69 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 132 van de Mijnbouwwet.

Artikel 7

  • 1 Aan de inspecteur-generaal der mijnen wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen in verband met:

    • a. de artikelen 50, en 51, derde lid, van de Mijnbouwwet;

    • b. de artikelen 22, 30, 35, derde lid, 51, vijfde lid, 85, 88, tweede lid, 90, 91, 97, 99, derde en vierde lid, 101, 104, eerste en tweede lid, 111, tweede lid, 112, tweede lid, 113, tweede lid, en 161a, vierde lid, van het Mijnbouwbesluit;

    • c. de Mijnbouwregeling, met uitzondering van de vergunningen bedoeld in paragraaf 1.3;

    • d. artikel 6.14 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming;

    • e. de artikelen 27 en 28 van de Wet windenergie op zee;

    • f. de artikelen 17.4, 17.10, eerste en tweede lid, 17.12, vierde tot en met zesde lid, 18.2, 18.2b, tweede lid, van de Wet Milieubeheer met betrekking tot mijnbouwwerken en windparken op zee;

    • g. artikel 1c, vierde en vijfde lid, van de Gaswet, voor zover het de handhaving betreft van de artikelen 8, 8a, 11 en 51 van de Gaswet ten aanzien van onderwerpen die betrekking hebben op veiligheid in verband met gas.

  • 2 Aan de inspecteur-generaal der mijnen wordt tevens volmacht en machtiging verleend voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van feitelijke handelingen in verband met de artikelen 4.1119, 4.1323, 4.1324, 4.1365, 4.1366, 6.47a en 7.69 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 132 van de Mijnbouwwet.

  • 3 Aan de inspecteur-generaal der mijnen wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaarschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten die in ondermandaat zijn genomen door onder hem ressorterende medewerkers, en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures die niet op personeelsaangelegenheden betrekking hebben.

§ 3. Instructies

Artikel 8

Mandaat en volmacht worden uitgeoefend met inachtneming van:

  • a. ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;

  • b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie.

Artikel 9

  • 1 Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:

    De Minister van Klimaat en Groene Groei,

    namens deze:

    (handtekening)

    (naam functionaris)

    (functie)

  • 2 Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van automatisch gegenereerde stukken geschiedt als volgt:

    De Minister van Klimaat en Groene Groei,

    namens deze:

    (naam functionaris)

    (functie)

    Dit bericht is automatisch gegenereerd en bevat daarom geen handtekening.

  • 3 Bij ondertekening van stukken op grond van volmacht wordt de aanduiding van de minister voorafgegaan door: Namens de Staat der Nederlanden.

  • 4 Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van digitaal geaccordeerde stukken kan als volgt geschieden:

    De Minister van Economische Zaken,

    namens deze:

    (naam functionaris)

    (functie)

    Dit bericht is digitaal geaccordeerd en bevat daarom geen handtekening.

  • 5 In uitzondering op het tweede lid kan een automatisch gegenereerd stuk ook met handtekening worden ondertekend. De ondertekening geschiedt dan zoals genoemd in het eerste lid.

§ 4. Ondermandaat

Artikel 10

  • 1 De secretaris-generaal kan aan een hoofd van dienst binnen diens werkterrein ondermandaat en machtiging verlenen voor benoeming, schorsing, ontslag en vergoeding van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen, zelfstandige bestuursorganen, commissies en colleges.

  • 2 De secretaris-generaal kan aan de directeur, MT-leden en medewerkers van de directie Toezicht Economische Veiligheid en Eigenaars- en Aandeelhoudersadvisering ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor aangelegenheden als bedoeld in artikel 4, eerst lid, onder d en e. De directeur kan, voor zover nog van toepassing, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor deze aangelegenheden aan MT-leden en medewerkers binnen de directie.

  • 3 De secretaris-generaal kan voor wat betreft de bevoegdheden verband houdend met de rol van CIO ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan de uitvoerend CIO.

Artikel 11

De hoofden van dienst kunnen, ieder voor zich, voor hun werkterrein, voor aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, en 6 en 7, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan hun plaatsvervangers, en wat het werkterrein van ondergeschikte organisatieonderdelen of functionarissen betreft, aan de hoofden van die onderdelen en aan die functionarissen en aan hun plaatsvervangers.

Artikel 12

  • 1 Het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overeenstemming met de directeur Wetgeving en Juridische Zaken.

  • 2 Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat, volmacht en machtiging als bedoeld in de artikelen 11 wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Informatievoorziening, de directeur Mens en Organisatie en de Auditdienst Rijk.

§ 5. Vervanging

Artikel 13

  • 1 De uit dit besluit voor de secretaris-generaal voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op de secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken. Bij afwezigheid van zowel de secretaris-generaal als de secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken gaan deze bevoegdheden over op een door de secretaris-generaal aangewezen directeur-generaal.

  • 2 De uit dit besluit voor de hoofden van dienst voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op hun plaatsvervanger, met uitzondering van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging.

  • 3 De uit dit besluit voor de directeur Financieel-Economische Zaken voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken, behalve waar het gaat over aangelegenheden met betrekking tot de begroting van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. Voor die aangelegenheden wordt de directeur Financieel-Economische Zaken vervangen door het MT-lid Begrotingsadvies KGG en Kaderstelling (BKK).

§ 6. Ondertekening bij afwezigheid minister

Artikel 14

  • 1 Indien afwezigheid of ontstentenis van de minister eraan in de weg staat dat een door de minister genomen besluit door deze wordt ondertekend, kan, tenzij een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid zich ertegen verzet, een besluit namens de minister worden ondertekend door de secretaris-generaal.

  • 2 In het geval bedoeld in het eerste lid geschiedt het ondertekenen als volgt:

    De Minister van Klimaat en Groene Groei,

    namens deze:

    overeenkomstig het door de minister genomen besluit:

    (handtekening)

    (naam)

    secretaris-generaal

§ 7. Mandaat, volmacht en machtiging aan niet-ondergeschikten

§ 7.1. Dienstonderdelen van het Ministerie van Economische Zaken die ook taken verrichten voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei

Artikel 15

  • 1 De directie Politieke en Bestuurlijke Zaken, de directie Europese en Internationale Zaken, de directie Financieel-Economische Zaken, de directie Wetgeving en Juridische Zaken, de directie Toezicht Economische Veiligheid en Eigenaars- en Aandeelhoudersadvisering, de directie Communicatie, de directie Informatievoorziening, de directie Mens en Organisatie en de programmadirectie Klaar voor de Toekomst verrichten, ieder voor zich, de aan hen opgedragen taken in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2025 en de bijlage Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken ook voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei.

  • 2 De directie Algemene Economische Politiek van het Ministerie van Economische Zaken verricht de aan haar opgedragen taken in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2025 en de bijlage Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken, voor zover van toepassing, ook voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei.

  • 3 De directie Regio en Ruimte van het Ministerie van Economische Zaken verricht de aan haar opgedragen taken in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2025 en de bijlage Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken, voor zover van toepassing, ook voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei.

  • 4 De Dienst ICT Uitvoering van het Ministerie van Economische Zaken en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken verrichten, ieder voor zich, de aan hen opgedragen taken in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2025 en de bijlage Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken, voor zover van toepassing, ook voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei.

§ 7.2. Dienstonderdelen van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur die ook taken verrichten voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei

Artikel 16

  • 1 De directie Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur verricht de aan haar opgedragen taken in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en de bijlage, voor zover van toepassing, ook voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei.

  • 2 De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur verricht de aan haar opgedragen taken in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en de bijlage, voor zover van toepassing, (ook) voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei.

§ 7.3. Mandaat, volmacht en machtiging aan hoofden van dienst en andere functionarissen van het Ministerie van Economische Zaken

Artikel 17. DGED

Aan de directeur-generaal Economie en Digitalisering van het Ministerie van Economische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen ten behoeven van het versterken van het duurzaam economisch groeivermogen van Nederland en het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende economie en markten door middel van:

  • a. het versterken van de beleidskwaliteit door onafhankelijke economische en gedragsexpertise in te brengen op de beleidsterreinen van het ministerie;

  • b. het analyseren van en het adviseren op economische vraagstukken en voorstellen van andere departementen in onderraden en Ministerraad;

  • c. het uitvoeren van analyses ten behoeve van actuele economische beleidsvraagstukken en agendering van onderbelichte economische thema’s;

  • d. het coördineren van het fiscale beleid binnen het ministerie en de lasten- en koopkrachtbesluitvorming.

