Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg

[Regeling vervalt per 01-01-2035.]
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 22-12-2025 t/m heden.

Besluit van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 11 oktober 2025, nr. WJZ/101291496, over de verstrekking van een tegemoetkoming voor schade aan particuliere woningeigenaren door bodembeweging als gevolg van de voormalige steenkoolwinning in Limburg (Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg)

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

Gelet op 4:81 Awb;

Besluit:

Artikel 1. algemene bepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • acuut onveilige situatie: een situatie in het mijnbouwschadegebied, waarin als gevolg van de bouwkundige staat van een woning een acuut gevaar bestaat voor de gezondheid of veiligheid van personen;

  • bouwdepot: bedrag dat door een door de minister aangewezen partij wordt beheerd, waaruit namens de minister betalingen worden gedaan voor werkzaamheden ten behoeve van herstelmaatregelen die in opdracht van de aanvrager zijn getroffen;

  • Instellingsbesluit: Instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade;

  • kleine mijnbouwschade: mijnbouwschade waarvan de hoogte is vastgesteld op een bedrag tot € 10.000,–;

  • Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade: de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het Instellingsbesluit;

  • mijnbouwonderneming: exploitant van een mijnbouwwerk;

  • mijnbouwschade:

    • a. fysieke schade aan woningen waarvan voldoende aannemelijk is dat deze het gevolg is van bodembeweging door de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van steenkoolwinning; en

    • b. materiële schade die het directe gevolg is van de in onderdeel a bedoelde fysieke schade of het herstel daarvan, met in achtneming van bijlage 2 bij het Instellingsbesluit;

  • mijnbouwschadegebied: gebied als bedoeld in bijlage 1;

  • minister: Minister van Klimaat en Groene Groei;

  • middelgrote mijnbouwschade: mijnbouwschade waarvan de hoogte is vastgesteld op een bedrag van € 10.000,– tot en met € 20.000,–;

  • woning: woning als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Woningwet die door de eigenaar gebruikt wordt als hoofdwoning en de onlosmakelijk met de hoofdwoning verbonden bijbehorende bijgebouwen, mede omvattend, indien de woning deel uitmaakt van een gebouw beheerd door een vereniging van eigenaren of een daarmee vergelijkbare rechtsvorm, het relevante aandeel van de eigenaar in de gemeenschappelijke delen van het gebouw;

  • zware mijnbouwschade: mijnbouwschade waarvan de hoogte is vastgesteld op een bedrag hoger dan € 20.000,– of een acuut onveilige situatie;

Artikel 2. bevoegdheid

  • 1 De minister kent aan een natuurlijke persoon die eigenaar is van een woning gelegen in het mijnbouwschadegebied waaraan mijnbouwschade is opgetreden op diens aanvraag een voorziening voor deze schade toe.

  • 2 De minister kan op grond van dit besluit uitsluitend een voorziening toekennen indien hij de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor een voorziening heeft opengesteld door vaststelling van een tijdvak wanneer de aanvraag kan worden ingediend. De minister kan de openstelling beperken tot bepaalde postcodegebieden binnen het mijnbouwschadegebied of categorieën van aanvragers.

  • 3 De minister neemt een aanvraag om een voorziening voor schade niet in behandeling voor zover:

    • a. de woning waar de aanvraag betrekking op heeft niet gelegen is in het mijnbouwschadegebied;

    • b. door een mijnbouwonderneming of diens rechtsopvolger voor de schade waar de aanvraag betrekking op heeft een vaststellingsovereenkomst is gesloten;

    • c. door de minister voor de schade waar de aanvraag betrekking op heeft een besluit als bedoeld in artikel 137 van de Mijnbouwwet is genomen strekkend tot vergoeding van schade;

    • d. door het bestuur van de Stichting Calamiteitenfonds voor de schade waar de aanvraag betrekking op heeft een voorziening is toegekend;

    • e. door de aanvrager of diens vertegenwoordiger met de mijnbouwonderneming of diens rechtsopvolger voor de schade waar de aanvraag betrekking op heeft onderhandeld wordt met het doel te komen tot een vergoeding van de schade;

