In verband met de heffing van dividendbelasting op basis van de Wet op de dividendbelasting 1965 bevat dit besluit voorschriften voor de uitvoering van het dividendartikel en het
interestartikel in:
-
– de door Nederland gesloten verdragen tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking
tot belastingen naar het inkomen (en naar het vermogen) en het voorkomen van het ontgaan
(en ontwijken) van belasting, (met Protocol),
-
– de regelingen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan
van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen die Nederland heeft
getroffen voor een land binnen het Koninkrijk,
-
– het Besluit voorkoming dubbele belasting Nederland Taiwan.
Dit besluit is niet van toepassing op het belastingverdrag met de Verenigde Staten
van Amerika.1
Artikel 1.2. Onderscheid deelnemingsdividend en portfoliodividend
In de door Nederland gesloten verdragen wordt voor dividenden onderscheid gemaakt
tussen 'portfoliodividenden' en 'deelnemingsdividenden'. Voor ‘portfoliodividenden’
(ook wel aangeduid als ‘beleggingsdividenden’) bedraagt het bronheffingspercentage
in de belastingverdragen als regel 15%. In een aantal verdragen is voor portfoliodividenden
echter een percentage van 10% overeengekomen.
Voor deelnemingsdividenden is in de belastingverdragen in het algemeen een lager bronheffingspercentage
(10%, 5% of 0%) overeengekomen. Dit verlaagde tarief is doorgaans gebonden aan een
in de belastingverdragen vastgelegde minimum belang (doorgaans 10% of 25%), veelal
aangevuld met een minimum houdsterperiode. Waar hierna van 'deelnemingsdividenden'
wordt gesproken, worden daarmee steeds dividenden bedoeld uit een door een lichaam
gehouden deelneming die ten minste voldoet aan de in het desbetreffende belastingverdrag
gestelde minimumeisen. Alle andere dividenden worden gerekend tot de 'portfoliodividenden',
die derhalve ook betrekking kunnen hebben op niet-natuurlijke personen.
Artikel 1.3. Multilateraal instrument
Het Multilaterale Instrument (MLI) is voor Nederland in werking getreden met ingang
van 1 juli 2019. Daarmee is per 1 januari 2020 het MLI van toepassing geworden op
verschillende Nederlandse bilaterale belastingverdragen. Als gevolg van het MLI is
een aantal bepalingen, veelal gericht op het voorkomen van verdragsmisbruik, van toepassing
geworden, waardoor (de werking van) het betreffende belastingverdrag wijzigt. Een
van deze bepalingen betreft een algemene antimisbruiktoets, de Principal Purposes
Test (PPT).
Op basis van de PPT worden verdragsvoordelen niet toegekend als een constructie is
opgezet of een transactie is aangegaan met als een van de voornaamste doelen om toegang
tot een voordeel van het belastingverdrag te verkrijgen, tenzij de toekenning van
dat voordeel in de gegeven omstandigheden in overeenstemming zou zijn met doel en
strekking van de relevante verdragsbepaling(en).
Dit besluit is een actualisering van de Universele Nederlandse uitvoeringsvoorschriften 2015 inzake belastingverdragen, uitgezonderd
het belastingverdrag met de Verenigde Staten van Amerika, en de Belastingregeling
Nederland Curaçao.