Artikel 18. DGBI

Aan de directeur-generaal Bedrijfsleven en Innovatie van het Ministerie van Economische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen ten behoeven van:

  • a. het verzorgen van een strategisch netwerk- en relatiemanagement met, en vertegenwoordiging in, de regio;

  • b. het initiëren en vormgeven van samenwerking en partnerschappen in de regio, gericht op het ontwikkelen en realiseren van de beleidsagenda voor een duurzame en inclusieve economie, energie, ondernemingsklimaat en innovatie, waaronder begrepen de samenwerking bij de inzet van regionale instrumenten;

  • c. EZ- en KGG brede coördinatie van inhoudelijke inzet en (interdepartementale) inbreng in ruimtelijke ordening en fysieke ruimte voor bedrijven en bedrijventerreinen, economie en de transitie-opgaven;

  • d. het namens de minister vervullen van de rol van rijksheer in de regio bij crises;

  • e. het coördineren van de departementsbrede inzet voor Caribisch Nederland.

Artikel 19. BPZ

  • 1 Aan de directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Economische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met:

    • a. het bedienen van bewindslieden en ambtelijke top opdat zij hun politieke, inhoudelijke en bedrijfsmatige eindverantwoordelijkheid voor het functioneren van het Ministerie van Economische Zaken ten volle waar kunnen maken;

    • b. het coördineren en het onderhouden van contacten met het parlement en de inhoudelijke voorbereiding voor de ministerraad;

    • c. het inhoudelijk coördineren van de stukkenstroom voor het parlement en de ministerraad en de administratieve ondersteuning daarvan;

    • d. het stimuleren en het coördineren van samenwerking tussen de dienstonderdelen waaronder de samenwerking tussen beleid en uitvoering;

    • e. het adviseren over alle stukken die naar de politiek-ambtelijke top en naar buiten toe komen en gaan, waaronder alle stukken voor de Tweede Kamer, de ministerraad en de onderraden;

    • f. het verspreiden van kennis over politiek-bestuurlijke processen binnen het Ministerie van Economische Zaken en het zorg dragen dat politieke aspecten in beleidsprocessen worden meegewogen;

    • g. het inhoudelijk voeren van het secretariaat van de bewindspersonenstaf en de bestuursraad en de administratieve ondersteuning daarvan;

    • h. het bieden van ondersteuning aan de leden van de bestuursraad voor hun portefeuilletaken en aangelegenheden die het gehele Ministerie van Economische Zaken betreffen;

    • i. het coördineren en voorbereiden van structurele ambtelijke overleggen waaronder het Secretarissen-Generaal Overleg (SGO), de bestuursraad en incidentele overleggen waaronder heisessies van de bestuursraad en directeurenconferenties;

    • j. het coördineren van en het adviseren over bestuurlijke-organisatorische processen binnen het Ministerie van Economische Zaken;

    • k. het behandelen van aanvragen en ondersteuningen voor Koninklijke onderscheidingen, de registratie en het beheer van relatiegeschenken, het coördineren en adviseren over activiteiten rond een overlijden en het coördineren en adviseren over evenementen;

    • l. het inhoudelijk coördineren van de stukkenstroom gericht aan de bewindspersonen en de ambtelijke top en de administratieve ondersteuning daarvan;

    • m. het houden van toezicht op de toepassing en de naleving van de geldende wet- en regelgeving inzake de verwerking van persoonsgegevens door een functionaris voor de gegevensbescherming;

    • n. het adviseren over het beleid ten aanzien van financiële belangen (compliance);

    • o. het zorgdragen voor het toezicht en het geven van advies over de integrale beveiliging van het Ministerie van Economische Zaken, waaronder begrepen het (laten) onderzoeken van incidenten, het opstellen en onderhouden van de lijst vertrouwensfuncties en de coördinatie van veiligheidsonderzoeken;

    • p. de coördinatie van de departementale crisisbeheersing;

    • q. het facilitair ondersteunen van de bewindspersonen;

    • r. het stimuleren en implementeren van integriteitsbeleid, inclusief beleid ten aanzien van financiële belangen, en het adviseren over en onderzoek doen naar integriteitsmeldingen;

    • s. het inhoudelijk, technisch en organisatorisch uitvoeren parlementaire enquêtes die het Ministerie van Economische Zaken betreffen.

  • 2 De coördinatie van de departementale crisisbeheersing, genoemd in het eerste lid, onderdeel p, wordt verricht door de directie Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.

Artikel 20. DEIZ

Aan de directeur Europese en Internationale Zaken van het Ministerie van Economische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met:

  • a. breed (internationaal en nationaal) strategisch overzicht houden over alle EZ/KGG dossiers, waaronder digitale economie, klimaat, energie, (verduurzaming) industrie, concurrentievermogen, interne markt, betere regelgeving, staatssteun en andere financieel economische en veiligheid thema’s;

  • b. op een efficiënte manier directie- en DG-overstijgende EU/internationale dossiers coördineren en inhoudelijk samenbrengen of, waar nodig, prioritering of posterioriteit aan te brengen;

  • c. beleidsadvies uitbrengen op overkoepelende EU/internationale dossiers, zoals het Meerjarig Financieel Kader van de EU, EU-uitbreiding en het handelsbeleid;

  • d. op de brede EZ/KGG thema’s heeft DEIZ ook een strategische rol om de samenhang en consistentie tussen de verschillende terreinen te overzien en te borgen. Als shared service, heeft DEIZ een dedicated rol in de strategische inhoudelijke advisering aan zowel MEZ als MKGG en de beide departementen. Hierin wordt geadviseerd over de inhoudelijke inzet op de internationale beleidsagenda, mede vanuit breder krachtenveld en ontwikkelingen als vanuit inhoudelijke expertise en overzicht;

  • e. EU-beïnvloedingsstrategie voor EZ en voor KGG coördineren door periodiek een inventarisatie van alle lopende en aankomende EU-dossiers te maken, en daarbij een zogenaamde ‘beïnvloedingsagenda’ op te stellen voor beide departementen, waar DEIZ zowel de doelen per dossier uiteen zet, alsook kijkt welke lidstaten en landen mogelijke partners (kunnen) zijn en waar en op welk moment beïnvloeding nodig is (onder meer via de reisagenda voor de bewindspersonen en door de BR te adviseren over af te leggen bezoeken);

  • f. een overzicht houden van alle interdepartementale dossiers die voor EZ/KGG relevant zijn (via BNC, PV-i, CoCo, HCEU en REA). Omdat alle dossiers met een EU/internationale component langs DEIZ komen, is DEIZ in staat om zaken te signaleren en te verbinden en vervult DEIZ intern EZ/KGG de centrale rol voor EU-coördinatie. In interdepartementale overleggen vervult DEIZ de rol om in internationale dossiers – naast de eigen internationale dossiers – de EZ/KGG-belangen te vertegenwoordigen in dossiers die niet primair bij EZ/KGG zijn belegd. Hiervoor draagt DEIZ binnen EZ/KGG primair beleidsverantwoordelijkheid;

  • g. de verspreiding van de Nederlandse strategische inzet en prioriteiten in Europa en over de gehele wereld;

  • h. afstemmen van internationale (non) papers en conclusies met lidstaten en uitwisselingen van informatie met het postennet om EZ/KGG-belangen te behartigen;

  • i. het organiseren en coördineren van de reizen van bewindspersonen en de SG’s over de hele wereld;

  • j. initiëren van noodzakelijke gesprekken, bijhouden reisagenda’s voor de bewindspersonen en de BR en coördineren van of het leveren van bijdragen aan alle gesprekken met een internationale insteek. Hierbij is DEIZ interdepartementaal de hoeder van de EZ/KGG-belangen;

  • k. de verantwoordelijkheid voor de (inhoudelijke) voorbereiding van de verschillende EZ/KGG-raden (Telecom, Concurrentievermogen, Energie, Milieu (klimaat), Europese Raad (deels), ECOFIN (deels), Raad Algemene Zaken (cohesie), Toerisme) en verschillende ministeriële onderraden;

  • l. voorbereiden van de Economic Policy Committee, (een Brussels voorportaal van de Ecofin) en levert de delegatieleider voor Nederland. DEIZ is ook verantwoordelijk voor de coördinatie van de High Level Group Competitiveness and Growth en levert de delegatieleider;

  • m. opstellen van kaderinstructies voor raadswerkgroepen waar meerdere (beleids)directies bij zijn betrokken en het coördineren van ER-conclusies, Raadsconclusies, (internationale) non-papers en internationale verklaringen;

  • n. vertegenwoordigen van de Ministeries EZ en KGG in interdepartementale overleggen (SED, SED-p, Coria, BNC en landen IDO’s) en begeleiding bewindspersonen bij onderraden (CoCo, REA, RDINEV, NVR) op Europees en internationale vlak). Ook is DEIZ verantwoordelijk voor de coördinatie van de inbreng van EZ/KGG in Brussel in COREPER I en II (via PV-i);

  • o. vervullen van wettelijk taken door de EZ/KGG-afdeling op de PVEU in Brussel als onderdeel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, namelijk de essentiële brug-, intelligence-, netwerk- en representatiefunctie tussen de verschillende departementen en de Europese instituties (Raad, Europese Commissie en Europees Parlement (EP). Daarnaast vertegenwoordigt DEIZ de belangen van zowel EZ als KGG in Brussel, zorgt voor invloed van de DG kolommen in Brussel. De PVEU organiseert, ontvangt en begeleidt bezoeken van directeuren, DG’s en de SG van EZ/KGG. De afdeling op de PVEU vervult hierbij een eigenstandige en complementaire rol.