    • f. voor de schade waar de aanvraag betrekking op heeft een vordering is ingesteld bij de burgerlijke rechter, tenzij de vordering bij de burgerlijke rechter met instemming van de gedaagde door de aanvrager wordt ingetrokken;

    • g. de rechter uitspraak heeft gedaan over de aanspraak op en de omvang van de vergoeding van de schade waar de aanvraag betrekking op heeft; of

    • h. de schade waar de aanvraag betrekking op heeft, is hersteld voor 1 januari 2024 of na inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 3. voorziening

  • 1 Een voorziening als bedoeld in het artikel 2, eerste lid, bestaat in het geval van:

    • a. kleine mijnbouwschade uit een financiële tegemoetkoming ter hoogte van de mijnbouwschade waarvoor een voorziening is toegekend;

    • b. middelgrote mijnbouwschade uit herstel in natura van de mijnbouwschade waarvoor een voorziening is toegekend; of

    • c. zware mijnbouwschade uit herstel in natura van de mijnbouwschade waarvoor een voorziening is toegekend.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan de minister indien de aanvrager hier in zijn aanvraag om verzoekt en herstel in natura onredelijk of niet passend is voor het herstel van de mijnbouwschade een financiële tegemoetkoming in geld toekennen in de vorm van een bouwdepot.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b en c, kan de minister, als er op grond van het eerste lid een voorziening is toegekend voor een deel van de schade aan de woning, in overleg met de aanvrager:

    • a. een financiële tegemoetkoming ter hoogte van de mijnbouwschade in de vorm van een bouwdepot toe kennen; of

    • b. de volledige schade aan de woning in natura herstellen, indien de minister en de aanvrager schriftelijk overeenkomen dat de aanvrager de kosten van het herstel van het deel van de schade aan de woning waarvoor op grond van het eerste lid geen voorziening is toegekend zelf draagt.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kent de minister indien het door de minister vastgestelde bedrag aan mijnbouwschade groter is dan de waarde van de woning in onbeschadigde staat in beginsel een financiële tegemoetkoming toe waarmee de aanvrager een vergelijkbare andere woning in onbeschadigde staat kan kopen. De minister kan hier voorwaarden aan verbinden.

  • 5 In afwijking van het eerste lid kan de minister, als er op grond van artikel 2, eerste lid, een voorziening is toegekend voor een deel van de schade aan de woning, de schade aan de woning volledig herstellen indien er sprake is van een schrijnend geval.

  • 6 In afwijking van het eerste lid ontvangt de aanvrager voor mijnbouwschade aan de gemeenschappelijke delen van een complex beheerd door een vereniging van eigenaren, of een daarmee vergelijkbare rechtsvorm, een financiële tegemoetkoming die wordt berekend naar evenredigheid van diens procentuele aandeel in die vereniging of rechtsvorm.

  • 7 In afwijking van het eerste lid ontvangt de aanvrager een financiële tegemoetkoming voor mijnbouwschade, die vanaf 1 januari 2024 tot aan de inwerkingtreding van dit besluit is hersteld.

Artikel 4. acuut onveilige situatie

  • 1 Indien er sprake is van een vermoeden van een acuut onveilige situatie meldt de minister of de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade dit onverwijld aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de woning zich bevindt.

  • 2 In een situatie waarin het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de woning waarop een aanvraag ziet een voorziening heeft getroffen om een acuut onveilige situatie veilig te stellen komen de kosten van deze getroffen voorziening ten laste van de minister, ook indien de minister de aanvraag afwijst.

Artikel 5. advies Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade

  • 1 De minister vraagt, tenzij is besloten om de aanvraag met toepassing van het bepaalde in artikel 2, derde lid, niet in behandeling te nemen, ten behoeve van de beslissing op een aanvraag als bedoeld in het artikel 2, eerste lid, advies van de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade over de vraag:

    • a. of er sprake is van schade; en

    • b. of voldoende aannemelijk is dat de schade is ontstaan of mede is ontstaan door bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van steenkoolwinning.

  • 2 Indien voldoende aannemelijk is dat de schade is ontstaan of mede is ontstaan door bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van steenkoolwinning maakt de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouw een schadestaat op. Indien er een evidente andere oorzaak is die een deel van de schade verklaart, blijkt uit deze schadestaat, voor welk deel van de schade voldoende aannemelijk is dat deze kan worden toegerekend aan bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van steenkoolwinning en welk deel kan worden toegerekend aan een evidente andere oorzaak.

