Regeling model huisregels AIT en EBI

Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 01-11-2025 t/m heden.

Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 25 september 2025, nr. 5460249 houdende vaststelling van het model huisregels voor de afdeling voor intensief toezicht en de extra beveiligde inrichting

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

Gezien het advies van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming van 3 april 2025, kenmerk 6230876;

Besluit:

Artikel 2

  • 1 De directeur van een afdeling voor intensief toezicht of een extra beveiligde inrichting stelt, in aanvulling op de bij of krachtens de wet gegeven regels, met inachtneming van het model opgenomen in de bijlage en de daarbij gegeven aanwijzingen huisregels voor zijn afdeling of inrichting vast.

  • 2 De directeur stelt de huisregels binnen twee dagen na inwerkingtreding van deze regeling vast.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

A.C.L. Rutte

Bijlage 1. Model huisregels AIT

Inhoudsopgave

Introductie

1 Algemene bepalingen

2 De Inrichting waar u verblijft

2.1 Uw afdeling

2.2 Uw verblijfsruimte

2.3 Dagindeling

2.4 Screeningsprocedure persoonlijke contacten

2.5 Tijdelijke verruiming van contactmomenten

3 Programmaonderdelen

3.1 Luchten

3.2 Arbeid

3.3 Lichamelijke oefening en sport

3.4 Onderwijs en vorming

3.5 Recreatie

3.6 Bibliotheek

3.7 Winkel

3.8 Bezoek

3.8.1 Persoonlijk bezoek

3.8.2 Geprivilegieerd bezoek

3.8.3 Consulair bezoek

3.8.4 Presentatie ambassade/consulaat

3.9 Telefoneren

3.9.1 Telefoneren met persoonlijke relaties

3.9.2 Telefoneren met geprivilegieerde contacten

4 Verzorging

4.1 Geestelijke verzorging

4.2 Medische verzorging

4.3 Sociale verzorging en hulpverlening in de inrichting

4.3.1 Aansluiting nazorg

4.3.2 Psycholoog

4.3.3 Fasering en vrijhedenbeleid

4.3.3.1 Selectie en overplaatsing

4.3.3.2 Tijdelijk verlaten van de inrichting

4.3.4 Ontspanningskas

4.4 Persoonlijke verzorging

4.5 Materiële verzorging

4.5.1 Voorwerpen in de inrichting

4.5.2 Geld

4.5.3 Postzaken en correspondentie

4.5.4 Boeken, kranten, cd’s en tijdschriften

5 Gedetineerdencommissie

6 Controle en geweldgebruik

6.1 Identificatie

6.2 Onderzoek verblijfsruimte

6.3 Urinecontrole

6.4 Onderzoek aan kleding of lichaam

6.5 Onderzoek in het lichaam

6.6 Onvrijwillige geneeskundige behandeling

6.7 Mechanische middelen

6.8 Geweld en vrijheidsbeperkende middelen

6.9 DNA-onderzoek

7 Ordemaatregelen

7.1 Algemeen

7.2 Uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten

7.3 Afzondering

8 Disciplinaire straffen

8.1 Algemeen

8.2 Straffen die kunnen worden opgelegd

8.3 Voorwaardelijke straf

9 Schadeclaims

9.1 Schadeverhaal op gedetineerde

9.1.1 Schade aan rijkseigendommen

9.1.2 Kosten door lichamelijk letsel

9.2 Aansprakelijkheid inrichting

10 Instanties

10.1 Commissie van Toezicht

10.2 Beklagcommissie

10.3 Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)

10.4 Juridisch advies voor gedetineerden

11 Verzoek- en bezwaarschriftprocedure

11.1 Verzoekschrift

11.2 Bezwaarschrift

12 Bemiddeling, beklag en beroep

12.1 Bemiddeling

12.2 Beklag

12.3 Beroep

13 Informatie-, hoor- en mededelingsplicht

13.1 Informatieplicht

13.2 Hoorplicht

13.3 Mededelingsplicht

13.3.1 Inzage in penitentiair dossier

14 Overig

14.1 Het ondergaan van vrijheidsstraf in eigen land

14.2 Voorwaardelijke invrijheidstelling

14.3 Contacten met de media

14.4 Gratie

Bijlagen

I. Begripsbepalingen

II. Rekeningnummers CJIB

Huisregels afdeling voor intensief toezicht (naam penitentiaire inrichting)

Introductie

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Voor u liggen de huisregels van de afdeling voor intensief toezicht (AIT) van de Penitentiaire Inrichting (naam) te (plaats van de inrichting). Dit is een inrichting voor zowel verdachten als definitief veroordeelde mannen en vrouwen.

