U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Geraadpleegd op 24-12-2025. Geldend van 22-11-2025 t/m heden.
Deelregeling Bewustwording Slavernijverleden
Het bestuur van het Mondriaan Fonds,
Gelet op artikel 10, lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;
Besluit:
Het doel van de regeling is om zowel instellingen als individuele kunstenaars en curatoren/beschouwers de mogelijkheid te geven een plan te realiseren dat bijdraagt aan de bewustwording van het slavernijverleden in het Koninkrijk der Nederlanden.
Subsidie kan worden aangevraagd door:
1. Culturele instellingen die gevestigd zijn in Nederland of het Caribisch deel van het Koninkrijk, met rechtspersoonlijkheid, zonder winstoogmerk en/of verkoopdoel die gericht zijn op het presenteren van cultureel erfgoed en/of beeldende kunst.
2. Individuen die aantoonbaar professioneel werkzaam zijn in de beeldende kunst en/of cultureel erfgoed, als:
I. beeldend kunstenaar, of;
II. onafhankelijke curator of beschouwer.
1 Voor de Deelregeling Bewustwording Slavernijverleden geldt in 2026 een subsidieplafond van € 711.443,– dat wordt verdeeld over twee deelplafonds.
2 Voor instellingen, bedoeld in artikel 1.2, lid 1, geldt een deelplafond van € 400.000,–
3 Voor individuen, bedoeld in artikel 1.2, lid 2, geldt een deelplafond van € 311.443,–
4 Indien een deelplafond niet volledig wordt benut, kan het bestuur besluiten het resterende bedrag toe te voegen aan het andere deelplafond binnen het in het eerste lid bedoelde subsidieplafond.
Aanvraag kunnen worden ingediend vanaf 18 december 2025 tot en met 16 juli 2026 om 16.00 uur (CEST) / 10.00 (AST).
1 De aanvrager is een culturele instelling in Nederland of het Caribisch deel van het Koninkrijk, met rechtspersoonlijkheid, zonder winstoogmerk en/of verkoopdoel, die gericht is op het presenteren van cultureel erfgoed en/of beeldende kunst.
2 Instellingen voor kunstonderwijs of postacademische instellingen kunnen niet aanvragen.
1 Instellingen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, kunnen subsidie aanvragen voor het aanstellen van, of een opdracht verlenen aan een beeldend kunstenaar, curator of erfgoedprofessional die een onderzoek gaat uitvoeren, een artistiek project gaat ontwikkelen en presenteren, of programma’s ontwikkelt die bijdragen aan bewustwording over het slavernijverleden.
2 De betrokken beeldend kunstenaar, curator of erfgoedprofessional beschikt over een aantoonbare beroepspraktijk binnen de professionele beeldende kunst en/of het erfgoedveld.
3 Binnen de aangevraagde trajecten dient ruimte geboden te worden voor het perspectief van de van oorsprong niet-Europese gemeenschappen die onlosmakelijk verbonden zijn met het slavernijverleden, waaronder de nazaten van tot slaaf gemaakten, de oorspronkelijke bewoners in Suriname en Sint Maarten, Saba, Sint Eustatius, Aruba, Bonaire, Curaçao, Chinese, Javaanse, en Hindostaanse contractarbeiders, of bijvoorbeeld Molukse, Ghanese en Zuid-Afrikaanse gemeenschappen. Een of meer van deze gemeenschappen dienen een belangrijke rol in het plan te vervullen.
4 Stapeling van subsidies is niet toegestaan; instellingen kunnen in het kader van deze regeling geen personen aanstellen die binnen deze regeling een individuele subsidie ontvangen.
5 Instellingen kunnen maximaal één keer per ronde een subsidie Bewustwording Slavernijverleden ontvangen.
1 De hoogte van de subsidie bedraagt € 50.000 per positie met een maximale looptijd van twee jaar.
2 De eigen bijdrage van de instelling is minimaal 10 procent.
3 Van de subsidie zoals bedoeld in het eerste lid wordt minimaal € 40.000 besteed aan de bruto salaris/honorariumkosten van de beeldend kunstenaar, curator of erfgoedprofessional en de daarmee samenhangende werkgeverslasten. Het resterende deel van de subsidie kan worden aangewend voor reis-, verblijf- en presentatiekosten van de medewerker/resident gedurende de subsidieperiode.
