Regeling Versterking landelijke infrastructuur amateurkunst 2026–2028

[Regeling vervalt per 31-12-2034.]
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 16-12-2025 t/m heden.

Regeling Versterking landelijke infrastructuur amateurkunst 2026–2028

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 januari 2022; en voor de gewijzigde versie op 27 maart 2023;

besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Gebruikte begrippen

In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.

  • a. Adviescommissie: een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • b. Amateurkunst: het maken van kunst door individuele personen of groepen op een niet-professioneel niveau. Het betreft hier per definitie geen cultuureducatie of co-creatie.

  • c. Amateur: een niet-professional. Een amateur is een persoon die kunst maakt in de vrije tijd of zonder noemenswaardige directe inkomsten.

  • d. Amateurkunstgroepen: groepen amateurs in de vorm van formele verenigingen en stichtingen óf groepen en verbanden die zich op een informele manier, bijvoorbeeld op projectbasis, hebben verenigd.

  • e. Amateurkunstkoepel: in deze regeling, specifiek paragraaf 2.2, worden de volgende negen instellingen als amateurkunstkoepel aangemerkt: Circuspunt, Danslink, Federatie van Folkloristische Groepen in Nederland, Fotobond, Koninklijke Nederlandse Muziek Organisatie, Koornetwerk Nederland, Landelijke Organisatie Studenten Theaterverenigingen + Stichting Visie Amateurtheater, Nederlandse Organisatie van Audiovisuele Amateurs, Stichting Textiel Informatie en Documentatie Centrum.

  • f. Culturele Codes: Code Diversiteit & Inclusie, Fair Practice Code, Governance Code Cultuur.

  • g. Caribisch deel van het Koninkrijk: de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • h. Culturele instelling: een rechtspersoon die zich inzet binnen de cultuursector en ook zo staat ingeschreven bij de desbetreffende Kamer van Koophandel.

  • i. (Cultureel) professional: een natuurlijk persoon die zich inzet binnen de cultuursector en die (1) ten minste een parttime aanstelling bij een organisatie heeft, (2) vakbekwaam is door afgestudeerd te zijn aan een erkende opleiding, (3) als zelfstandige minimaal drie jaar als ondernemer ingeschreven staat bij de Belastingdienst en Kamer van Koophandel, of een vergelijkbare organisatie en/of (4) financiering ontvangt van op professionals gerichte instanties zoals rijkscultuurfondsen.

  • j. Cultuur: het dynamische geheel van onder andere normen, waarden, tradities, regels, kunst, erfgoed en identiteiten van een volk, gemeenschap of groep. Cultuur ontstaat door sociale processen.

  • k. Cultuurbeoefening: het actief beoefenen van of betrokken zijn bij het maken van cultuur in de vrije tijd, door cultuureducatie, co-creatie of amateurkunst.

  • l. Algemeen Subsidiereglement: Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.

  • m. Effect: Het (on)verwachte en (on)zichtbare resultaat van bepaalde activiteiten, processen of programma's. Bij voorkeur is het effect meetbaar om zo te kunnen nagaan of en hoe er wordt bijgedragen aan het behalen van bepaalde doelen van de aanvrager of van de regeling van het Fonds;

  • n. Europees deel van Nederland: Nederland, zonder het Caribisch deel van het Koninkrijk.

  • o. Fonds: Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • p. Koninkrijk der Nederlanden: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • q. Kunst: menselijke uitingen in allerlei vormen en maten, wel of niet tastbaar, maar altijd passend binnen een kunstdiscipline. Elke discipline heeft zijn eigen technieken tradities, kenmerken en kwaliteitseisen. Voorbeelden van disciplines zijn: film, podiumkunsten, beeldende kunsten, letteren, vormgeving, architectuur en digitale cultuur.

  • r. LKCA: Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst.

  • s. Penvoerder: een culturele instelling die voor zichzelf, en in samenwerking met andere (culturele) partners, een subsidieaanvraag indient. Als penvoerder is deze culturele instelling de projectleider en intermediair van het project.

  • t. Provinciale steuninstellingen: organisaties die een provinciale opdracht hebben voor cultuureducatie en/of amateurkunsten.

  • u. Project: tijdelijke en doelgerichte activiteiten die de aanvrager onderneemt om een of meerdere specifieke effecten te bereiken. Projecten worden gekenmerkt door een begin- en einddatum, een duidelijk omschreven doel, en activiteiten, instrumenten en processen die moeten worden ingezet om het doel te behalen.