In de huisregels zijn uw rechten en plichten gegroepeerd per onderwerp opgenomen. Voor een aantal van deze onderwerpen geldt, dat niet alle van belang zijnde regelgeving is opgenomen maar alleen de voor u belangrijkste bepalingen. Zoveel mogelijk is per onderwerp aangegeven waar u desgewenst meer regelgeving over het onderwerp kunt vinden.

U kunt alle voor u van belang zijnde regelgeving raadplegen via de bibliotheek.

De huisregels liggen ter inzage op de afdeling en worden u op verzoek verstrekt. Het is in uw belang om deze regels goed door te lezen. Wij wijzen u er op dat u zich strikt dient te houden aan de in deze map omschreven regels. Wanneer er voor u onduidelijkheden zijn, dan kunt u bij het personeel van de afdeling terecht voor advies.

Tijdens uw detentie geldt nadrukkelijk dat u uw verantwoordelijkheid kunt nemen om aan uw specifieke situatie te werken om zo succesvol in de samenleving te re-integreren. U zult worden gestimuleerd om uw detentieperiode goed in te vullen. Binnen het voor u geldende regime krijgt u ruimte en mogelijkheden om zich voor te bereiden op een geslaagde resocialisatie.

1. Algemene bepalingen

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

.. De directeur is bevoegd om voor zover zulks noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming aan u bevelen te geven. Daarnaast kan de Minister van Justitie en Veiligheid (hierna: de Minister) een bevel afgeven tot het beperken van uw deelname aan activiteiten en/of uw communicatiemogelijkheden beperken als er aanwijzingen zijn van misbruik van uw contacten of ernstig gevaar voor de openbare orde en veiligheid buiten de inrichting. U bent verplicht deze bevelen op te volgen.

.. Ambtenaren en medewerkers zijn veelal door de directeur gemachtigd tot de uitoefening van de bij of krachtens de wet gegeven bevoegdheden en de naleving van zijn zorgplichten.

.. Het is verboden te roken in: .....

Het is binnen deze inrichting niet toegestaan contacten, mondeling, dan wel schriftelijk, te onderhouden met gedetineerden die zijn ingesloten op een andere afdeling binnen deze inrichting of in een andere AIT-groep. Dit geldt ook ten aanzien van contacten met gedetineerden die tijdelijk buiten de inrichting zijn geplaatst, maar wel de status van een AIT-gedetineerde hebben. Dit alles geldt, tenzij door het bevoegde gezag anders bepaald.

Het dragen van gezichtsbedekkende kleding is niet toegestaan in de gebouwen en bijbehorende erven van onderwijsinstellingen, zorginstellingen en overheidsinstellingen. Een penitentiaire inrichting (PI) is een gebouw van een overheidsinstelling en dit houdt in dat deze wet ook in de PI (naam inrichting) geldt. Het gaat om kleding die het gezicht geheel bedekt of zodanig dat alleen de ogen onbedekt zijn, dan wel onherkenbaar maakt. Het is niet van belang op welke wijze en met welk materiaal het gezicht bedekt wordt. Iedere vorm van gezichtsbedekking waarmee de drager zijn gezicht onherkenbaar maakt, valt onder het verbod. Het maakt daarbij niet uit of het een gezichtssluier, een bivakmuts, een integraalhelm of ander materiaal is. Wanneer u weigert om dit af te doen dan wel te verwijderen, pleegt u een strafbaar feit en kunt u strafrechtelijk gesanctioneerd worden. Daarnaast volgt u een opdracht van het personeel niet op en kunt u hiervoor disciplinair gesanctioneerd worden.