4 De kosten voor een eventuele detachering, transitievergoeding of andere kosten na afloop van het dienstverband kunnen niet gefinancierd worden met de subsidie.
1 Naast de bepalingen vastgesteld in het Algemeen Reglement, in het aanvraagformulier en in de toelichting daarop, dient de aanvraag vergezeld te gaan van een:
a. uittreksel register Kamer van Koophandel van maximaal één jaar oud;
b. feitelijke gegevens instelling; een toelichting op de rol, positie, werkwijze, visie en missie van de instelling. Indien van toepassing; een toelichting op activiteiten rondom de bewustwording van het slavernijverleden die de instelling in het verleden heeft georganiseerd;
c. plan, met daarin een omschrijving van de functie, residentie of de opdracht. En een motivatie over het belang van de aanstelling voor de bewustwording van het slavernijverleden in het Koninkrijk der Nederlanden en een motivering over de manier waarop er ruimte wordt geboden aan het perspectief van betrokken gemeenschappen;
d. toelichting op de beroepspraktijk van de kunstenaar, curator of erfgoedprofessional;
e. cv van de kunstenaar, curator of erfgoedprofessional;
f. getekende toestemmingsverklaring van de kunstenaar, curator of erfgoedprofessional waarmee akkoord wordt gegeven op voordracht binnen deze regeling en die inzicht geeft in de gemaakte afspraken;
g. Gespecificeerde begroting met dekkingsplan.
2 Indien van toepassing wordt tevens aangeleverd:
a. recent bankafschrift met daarop de naam van de rekeninghouder en het IBAN/bankrekeningnummer van de aanvrager, indien dit de eerste aanvraag is of het rekeningnummer sinds de vorige aanvraag is gewijzigd;
b. bewijsstuk waaruit blijkt dat de instelling niet btw-plichtig is, indien de instelling niet btw-plichtig is.
1 Het bevoegd adviesorgaan beoordeelt of het plan bijdraagt aan de bewustwording van het slavernijverleden. Daarbij worden onderstaande criteria in onderlinge samenhang gehanteerd:
a. Het belang van de instelling:
In hoeverre is de positie en ervaring van de instelling van belang voor het cultureel erfgoed- of beeldende kunstveld?
b. Het belang van de werk- of residentieplek voor de bewustwording van het slavernijverleden:
i. Biedt het plan vertrouwen dat de aanstelling bijdraagt aan de bewustwording van het slavernijverleden?
ii. Biedt de ervaring van de beeldend kunstenaar, curator of erfgoedprofessional vertrouwen dat de aanstelling bijdraagt aan de bewustwording van het slavernijverleden?
c. Perspectief van de betrokken gemeenschappen:
Belicht het plan een perspectief van betrokken gemeenschappen en hebben betrokken gemeenschappen een belangrijke rol in het plan?
2 Het criterium ‘perspectief van de betrokken gemeenschappen’ wordt bij de beoordeling met een factor twee gewogen.
3 Indien het bevoegd adviesorgaan op basis van de beoordeling aan de hand van het totaalbeeld van de drie beoordelingscriteria, de aanvraag van voldoende belang acht, komt het tot een positief advies over de aanvraag. Wordt de aanvraag niet van voldoende belang geacht, dan brengt het een negatief advies uit.
1 Indien het deelplafond, bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, ontoereikend is om alle positief beoordeelde aanvragen te honoreren, worden de positief beoordeelde aanvragen gerangschikt op basis van de in artikel 2.5, eerste lid, genoemde beoordelingscriteria.
2 Het bestuur verdeelt de beschikbare middelen overeenkomstig de rangorde, totdat het in artikel 1.3, tweede lid, bedoelde deelplafond is bereikt.
3 Aanvragen die niet binnen het deelplafond kunnen worden gehonoreerd, worden afgewezen.
1 De aanvrager is een natuurlijk persoon die aantoonbaar professioneel werkzaam is in de beeldende kunst en/of cultureel erfgoed als:
a. beeldend kunstenaar, of;
b. onafhankelijke curator of beschouwer.