  • v. Website van het Fonds: www.cultuurparticipatie.nl.

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Met deze regeling stimuleert het Fonds het ontwikkelen en uitvoeren van projecten die bijdragen aan inhoudelijke versterking van amateurkunstbeoefening, duurzame versterking van de ondersteuningsstructuur voor het amateurkunstenveld en/of de versterking van de landelijke disciplineondersteuning.

Artikel 1.3. Subsidieplafond en flexibiliteit

  • 1 De subsidieplafonds staan vermeld in hoofdstuk 2. Het Fonds kan besluiten de subsidieplafonds te wijzigen. Deze wijzigingen kunnen ook op specifieke categorieën van projecten zijn of gelden voor bepaalde tijdvakken, thema’s, doelgroepen en regio’s.

  • 2 Ook kan het Fonds besluiten om de subsidiehoogte en het tijdvak waarbinnen kan worden aangevraagd, aan te passen.

  • 3 Een besluit op grond van het eerste of tweede lid wordt gepubliceerd in de Staatscourant en op de website van het Fonds.

Artikel 1.4. Algemene weigeringsgronden

  • 1 Het Fonds weigert subsidie als:

    • a. voor dezelfde projecten al subsidie is of zal worden verleend:

    • b. het project waarvoor subsidie wordt gevraagd, op het moment van de aanvraag al wordt uitgevoerd;

    • c. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of omroeporganisatie;

    • d. de aanvraag wordt ingediend namens een overheidslichaam of semi-overheidslichaam;

    • e. de aanvrager al een projectaanvraag heeft gedaan in dezelfde indientermijn vermeld in de betreffende paragraaf;

    • f. de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dit binnenkort gebeurt;

    • g. de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling of de doelstellingen van het Fonds; of

    • h. de aanvrager een rechtspersoon is die niet voldoet aan de verplichtingen met betrekking tot de culturele codes zoals bedoeld in artikel 1.6, zesde lid.

  • 2 Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor subsidie.

  • 3 Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers, voorafgaand aan de aanvraag, subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • 4 Het Fonds kan weigeren subsidie te verstrekken als de aanvraag op enige wijze niet in overeenstemming is met de regeling.

Artikel 1.5. Voorwaarden

  • 1 Alleen kosten die direct verband houden met de projecten komen in aanmerking voor subsidiëring.

  • 2 Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:

    • a. aantoont dat er een begrotingstekort is, en dat ondersteuning van het Fonds nodig is voor een sluitende begroting;

    • b. de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project; en

    • c. aannemelijk maakt dat de financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project uit te voeren.

  • 3 Aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen de benodigde kosten voor het omwisselen van valuta voor het uitvoeren van het project opnemen in de subsidieaanvraag.

Artikel 1.6. Verplichtingen

  • 1 Met deelname aan deze regeling geeft de aanvrager toestemming aan het Fonds om gegevens uit de aanvraag en de eventuele verantwoording in te zetten voor kennisdeling en onderzoeksdoeleinden. Als het ten dienste staat aan het behalen van de doelstelling van de regeling, kan het Fonds de aanvrager verplichten tot deelname aan een bijeenkomst of begeleidingstraject.

  • 2 Het project:

    Het Fonds kan bij beschikking van deze termijnen afwijken.

  • 3 De begroting:

    • a. bevat geen post voor onvoorziene kosten;

    • b. bevat maximaal 10% aan materiële investeringen.

  • 4 De aanvrager is gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden en beschikt over een bankrekening in een van de landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden of de Europese Unie.

  • 5 De aanvrager voldoet aan de culturele codes zoals is bepaald in de toelichting van deze regeling.

  • 6 Het Fonds moedigt aanvragers aan om een nulmeting met betrekking tot de eigen ecologische voetafdruk te doen.

  • 7 De activiteiten van de aanvrager zijn toegankelijk voor mensen met speciale behoeften. Daaronder vallen in ieder geval mensen met een beperkte mobiliteit.

Artikel 1.7. Verplichtingen voor het indienen

  • 1 Aanvragen worden ingediend via een volledig ingevuld digitaal aanvraagformulier in de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.

  • 2 Aanvragen worden in ieder geval voorzien van:

    • a. een projectplan over de gehele looptijd van het project;

    • b. een sluitende begroting. De begroting mag geen tekort of overschot bevatten;

    • c. een samenwerkingsovereenkomst indien de aanvraag wordt gedaan door een samenwerkingsverband. Gebruik van het model samenwerkingsovereenkomst van het Fonds is verplicht.

