Protocol KiM 2025

Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 29-11-2025 t/m heden.

Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 25 november 2025, nr. IENW/BSK-2025/284535, houdende vaststelling van het Protocol inzake de beheers- en beleidsmatige positie van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (Protocol KiM 2025)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 19, zesde lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023;

BESLUIT:

Artikel 1

Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (hierna: KiM) past dit protocol toe bij het leveren van kennisproducten voor de beleidsvorming op het gebied van mobiliteit.

I. Algemeen

  • 1. Het KiM is een onafhankelijk instituut binnen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (hierna ook: IenW), dat kennisproducten levert voor de beleidsvorming op het gebied van mobiliteit. Dat betekent dat het formuleren van strategische kennisvragen een essentieel onderdeel moet zijn van het beleidsproces. Daarmee neemt de kwaliteit van de strategische beleidsontwikkeling toe.

    Het KiM stelt onafhankelijke, wetenschappelijk verantwoorde verkenningen en analyses op die relevant zijn voor de beleidsvorming op het gebied van mobiliteit en brengt kennis in de beleidsprocessen van IenW. Door het KiM verricht onderzoek dient inhoudelijk onafhankelijk te zijn van het beleid, omdat beleidsonderzoek een verkennend en toetsend karakter heeft. Met onderzoek kan worden nagegaan in hoeverre het (voorgenomen of gevoerde) beleid bijdraagt aan overheidsdoelstellingen. Als de uitkomsten van deze toetsing worden beïnvloed door het beleid zelf, kan deze toetsende rol niet adequaat worden vervuld. Om de inhoudelijke onafhankelijkheid van het KiM te waarborgen, zijn daarom spelregels opgesteld. Deze spelregels zijn opgenomen in dit protocol.

  • 2. De wijze waarop het KiM zijn taken uitvoert en de wijze waarop het daarbij samenwerkt met de beleidsdirecties van IenW, Rijkswaterstaat en de Inspectie Leefomgeving en Transport, vereisen goede afspraken waarbij de respectievelijke beleids – en beheersverantwoordelijkheden duidelijk zijn aangegeven. Dit protocol voorziet daarin. Voorts schetst dit protocol de kaders voor de relatie met organisaties buiten IenW.

II. Taken

Het KiM levert een wetenschappelijke bijdrage aan de ontwikkeling en evaluatie van beleid. Dit geschiedt door:

  • a. het (laten) uitvoeren van onderzoek en analyses ten behoeve van de beleidsvoorbereiding op het gebied van mobiliteit en aanpalende terreinen;

  • b. het bijeenbrengen en bewerken van elders geproduceerde kennis of informatie op het gebied van mobiliteit.

Aan de bovengenoemde hoofdtaken zijn de volgende afgeleide taken verbonden:

  • i. het adviseren over de aard en omvang van wetenschappelijke ondersteuning bij de beantwoording van beleidsvragen;

  • ii. het aangeven/duiden van de mogelijke consequenties van bepaalde beleidskeuzes;

  • iii. het actief verspreiden van kennis, onder meer via publicaties, presentaties en congressen.

III. Aansturingskaders

Bij de uitvoering van zijn taken als een onafhankelijk instituut binnen het Ministerie van IenW geldt dat op het KiM de algemene bevoegdheden en verplichtingen van toepassing zijn die voor iedere IenW-dienst gelden. In de hiernavolgende paragrafen worden de bijzondere regelingen beschreven die met betrekking tot de beleids- en beheersmatige aansturing gelden voor het KiM.

1. Onderzoeksportefeuille

De onderzoeksportefeuille van het KiM wordt grotendeels vraaggestuurd ingevuld. Dat wil zeggen dat onderzoeksresultaten voorzien in de kennisbehoefte van beleidsdirecties van IenW, zodat de resultaten kunnen worden meegewogen in de beleidsvorming. Ten aanzien van deze 'onderzoeksagenda' dient een onderscheid gemaakt te worden tussen a) de langere termijn onderzoeksprogrammering met een thematisch karakter, en b) de besluitvorming met betrekking tot acute, niet-geprogrammeerde onderzoekswensen.