Artikel 21. WJZ

  • 1 Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

    • a. het vervaardigen van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen;

    • b. het verstrekken van juridische adviezen (inclusief zorg voor registratie van verzoeken op grond van de Wet open overheid, de departementale staatssteuncoördinatie binnen het Ministerie van Klimaat en Groene Groei, de inhoudelijke toetsing van steunmaatregelen aan de staatssteunkaders en het afwikkelen van steundossiers zoals het opstellen en verzenden van meldingen of andere mededelingen aan de Europese Commissie);

    • c. het behandelen van bezwaarschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het voeren van voorlopige voorziening procedures, met uitzondering van:

      • 1°. het nemen van beslissingen op bezwaarschriften inzake de Wet normering topinkomens, de Wet open overheid, de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Algemene verordening gegevensbescherming, uitgezonderd beslissingen op bezwaarschriften inzake de in dit subonderdeel genoemde wetten waarin het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard;

      • 2°. het behandelen van bezwaarschriften en het voeren van voorlopige voorziening procedures over besluiten behorende tot het werkterrein van de inspecteur-generaal der mijnen;

    • d. voor het voeren van beroep en hoger beroep, waaronder begrepen het instellen van beroep en hoger beroep en het voeren van voorlopige voorziening procedures, met uitzondering van deze procedures over:

      • 1°. besluiten behorende tot het werkterrein van de inspecteur-generaal der mijnen;

      • 2°. besluiten inzake personeelsaangelegenheden;

    • e. het adviseren bij en het coördineren van de behandeling van klachten en verzoeken van de Nationale ombudsman;

    • f. de interdepartementale staatssteuncoördinatie, inclusief het voorzitterschap en secretariaat van het Interdepartementaal Steun Overleg;

    • g. het adviseren in governance vraagstukken en het opstellen van mandaatbesluiten, volmachten en machtigingen van de Minister van Klimaat en Groene Groei, waaronder dit besluit en het organisatiebesluit van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei in de bijlage van dit besluit.

  • 2 Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken wordt tevens volmacht en machtiging verleend voor het aangaan van verplichtingen inzake het verlenen van opdrachten aan externe juridische dienstverleners, met uitzondering van verplichtingen op het werkterrein van de inspecteur-generaal der mijnen.

Artikel 22. TEVEA

Aan de directeur Toezicht Economische Veiligheid en Eigenaars- en Aandeelhoudersadvisering van het Ministerie van Economische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

  • a. het verzorgen van de uitvoering van en het toezicht op het stelsel van investeringstoetsen in Nederland;

  • b. het fungeren als aanspreekpunt voor het Europese samenwerkingsmechanisme op het gebied van buitenlandse directe investeringen;

  • c. het verzorgen van het toezicht op de naleving van de sanctieregelingen voor zover het betrekking heeft op het ‘eigendom van niet-beursgenoteerde bedrijven’;

  • d. het verspreiden van kennis omtrent het stelsel van investeringstoetsing en het sanctietoezicht binnen en buiten de rijksoverheid door adviezen en voorlichting;

  • e. het beheren van het interdepartementale Samenwerkingsplatform Sanctienaleving (SPS) met een nadruk op het versterken van de onderlinge samenwerking en vergroten van de efficiëntie van het toezicht op de sanctienaleving;

  • f. het gevraagd en ongevraagd advies geven over dossiers die betrekking hebben op economische veiligheid binnen de Ministeries van EZ en KGG;

  • g. het in brede zin adviseren van de (p)SG’s over alle aangelegenheden betreffende de taakorganisaties en de beleidsdeelnemingen van de Ministeries van EZ en KGG;

  • h. het faciliteren van de ambtelijke leiding bij de sturing op de realisatie van maatschappelijke opgaven en in het bijzonder het samenspel in de sturingsdriehoek en de verdere ontwikkeling daarvan;

  • i. het onderhouden en doorontwikkelen van de departementale sturingsvisie;

  • j. het faciliteren van de eigenaar en aandeelhouder in organisatie, voorbereiding en opvolging van relevante overleggen en vergaderingen (driehoeksoverleggen, bestuurlijke overleggen, vergaderingen van beleidsdeelnemingen);

  • k. het adviseren over de vaststelling van de tarieven, financiële claims, jaarplannen, organisatie-ontwikkeltrajecten en benoemingen van en bij de taakorganisaties;

  • l. het adviseren over de strategische ontwikkelingen, MVO, jaarplannen, begrotingen, jaarverslagen, dividenden, investeringsvoorstellen en benoemingen met betrekking tot de beleidsdeelnemingen;

  • m. het deelnemen aan en adviseren met betrekking tot beleids- en uitvoeringstrajecten die leiden tot het oprichten van nieuwe beleidsdeelnemingen of het onderbrengen van nieuwe (wettelijke) taken aan bestaande beleidsdeelnemingen;

  • n. het uitvoeren van aandeelhouders- en eigenaarstaken voor specifieke organisaties en rechtspersonen.

Artikel 23. DC

Aan de directeur Communicatie van het Ministerie van Economische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

  • a. het ontwikkelen, vormgeven en uitvoeren van strategisch communicatieadvies rond de communicatieprioriteiten en corporate- en interne communicatie vanuit het departement;

  • b. het adviseren aan beleidsdirecties over de wijze waarop communicatie kan bijdragen aan beleidsvorming, implementatie en de samenwerking op communicatiegebied, onder andere met betrekking tot de kabinetsbrede communicatie;

  • c. het realiseren van samenhang in en het bevorderen van kwaliteit van communicatie, zowel on- als offline in woord en beeld;

  • d. het schrijven van speeches voor de bewindspersonen en de ambtelijke top en het verzorgen van tekstadvies op prioritaire stukken;

  • e. het adviseren en ondersteunen van de minister en de ambtelijke top op het gebied van publiciteit en externe optredens, zowel reactief als proactief;

  • f. het faciliteren en organiseren van externe optredens en werkbezoeken;

  • g. het dagelijks anticiperen en reageren op de actualiteit door middel van woordvoering, het schrijven van nieuws- en persberichten, het onderhouden van pers- en mediacontacten, het ontwikkelen van mediastrategieën en het organiseren van persbijeenkomsten;

  • h. het volgen, strategisch inzetten en innoveren van online media in de interne en externe communicatie;

  • i. het zorgdragen voor het beheer van diverse on- en offline corporate communicatiekanalen van het ministerie, zoals social media accounts, waaronder het vervullen van de liaisonfunctie tussen de redactie van Rijksoverheid.nl en de directie Communicatie;

  • j. het adviseren over en het produceren van relevant beeldmateriaal ter ondersteuning van de interne en externe communicatie;

  • k. het beheren en bewaken van de Rijkshuisstijl;

  • l. het beheer van de rijksbrede mediatheek;

  • m. het begeleiden van inkoop van communicatiediensten en -producten;

  • n. het beantwoorden en doorgeleiden van burgercorrespondentie;

  • o. het coördineren van de crisiscommunicatie in samenwerking met de directie Bestuurlijke en Politieke Zaken en de directie Communicatie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 24. IV

Aan de directeur Informatievoorziening van het Ministerie van Economische Zaken wordt, voor zover van toepassing, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met:

  • a. het ontwikkelen van beleid en adviseren van de departementsleiding en het management en het leveren van een bijdrage aan interdepartementale beleidsontwikkeling op het gebied van de facilitaire diensten, inkoop, ICT-toepassingen, informatievoorziening en huisvesting;

  • b. het beschikbaar stellen en houden van ICT-toepassingen, ondersteuning bij het gebruik van toepassingen en het functioneel beheer van concernapplicaties en gegevensbeheer voor Identity Management;

  • c. het geven van sturing aan de Dienst ICT Uitvoering als opdrachtgever van de generieke toepassingen;

  • d. het uitvoeren van zowel alle operationele taken binnen het spectrum van digitale informatievoorziening als de wettelijke taken die hierover zijn vastgelegd voor het kerndepartement;

  • e. het adviseren over en het ontwikkelen van nieuwe informatieproducten, informatiekanalen, toepassingen en functionaliteiten;

  • f. het regie voeren op het afnemen van dienstverlening van concerndienstverleners ten behoeve van het ministerie op de volgende terreinen: facilitair, inkoop en huisvesting;

  • g. het aangaan van overeenkomsten op het terrein van roerende goederen en dienstverlening, alsmede het materiële beheer van roerende goederen;

  • h. het in opdracht van de secretaris-generaal of een hoofd van dienst aangaan en ondertekenen van inkoopopdrachten en contracten;

  • i. het voeren van regie op het gebied van kantoorhuisvesting zoals opgenomen in de masterplannen Rijkshuisvesting en op de pied-à-terres voor de politieke top, waaronder begrepen het tekenen van de akte van ingebruikgeving met het Rijksvastgoedbedrijf, het bepalen van de huisvestingsbehoefte en het sturen op regionale vestiging en volume op het gebied van huisvesting en huur van vastgoed;