  • 3 Het projectplan bevat maximaal 5.000 woorden.

Artikel 1.8. Beoordeling van aanvragen

  • 1 Het Fonds beoordeelt de aanvragen overeenkomstig de regeling.

  • 2 De aanvragen worden op volgorde van ontvangst beoordeeld.

  • 3 Als de aanvraag compleet is, neemt het Fonds deze in behandeling en neemt het een beslissing over de aanvraag.

  • 4 Als een onvolledige aanvraag wordt aangevuld, dan geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als moment van het indienen van de aanvraag.

  • 6 Aanvragen die niet voldoen aan de regeling kunnen worden afgewezen zonder de adviescommissie om advies te vragen.

  • 7 De aanvraag moet op alle beoordelingscriteria een voldoende scoren om voor subsidieverstrekking in aanmerking te komen, behalve als anders in deze regeling is bepaald.

  • 8 Op de aanvraag wordt binnen uiterlijk dertien weken beslist.

Artikel 1.9. Voorschotten

  • 1 Voor subsidie vanaf € 25.000 betaalt het Fonds een voorschot van 90%. Dit doet het Fonds zo spoedig mogelijk na het verzenden van het subsidieverleningsbesluit.

  • 2 Als de verleende subsidie hoger is dan € 125.000 betaalt het Fonds een voorschot van 50% bij het verlenen van de subsidie. Gedurende de looptijd van het project betaalt het Fonds op een in de beschikking te bepalen termijn een voorschot van 40%.

  • 3 Als bij de vaststelling is gebleken dat het project in overeenstemming met de aanvraag is uitgevoerd en de begrote kosten zijn gemaakt, wordt de resterende 10% betaald. Dit doet het Fonds zo spoedig mogelijk na het verzenden van het vaststellingsbesluit.

  • 4 Het Fonds kan de bevoorschotting, al dan niet tijdelijk, stoppen als aanvragers hun subsidieverplichtingen onvoldoende nakomen. Dat kan het Fonds ook doen wanneer de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat het aannemelijk is dat de activiteiten of projecten niet op dezelfde manier kunnen worden voortgezet.

Artikel 1.10. Verantwoording en vaststelling

  • 1 Subsidieontvangers die achteraf verantwoording dienen af te leggen over de activiteiten of projecten, doen dit door middel van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

Hoofdstuk 2. Versterking landelijke infrastructuur amateurkunst

Op grond van dit hoofdstuk kan subsidie worden aangevraagd voor projecten die de (landelijke) infrastructuur van amateurkunsten inhoudelijk versterken. Dit hoofdstuk heeft vier paragrafen, waarin de artikelen verbijzonderde bepalingen zijn ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1. Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.

Paragraaf 2.1 heeft artikelen die van toepassing zijn op alle subsidieaanvragen. In paragraaf 2.2 kan worden aangevraagd voor versterking van disciplinegerichte ondersteuning door landelijke amateurkunstkoepels, in paragraaf 2.3 voor versterking van de infrastructuur voor amateurkunst door provinciale steuninstellingen en in paragraaf 2.4 voor versterking van de infrastructuur voor amateurkunst door culturele instellingen.

Paragraaf 2.1. Algemeen

Artikel 2.1.1. Doel en effecten

Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds projecten die gericht zijn op het bereiken van minimaal één van de volgende effecten:

  • a. Relevantie;

  • b. Nabijheid;

  • c. Toegankelijkheid.

Artikel 2.1.2. Indieningstermijnen

  • 1 Aanvragen op grond van de paragrafen 2.2 en 2.3 van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf 2 februari 2026 13:00 uur tot en met 1 april 2026 17:00 uur. De tijdsaanduiding is de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.

  • 2 Aanvragen op grond van paragraaf 2.4 van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf:

    • a. 7 september 2026 13:00 uur tot en met 23 september 2026 17:00 uur;

    • b. 4 oktober 2027 13:00 uur tot en met 27 oktober 2027 17:00 uur.

    De tijdsaanduiding is de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.

Artikel 2.1.3. Verplichtingen

  • 1 In de projecten wordt gewerkt aan minimaal een van de vijf inhoudelijke kernambities uit de Actieagenda voor Amateurkunstondersteuning 2024.