Een goede onderzoeksprogrammering is van vitaal belang. In de eerste plaats wordt in het proces van programmeren op gestructureerde wijze helderheid verkregen over de behoeften bij het beleid aan wetenschappelijk gefundeerde kennis. Door het thematisch bundelen van de diverse concrete behoeften kan, in de tweede plaats, het wetenschappelijk onderzoek worden verdiept en wordt de cumulatie van kennis bevorderd. In de derde plaats verschaft het onderzoeksprogramma een beoordelingskader voor de te ondernemen onderzoeksactiviteiten en is het tevens een sturingsinstrument voor de eigen organisatie: op welke wijze en met welke middelen wordt uitvoering aan de programmering gegeven?

2. Communicatie binnen IenW

Het KiM communiceert actief met andere delen van het Ministerie van IenW door middel van presentaties, gesprekken en informele contacten. De directeur van het KiM is agendalid van de Bestuursraad, zodat hij zich kan oriënteren op de hoofdlijnen van het beleid en de beleidsoverwegingen. Alle producten van het KiM worden – al dan niet in samengevatte vorm – ter kennis gebracht van de departementsleiding en worden besproken met de leiding van de dienstonderdelen die het aangaat.

3. Programma

Het KiM stelt jaarlijks een programma op. Het programmeringsproces kent de volgende drie fasen:

  • a. Inventarisatie

    Op basis van het informele overleg dat plaatsvindt, en van de besprekingen over de voortgang van onderzoeksondersteuning op de diverse beleidsprogramma's en taakterreinen, maakt het KiM een eerste inventarisatie van de belangrijkste strategische beleidsproblemen en de hieraan gekoppelde behoeften aan wetenschappelijke ondersteuning. Gelijktijdig kan, bijvoorbeeld met behulp van brainstormsessies en strategische beleidsconferenties, informeel bij de leiding van de IenW-onderdelen over de aard van de wetenschappelijke bijdragen aan IenW-beleid worden gesproken. Het is hierbij van belang dat naast concrete onderzoekswensen bijvoorbeeld ook te onderzoeken trends, toekomstige beleidsonderwerpen en maatschappelijke ontwikkelingen die voor IenW van belang zijn, worden opgetekend.

    Deze 'ruwe' inventarisatie wordt door het KiM verwerkt: er vindt een thematische bundeling plaats en van concrete onderzoekswensen wordt nagegaan of deze onderzoekwaardig en onderzoekbaar zijn (is over het onderwerp inderdaad nog onvoldoende bekend en kan onderzoek ook daadwerkelijk een antwoord geven op de gestelde vragen?), en of de resultaten van de onderzoeken leiden tot handelingsperspectieven voor de beleidsdirecties van IenW.

  • b. Advisering

    De aldus 'veredelde' inventarisatie wordt vervolgens in een adviesronde voorgelegd aan de directieteams van de betrokken beleidsdirecties van IenW. In deze ronde dient vooral op mogelijke blinde vlekken gelet te worden en dient beoordeeld te worden welk gewicht de aangedragen thema’s hebben, gelet op het belang voor de beleidsvorming op (middel)lange termijn.

  • c. Besluitvorming

    De directeur van het KiM stelt het programma vast.

4. Ongevraagd onderzoek

Het KiM kan naast gevraagde beleidsonderzoeken ook ongevraagde onderzoeken uitvoeren als het KiM dit van belang acht voor de beleidsontwikkeling of maatschappelijke discussies. Deze worden opgenomen in de onderzoeksprogrammering. Als het KiM een ongevraagd onderzoek uitvoert, wordt de departementsleiding daarover door het KiM geïnformeerd.

5. Onderzoek op verzoek van externen

Verzoeken aan het KiM tot het doen van onderzoek door instanties die niet vallen binnen het ambtsbereik van de Minister van IenW (aan te duiden als: onderzoek op verzoek van externen) worden beoordeeld in samenhang met het vastgestelde onderzoeksprogramma. Bij onderzoek op verzoek van externen gaat het in het bijzonder om vragen van de Tweede Kamer aan de Minister om het KiM onderzoek te laten verrichten. Ook gaat het om onderzoek ter ondersteuning van het werk van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. De departementsleiding beoordeelt dergelijke verzoeken. Daarbij gelden de volgende criteria:

  • a. het gevraagde onderzoek is een afgeleide van eerder door het KiM verricht onderzoek en vormt een aanvulling op c.q. versterking van door het KiM verricht of nog te verrichten onderzoek;

  • b. extern onderzoek mag niet ten koste gaan van de primaire taakstelling;

  • c. de omvang van te verrichten extern onderzoek mag in geld uitgedrukt niet meer bedragen dan 10% van het totale KiM-budget.