  • j. het adviseren van het management bij de directoraten-generaal en de stafdirecties op bedrijfsvoeringsterreinen en het doorgeleiden van wensen naar het juiste onderdeel binnen de directie Informatievoorziening en de directie Mens en Organisatie;

  • k. het voorbereiden van (inter)departementaal overleg op het terrein van bedrijfsvoering en het zorg dragen voor een integrale afweging;

  • l. het voortouw nemen in bedrijfsvoeringsbrede thema's zoals (informatie)beveiliging;

  • m. het verzorgen van de communicatie binnen het kerndepartement inzake bedrijfsvoeringsonderwerpen;

  • n. het leveren van managementinformatie ten behoeve van de departementsleiding en dienstonderdelen op het gebied van bedrijfsvoering;

  • o. planning en control op de bedrijfsvoeringsmiddelen (personele en materiële budgetten) voor het kerndepartement;

  • p. het in opdracht van een hoofd van dienst autoriseren van medewerkers van het kerndepartement, het Centraal Planbureau en het Staatstoezicht op de Mijnen, voor het afnemen van digitale overheidsdiensten door middel van het inkopen, uitgeven en beheren van digitale authenticatiemiddelen;

  • q. het geven van sturing ten aanzien van budgetten en kwaliteit van dienstverlening aan shared service organisaties (SSO’s) en concern dienstverleners (CDV’s) op het gebied van bedrijfsvoeringsdienstverlening;

  • r. het zorg dragen voor een actuele inschrijving van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

  • s. het coördineren en het ontwerpen van de selectielijsten zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Archiefwet 1995 voor het gehele ministerie;

  • t. het ondersteunen van de secretaris-generaal bij het zorgdragen voor een juiste en actuele inschrijving in een machtigingenregister als bedoeld in het Afsprakenstelsel Elektronische Toegangsdiensten van:

    • het kerndepartement;

    • het Staatstoezicht op de Mijnen;

    en hun machtigingenbeheerders;

  • u. het ondersteunen van de secretaris-generaal bij het verstrekken van ketenmachtigingen als bedoeld in het Afsprakenstelsel Elektronische Toegangsdiensten door registratie in het machtigingenregister, op naam van het kerndepartement, de buitendiensten, aan agentschappen of aan publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 25. M&O

Aan de directeur Mens en Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken wordt, voor zover van toepassing, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met: het leveren van strategisch advies, diensten, (flexibele) capaciteit en de benodigde ondersteuning en faciliteiten op het gebied van personeel en organisatie, project- en programmamanagement en management- en projectondersteuning, en meer specifiek:

  • a. personeelsadvies (p-advies);

  • b. organisatieadvies;

  • c. gezond en veilig werken;

  • d. advies over diversiteit, gelijkwaardigheid en inclusie;

  • e. advies over leren en ontwikkelen en organiseren van leeractiviteiten;

  • f. recruitment en arbeidsmarkt;

  • g. sociaal juridisch advies en bureau medezeggenschap;

  • h. vraagbaak op het gebied van P&O-services;

  • i. advisering en begeleiding in individuele P-vraagstukken (P-raadgever);

  • j. managementondersteuning;

  • k. project- en programmaondersteuning (PPO);

  • l. project en programmatische expertise en capaciteit (programmamanagers, projectleiders en projectsecretarissen);

  • m. met talentenprogramma’s bijdragen aan de ontwikkeling van de EZ, KGG en LVVN organisaties;

  • n. coördineren en begeleiden van het Rijkstraineeprogramma voor de EZ, KGG en LVVN organisaties;

  • o. vertegenwoordigen van de drie departementen in de ICOP en het bieden van ondersteuning van de departementale vertegenwoordiging in de ICBR op M&O-aangelegenheden.

Artikel 26. KvdT

Aan de programmadirecteur Klaar voor de Toekomst van het Ministerie van Economische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met het ondersteunen en equiperen van de lijn- en de stafdirecties binnen EZ en KGG bij de volgende ontwikkelopgaven:

  • a. het sturen op maatschappelijke opgaven en het daarbij expliciet maken van beleidsopties en dilemma's;

  • b. het versterken van zowel de interne samenwerking binnen het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei als de externe samenwerking tussen het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en burgers en andere belanghebbenden;

  • c. het versterken van procesvaardigheden en organiserend vermogen binnen het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei;

  • d. het ondersteunen van de DG's, SG’s en pSG bij de inrichting van twee departementen, één werkorganisatie en de taakstelling via Programma Samen 1 (PS1).

Artikel 27. DICTU

Aan de algemeen directeur van de Dienst ICT Uitvoering van het Ministerie van Economische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met:

  • a. het zorg dragen voor betrouwbare, gestandaardiseerde en kosten efficiënte ICT-services die de bedrijfsprocessen van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei ondersteunen;

  • b. het zorg dragen voor de bewaking van het gebruik van digitale authenticatiemiddelen voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei;

  • c. het in opdracht van een hoofd van dienst autoriseren van medewerkers van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei voor het afnemen van digitale overheidsdiensten door middel van het inkopen, uitgeven en beheren van digitale authenticatiemiddelen;

  • d. het zorg dragen voor het crypto-beheer van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei, waaronder het autoriseren van gebruikers van cryptomiddelen, het registreren en beheren van in gebruik zijnde cryptomiddelen en het implementeren van de cryptografische technieken conform vigerende wet- en regelgeving.

Artikel 28. RVO

  • 1 Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt, voor zover van toepassing, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

    • a. het uitvoeren van de in de Rijksoctrooiwet 1995 en de in de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten genoemde taken;

    • b. het als nationaal voorportaal samenwerken met het Europees Octrooi Bureau ter bevordering van de kennisbescherming;

    • c. het verzamelen, het analyseren en het voor derden toegankelijk maken van alle relevante octrooi informatie;

    • d. het ontsluiten en het klantvriendelijk beschikbaar stellen van informatie over industriële eigendomsrechten;

    • e. het aan derden aanbieden van zoeksystemen in de octrooiliteratuur;

    • f. het leveren van bijdragen voor de beleidsvoorbereiding van het kerndepartement op het gebied van industriële eigendom;

    • g. het in samenwerking met het kerndepartement deelnemen aan internationaal overleg over onderwerpen van industriële eigendom;

    • h. het geven van voorlichting over beschermingsvormen voor innovatieve ontwikkelingen;

    • i. het ondersteunen van ondernemers en publieke organisaties bij het internationaal ondernemen en samenwerken;

    • j. het stimuleren van internationale activiteiten met informatie over buitenlandse markten, met projectmatige en financiële ondersteuning en door het leggen van contacten met zakenpartners in het buitenland;

    • k. het geven van informatie over kansrijke sectoren in het buitenland, over buitenlandse markten en wet- en regelgeving;

    • l. het uitvoeren van regelingen en programma's ter financiële ondersteuning van sectoren en ondernemingen en het inbrengen van expertise bij het opstellen van plannen;

    • m. het leggen van contacten met interessante zakenpartners en relevante publieke organisaties in de markt of sector die de ondernemer wil betreden, via promotionele activiteiten;

    • n. het uitdragen en het versterken van de economische beeldvorming van Nederland in het buitenland;

    • o. de promotie van Nederland als vestigingslocatie voor buitenlandse investeerders;

    • p. de assistentie van buitenlandse bedrijven bij het nemen van hun vestigingsbesluit;

    • q. de coördinatie van de acquisitie-inspanningen op nationaal, regionaal en lokaal niveau;

    • r. de beleidssignalering, binnen en buiten het Ministerie van Klimaat en Groene Groei, ten aanzien van het Nederlandse vestigingsklimaat in internationaal perspectief;

    • s. het informeren van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheden over innovaties, technologische ontwikkelingen en ontwikkelingen in het innovatiebeleid;

    • t. het bevorderen van internationale contacten op het gebied van innovatie(beleid) en technisch wetenschappelijke samenwerking;

    • u. het stimuleren van duurzame ontwikkeling en innovatie door een brug te slaan tussen markt en overheid;

    • v. het uitvoeren van overheidsbeleid met betrekking tot innovatie, energie en klimaat, en fysieke leefomgeving;

    • w. het beslissen op verzoeken om ontheffing van de jaarrekeningplicht, zoals ontheffing van de verplichting tot het opmaken, het overleggen en het vaststellen van een jaarrekening of ontheffing van de verplichting tot het vermelden van gegevens betreffende deelnemingen;

    • x. het fungeren als landelijk opererende uitvoeringsorganisatie voor Europese en nationale regelgeving en programma's, onder meer gericht op subsidieverlening, inkomenssteun, schadevergoeding, nadeelcompensatie, onverplichte tegemoetkomingen, vergunningverlening, monitoring en maatregelen;

    • y. het bieden van ondersteuning bij de administratieve en financiële afwikkeling van crises;