Artikel 6. eisen aan de aanvraag

  • 1 Een aanvraag om een voorziening voor schade wordt door de aanvrager ingediend via een door de minister vastgesteld formulier.

  • 2 In aanvulling op artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht bevat de aanvraag ten minste:

    • a. telefoonnummer en bij voorkeur e-mailadres van de aanvrager en van de gemachtigde, indien de aanvraag door een gemachtigde wordt ingediend;

    • b. het adres van de woning waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c. een vermelding of er sprake is van een vermoeden van een onveilige situatie;

    • d. indien bekend de vermelding dat de schade bij een ander orgaan aanhangig is gemaakt, en zo ja, welk deel van de schade, wanneer en bij welk orgaan;

    • e. indien bekend vermelding of eerder een bouwkundige opname is uitgevoerd al dan niet in opdracht van de mijnbouwonderneming of diens rechtsopvolger, en zo ja, met datum van de uitvoering van de bouwkundige opname en kopie van het rapport;

    • f. indien van toepassing, de mededeling dat eerder schade aan de woning is gemeld en zo ja welk deel is vergoed en door welk orgaan;

    • g. een verklaring van de aanvrager van overdracht aan de Staat van de vordering op de mijnbouwonderneming of diens rechtsopvolger ter zake van de schade waarvoor vergoeding wordt aangevraagd;

    • h. overige relevante informatie; en

    • i. een verklaring dat het aanvraagformulier naar waarheid is ingevuld, en dat de voorwaarden zijn begrepen.

  • 2 Een digitale aanvraag kan niet worden ingediend, voordat de minister de mogelijkheid tot het doen van de betreffende aanvraag voor een voorziening heeft opengesteld als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

Artikel 7. beslistermijn

De minister neemt een besluit op de aanvraag binnen zes weken na ontvangst van:

  • a. het advies van de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade, of

  • b. de aanvraag, indien ten aanzien van de schade waarop de aanvraag betrekking heeft op het moment van inwerkingtreding van dit besluit reeds een advies is uitgebracht door de Technische Commissie Bodembeweging.

Artikel 8. overgangsbepaling

  • 1 Een verzoek om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 137 van de Mijnbouwwet die betrekking heeft op mijnbouwschade als bedoeld in dit besluit waarop door de minister op het moment van inwerkingtreding van dit besluit nog geen beslissing is genomen wordt geacht een aanvraag voor een voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, te zijn.

  • 2 De minister doet hiervan schriftelijk mededeling aan de verzoeker:

    • a. binnen twee weken na inwerkingtreding van dit besluit; of

    • b. binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, indien het verzoek om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 137 van de Mijnbouwwet na inwerkingtreding van dit besluit wordt ontvangen.

  • 3 De minister stelt de verzoeker in de gelegenheid om binnen 4 weken na ontvangst van de mededeling, als bedoeld in het tweede lid, schriftelijk aan te geven dat hij zijn verzoek niet wil laten behandelen als een aanvraag om een voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 9. evaluatie

De minister publiceert één jaar na de datum van het eerste besluit op een aanvraag een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van onderhavig besluit in de praktijk en vervolgens ten minste eenmaal in de vijf jaren. De doeltreffendheid wordt daarbij in ieder geval beoordeeld vanuit het perspectief van de aanvragers van een voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en de samenleving. Vanaf 2030 wordt in dit verslag tevens ingegaan op de noodzaak van het voortduren van de voorziening waarin dit besluit voorziet.

Artikel 10. gegevensverwerking

Ten behoeve van de goede uitvoering van artikel 2, eerste lid, verwerkt de minister de nodige gegevens, waaronder persoonsgegevens. De minister is verwerkingsverantwoordelijke voor deze verwerking.

Artikel 11. inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 22 december 2025 en vervalt met ingang van 1 januari 2035.

Artikel 12. citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokken decentrale overheden.

’s-Gravenhage, 11 oktober 2025

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

S.Th.M. Hermans

Bijlage 1. als bedoeld in artikel 1 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg

Bijlage 273623.png