6. Wetenschappelijke normen

De resultaten van het werk van het KiM worden bepaald door de eisen van wetenschappelijke kwaliteit. Het KiM wordt geleid door een hoogleraar of iemand met vergelijkbare kwaliteiten.

De kwaliteit van het werk van het KiM wordt geborgd door een systeem van externe audits. Dit gebeurt via 'peer reviews' door de wetenschappelijke fellows van het KiM en via een periodieke visitatie door een externe, onafhankelijke commissie.

De medewerkers van het KiM nemen deel aan het (internationaal) wetenschappelijk forum.

IV. Voorlichting, publiciteit en externe contacten

  • 1. De Minister van IenW en zijn ambtenaren respecteren de uitkomsten van de door het KiM uitgevoerde onderzoeken. Zij verstrekken geen dienstopdrachten aan het KiM om formuleringen, uitkomsten, onderzoeksmethoden of veronderstellingen te veranderen.

  • 2. De onderzoeken van het KiM zijn in principe openbaar en worden geplaatst op de eigen website van het KiM. Het tijdstip van publicatie is in beginsel niet later dan 28 dagen vanaf het moment dat een document voor publicatie gereed is. In voorkomende gevallen kan hiervan worden afgeweken, bijvoorbeeld als de onderzoeken deel uitmaken van de voorbereiding van een grote beleidsnota, waarbij alle relevante onderzoeksrapporten gelijktijdig met het uitbrengen van de nota worden gepubliceerd. In zulke gevallen zal overleg met de departementsleiding plaatsvinden.

  • 3. Door middel van publicatie van dit protocol in de Staatscourant wordt vastgelegd dat de inhoud van de publicaties van het KiM niet het standpunt van de Minister van IenW behoeft weer te geven.

  • 4. De persvoorlichting over KiM-rapporten en de beleidsmatige implicaties daarvan wordt verzorgd door het KiM.

  • 5. Directie en medewerkers van het KiM kunnen desgevraagd worden betrokken bij het werk van adviesorganen, zoals de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur. In deze situaties zal de nadruk meestal liggen op het verstrekken van gegevens, het uitvoeren van wetenschappelijke analyses of het opstellen van prognoses.

  • 6. Medewerkers die namens het KiM optreden, volgen ter zake de instructies van de directeur van het KiM. Zij informeren de woordvoerder van het KiM over contacten met de pers of voorgenomen publicaties. Zij leggen bij publiek optreden het accent op beschrijvingen, analyses en prognoses. Zij kiezen geen positie in partijpolitieke debatten en onthouden zich van uitspraken over politieke kwesties of personen.

  • 7. Bij verzoeken van derden die op basis van openbaar of gepubliceerd materiaal kunnen worden beantwoord, wordt de informatie als vorm van publieksvoorlichting verschaft. Externe verzoeken om aanvullende onderzoeken worden volgens de hiervoor in dit protocol omschreven wijze behandeld.

V. Samenwerking met de planbureaus en de Dienst Water, Verkeer en Leefomgeving

  • 1. Het KiM werkt samen met de planbureaus CPB, SCP en PBL. Over de programmering wordt overleg gevoerd met de planbureaus. Uitwisseling van medewerkers wordt nagestreefd.

  • 2. Met de Dienst Water, Verkeer en Leefomgeving (WVL) van Rijkswaterstaat worden afspraken gemaakt over taakverdeling en samenwerking. In zijn algemeenheid geldt dat vragen met een strategische of wetenschappelijke achtergrond primair bij het KiM zullen worden behandeld en vragen met een meer tactisch-operationele achtergrond bij WVL. De door WVL verzamelde basisinformatie en de WVL-modellen vormen belangrijke bronnen van kennis voor het KiM. In de afspraken met WVL wordt snelle en directe toegang tot deze bronnen gewaarborgd.

Artikel 2

Het Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 7 oktober 2021, nr. IENW/BSK-2021/270096, houdende vaststelling van het Protocol inzake de beheers- en beleidsmatige positie van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (Protocol KiM 2021) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

R. Tieman