.. De directeur kan u opdragen om mee te werken aan oefeningen op het gebied van (brand)veiligheid.

.. Indien u in vrijheid wordt gesteld wordt een door de directeur getekend bewijs van ontslag aan u uitgereikt.

.. De in deze huisregels aan u toegekende rechten worden beperkt indien de rechter-commissaris, het Openbaar Ministerie of de hulpofficier van justitie die de inverzekeringstelling heeft gelast, dit in het belang van het strafrechtelijk onderzoek heeft bevolen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 5, art. 40d, art. 40e en art. 50 tot en met art. 55

  • Wetboek van Strafvordering; art. 62a en 76

  • Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding; art. 1, eerste lid

  • Penitentiaire maatregel; art. 3

2. De inrichting waar u verblijft

2.1. Uw Afdeling

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U verblijft in een AIT. Dit houdt in dat u gedurende uw verblijf in de AIT, in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en/of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, bent onderworpen aan extra veiligheidsmaatregelen en beperkingen.

Het personeel van uw afdeling, evenals de overige personen die in de inrichting werkzaamheden verrichten, zijn in contacten met u altijd met ten minste twee personen. Dit is het zogeheten vier ogen-principe.

Wanneer u binnen uw eigen AIT-groep in gemeenschap met anderen verblijft of onderlinge contacten heeft, wordt, al dan niet middels technische hulpmiddelen, toezicht uitgeoefend, tenzij in de huisregels anders is bepaald. Dit toezicht kan mede het beluisteren en opnemen van gesprekken omvatten. De gehele afdeling, met uitzondering van de cellen, is voorzien van hulpmiddelen waarmee zowel visueel als auditief toezicht op u wordt uitgeoefend.

De Minister heeft de AIT aangewezen als een individueel regime. De directeur bepaalt in welke mate u aan gemeenschappelijke activiteiten kunt deelnemen. Dit houdt in dat u en de medegedetineerden van uw AIT-groep, met een maximum van in totaal (vier tot acht) gedetineerden, aan de gemeenschappelijke activiteiten kunt deelnemen.

De activiteiten die in gemeenschap kunnen plaatsvinden zijn luchten, arbeid, lichamelijke oefening, sport en recreatie, evenals overige activiteiten waarvoor de directeur toestemming heeft verleend. Behoudens de activiteiten en overige programmaonderdelen genoemd in hoofdstuk 3 en de verzorgingsmomenten genoemd in hoofdstuk 4, verblijft u in uw verblijfsruimte.

Elke twaalf maanden wordt door de Minister (namens deze de selectiefunctionaris) een beslissing genomen over de noodzaak uw verblijf in de AIT te verlengen.

Voor overige ordemaatregelen, controle en geweldgebruik wordt u verwezen naar hoofdstukken 6, 7 en 8.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 21 en art. 22

  • Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden; artikel 26, derde lid

2.2. Uw verblijfsruimte

(Aan de directeur; zaken als inventaris verblijfsruimte, intercom, prikbord, schoonmaken etc. of zaken aangaande de meerpersoonsverblijfsruimten)

2.3. Dagindeling

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Om veiligheidsredenen wisselt het dagprogramma. In beginsel wordt op uw verzoek ’s ochtends het gehele programma, dan wel indien dit om veiligheidsredenen van belang wordt geacht, slechts een deel van het programma van die dag, aan u bekend gemaakt. Uw rechtactiviteiten worden over de week verspreid aangeboden.

Indien u voor een activiteit in aanmerking komt, wordt u hiervan, mits mogelijk, tijdig op de hoogte gesteld. U kunt dan aangeven of u interesse voor het programmaonderdeel heeft. Wanneer u aan het programmaonderdeel wilt deelnemen, dient u zich gereed te maken voor die activiteit. Indien u aangeeft geen interesse te hebben of indien u niet gereed bent bij het uitsluiten, dan vervalt de deelname aan het programmaonderdeel en wordt of blijft u ingesloten in uw verblijfsruimte.

