Goedkeuring
Ik keur goed dat sprake is van een omzetting als bedoeld in artikel 3.65 Wet IB 2001, hoewel de inbreng onderdeel uitmaakt van een geheel van rechtshandelingen gericht
op de overdracht van de onderneming, als de inbreng wordt gevolgd door een van de
hierna onder a en b vermelde overdrachten:
-
a. de vervreemding van de overgedragen onderneming aan een op de voet van artikel 15 Wet Vpb 1969 met de vennootschap gevoegde dochtervennootschap;
-
b. de vervreemding van de overgedragen onderneming met toepassing van artikel 14 Wet Vpb 1969, met dien verstande dat deze vervreemding moet plaatsvinden tegen uitreiking van
gewone aandelen.
Vervreemding van de onderneming tegen uitreiking van aandelen waaraan zodanige beperkte
rechten zijn verbonden dat zij niet delen in het liquidatiesaldo is in strijd met
de grondgedachte bij artikel 3.65 Wet IB 2001, namelijk de omzetting van de bestaande onderneming. Dit geldt onder andere voor
een ondernemer die alleen door middel van bijvoorbeeld cumulatief preferente aandelen
gerechtigd is tot een onderneming. Immers, was hij voorheen gerechtigd tot de stille
reserves en de goodwill van de onderneming, na de inbreng met toepassing van artikel
3.65 Wet IB 2001 en de vervreemding met toepassing van artikel 14 Wet Vpb 1969 is hij dat niet meer.
In de praktijk komt het voor dat alle maten/vennoten van hetzelfde samenwerkingsverband
hun subjectieve ondernemingen met toepassing van artikel 3.65 Wet IB 2001 inbrengen in afzonderlijke houdstermaatschappijen. Daarna vervreemden deze maatschappijen
de ondernemingen met toepassing van artikel 14 Wet Vpb 1969 aan een door hen opgerichte werkmaatschappij. Daarbij kunnen problemen ontstaan als
de verhouding tussen het ondernemingsvermogen van de maten/vennoten afwijkt van de
winstverhouding in het samenwerkingsverband. In die situaties heb ik er geen bezwaar
tegen dat de vervreemding van de subjectieve ondernemingen bijvoorbeeld plaatsvindt
tegen uitreiking van cumulatief preferente aandelen (voorbeeld 1 en 2), dan wel letteraandelen
(voorbeeld 3).
Voorbeeld 1
Het ondernemingsvermogen van de vennoten A, B en C bedraagt respectievelijk € 60.000,
€ 40.000 en € 100.000. De winstverhouding in het samenwerkingsverband bedraagt respectievelijk
1/3:1/3:1/3. Wil men deze winstverhouding in de werkmaatschappij handhaven, dan kunnen
aan de houdstermaatschappijen A, B en C elk € 40.000 gewone aandelen worden uitgereikt.
Daarnaast worden aan houdstermaatschappij A € 20.000 en aan houdstermaatschappij C
€ 60.000 aan cumulatief preferente aandelen uitgereikt.
Voorbeeld 2
Het ondernemingsvermogen van de vennoten A, B en C bedraagt respectievelijk € 60.000,
€ 40.000 en € 100.000. De winstverhouding in het samenwerkingsverband bedraagt respectievelijk
20:20:60. Wil men deze winstverhouding in de werkmaatschappij handhaven, dan kunnen
aan de houdstermaatschappijen A en B elk € 33.300 aan gewone aandelen worden uitgereikt
en aan houdstermaatschappij C voor € 100.000. Daarnaast worden aan houdstermaatschappij
A € 26.700 en aan houdstermaatschappij B € 6.700 cumulatief preferente aandelen uitgereikt.
Voorbeeld 3
Het ondernemingsvermogen van de vennoten A, B en C bedraagt respectievelijk € 60.000,
€ 40.000 en € 100.000. De winstverhouding in het samenwerkingsverband bedraagt respectievelijk
1/3:1/3:1/3. Bij een gelijkblijvende winstverhouding worden aan de houdstermaatschappijen
A, B en C elk voor € 40.000 gewone aandelen a pari uitgereikt. Aan A worden voor de
hogere waarde van zijn storting letteraandelen A toegekend met nominale waarde één
eurocent en een agio(reserve) van € 20.000, C ontvangt letteraandelen C met een nominale
waarde van één eurocent en een agio(reserve) van € 60.000.
Voorbeeld 4
Het ondernemingsvermogen van de vennoten A, B en C bedraagt respectievelijk € 60.000,
€ 40.000 en € 100.000. De winstverhouding in het samenwerkingsverband bedraagt respectievelijk
1/3:1/3:1/3. Aan A worden voor de hogere waarde van zijn storting letteraandelen A
toegekend met een nominale waarde één eurocent en een agio(reserve) van € 60.000,
B ontvangt letteraandelen B met een nominale waarde van één eurocent en een agio(reserve)
van € 40.000. C ontvangt letteraandelen C met een nominale waarde van één eurocent
en een agio(reserve) van € 100.000. Wel dient om winstverschuiving te voorkomen de
winstgerechtigdheid van ieder letteraandeel gelijk te zijn aan de winstverhouding
van het samenwerkingsverband, namelijk respectievelijk 1/3:1/3:1/3.