    • z. het fungeren als loket voor burgers en ondernemers;

    • aa. de ontwikkeling en het beheer van gegevensregistraties van dieren, percelen, grondgebruik en relaties, en het beschikbaar stellen van gegevens aan andere publieke en private organisaties;

    • bb. de registratie en integratie van gegevens gericht op evaluatie en beleidsontwikkeling en de advisering over beleidsontwikkeling met het oog op de uitvoerbaarheid;

    • cc. het beschikbaar stellen van zijn inhoudelijke expertise, uitvoeringsdeskundigheid en infrastructuur aan andere opdrachtgevers binnen de overheid, nationaal en in EU-verband in de vorm van adviezen of anderszins;

    • dd. het vertalen van wet- en regelgeving naar effectief en efficiënt uitvoeringsbeleid;

    • ee. het in opdracht van een hoofd van dienst uitvoeren van aanbestedingsprocedures en het ondertekenen van contracten en raamovereenkomsten;

    • ff. het uitvoeren van gebiedsgericht beleid waaronder begrepen de inrichting van het landelijk gebied en het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van Geografische Informatiesystemen (GIS Competence Center);

    • gg. het behandelen van schadeverzoeken in het kader van besluitvorming op grond van hoofdstuk 15 van de Omgevingswet betreffende energieprojecten;

    • hh. het beoordelen van en het besluiten over projecten voor decentrale duurzame elektriciteitsopwekking;

    • ii. het uitvoeren van overheidsbeleid inzake de transparantiebenchmark en de Kristalprijs ter stimulering van maatschappelijk verantwoord ondernemen;

    • jj. het in opdracht van een hoofd van dienst voeren van het secretariaat van een adviescollege of adviescommissie, inclusief het betalen van de vergoedingen aan leden daarvan en het regelen van alle benodigde faciliteiten;

    • kk. het zorg dragen voor de verbetering van de professionaliteit van het aanbesteden en de naleving van de aanbestedingsregels in Nederland;

    • ll. het toetsen en verantwoorden van de besteding van Europese Fondsen vanuit de rol als Certificeringsautoriteit.

  • 2 Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met de uitvoering van wet- en regelgeving en andere taken op het terrein van klimaat en groene groei, waaronder begrepen: de Wet open overheid, de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Algemene verordening gegevensbescherming, met uitzondering van die besluiten behorend tot het werkterrein van de secretaris-generaal, de directeur-generaal Realisatie Groene Groei, de directeur-generaal Klimaat en Energie, de directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken, de directeur Communicatie, de directeur Financieel Economische Zaken en de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

  • 3 Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaarschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures met betrekking tot:

    • a. besluiten die in ondermandaat zijn genomen door onder hem ressorterende medewerkers;

    • b. andere besluiten, die niet in ondermandaat zijn genomen door onder hem ressorterende medewerkers, op het terrein van klimaat en groene groei, waarvoor vanuit het kerndepartement aan hem opdracht is verleend.

  • 4 Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt tevens op zijn werkterrein mandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden inzake de benoeming, ontslag en vergoeding van leden van adviescommissies ter zake van subsidieverlening.

  • 5 Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt voorts volmacht en machtiging verleend voor het aangaan van verplichtingen inzake het verlenen van opdrachten aan externe juridische dienstverleners op zijn werkterrein.

  • 6 Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het detacheren van functionarissen voor functies, waaronder schaal 15 of hoger, in het buitenland betreffende het Landbouw Attachénetwerk (LAN), experts nationaux détachés (END) bij de Europese Commissie, het Innovatie Attachénetwerk (IAN), het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) en Internationale Organisaties.

  • 7 De directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland kan aan de algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor het uitvaardigen van dwangbevelen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van executiegeschillen, en voor het treffen van betalingsregelingen. De directeur-generaal kan de algemeen directeur toestaan ondermandaat, volmacht en machtiging te verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.

  • 8 Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt mandaat verleend om per geval of in het algemeen instructies, die ook beleidsregels kunnen omvatten, te geven ter zake van de uitoefening van de krachtens het zevende lid aan de algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau toekomende bevoegdheden. De directeur-generaal kan ondermandaat verlenen aan de directeur-generaal Straffen en Beschermen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid om beleidsregels te ondertekenen met betrekking tot de mogelijkheid voor het Centraal Justitieel Incassobureau om als onderdeel van de aan die dienst toevertrouwde innings- en incassowerkzaamheden betalingsregelingen te treffen met het oog op één gecoördineerde dienstverlening aan burgers.

  • 9 Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt volmacht en machtiging verleend voor het ter zake van het vorderen van schadevergoeding voegen als benadeelde partij in het strafproces in zaken die betrekking hebben op het werkterrein van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

§ 7.4. Mandaat, volmacht en machtiging aan hoofden van dienst en andere functionarissen van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Artikel 29

Aan de directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor de coördinatie van de departementale crisisbeheersing van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei.

Artikel 30

  • 1 Aan de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het uitvoering geven aan hetgeen in de Verordening (EU) nr. 2017/1369 is bepaald ten aanzien van de handhavende maatregelen op het terrein van energie-etikettering.

  • 2 Aan de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het voeren van de KGG brede regie en het zorg dragen van de opdrachtverstrekking en de uitvoering op het gebied van ‘specialties’ huisvesting, zoals inspectiekantoren, archiefopslag, laboratoria, waaronder begrepen het tekenen van de akte van ingebruikgeving met het Rijksvastgoedbedrijf, het bepalen van de huisvestingsbehoefte en het op basis van rijksbeleid sturen van behoeftestellers op regionale vestiging en volume op het gebied van huisvesting en huur van vastgoed met uitzondering van de pied-à-terres van de politieke top.

  • 3 Aan de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit wordt voorts mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het verrichten van taken waaronder het verlenen van ontheffingen, het nemen van maatregelen en het doen van aanwijzingen op het terrein van de Wet Implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de daarmee samenhangende besluiten.

§ 8. Ondermandaat, volmacht en machtiging aan functionarissen van het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Artikel 31

  • 1 De directeur-generaal Bedrijfsleven en Innovatie, de directeur-generaal Economie en Digitalisering, directeur Politieke en Bestuurlijke Zaken, de directeur Europese en Internationale Zaken, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken, de directeur Toezicht Economische Veiligheid en Eigenaars- en Aandeelhoudersadvisering, de directeur Communicatie, de directeur Informatievoorziening, de directeur Mens en Organisatie en de programmadirecteur Klaar voor de Toekomst, allen hoofden van dienst van het Ministerie van Economische Zaken, kunnen, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan onder hen ressorterende functionarissen.

  • 2 De ondermandaatbesluiten van de functionarissen genoemd in het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op werkzaamheden die worden verricht voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei.

  • 3 Het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overeenstemming met de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken.

  • 4 Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat, volmacht en machtiging als bedoeld in het vorige lid wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en de Auditdienst Rijk.

Artikel 32

  • 1 De directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, kunnen, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan onder hen ressorterende functionarissen.

  • 2 Het ondermandaatbesluit van de directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is, voor zover van toepassing, van overeenkomstige toepassing op werkzaamheden die worden verricht voor het Ministerie van Economische Zaken.

  • 3 Het ondermandaatbesluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is, voor zover van toepassing, van overeenkomstige toepassing op werkzaamheden die worden verricht voor het Ministerie van Economische Zaken.

  • 4 Het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overeenstemming met de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken.

  • 5 Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat, volmacht en machtiging als bedoeld in het vorige lid wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en de Auditdienst Rijk.

§ 9. Instructies aan niet-ondergeschikten

Artikel 33

Mandaat en volmacht worden uitgeoefend met inachtneming van:

  • a. ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;

  • b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie.

Artikel 34

  • 1 Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:

    De Minister van Klimaat en Groene Groei,

    namens deze:

    (handtekening)

    (naam functionaris)

    (functie)

  • 2 Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van automatisch gegenereerde stukken geschiedt als volgt:

    De Minister van Klimaat en Groene Groei,

    namens deze:

    (naam functionaris)

    (functie)

    Dit bericht is automatisch gegenereerd en bevat daarom geen handtekening.

  • 3 Bij ondertekening van stukken op grond van volmacht wordt de aanduiding van de minister voorafgegaan door: Namens de Staat der Nederlanden.

  • 4 Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van digitaal geaccordeerde stukken kan als volgt geschieden:

    De Minister van Klimaat en Groene Groei,

    namens deze:

    (naam functionaris)

    (functie)

    Dit bericht is digitaal geaccordeerd en bevat daarom geen handtekening.

  • 5 In uitzondering op het tweede lid kan een automatisch gegenereerd stuk ook met handtekening worden ondertekend. De ondertekening geschiedt dan zoals genoemd in het eerste lid.

§ 10. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 35

Het Besluit voortzetting mandaat, volmacht en machtiging beleidsterreinen Klimaat en Groene Groei en het Vervangingsbesluit SG KGG 2025 worden ingetrokken.