2 De aanvrager, bedoeld in het eerste lid, onder a, is minimaal één jaar aantoonbaar professioneel werkzaam als beeldend kunstenaar. Daarbij geldt:
a. Indien de kunstenaar een hbo-bacheloropleiding met een beeldende kunstcurriculum heeft afgerond wordt de diplomadatum beschouwd als start van de professionele beroepspraktijk. Wanneer er een periode tussen de diplomadatum van de hbo-bacheloropleiding met beeldende kunstcurriculum en de start van de masteropleiding zit, wordt deze periode meegerekend als onderdeel van de professionele beroepspraktijk.
b. Indien de kunstenaar geen hbo-bacheloropleiding met een beeldende kunstcurriculum heeft afgerond wordt het moment waarop de kunstenaar voor het eerst werk presenteert binnen het circuit van de professionele beeldende kunst beschouwd als de start van de professionele beroepspraktijk.
3 De aanvrager, bedoeld in het eerste lid, onder b, is minimaal twee jaar aantoonbaar professioneel werkzaam als curator of beschouwer in de beeldende kunst of het cultureel erfgoed.
1 Individuen, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, kunnen subsidie aanvragen voor het uitvoeren van een specifiek plan, gebonden aan een duidelijke werkperiode, dat bijdraagt aan de bewustwording van het slavernijverleden. Hierbij geldt:
a. beeldend kunstenaars, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onder a, kunnen subsidie aanvragen voor het realiseren van een artistiek plan;
b. onafhankelijke curatoren en beschouwers, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onder b, kunnen subsidie aanvragen voor het verrichten van vooronderzoek en/of het ontwikkelen en presenteren van visies en verhalen.
2 Binnen de aangevraagde trajecten dient ruimte geboden te worden voor het perspectief van de van oorsprong niet-Europese gemeenschappen die onlosmakelijk verbonden zijn met het slavernijverleden, waaronder de nazaten van tot slaaf gemaakten, de oorspronkelijke bewoners in Suriname en Sint Maarten, Saba, Sint Eustatius, Aruba, Bonaire, Curaçao, Chinese, Javaanse, en Hindostaanse contractarbeiders, of bijvoorbeeld Molukse, Ghanese en Zuid-Afrikaanse gemeenschappen. Een of meer van deze gemeenschappen dienen een belangrijke rol in het plan te vervullen.
3 Geen subsidie wordt verstrekt voor:
a. werkzaamheden die behoren tot de reguliere activiteiten van de aanvrager;
b. werkzaamheden die in opdracht van een organisatie of andere derde worden verricht; of
c. een werkperiode in een gastatelier in binnen- of buitenland dat deel uitmaakt van het residency-programma van het Mondriaan Fonds.
4 Stapeling van subsidies is niet toegestaan; individuen die in het kader van deze regeling door een instelling worden voorgedragen voor een project, residentie of werkplek kunnen binnen deze regeling geen individuele aanvraag indienen.
1 De hoogte van de subsidie voor activiteiten, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, bedraagt minimaal € 20.000 en maximaal € 50.000, met een looptijd van maximaal 12 maanden.
2 Subsidie kan worden aangevraagd in de vorm van:
a. Een vaste bijdrage van € 2.785 per maand. Dit bedrag bestaat uit een component tegemoetkoming in tijdsinvestering en een component projectgebonden kosten. De looptijd van de bijdrage maakt de aanvrager aannemelijk in het werkplan door middel van een globale tijdsplanning, of;
b. Een flexibele bijdrage, waarvan de hoogte afhangt van het plan, de duur van het project en de begroting, met een eigen bijdrage van minimaal 10%.
3 Een vaste bijdrage kan niet worden toegekend aan een kunstenaar aan wie korter dan één jaar geleden een subsidie Kunstenaar Start, of korter dan vier jaar geleden een subsidie Kunstenaar Basis is toegekend.
4 Indien een andere partij zoals een kunstpodium, museum, een galerie, of een (particuliere) opdrachtgever bij de aanvraag voor een subsidie betrokken is, dient de financiële bijdrage die deze partij levert in een aanvaardbare verhouding te staan tot de subsidie van het fonds. Daarnaast wordt van betrokken culturele instellingen verwacht dat zij de Fair Practice Code onderschrijven. Dat betekent automatisch dat de instelling de richtlijn kunstenaarshonoraria in de praktijk brengt.