Naast redactionele wijzigingen bestaat deze actualisering uit:
-
– het niet meer afzonderlijk noemen van de belastingverdragen waarop deze uitvoeringsvoorschriften
zien;
-
– het vervallen van artikel 2, tweede lid (oud). De inhoud hiervan is overgegaan naar artikel 2, eerste lid;
-
– het vervallen van de bijzondere teruggaafprocedure voor Nederlandse dividendbelasting
met betrekking tot portfoliodividenden. Deze valt nu onder de teruggaafprocedure in
artikel 3, omdat deze bijzondere teruggaafprocedure niet meer afwijkt van de procedure in artikel
3;
-
– het in (het vernummerde) artikel 4 (artikel 5 oud), tweede lid, onderdeel a opvragen van gegevens van de inhoudingsplichtige bij de
indiening van het verzoek om toepassing van de vrijstellingsprocedure;
-
– het vervallen van artikel 5, tweede lid onderdelen d tot en met f (oud). Deze bepalingen vallen onder het bereik van (het vernummerde) artikel 4, tweede lid, onderdeel f;
-
– een aanpassing van de adressering van het postadres in (het vernummerde) artikel 5, tweede lid voor een teruggaafverzoek bij deelnemingsdividenden;
-
– het vervallen van artikel 5, vierde lid (oud) waarin was geregeld dat voor de toepassing van de Belastingregeling Nederland Curaçao
de inspecteur van het APA-/ATR-team van Belastingdienst/Grote Ondernemingen (kantoor
Rotterdam) bevoegd is te beslissen op het verzoek ontslagen te worden van de verplichting
om niet-verschuldigde dividendbelasting in te houden;
-
– het vervallen van artikel 6, vierde lid (oud) waarin was geregeld dat voor de toepassing van de Belastingregeling Nederland Curaçao
de inspecteur van het APA-/ATR-team van Belastingdienst/Grote Ondernemingen (kantoor
Rotterdam) bevoegd is te beslissen op het verzoek om teruggave van dividendbelasting;
-
– het vervallen van artikel 7 (oud) dat betrekking had op de (per 31 december 2019 vervallen) tijdelijke regeling voor
deelnemingsdividenden in de Belastingregeling Nederland Curaçao;
-
– het vervallen van artikel 10 (oud) waarin geregeld was dat reeds bestaande beschikkingen nog maximaal vier jaren geldig
blijven gerekend vanaf 4 februari 2015;
-
– het vervallen van artikel 11 (oud) waarin was geregeld dat de in deze regeling bedoelde formulieren van rijkswege worden
verstrekt en op aanvraag kosteloos verkrijgbaar zijn. Deze formulieren zijn nu te
vinden op de website van de Belastingdienst;
-
– het vervallen van artikel 13a. Hierin werden enkele vervallen bijlagen opgesomd;
-
– het intrekken van de Uitvoeringsvoorschriften artikel 11 Belastingregeling voor het Koninkrijk (Curaçao
en Sint Maarten), vanwege het vervallen van de onderliggende bepalingen.
Artikel 1.5. Gebruikte begrippen en afkortingen
|
Dividend
|
Hetgeen hierover is bepaald in elk van de verdragen.
|
|
Inhoudingsplichtige
|
Een inhoudingsplichtige als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965.
|
|
Interest
|
Hetgeen hierover is bepaald in elk van de verdragen.
|
|
Minimumdeelneming
|
Een deelneming gehouden door een lichaam waarvoor een verlaagd tarief geldt, omdat
wordt voldaan aan de in het desbetreffende verdrag gestelde minimumeisen.
|
|
Verdrag
|
Het door Nederland gesloten verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking
tot belastingen naar het inkomen (en naar het vermogen) en het voorkomen van het ontgaan
(en ontwijken) van belasting, (met Protocol), dat van toepassing is op het inkomen
waarop deze uitvoeringsvoorschriften worden toegepast. Hieronder wordt mede verstaan
regelingen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan
van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen die Nederland heeft
getroffen voor een land binnen het Koninkrijk alsmede het Besluit voorkoming dubbele belasting Nederland en Taiwan.
|
|
Verdragsland
|
Het land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten dat van toepassing is op het
inkomen waarop deze uitvoeringsvoorschriften worden toegepast.
|
Artikel 2. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot portfoliodividenden (vrijstellingsprocedure)
-
1 Een inhoudingsplichtige die dividenden betaalt aan een inwoner van een verdragsland
is, indien voldaan wordt aan alle voorwaarden in het verdrag, bevoegd om inhouding
van dividendbelasting op grond van het verdrag geheel of gedeeltelijk achterwege te
laten. De inwoner van het verdragsland overlegt hiertoe bij het innen van de dividenden
een (in tweevoud) ingevuld en ondertekend formulier IB 92 Universeel2 dat onder andere een bevestiging bevat van de fiscale autoriteit over zijn woonplaats.
-
2 Wanneer een inhoudingsplichtige in aanmerking komt voor het geheel of gedeeltelijk
achterwege laten van inhouding van dividendbelasting als bedoeld in het eerste lid,
maar hiermee geen rekening heeft gehouden, wordt de te veel afgedragen belasting aan
de inhoudingsplichtige op verzoek teruggegeven. De inhoudingsplichtige dient het verzoek
in bij de inspecteur onder wie zij ressorteert en overlegt daarbij het in het eerste
lid bedoelde formulier IB 92 Universeel. De inspecteur beslist op het verzoek bij
voor bezwaar vatbare beschikking.