Artikel 36

Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de hoofden van dienst en de Auditdienst Rijk.

Artikel 37

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2025.

  • 2 Na de inwerkingtreding van dit besluit berusten de volgende besluiten op artikel 11 van dit besluit:

    • het Besluit verlening ondermandaat, volmacht en machtiging voor secretariaat Wetenschappelijke Klimaatraad, en

    • het Besluit mandaat, ondermandaat, volmacht en machtiging SodM 2021.

Dit besluit zal met de bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 december 2025

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

S.Th.M. Hermans

Bijlage 1. Organisatie van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei

Het Ministerie van Klimaat en Groene Groei bestaat uit de secretaris-generaal en de directeur Financieel-Economische Zaken en het maakt gebruik van de met het Ministerie van Economische Zaken gedeelde werkorganisatie zoals opgenomen in de Bijlage organisatie van het Ministerie van Economische Zaken bij het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2025. De werkorganisatie maakt daarmee organisatorisch onderdeel uit van het Ministerie van Economische Zaken.

Hoewel de werkorganisatie beheersmatig is opgehangen binnen het Ministerie van Economische Zaken is de secretaris-generaal van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei verantwoordelijk voor de sturing op de directeuren-generaal van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en op de stafdirecties WJZ, FEZ, DC, BPZ, IV en M&O waar het aangelegenheden betreft onder de politieke verantwoordelijkheid van de Minister van Klimaat en Groene Groei.

De secretaris-generaal heeft tot taak de aangelegenheden, genoemd in artikel 4 van dit besluit. Onder de secretaris-generaal ressorteert de directeur Financieel-Economische Zaken. De directeur Financieel-Economische Zaken heeft tot taak de aangelegenheden genoemd in paragraaf III van bijlage 2 bij dit besluit.

Bijlage 2

I. Het directoraat-generaal Realisatie Groene Groei (DGRGG)

A. Algemeen

  • 1. Het directoraat-generaal Realisatie Groene Groei staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal Realisatie Groene Groei heeft de volgende kerntaken:

    • a. het zorg dragen voor de realisatie van tijdige en passende infrastructuur voor opwek, opslag en transport voor energiedragers en grondstoffen, daaronder tevens begrepen het project Delta Rijn Corridor;

    • b. het ontwikkelen van beleid voor windenergie op zee alsook de daadwerkelijke uitrol ervan;

    • c. het ontwikkelen van kaderstelling en beleid voor de verduurzaming van de industrie en de opbouw van nieuwe, groene industrie;

    • d. het zorg dragen voor beleid voor het duurzaam, veilig en verantwoord gebruik van de diepe ondergrond;

    • e. het zorg dragen voor een programmatische integrale aanpak van congestie problematiek op het elektriciteitsnetwerk.

  • 3. Het directoraat-generaal Realisatie Groene Groei bestaat uit:

    • a. de directie Transitie Diepe Ondergrond;

    • b. de directie Verduurzaming Industrie;

    • c. de directie Realisatie Energietransitie;

    • d. het programma Aanpak Netcongestie (binnen directie Realisatie Energietransitie);

    • e. het project Delta Rijn Corridor (binnen directie Realisatie Energietransitie).

B. De directie Transitie Diepe Ondergrond (TDO)

  • 1. De directie Transitie Diepe Ondergrond staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie Transitie Diepe Ondergrond heeft de volgende kerntaken:

    • a. de verantwoordelijkheid voor een duurzaam, veilig en verantwoord gebruik van de diepe ondergrond in Nederland (land en Noordzee) met oog voor de maatschappelijk impact daarvan boven de grond;

    • b. het zorgvuldig definitief afsluiten van het Groningenveld zowel fysiek als financieel;

    • c. het bouwen aan vertrouwen in de overheid (met specifieke aandacht voor mijnbouwactiviteiten);

    • d. het zorgen voor een veilige en verantwoorde transitie van fossiele winning naar een andere benutting van de potentie van de ondergrond;

    • e. het moderniseren van de Mijnbouwwet en op onderdelen fundamenteel herzien;

    • f. het werken aan het programma ‘Duurzaam gebruik diepe ondergrond’, waarin beschreven wordt waar nieuwe mijnbouwactiviteiten wel, niet of alleen onder specifieke voorwaarden kunnen plaatsvinden;

    • g. het samen met de sector werken aan een sectorakkoord voor de transitie van de gaswinning op land en zee;

    • h. het uitvoering geven aan een aantal maatregelen uit PEGA, waaronder een programma dat zich richt op kennisvergaring over de diepe ondergrond en effecten van mijnbouwactiviteiten;

    • i. de verantwoordelijkheid voor de coördinatie en uitvoering van gebiedsprocessen en vergunningverlening (onshore en offshore) in het kader van de Mijnbouwwet en de Omgevingswet op het gebied van gas- en oliewinning, geothermie, zoutwinning, ondergrondse energieopslag (waaronder waterstof) en CCS.

C. De directie Verduurzaming Industrie (VI)

  • 1. De directie Verduurzaming Industrie staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie Verduurzaming Industrie heeft de volgende kerntaken:

    • a. het ontwikkelen van beleid voor de verduurzaming van de industrie en het MKB, het versnellen van de ombouw van bestaande industrie naar klimaatneutraal en de opbouw van nieuwe, groene industrie;

    • b. het vormen van een strategie voor de ontwikkeling en verduurzaming van de industrie;

    • c. het ondersteunen van Het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie;

    • d. het ontwikkelen en actualiseren van de Routekaart Verduurzaming Industrie;

    • e. het uitvoering geven aan maatwerkafspraken met de grote industriële uitstoters om sneller minder CO2 uit te stoten en bij te dragen aan een gezonde en veilige leefomgeving, en deze aanpak verbreden naar de grote industriële stikstof-uitstoters;

    • f. het werken aan het samenhangend instrumentenpakket waarmee de industrie zijn verduurzamingsopgave kan uitvoeren, zoals instrumenten voor energie- en procesefficiëntie, elektrificatie, waterstof, CO2 afvang en -opslag en de opbouw van nieuwe groeimarkten zoals hernieuwbare chemie waaronder recycling en Carbon Capture en Utilisation (CCU);

    • g. het werken aan de uitbreiding van infrastructuur voor elektriciteit en aanleg van nieuwe infrastructuur voor andere dragers van de vergroening van de industrie, zoals waterstof;

    • h. het zijn van gesprekspartner voor de basisindustrie, zowel op bedrijfsniveau als op het niveau van de clusters.

D. De directie Realisatie Energietransitie (RE)

  • 1. De directie Realisatie Energietransitie staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie Realisatie Energietransitie heeft de volgende kerntaken:

    • a. het namens de minister als bevoegd gezag zorg dragen voor ruimtelijke inpassing van energieprojecten van nationaal belang, door toepassing van de projectprocedure (voorheen de Rijkscoördinatieregeling) of de overdracht van de bevoegdheid aan gemeenten of provincies, en het hierover gebiedsgericht bestuurlijke afspraken maken met de medeoverheden en het zorgen voor goede afstemming in de keten in lijn met beleid;

    • b. het voorbereiden van standpunten van het rijk met betrekking tot nut en noodzaak via bijvoorbeeld maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA’s) en het doen van voorstellen aan de rijkspartners om projecten te realiseren;

    • c. het als opdrachtgever van het programma Opwek van energie op Rijksvastgoed (OER) zorgen dat de realisatie van de energietransitie voor maximale benutting van rijksgrond tot stand komt;

    • d. het zorg dragen voor ontwikkeling van het afwegingskader voor het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) in afstemming met betrokken sectoren en beleid DG’s binnen de Rijksoverheid, en het toetsen van te realiseren projecten aan het afwegingskader;

    • e. het zorg dragen voor de regulering van wind op zee middels de Wet windenergie op zee de coördinatie van de vergunningverlening voor wind op zee (kavelbesluiten en tenders) en de energiecomponent van de ruimtelijke ordening op de Noordzee;

    • f. het zorg dragen voor het beleid voor de inpassing van windenergie in het (internationale) energiesysteem op zee en de onderlinge verbindingen;

    • g. het zorg dragen voor de versnelling van de realisatie van energie-infrastructuur voor sectoren;

    • h. het zorg dragen voor de werking en verbreding van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), en vanuit de rijksrol en met aandacht voor snelheid en integraliteit zorgen dat de aansturing en besluitvorming van infraprojecten van nationaal belang plaatsvindt;

    • i. het zorg dragen voor de versterking van de relatie beleid-uitvoering door ervaringen uit de uitvoering terug te koppelen naar beleid en voorstellen voor besluitvorming over infraprojecten voor te leggen, waar een beleidsmatige, financiële of juridische component aan is verbonden.

E. Het programma Aanpak Netcongestie (binnen directie Realisatie Energietransitie)

  • 1. Het programma Aanpak Netcongestie staat onder leiding van een programmadirecteur.