a. toelichting op het werk en het cultureel ondernemerschap;
b. curriculum vitae;
c. plan, met daarin beschreven hoe het plan bijdraagt aan de bewustwording van het slavernijverleden, hoe de aanvrager het project gaat realiseren, welk aandeel in eventuele samenwerkingen de aanvrager heeft, wat de meerwaarde van de samenwerking is, wat de inbreng van de betrokkenen is, op welke manier het plan ruimte biedt aan het perspectief van betrokken gemeenschappen, wat voor rol deze gemeenschappen hebben in het plan, wat de beoogde resultaten zijn en op welke manier de aanvrager publiek wil bereiken;
d. (visueel) documentatiemateriaal;
e. documentatielijst;
a. gespecificeerde begroting met dekkingsplan en offertes, indien de aanvrager kiest voor een flexibele bijdrage;
b. bevestigingsbrieven van bijdragen van samenwerkingspartijen, indien andere partijen een bijdrage leveren aan het project;
c. uittreksel Basisregistratie Personen of Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba van maximaal één jaar oud, indien de aanvrager niet de Nederlandse nationaliteit bezit;
d. recent bankafschrift met daarop de naam van de rekeninghouder en het IBAN/bankrekeningnummer van de aanvrager, indien dit de eerste aanvraag is of het rekeningnummer sinds de vorige aanvraag is gewijzigd;
e. uittreksel van de Kamer van Koophandel van maximaal 3 maanden oud, indien de aanvrager een zakelijk rekeningnummer van een eigen eenmanszaak heeft.
a. De kwaliteit en ontwikkeling van het oeuvre/de werkpraktijk:
i. Is er sprake van een onderscheidende artistieke visie op het gebied van hedendaagse beeldende kunst en/of erfgoed en komt deze overtuigend tot uitdrukking in eerder gerealiseerd(e) werk of activiteiten?
ii. Is het werk of zijn de activiteiten binnen de context van de professionele hedendaagse beeldende kunst en/of erfgoed en binnen het kader van deze regeling van een onderscheidende kwaliteit?
iii. Is er sprake van een overtuigende ontwikkeling van het oeuvre of van de eerdere activiteiten die past bij de fase van de praktijk?
b. De kwaliteit van het cultureel ondernemerschap:
Zet de aanvrager zich er op overtuigende wijze voor in om de kunstenaars-/beroepspraktijk te ontwikkelen, samenwerkingen aan te gaan, naar buiten te treden en publiek voor het werk of activiteiten te vinden? En bevordert dit de zichtbaarheid en waardering van de eigen artistieke praktijk of die van één of meerdere kunstenaars, disciplines, stromingen, collecties of cultureel erfgoed?
c. De kwaliteit van het plan:
i. Is het project van onderscheidende kwaliteit?
ii. Is het project bijzonder binnen de context en draagt het op overtuigende wijze bij aan de bewustwording van het slavernijverleden?
d. Perspectief van de betrokken gemeenschappen:
Belicht het project een perspectief van betrokken gemeenschappen en hebben betrokken gemeenschappen een belangrijke rol in het plan?
2 Bij de beoordeling van de beoordelingscriteria, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met c, wordt de achtergrond en context van de praktijk meegewogen.
3 De beoordelingscriteria ‘de kwaliteit en ontwikkeling van het oeuvre/de werkpraktijk’ en ‘perspectief van de betrokken gemeenschappen’ worden bij de beoordeling met een factor twee gewogen. Het criterium ‘kwaliteit van het plan’ wordt met een factor vier gewogen.
4 Indien het bevoegd adviesorgaan op basis van de beoordeling aan de hand van het totaalbeeld van de vier beoordelingscriteria, de aanvraag van voldoende belang acht, komt het tot een positief advies over de aanvraag. Wordt de aanvraag niet van voldoende belang geacht, dan brengt het een negatief advies uit.
5 Een positief advies kan vergezeld gaan van een aanbeveling over de hoogte van de toe te kennen bijdrage en over de periode waarover de subsidie verstrekt wordt.
1 Indien het deelplafond, bedoeld in artikel 1.3, derde lid, ontoereikend is om alle positief beoordeelde aanvragen te honoreren, worden deze aanvragen gerangschikt op basis van de in artikel 3.5, eerste lid, genoemde beoordelingscriteria.
2 Het bestuur verdeelt de beschikbare middelen overeenkomstig de rangorde, totdat het in artikel 1.3, derde lid, bedoelde deelplafond is bereikt.
Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Het bestuur kan in uitzonderlijke gevallen ten gunste van een belanghebbende van bepalingen in dit reglement afwijken indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Deze regeling wordt aangehaald als: Deelregeling Bewustwording Slavernijverleden.
Deze regeling zal na goedkeuring door de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap in de Staatscourant worden geplaatst.
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Deelregeling Bewustwording Slavernijverleden", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.