Artikel 3. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot portfoliodividenden (teruggaafprocedure)
Artikel 4. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden
(vrijstellingsprocedure)
-
1 Een inhoudingsplichtige die dividenden betaalt aan een lichaam dat inwoner is van
een verdragsland en dat een minimumdeelneming houdt in die inhoudingsplichtige is,
indien voldaan wordt aan alle voorwaarden in het verdrag, bevoegd om inhouding van
dividendbelasting op grond van het verdrag geheel of gedeeltelijk achterwege te laten.
De inhoudingsplichtige dient daartoe een verzoek in bij de Belastingdienst/kantoor
Arnhem, Team dividendbelasting, Postbus 9007, 6800 DJ Arnhem.
-
4 Indien de inspecteur gunstig op het verzoek beslist, blijft zijn beslissing van kracht
met betrekking tot elk daarin genoemd lichaam, zolang deze lichamen inwoner zijn voor
het verdrag en voldoen aan de overige voorwaarden van het verdrag voor het verkrijgen
van de voordelen waarop het verzoek betrekking heeft, maar ten hoogste gedurende het
lopende kalenderjaar en de vier daaropvolgende kalenderjaren. De inhoudingsplichtige
aan wie blijkt of die redelijkerwijs moet vermoeden dat zulks in enig opzicht niet
meer het geval is, is gehouden daarvan aan vorenbedoelde inspecteur schriftelijk mededeling
te doen vóór de eerstvolgende vaststelling van dividend.
Artikel 5. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden
(teruggaafprocedure)
-
1 Indien dividendbelasting is ingehouden op dividenden betaald door een inhoudingsplichtige
aan een lichaam dat inwoner is van een verdragsland en dat een minimumdeelneming houdt
in die inhoudingsplichtige, kan het buitenlandse lichaam een verzoek om teruggaaf
indienen voor hetgeen op grond van het verdrag te veel aan dividendbelasting is ingehouden.
Het buitenlandse lichaam dient te voldoen aan alle in het verdrag gestelde voorwaarden.
-
2 Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt door de belanghebbende, via de inhoudingsplichtige
die de dividenden heeft betaald, ingediend bij Belastingdienst/kantoor Arnhem, Team
dividendbelasting, Postbus 9007, 6800 DJ Arnhem. De inhoudingsplichtige die de dividenden
heeft betaald, zendt het verzoek aan Belastingdienst/kantoor Arnhem, nadat de inhoudingsplichtige
daaraan de in artikel 4, tweede lid, bedoelde gegevens heeft toegevoegd.
Artikel 6. Formele bepalingen
De in dit besluit bedoelde verklaringen, verzoeken, gegevens en mededelingen moeten
duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden gedaan of verstrekt. Indien naar aanleiding
van een ingevolge dit besluit gedaan verzoek, ten onrechte of tot een te hoog bedrag,
vrijstelling of vermindering van inhouding van dividendbelasting dan wel teruggaaf
van dividendbelasting is verleend zijn de bepalingen van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van (overeenkomstige) toepassing.
Artikel 7. Verjaringstermijn
Verzoeken om teruggaaf van belasting moeten bij de bevoegde inspecteur zijn ingediend
binnen de in het verdrag gestelde termijn. Voor een verdrag waarin geen termijn is
gesteld, geldt een termijn van vijf jaren na het verstrijken van het tijdvak waarin
de belasting is ingehouden en afgedragen. Voor verdragen waarin een kortere termijn
is opgenomen geldt dat de inspecteur verzoeken om teruggaaf buiten de in het verdrag
gestelde termijn ambtshalve in behandeling neemt binnen de hiervoor genoemde termijn
van vijf jaren.3
Artikel 8. Delegatiebepaling
De Minister van Financiën kan binnen de kaders van de verdragen waarop dit besluit
ziet, in afwijking van dit besluit, onder nadere voorwaarden bijzondere regelingen
treffen of binnen de door hem gestelde kaders de Belastingdienst machtigen bijzondere
regelingen te treffen.
Artikel 9. Ingetrokken regelingen
De volgende regelingen zijn ingetrokken op de datum van inwerkingtreding van dit besluit:
Artikel 10. Inwerkingtreding
-
2 Dit besluit is ook van toepassing op elk door Nederland gesloten verdrag tot het vermijden
van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking
tot belastingen naar het inkomen (en het vermogen), (met Protocol), dat in werking
treedt na de inwerkingtreding van dit besluit, zulks vanaf de datum van toepassing
van dat verdrag.
Dit besluit wordt aangehaald als: Universele uitvoeringsvoorschriften belastingverdragen
2025, uitgezonderd het belastingverdrag met de VS.
Artikel 12. Publicatie en ondertekening
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.