Uitvoeringswet dataverordening

Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 21-11-2025 t/m heden.

Wet van 29 oktober 2025 tot uitvoering van Verordening (EU) 2023/2854 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende geharmoniseerde regels inzake eerlijke toegang tot en eerlijk gebruik van data en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn (EU) 2020/1828 (Dataverordening) (Uitvoeringswet dataverordening) [KetenID WGK014687]

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van Verordening (EU) 2023/2854 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende geharmoniseerde regels inzake eerlijke toegang tot en eerlijk gebruik van data en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn (EU) 2020/1828 (Dataverordening);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2. Geschillenbeslechtingsorgaan

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt certificeert op een verzoek als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de dataverordening een orgaan als geschillenbeslechtingsorgaan voor ten hoogste vijf jaar.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt geeft uitvoering aan artikel 10, zesde lid, van de dataverordening.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt kan een beschikking tot certificering tot geschillenbeslechtingsorgaan intrekken indien het orgaan:

    • a. niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de dataverordening; of

    • b. niet voldoet aan artikel 10, tweede, vierde, zevende, achtste, negende of tiende lid, van de dataverordening.

Artikel 3. Aanwijzing bevoegde autoriteiten

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de dataverordening voor de hoofdstukken II, met uitzondering van de artikelen 4, twaalfde lid, 5, zevende en achtste lid, en 6, tweede lid, onderdeel b, III, IV, artikel 20, hoofdstukken VI tot en met VIII, en artikel 37, elfde en twaalfde lid, van de dataverordening.

  • 2 Als bevoegde autoriteit heeft de Autoriteit Consument en Markt de taken en bevoegdheden, bedoeld in artikel 37, vijfde lid, onderdelen a tot en met i, van de dataverordening.

  • 3 De Autoriteit persoonsgegevens is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de dataverordening voor de artikelen 4, twaalfde lid, 5, zevende en achtste lid, en 6, tweede lid, onderdeel b, en hoofdstuk V, met uitzondering van artikel 20, van de dataverordening.

  • 5 In afwijking van het eerste lid is de Autoriteit persoonsgegevens de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de dataverordening voor artikel 6, eerste lid, van de dataverordening voor zover het de verwerking van persoonsgegevens betreft.

Artikel 4. Aanwijzing datacoördinator

De Autoriteit Consument en Markt is de datacoördinator, bedoeld in artikel 37, tweede lid, van de dataverordening.

Artikel 5. Aanwijzing toezichthouders

  • 1 Met het toezicht op de naleving van de hoofdstukken II, met uitzondering van de artikelen 4, twaalfde lid, 5, zevende en achtste lid, en 6, tweede lid, onderdeel b, III, IV, artikel 20, en hoofdstukken VI tot en met VIII, en artikel 37, elfde en twaalfde lid, van de dataverordening is belast de Autoriteit Consument en Markt.

  • 2 Met het toezicht op de naleving van de artikelen 4, twaalfde lid, 5, zevende en achtste lid, 6, tweede lid, onderdeel b, en hoofdstuk V, met uitzondering van artikel 20, van de dataverordening zijn belast de leden en buitengewone leden van de Autoriteit persoonsgegevens, de ambtenaren van het secretariaat van de Autoriteit persoonsgegevens, alsmede de bij besluit van de Autoriteit persoonsgegevens aangewezen personen.

  • 3 In afwijking van het eerste lid zijn met het toezicht op de naleving van artikel 6, eerste lid, van de dataverordening voor zover het de verwerking van persoonsgegevens betreft belast de leden en buitengewone leden van de Autoriteit persoonsgegevens, de ambtenaren van het secretariaat van de Autoriteit persoonsgegevens, alsmede de bij besluit van de Autoriteit persoonsgegevens aangewezen personen.

  • 5 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing ten aanzien van gedragingen van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank of organen van de Unie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 27, van de dataverordening.

Artikel 6. Samenwerking ACM en AP

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt en de Autoriteit persoonsgegevens zijn bevoegd om in het belang van een efficiënt en effectief toezicht op de dataverordening afspraken te maken en daartoe samenwerkingsprotocollen vast te stellen. Een samenwerkingsprotocol wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 7. Samenwerking ACM en andere bevoegde autoriteiten

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt is bevoegd om in het belang van een efficiënt en effectief toezicht op de dataverordening afspraken te maken met andere bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 37, vijfde lid, onderdelen g en h, van de dataverordening en daartoe gezamenlijk met deze bevoegde autoriteiten samenwerkingsprotocollen vast te stellen. Een samenwerkingsprotocol wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het verstrekken van gegevens tussen de Autoriteit Consument en Markt en de bevoegde autoriteiten, bedoeld in het eerste lid, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 8. Sanctionering

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt is ter handhaving van de artikelen 3, 4, eerste, tweede, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste, negende, tiende, elfde, dertiende en veertiende lid, 5, eerste, derde, vierde, vijfde, zesde, negende, tiende en elfde lid, 6, eerste lid, voor zover het niet de verwerking van persoonsgegevens betreft, en tweede lid, onderdelen a, c, d, e, f, g en h, 8, eerste, derde en vierde lid, 9, eerste, tweede, vierde en zevende lid, 10, derde lid, 11, eerste, tweede en vijfde lid, 20, eerste en tweede lid, 23, 25, eerste lid, tweede volzin, en vierde lid, 26, 27, 28, 29, eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid, 30, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 31, derde lid, 32, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 33, eerste lid, 34, tweede lid, 36, eerste en tweede lid, en 37, twaalfde lid, bevoegd tot oplegging van:

    • a. een last onder bestuursdwang; of

    • b. een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht of, indien dat meer is, 10% van de jaaromzet van de overtreder in het voorgaande boekjaar in de Europese Unie.

  • 2 De Autoriteit persoonsgegevens is ter handhaving van de artikelen 4, twaalfde lid, 5, zevende en achtste lid, 6, eerste lid, voor zover het de verwerking van persoonsgegevens betreft, en tweede lid, onderdeel b, 14, 17, tweede lid, derde lid, eerste volzin, en vierde lid, laatste twee volzinnen, 18, eerste en vierde lid, 19, 21, tweede, derde, vierde en vijfde lid, en 22, tweede lid, bevoegd tot oplegging van:

    • a. een last onder bestuursdwang; of

    • b. een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 40, vierde lid, van de dataverordening.

  • 3 De te betalen geldsom van een verbeurde dwangsom krachtens het tweede lid, onderdeel a, en de bestuurlijke boete, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, komt toe aan de Staat.

  • 5 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing ten aanzien van gedragingen van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank of organen van de Unie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 27, van de dataverordening.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking met ingang van 12 september 2025. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 11 september 2025, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 29 oktober 2025

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken,

V.P.G. Karremans

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. van Marum

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

A.C.L. Rutte

Uitgegeven de twintigste november 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F. van Oosten