U kunt een programmaonderdeel in beginsel niet voortijdig beëindigen. De activiteiten vinden plaats in de daarvoor bestemde arbeids-, recreatie-, en sportruimten.

De directeur kan, voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en/of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, bepalen dat een programmaonderdeel geen doorgang vindt of voortijdig wordt afgebroken of dat het dagprogramma wordt gewijzigd.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 21 en art. 22

  • Penitentiaire maatregel; art. 3

2.4. Screeningsprocedure persoonlijke contacten

U kunt in de inrichting:

  • persoonlijk bezoek ontvangen, zie paragraaf 3.8.1;

  • telefoneren met persoonlijke relaties, zie paragraaf 3.9; en

  • geld ontvangen van en overmaken naar persoonlijke relaties, zie paragraaf 4.5.2.

Voor al deze vormen van contact geldt dat u de personen waarmee u op deze wijze contact wilt hebben eerst ter screening moet voordragen. U kunt maximaal vijftien personen ter screening opgeven.

De inrichting draagt er zorg voor dat deze personen ter screening zullen worden voorgedragen, nadat de te screenen contactpersoon de benodigde informatie volledig heeft aangeleverd. In beginsel duurt de screening van personen die in Nederland woonachtig zijn ongeveer twee weken. Screenen van personen die in het buitenland woonachtig zijn, vergt meer tijd. De screening van deze personen kan, afhankelijk van de medewerking van de buitenlandse autoriteiten, ongeveer twee maanden duren. Het kan voorkomen dat, vanwege ontbrekende gegevens en/of ontbrekende medewerking van de buitenlandse autoriteit, screening van een persoon in het buitenland niet mogelijk blijkt.

Indien de gegevens van de door u ter screening opgegeven persoon wijzigen, dient u een nieuwe screening aan te vragen.

De door u opgegeven personen worden gescreend door het Gedetineerden Recherche Intelligencepunt (GRIP) en het Landelijk Bureau Inlichtingen en Veiligheid (LBIV). Het GRIP en LBIV brengen op basis van de screeningsprocedure een advies aan de directeur uit of tegen een door u gewenst contact al dan niet bezwaren bestaan. Mede op basis van dat advies beslist de directeur. Zijn beslissing wordt u zo spoedig mogelijk medegedeeld. Indien de beslissing van de directeur een weigering van het verzochte contact met een opgegeven persoon inhoudt, dan wordt daarvan een schriftelijke mededeling aan u uitgereikt.

Indien de directeur heeft besloten het door u gewenste contact toe te staan, geldt deze beslissing in beginsel voor een jaar, ook in het geval van overplaatsing, tenzij er zich omstandigheden of redenen voordoen die de directeur anders doen beslissen. Indien dit het geval is, wordt u hiervan in kennis gesteld. Zonder dit bericht kunt u ervan uitgaan dat u de betreffende persoon niet meer ter screening behoeft voor te dragen.

De directeur kan, eventueel met inachtneming van het advies van het GRIP en LBIV, de toelating van een door u gewenst contact weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:

  • a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van uw vrijheidsbeneming;

  • b. de bescherming van de openbare orde en nationale veiligheid;

  • c. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;

  • d. de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.

Indien de directeur beslist dat er wel een bezwaar bestaat om het door u gewenste contact toe te staan, geldt deze weigering voor een periode van ten hoogste zes maanden. U heeft de mogelijkheid om na een periode van ten minste zes maanden een nieuwe screening voor de betrokken persoon aan te vragen. De directeur kan dit hernieuwd verzoek opnieuw weigeren, indien de noodzaak daartoe bestaat. U moet zich realiseren dat, ook al is er in deze tussenliggende periode niets gebleken van nieuwe bezwarende omstandigheden, het GRIP en LBIV wederom in het advies kan aangeven dat er (nog steeds) bezwaren bestaan.