  • 2 Gehonoreerde projecten nemen deel aan het Kennistraject amateurkunstondersteuning van LKCA.

Artikel 2.1.4. Beoordelingscriteria

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waarvan in de toelichting is beschreven hoe die toetsing plaatsvindt:

  • a. inhoudelijke kwaliteit;

  • b. organisatorische kwaliteit.

Paragraaf 2.2. Amateurkunstkoepels

Artikel 2.2.1. Wie kan aanvragen?

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door een amateurkunstkoepel, zoals gedefinieerd in artikel 1.1 onder e.

  • 2 Amateurkunstkoepels kunnen gezamenlijk een aanvraag indienen waarbij de in artikel 2.2.3 lid 1 opgenomen maximale bedragen kunnen worden opgeteld.

Artikel 2.2.2. Waarvoor kan worden aangevraagd?

Subsidie kan worden aangevraagd voor projecten met activiteiten die bijdragen aan de versterking en ontwikkeling van de landelijke infrastructuur van disciplinegerichte amateurkunstondersteuning.

Artikel 2.2.3. Hoogte van de subsidie

De subsidie:

  • a. is per aanvrager gemaximeerd volgens de in bijlage 1 opgenomen verdeling;

  • b. bedraagt maximaal 100% van de totale projectkosten.

Paragraaf 2.3. Provinciale steuninstellingen

Op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend subsidie verstrekt aan organisaties die een provinciale opdracht hebben voor cultuureducatie en/of amateurkunsten.

Artikel 2.3.1. Wie kan aanvragen?

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door een provinciale steuninstelling, zoals gedefinieerd in artikel 1.1 onder t.

  • 2 De provinciale steuninstelling toont aan dat zij een cofinanciering voor het project ontvangt van de provincie, die minimaal gelijk is aan het bij het Fonds aangevraagde bedrag.

  • 3 Provinciale steuninstellingen kunnen gezamenlijk een aanvraag indienen waarbij de in artikel 2.3.4 lid 1 opgenomen maximale bedragen kunnen worden opgeteld.

  • 4 Voor de samenwerking zoals vermeld in artikel 2.3.2 lid 2 wordt een samenwerkingsovereenkomst opgesteld en ondertekend door alle betrokken partijen.

Artikel 2.3.2. Waarvoor kan worden aangevraagd?

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd voor projecten die bijdragen aan het versterken van de infrastructuur van amateurkunstondersteuning door provinciale steuninstellingen als wezenlijk onderdeel van de keten.

  • 2 De aanvrager werkt samen met minimaal één andere culturele instelling, die werkzaam is in de amateurkunst.

  • 3 In het project is minimaal één amateurkunstgroep, verzameling groepen (bijv. een lokale federatie of een stedelijk platform) of collectief van (cultureel) professionals werkzaam in de amateurkunstensector actief betrokken.

Artikel 2.3.3. Hoogte van de subsidie

De subsidie van het Fonds:

  • a. is per aanvrager gemaximeerd volgens de in bijlage 2 opgenomen verdeling;

  • b. bedraagt maximaal 50% van de totale projectkosten.

Paragraaf 2.4. Culturele instellingen

Artikel 2.4.1. Wie kan aanvragen?

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door een culturele instelling.

  • 2 Voor de projectaanvraag is één rechtspersoon penvoerder. Deze ondertekent de aanvraag en is contactpersoon voor het Fonds.

  • 3 Voor de samenwerking wordt een samenwerkingsovereenkomst opgesteld en ondertekend door minimaal de culturele instellingen die werkzaam zijn in de amateurkunst.

Artikel 2.4.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd voor projecten ter versterking van werkwijzen en ontwikkelingen die op dit moment actueel en relevant zijn voor de ontwikkeling van de amateurkunstsector.

  • 2 De aanvrager werkt samen met minimaal één andere culturele instelling die werkzaam is de amateurkunst en met minimaal één amateurkunstgroep, verzameling groepen (bijv. een lokale federatie of een stedelijk platform) of collectief van (cultureel) professionals werkzaam in de amateurkunstensector.

Artikel 2.4.3. Hoogte van de subsidie

  • 1 Voor een project in paragraaf 2.4 kan minimaal € 50.000 en maximaal € 125.000 worden aangevraagd;

  • 2 De subsidie bedraagt maximaal 100% van de totale projectkosten.