  • 2. Het programma Aanpak Netcongestie heeft tot taak:

    • a. het zorg dragen voor de aanpak van het nationale programma netcongestie;

    • b. het sturen op de voortgang van het Landelijk Actieprogramma Netcongestie;

    • c. het strategisch vooruitdenken welke ontwikkelingen netcongestie met zich mee kan brengen.

F. Het project Delta Rijn Corridor (binnen directie Realisatie Energietransitie)

  • 1. Het project Delta Rijn Corridor staat onder leiding van een projectdirecteur.

  • 2. Het project heeft tot taak het sturen op de totstandkoming van de aanleg en exploitatie van ondergrondse buisleidingen tussen Rotterdam en de Duitse grens bij Venlo, via de industrie in Moerdijk en met aansluiting van Chemelot.

II. Het directoraat-generaal Klimaat en Energie (DGKE)

A. Algemeen

  • 1. Het directoraat-generaal Klimaat en Energie staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal Klimaat en Energie heeft de volgende kerntaken:

    • a. het ontwikkelen en implementeren van beleid ten aanzien van het tegengaan van klimaatverandering in internationaal en nationaal verband en het werken aan een klimaatneutrale samenleving;

    • b. het ontwikkelen en implementeren van de langetermijnstrategie voor de energietransitie en het energiesysteem;

    • c. het realiseren van een goed functionerend energiesysteem in de transitie van fossiel naar duurzaam door middel van ordening en regulering van de energiemarkten;

    • d. het vergroten van het aandeel kernenergie in de energiemix van Nederland.

  • 3. Het directoraat-generaal Klimaat en Energie bestaat uit:

    • a. de directie Strategie Energiesysteem;

    • b. de directie Energiemarkt;

    • c. de directie Klimaat;

    • d. de directie Kernenergie;

    • e. de projectorganisatie Nucleaire Energie Organisatie Nederland (NEO NL);

    • f. het cluster Algemene Zaken.

B. De directie Strategie Energiesysteem (SE)

  • 1. De directie Strategie Energiesysteem staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie Strategie Energiesysteem heeft de volgende kerntaken:

    • a. het uitwerken van een lange termijnstrategie voor de energietransitie en het energiesysteem;

    • b. het opstellen van een cyclus van 5 jaar voor een Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) (met tussentijds eventueel updates) en het zijn van opdrachtgever voor (bijbehorende) verkenningen en onderzoek;

    • c. het vertalen van de strategie en toekomstvisie naar systeemkeuzes in het heden en geeft hiermee vanuit portfoliomanagement richting aan het energiebeleid van het Ministerie van KGG;

    • d. het zorgen voor een strategische blik op de ruimtelijke inpassing via het Programma Energie Hoofdstructuur (PEH) en bijbehorende uitwerking daarvan;

    • e. het verantwoordelijk zijn voor de bestedingsplannen voor de energie-infrastructuur en vroege fase opschaling;

    • f. het vormgeven en uitvoering geven aan de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), om de energietransitie breed en effectief te ondersteunen;

    • g. het verzorgen van financiering van energie-infrastructuur en het desgewenst opstellen van integrale investeringsvoorstellen voor beschikbare middelen;

    • h. het opstellen van beleid rondom energie-innovatie, waaronder de subsidieregelingen en het opdrachtgeverschap van de topsector Energie;

    • i. het verantwoordelijk zijn voor een visie op de ontwikkeling van de decentrale kant van het energiesysteem en onderwerpen op het gebied van energie en samenleving, inclusief beleid rond fysieke veiligheidsrisico’s in de energietransitie;

    • j. de monitoring en evaluatie van de ontwikkeling van het energiesysteem en de ontwikkeling en benutting van de daarvoor benodigde kennis, informatie en data.

C. De directie Energiemarkt (EM)

  • 1. De directie Energiemarkt staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie Energiemarkt heeft de volgende kerntaken:

    • a. het zorg dragen voor goed werkende energiemarkten en bijbehorende wetgeving voor de energiedragers warmte, gas, elektriciteit en waterstof, inclusief de ordening en regulering van de energie infrastructuur van de verschillende markten;

    • b. het bevorderen van energiebesparing en efficiëntie van energie, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid, het consumentenbeleid en Caribisch Nederland;

    • c. het zorg dragen voor het energiebesparingsbeleid;

    • d. het zorg dragen voor het opschalen en stimuleren van CO2-neutrale energieproductie;

    • e. het zorgen dat de doelen voor 2030 uit het Klimaatakkoord voor de elektriciteitssector worden gerealiseerd;

    • f. het zorg dragen voor het beleid rondom de energierekening, waaronder de energiebelasting in nauwe samenwerking met het Ministerie van Financiën;

    • g. het zorg dragen voor de inbreng in en onderhandelingen over het energiebeleid in internationaal verband, in de Europese Unie en in het Pentalaterale Forum; daartoe zet de directie onder meer de Energiegezant in;

    • h. het borgen van security-beleid, bestaand uit: crisisbeheersing, cybersecurity en economische veiligheid ten aanzien van voorzieningszekerheid en leveringszekerheid van energie.

D. De directie Klimaat (K)

  • 1. De directie Klimaat staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie Klimaat heeft de volgende kerntaken:

    • a. het op mondiaal niveau werken aan de uitvoering van de klimaatafspraken van het Klimaatakkoord van Parijs om de wereldwijde stijging van de temperatuur te verlagen richting 1,5 graden;

    • b. de inzet om in Europa per 2050 klimaatneutraliteit te bereiken met als tussenstap in 2030 ten minste 55% CO2-reductie; de directie coördineert daarbij de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en mondiale klimaatbeleid;

    • c. het op nationaal niveau, samen met de verantwoordelijke vakdepartementen, werken aan de realisatie van de doelen uit de Klimaatwet: klimaatneutraliteit in 2050 en ten minste 55% CO2-reductie in 2030;

    • d. het zorg dragen voor de rapportages binnen de cyclus van de Klimaatwet (klimaatnota, klimaatplan en monitoring) en ook voor de ‘governance’ via de vakdepartementen en de uitvoeringsoverleggen;

    • e. het coördineren van het Nederlandse klimaat(mitigatie)beleid; dit geldt zowel richting de diverse sectoren in het klimaatbeleid, als voor generieke dwarsdoorsnijdende thema’s, zoals de rol van de financiële sector, een eerlijke en inclusieve transitie en draagvlak/communicatie;

    • f. het coördineren van de inbreng van het Ministerie van KGG op het stikstof-dossier in samenhang met de uitvoering van het klimaatbeleid en passend bij de integrale aanpak die is benoemd in het coalitieakkoord van het kabinet;

    • g. het zorg dragen voor de investeringsagenda rond de klimaattransitie zoals de regie en het beheer van het Klimaatfonds (voor zaken zoals instellingswet, kaders, beslissing over vrijgeven geld in combinatie met beleid, monitoring) en andere publieke en private financieringsbronnen; de verantwoordelijkheid voor bestedingsplannen voor de sectoren ligt bij de verantwoordelijke beleidsdepartementen of beleidsdirecties;

    • h. het zorg dragen voor overleg met de nationale financiële sector, alsmede het volgen van Europese en internationale ontwikkelingen rond classificaties van investeringen en het meten van CO2 impact door financiële instellingen, en het zetten van doelen hieromtrent, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Financiën;

    • i. het zorg dragen voor de kennis- en strategiefunctie voor het nationale en internationale klimaatbeleid, waaronder ook de accountverantwoordelijkheid voor PBL (w.o. Klimaat- en Energieverkenning), RIVM (Emissieregistratie), IPCC (national focal point NL); hierbij wordt intensief geschakeld met de directie Strategie Energiesysteem vanwege de samenhang tussen Klimaat en Energie.

E. De directie Kernenergie (KE)

  • 1. De directie Kernenergie staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie Kernenergie heeft de volgende kerntaken:

    • a. het onderzoeken van het veilig en doelmatig verlengen van de levensduur van de kerncentrale in Borssele; onderdeel hiervan is het wijzigen van de Kernenergiewet;

    • b. het voorbereiden van de bouw van vier nieuwe kerncentrales, in de vorm van:

      • 1°. het bepalen van een (voorkeurs)locatie voor de eerste twee nieuwe kerncentrales en het voorbereiden van politiek-bestuurlijke keuzes rondom de technologieselectie;

      • 2°. het opstellen van een milieueffectrapportage;

      • 3°. het uitwerken van een financieringsconstructie voor de bouw van de eerste twee nieuwe kerncentrales, in samenspraak met commerciële partijen;

      • 4°. het laten uitvoeren van de benodigde (haalbaarheids)studies voor de eerste twee nieuwe kerncentrales door relevante commerciële partijen en hier middelen voor beschikbaar stellen;

      • 5°. het uitwerken van een organisatiestructuur voor het uitvoeren van de overheidsrol bij de aanbesteding, bouw en exploitatie van de nieuwe kerncentrales;

      • 6°. het in kaart brengen van de benodigde extra te zetten stappen voor de realisatie van een derde en vierde kerncentrale;

    • c. het creëren van randvoorwaardelijk beleid voor de ontwikkeling van kernenergie in Nederland, in de vorm van:

      • 1°. het versterken van de nucleaire kennisinfrastructuur;

      • 2°. het versterken van de Europese en internationale samenwerking en kennisuitwisseling;

      • 3°. het versterken van de Nederlandse en Europese waardeketen en brandstofcyclus;

    • d. het versnellen van de ontwikkeling van Small Modular Reactors (SMR’s) door te ondersteunen bij de overgangsfase van ontwerp naar realisatie.