Indien u verdacht wordt van, of veroordeeld bent wegens, een terroristisch misdrijf of indien de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door u gepleegde misdrijf een weigering van bezoek voor een zo lang mogelijke termijn vergt, dan kan de weigering voor een periode van maximaal twaalf maanden gelden. De directeur kan in deze gevallen de weigering daarna opnieuw opleggen voor een periode van twaalf maanden.

Aan u wordt in beginsel geen toestemming verleend om bezoek te ontvangen, correspondentie te verzenden en ontvangen of te telefoneren met personen die in een vorm van detentie verblijven. Tevens zal er geen toestemming verleend worden om bezoek te ontvangen van en te telefoneren met personen die minder dan zes maanden geleden met ontslag zijn gegaan uit een PI. Dit alles geldt tenzij het bevoegde gezag anders bepaalt1.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet: art. 38, derde lid, en art. 39, derde lid

  • Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen: art. 6

2.5. Tijdelijke verruiming van contactmomenten

U heeft recht op het wekelijks ontvangen van bezoek van uw (gescreende) persoonlijke contacten en op het telefoneren met uw (gescreende) persoonlijke contacten. Hoe vaak en hoe lang dat mag en op welke wijze u in dat recht kunt worden beperkt, staat in deze huisregels beschreven in de paragrafen 3.8 (bezoek) en 3.9 (telefoneren).

Indien sprake is van bijzondere omstandigheden in uw privésfeer kunt u de Minister gemotiveerd verzoeken om tijdelijke verruiming van die wekelijkse contactmomenten. Uit uw verzoek moet blijken van de bijzondere toestand of gebeurtenis waarvoor om tijdelijke verruiming wordt verzocht, de concrete noodzaak voor die tijdelijke verruiming alsmede de wens op welke wijze door de Minister invulling aan die tijdelijke verruiming zou moeten worden gegeven. Ook is vereist dat u bewijsstukken (bijvoorbeeld van een arts of burgerlijke stand) overlegt, waaruit van de bijzondere toestand of gebeurtenis en de noodzaak voor tijdelijke verruiming blijkt.

Een tijdelijke verruiming kan worden verleend mits de veiligheid dit toestaat en als de wekelijkse contactmomenten op grond van de wet niet kunnen worden afgewacht en contact noodzakelijk is wegens een bijzondere omstandigheid in uw persoonlijke sfeer:

  • a. geboorte van uw kind; of

  • b. aanstaand of daadwerkelijk overlijden van uw levenspartner, een kind, ouder, schoonouder, broer of zuster; of

  • c. een andere onvoorziene klemmende reden gelegen in uw persoonlijke sfeer.

Van de onder a en b genoemde situaties kan alleen sprake zijn als de betreffende toestand of gebeurtenis door een arts respectievelijk de burgerlijke stand is bevestigd.

Voordat een tijdelijke verruiming wordt verleend, dient ten aanzien van de persoon waarmee extra contact wordt toegestaan vast te staan dat:

  • de beweerde band bestaat (bijvoorbeeld door overlegging van een uittreksel uit de Basisregistratie Personen, een huwelijksakte/akte van partnerregistratie of

  • bij zwangerschap/geboorte – een bewijs van erkenning van een ongeboren vrucht);

  • de relatie hecht is (bijvoorbeeld door overlegging van stukken waaruit blijkt dat die persoon regelmatig bij u op bezoek komt of veelvuldig met u belt, of stukken waaruit blijkt dat de persoon en u voorafgaand aan detentie langdurig op hetzelfde adres stonden ingeschreven);

  • de persoon waarmee extra contact wordt toegestaan daartegen geen bezwaar heeft, en

  • uit onderzoek van de directeur is gebleken dat geen bezwaar bestaat tegen contact tussen de gedetineerde en die persoon (die persoon moet positief zijn gescreend).

De tijdelijke verruiming bestaat uit:

  • één uur extra ontvangst van bezoek in één week en/of

  • het voeren van één extra telefoongesprek van maximaal tien minuten in één week en/of

  • één extra minderjarige dan wel meerderjarige bezoeker tijdens het wekelijkse bezoekmoment op grond van de wet.