Artikel 2.4.4. Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor deze paragraaf bedraagt in totaal € 2.216.720 waarvan € 1.200.000 voor de indieningstermijn van artikel 2.1.2, lid 2, sub a en € 1.016.720 voor de indieningstermijn van artikel 2.1.2, lid 2, sub b.

Artikel 2.4.5. Verplichting

Projectaanvragen dienen kenbaar te zijn bij minimaal één van de provinciale steuninstellingen van de provincie waar de projectactiviteiten plaatsvinden.

Artikel 2.4.6. Specifieke weigeringsgronden

  • 1 In aanvulling op artikel 1.4, eerste lid, aanhef en onder b, wordt subsidie geweigerd als de startdatum van het project waarvoor subsidie wordt gevraagd, eerder is dan de einddatum van een eerder project/gehonoreerde aanvraag van de penvoerder in de regeling Versterking landelijke infrastructuur amateurkunst 2025 of in paragraaf 2.4 van deze regeling;

  • 2 In deze paragraaf kunnen amateurkunstkoepels en provinciale steuninstellingen maximaal in drie projecten – en alleen als samenwerkingspartner – participeren;

  • 3 Per provincie worden in beginsel maximaal drie aanvragers per indieningstermijn gehonoreerd, tenzij het subsidieplafond bij het sluiten ervan niet is bereikt.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 3.1. Hardheidsclausule

Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat gebeurt alleen in het voordeel van de aanvrager en in bijzondere gevallen waarop deze regeling een onredelijke uitwerking heeft waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van de regeling.

Artikel 3.2. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2034. Deze regeling blijft van toepassing op subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt en op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond.

Artikel 3.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als:

Regeling Versterking landelijke infrastructuur amateurkunst 2026–2028.

Namens het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

G. Mesters,

directeur-bestuurder

Bijlage 1

Artikel 2.2.3 lid 1

Maximaal aan te vragen bedragen door de Amateurkunstenkoepels in Hoofdstuk 2, paragraaf 2: Amateurkunstkoepels

 

Amateurkunstkoepel

%

Bedrag

1

Koornetwerk

26,25

€ 472.500

2

KNMO

26,25

€ 472.500

3

STIDOC

7,5

€ 135.000

4

NOVA

7,5

€ 135.000

5

Fotobond

7,5

€ 135.000

6

Circuspunt

7,5

€ 135.000

7

Danslink

7,5

€ 135.000

8

LOST + VAT1

7,5

€ 135.000

9

FFGN

2,5

€ 45.000

   

100

€ 1.800.000

1 op voorwaarde dat LOST aanvraagt samen met VAT. Als LOST alleen aanvraagt dan is het maximum € 45.000 (2,5%)

Bijlage 2

Artikel 2.3.4 lid 1

Maximaal aan te vragen bedragen per provinciale steuninstelling in Hoofdstuk 2, paragraaf 3: Provinciale steuninstellingen. De verdeling is proportioneel over de provincies volgens een gemiddelde van het % aantal inwoners per 1 januari 2025 en het % aantal amateurkunst-verenigingen (bekend bij KvK) in Nederland per 1 januari 2024.

 

Provinciale steuninstelling, Provincie

% ver

% inw

% gem

Bedrag

1

Vrijdag, Groningen

4,38

3,34

3,86

€ 127.500

2

Keunstwurk, Friesland

6,61

3,68

5,15

€ 170.000

3

Kunst & Cultuur, Drenthe

3,92

2,81

3,36

€ 111.000

4

Rijnbrink, Overijssel

8,99

6,63

7,81

€ 257.500

5

Kubus, Flevoland

1,47

2,53

2,00

€ 66.000

6

Cultuur Oost, Gelderland

14,34

11,98

13,16

€ 434.000

7

ZIMIHC, Utrecht

6,42

7,81

7,12

€ 235.000

8

Plein C, Noord-Holland

12,45

16,59

14,52

€ 479.000

9

Kunstgebouw, Zuid-Holland

12,77

21,41

17,09

€ 564.000

10

Kunstloc Brabant, Noord-Brabant

16,54

14,76

15,65

€ 516.500

11

Huis voor de Kunsten Limburg, Limburg

9,33

6,29

7,81

€ 258.000

12

Cultuurkwadraat, Zeeland

2,77

2,18

2,48

€ 81.500

         

€ 3.300.000

Percentages in de presentatietabel zijn afgerond op twee decimalen, bedragen zijn afgrond per € 500.