    • e. het zorg dragen voor voldoende uitvoeringscapaciteit bij het Rijk en decentrale overheden.

F. De projectorganisatie Nucleaire Energie Organisatie Nederland (NEO NL)

  • 1. De projectorganisatie NEO NL staat onder leiding van een kwartiermaker.

  • 2. De projectorganisatie NEO NL heeft als kerntaak het bouwen van een uitvoeringsorganisatie voor de contractering, bouw en exploitatie van nieuwe kerncentrales.

G. Het cluster Algemene Zaken (AZ)

  • 1. Het stafbureau Algemene Zaken staat onder leiding van een manager.

  • 2. Het stafbureau Algemene Zaken heeft de volgende kerntaken en voert deze uit voor zowel KGG als geheel als voor de twee DG-organisaties:

    • a. de bestuurlijke ondersteuning van beide DG’s waaronder het directiesecretariaat van de DG’s en KGG als geheel;

    • b. de voorbereiding en coördinatie van de begrotingscyclus en overige financiële processen;

    • c. het initiëren en coördineren van de doelenboom en de jaarplancyclus;

    • d. de coördinatie van de opdracht aan RVO;

    • e. de debatcoördinatie en overige taken op het gebied van het parlementaire proces;

    • f. de coördinatie en ondersteuning van de Woo-verzoeken binnen KGG;

    • g. initiatieven op het gebied van een transparante informatiehuishouding en (actieve) openbaarheid binnen KGG;

    • h. het initiëren, coördineren en ondersteunen van processen en initiatieven op het gebied van personeel en organisatie in den brede;

    • i. het zorg dragen voor een zorgvuldige interne communicatie en het organiseren van evenementen.

III. De directie Financieel-Economische Zaken (FEZ)

  • 1. De directie Financieel-Economische Zaken staat onder leiding van twee directeuren.

  • 2. De directie Financieel-Economische Zaken heeft de volgende kerntaken:

    • a. het als concerncontroller toezicht houden op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige inzet van publieke middelen;

    • b. de tijdige, juiste en volledige vastlegging van de inzet van publieke middelen in de financiële administratie en de betrouwbare financiële verantwoording daarover;

    • c. het optreden als beleidscontroller, ter ondersteuning van de directoraten-generaal (DG’s), stafdirecties en de organisaties op afstand;

    • d. het op betrouwbare wijze de begrotingsmiddelen in de zogenaamde ‘witte stukken’ (ontwerpbegroting, suppletoire begrotingen en jaarverslag) begroten en verantwoorden;

    • e. het transparant adviseren over de besluitvorming over de allocatie van begrotingsmiddelen;

    • f. het toezicht houden op en adviseren over de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van begrotingsmiddelen, onder andere via artikel 3.1 Comptabiliteitswet 2016 in Kamerbrieven;

    • g. het optimaal ondersteunen van de hoofden van dienst als budgethouders in de begrotings- en verantwoordingscyclus;

    • h. het toezicht houden op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige inzet van middelen door gelieerde externe organisaties waarvoor de minister stelselverantwoordelijk is;

    • i. het onderhouden van coördinerende contacten met de Belastingdienst, de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer;

    • j. het adviseren over de opzet van beleidsevaluaties en beleidsdoorlichtingen, de uitvoering ervan bewaken en zorg dragen voor kennisdeling;

    • k. het coördineren van de P&C-cyclus van het ministerie en dit proces begeleiden en bewaken;

    • l. het vervullen van een coördinerende rol in het risicomanagement binnen de organisatie;

    • m. het Audit Committee ondersteunen;

    • n. het toezicht houden op de rechtmatige en doelmatige inzet van middelen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling;

    • o. het coördineren van de verantwoording aan de EU van uitgaven die namens Nederland gedeclareerd worden voor projecten in het kader van het Herstel- en Veerkrachtplan die vallen onder EZ en KGG;

    • p. de afdeling Financiële Diensten en Administratie (FDA) voert namens budgethouders bij EZ, KGG en LVVN de centrale financiële administratie; deze kerntaak bestaat uit de volgende financieel-administratieve deeltaken:

      • beoordelen, vastleggen en beheren van verplichtingen;

      • afhandelen van facturen, declaraties en overige betalingen;

      • beoordelen, vastleggen en beheren van vorderingen;

      • financieel beheer: inrichten en beheren van het financieel systeem;

      • bankbeheer: inrichten en beheren van betalingsverkeer;

      • uitvoeren van fiscale aangelegenheden: BTW-aangifte, IB-47 en WKR;

      • voor ieder departement de verantwoordingscyclus: periodeafsluitingen en jaarrekening opstellen, inclusief maandelijkse en eindallocatie;

      • per departement periodiek de volgende rapportages opstellen: saldibalans, betaaltermijnen en bestuurskosten.

IV. Het secretariaat van de Wetenschappelijke Klimaatraad

  • 1. Het secretariaat van de Wetenschappelijke Klimaatraad staat onder leiding van een secretaris-directeur.

  • 2. Het secretariaat van de Wetenschappelijke Klimaatraad heeft tot taak het ondersteunen van de Wetenschappelijke Klimaatraad bij de uitvoering van zijn taken.

V. Het Staatstoezicht op de mijnen

  • 1. Het Staatstoezicht op de mijnen staat onder leiding van de inspecteur-generaal der mijnen.

  • 2. Het Staatstoezicht op de mijnen heeft de volgende kerntaken:

    • a. het toezien op de naleving van het bij of krachtens de Mijnbouwwet en overige wetten bepaalde ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het milieu, de bodembewegingen, de doelmatige winning van delfstoffen bij verkenningsonderzoeken in het kader van een planmatig beheer, het opsporen en winnen van delfstoffen en aardwarmte en het opslaan van stoffen;

    • b. het toezien op de naleving van het bij of krachtens de Gaswet bepaalde ten aanzien van veiligheid in verband met gas;

    • c. het toezien op de naleving van het bij of krachtens de Wet windenergie op zee en de Omgevingswet voor wat betreft windparken op zee bepaalde;

    • d. het doen van aanbevelingen en het geven van onafhankelijke adviezen aan de minister die de inspecteur-generaal wenselijk acht met het oog op een doelmatige en voortdurende uitvoering in de toekomst van de in onderdelen a en b genoemde activiteiten;

    • e. het geven van onafhankelijk advies over voorgenomen beleid ten aanzien van de handhaafbaarheid, de uitvoerbaarheid en de fraudegevoeligheid;

    • f. het informeren van de bewindspersonen en van het bij de mijnbouw- en gasregelgeving betrokken beleidsonderdeel over de waargenomen effecten van bestaand beleid en over relevante ontwikkelingen in het buitenland, waaronder de Europese Unie, die invloed kunnen hebben op dit beleid;

    • g. het bijdragen aan beleidsevaluaties op basis van bevindingen opgedaan bij het toezicht;

    • h. het informeren van het algemene publiek over zijn adviezen en bevindingen.

  • 3. Het Staatstoezicht op de Mijnen bestaat uit:

    • a. de afdeling Vergunningen;

    • b. de afdeling Centrale expertise;

    • c. de afdelingen Toezicht;

    • d. de afdeling Bestuurszaken;

    • e. de afdeling Bedrijfsvoering;

    • f. de afdeling Informatiemanagement.

VI. De Dienst Nederlandse Emissieautoriteit

  • 1. De Dienst Nederlandse Emissieautoriteit staat onder leiding van het bestuur van de Nederlandse Emissieautoriteit.

  • 2. De Dienst Nederlandse Emissieautoriteit heeft de volgende kerntaken:

    • a. het ondersteunen van het bestuur van de Nederlandse Emissieautoriteit bij de uitoefening van de aan dit bestuur bij of krachtens de wet of mandaatbesluit opgedragen taken;

    • b. het uitvoeren van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

      • 1°. het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen;

      • 2°. de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie;

      • 3°. artikel 63a, tweede tot en met vierde lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie;

      • 4°. paragraaf 4.1 van de Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing;

    • c. het onder het gezag van de Minister van Financiën uitvoeren van de aan de Dienst Nederlandse Emissieautoriteit bij of krachtens de Wet belastingen op milieugrondslag opgedragen taken.

  • 3. De Dienst Nederlandse Emissieautoriteit bestaat uit:

    • a. de afdeling Emissiehandel;

    • b. de directie Hernieuwbare Energie; en

    • c. de afdeling Serviceverlening & Organisatie.