De Minister beslist over de precieze invulling en de duur van de tijdelijke verruiming en kan daaraan voorwaarden verbinden. In geval van gewijzigde omstandigheden – zoals bijvoorbeeld signalen dat de verruiming wordt misbruikt voor voortgezet crimineel handelen of ander gedrag dat onverenigbaar is met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming – kan de Minister een contact dat reeds is toegestaan of het daarvan nog resterende gedeelte intrekken, naar een ander tijdstip verplaatsen of er nadere voorwaarden aan verbinden.

Als uw verzoek wordt afgewezen kan daartegen rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) (zie paragraaf 12.3).

Nadere regelgeving

  • Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen; art. 6c en art. 6d.

3. Programmaonderdelen

3.1. Luchten

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U wordt elke dag in de gelegenheid gesteld ten minste één uur in de buitenlucht te verblijven, tenzij uw gezondheid zich daartegen verzet.

Wenst u niet aan het luchten deel te nemen, dan vervalt daarmee de mogelijkheid van die dag.

Wanneer u gaat luchten, is het in beginsel niet mogelijk om het luchten voortijdig te beëindigen.

Het luchten vindt individueel plaats op een daarvoor aangewezen luchtplaats, tenzij anders bepaald.

Het tijdstip waarop en de plaats waar u kunt luchten, kan van dag tot dag worden vastgesteld.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 24, tweede lid, art. 49 en art. 55, eerste lid

  • Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen; art. 10

3.2. Arbeid

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U wordt in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de in de inrichting op uw afdeling beschikbare arbeid, voor zover de aard van de specifieke detentiesituatie of de duur van de detentie zich daar niet tegen verzet. Door de directeur zal een individuele afweging worden gemaakt of u in aanmerking komt voor deelname aan arbeid. De arbeidswerkzaamheden vinden plaats in de daartoe specifiek toegewezen afgesloten ruimte. Arbeidswerkzaamheden vinden individueel plaats, tenzij anders bepaald.

Na het verrichten van arbeid wordt u aan uw lichaam onderzocht (zie ook paragraaf 6.4).

U bent niet verplicht om de aangeboden arbeid te verrichten, maar indien u niet naar de arbeid wenst te gaan, wordt u gedurende het arbeidsblok ingesloten. Daarnaast ontvangt u geen vergoeding conform de Regeling arbeid gedetineerden.

U ontvangt een vergoeding conform de Regeling arbeidgedetineerden.

U hoeft geen arbeid te verrichten op de algemeen erkende feestdagen zoals benoemd in de Algemene Termijnenwet en op zondagen. Indien u een religie belijdt op grond waarvan u op een andere dag dan voornoemd geen arbeid wilt verrichten kan de directeur bepalen dat u op die dag niet naar de arbeid hoeft. U ontvangt in dit geval geen loon over de arbeidsuren die voor u in het dagprogramma zijn opgenomen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 29 en art. 47

  • Algemene Termijnenwet; art. 3

  • Regeling arbeid gedetineerden

3.3. Lichamelijke oefening en sport

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U heeft recht op lichamelijke oefening en het beoefenen van sport gedurende tenminste tweemaal drie kwartier per week, voor zover uw gezondheid zich daar niet tegen verzet. Het sporten vindt plaats onder begeleiding van een sportinstructeur.

Het dragen van sportkleding is verplicht tijdens het sporten. Voorts dient u in de sportzaal ...(schoenen) te dragen.

Lichamelijke oefening en sport vinden individueel plaats, tenzij anders bepaald.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 48, tweede lid

3.4. Onderwijs en vorming

(Op het navolgende onderwerp na, aan de directeur)

(recht op het volgen van onderwijs en deelname aan andere educatieve activiteiten voor zover deze zich verdragen met de aard en de duur van de detentie en de persoon van de gedetineerde. Ook bij het volgen van onderwijs geldt het vier ogen-principe, zie paragraaf 2.1)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 48, eerste en vierde lid

3.5. Recreatie

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U heeft recht op deelname aan recreatieve activiteiten, gedurende tenminste zes uren per week, tenzij anders bepaald en voor zover uw gezondheid zich daar niet tegen verzet. De tijden waarop u recreatie heeft worden aan u bekend gemaakt.

Recreatieve activiteiten vinden individueel plaats, tenzij anders bepaald.

De recreatie vindt plaats op de afdeling waar u verblijft.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 49, eerste en tweede lid

3.6. Bibliotheek

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U heeft recht op het wekelijks gebruik maken van een bibliotheekvoorziening. U kunt op verzoek het bibliotheekaanbod bekijken. De bibliotheek draagt zorg voor de samenstelling van de gevraagde literatuur. De boeken worden door het personeel van de afdeling aan u uitgereikt. Na het uitlenen wordt de inhoud van de boeken gecontroleerd. Boeken en/of tijdschriften/stripboeken mogen onderling niet worden geruild. U bent zelf verantwoordelijk voor de aan u uitgeleende literatuur.

Op uw verzoek kunt u, op basis van uitleen, inzage verkrijgen in de Penitentiaire beginselenwet, de memorie van toelichting op de Penitentiaire beginselenwet, de Penitentiaire maatregel, de nota van toelichting op de Penitentiaire maatregel, de ministeriële regelingen en de hiertoe door de Minister aangewezen circulaires.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 48, eerste lid

3.7. Winkel

(Op de navolgende onderwerpen na, aan de directeur)

(aankoop gebruiksartikelen)

(U heeft, binnen door de directeur te stellen grenzen, recht op aankoop van artikelen die niet in het assortiment van de PI te verkrijgen zijn / buitenwinkel)

(aankoop van gebruiksartikelen tot maximaal € 100,– per week en aankoop van beltegoed tot maximaal € 20,– per week, waarbij voor alle aankopen geldt dat deze alleen mogelijk zijn mits voldoende saldo op de rekening-courant staat.)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 44, vijfde lid

3.8. Bezoek

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U verblijft in een AIT. Dit heeft mede tot gevolg dat alle personen (met uitzondering van de geprivilegieerde contacten, zie paragraaf 3.8.2), die u voor de eerste keer op bezoek wilt laten komen, vooraf worden gescreend. Mede naar aanleiding van de screening beslist de directeur of het door u gewenste bezoek is toegestaan. De screeningsprocedure staat beschreven in paragraaf 2.4.

U kunt geen bezoek ontvangen, dat u niet eerst ter screening heeft voorgedragen of waarvan de screeningsprocedure nog niet is afgerond, met uitzondering van de geprivilegieerde contacten. Pas nadat de screeningsprocedure is afgerond, kunt u een aanvraag tot (het eerste) bezoek bij de betrokken persoon indienen.

Door de inrichting wordt bepaald op welke dagen en tijdstippen de mogelijkheid bestaat om bezoek te ontvangen.

3.8.1. Persoonlijk bezoek

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U wordt in de gelegenheid gesteld om één keer per week, maximaal één uur, bezoek te ontvangen van personen met wie u het, volgens het bepaalde in paragraaf 3.8, is toegestaan contact te onderhouden. Daarbij geldt een maximum van twee meerderjarige bezoekers per keer, maar niet tegelijkertijd, dan wel één minderjarige bezoeker vergezeld van ten hoogste één meerderjarige bezoeker. Het is niet mogelijk om bezoekuren op te sparen. De planning van het bezoek berust bij de inrichting.

Het bezoek in de AIT vindt in het kader van de orde of veiligheid en/of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming in de inrichting plaats, in een daarvoor aangewezen bezoekruimte.

In de AIT wordt tijdens het bezoek altijd toezicht gehouden. De gesprekken gevoerd tijdens het bezoek worden altijd live gemonitord. Die gesprekken worden opgenomen en het personeel luistert en kijkt mee tijdens de gesprekken. Indien de gesprekken niet in het Nederlands worden gevoerd worden die achteraf vertaald. Ook kan, indien nodig, tijdens de gesprekken een tolk worden ingezet om voor live vertaling te zorgen.

De inrichting gaat ervan uit dat u tijdens het bezoek Nederlands spreekt. Als dat niet zo is, dient u 48 uur van tevoren aan te geven in welke taal (en eventuele bijzonderheden daarbij, bijvoorbeeld een bepaald dialect) u de gesprekken tijdens het bezoek wenst te voeren. Bezien zal worden of tijdig voor vertaling kan worden gezorgd. Mocht dat niet zo zijn, zal het bezoek niet binnen 48 uur na opgave van de taal kunnen plaatsvinden, maar op een later moment. Het gesprek wordt beëindigd indien toch een andere dan de opgegeven taal wordt gebruikt.

De directeur kan bepalen dat, behalve deze vormen van toezicht, er nog op andere wijze toezicht plaatsvindt. Aan u en uw bezoek wordt altijd van tevoren mededeling gedaan van de aard en de reden van dit toezicht.

In het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting is het aantal personen dat tegelijkertijd bij u wordt toegelaten beperkt tot 1 (één) bezoeker, met dien verstande dat:

  • a. kinderen onder de 14 jaar door één volwassen bezoeker worden begeleid;

  • b. iedere bezoeker zich bij binnenkomst op deugdelijke wijze dient te legitimeren.

Een ieder die de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt, is verplicht op de eerste vordering van een ambtenaar een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden. Deze verplichting geldt ook indien de vordering wordt gedaan door een personeelslid.

Bezoek vindt plaats onder de volgende (extra) voorwaarden:

  • de bezoeker onderwerpt zich voorafgaande aan het bezoek aan een onderzoek aan de kleding;

  • fysiek contact tussen u en uw bezoek is verboden, behoudens het geven van een hand bij binnenkomst en bij vertrek;

  • u onderwerpt zich voorafgaande en na afloop van het bezoek aan een onderzoek aan uw kleding en lichaam (bij bezoek zonder glazen wand);

  • u kunt geen bezoek zonder toezicht ontvangen;

  • indien u een kind heeft tot de leeftijd van 14 jaar zal de directeur voorzien in passend contact tussen u en uw kind, waarbij wordt gestreefd naar het laten plaatsvinden van bezoek in een zo kindvriendelijk mogelijke ruimte. De directeur kan vanuit veiligheidsoverwegingen of in het belang van het kind anders besluiten. Bij het bezoek zal fysiek of door middel van een cameratoezicht worden gehouden. De screening vindt plaats op dezelfde wijze als die van uw andere contacten.

U en uw bezoek dienen zich strikt aan deze regelgeving te houden. Bij overtreding hiervan kan het bezoek onmiddellijk worden beëindigd. Bovendien kunnen daaraan sancties en/of maatregelen worden verbonden. U draagt hiervoor zelf de verantwoordelijkheid.

Kort samengevat zien de bezoekmogelijkheden van uw persoonlijke relaties er als volgt uit:

Hoe vaak kunt u bezoek krijgen van uw persoonlijke relaties?

U mag één keer per week bezoek ontvangen

Hoe lang duurt elk bezoek?

Het bezoek duurt maximaal één uur

Wat gebeurt er met de minuten die u overhoudt als u korter dan een uur bezoek ontvangt?

Die minuten vervallen en kunt u niet opsparen

Hoeveel bezoekers mogen per keer bij u op bezoek komen?

– Bij elk bezoek mogen maximaal twee bezoekers op bezoek komen, maar niet tegelijk. Zij kunnen om de beurt bij u op bezoek

– De enige uitzondering daarop is het bezoek van één minderjarige tot 14 jaar: die moet worden begeleid door één volwassene

Wie mag er niet bij u op bezoek komen?

– alle personen die niet positief zijn gescreend

– alle personen die in een vorm van detentie verblijven

– personen die minder dan 6 maanden geleden met ontslag zijn gegaan uit een vorm van detentie

Bezoek zonder toezicht mogelijk?

Nee

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 29, art. 38 art. 40c en art. 58

  • Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen, art. 3, tweede lid, en art. 6

3.8.2. Geprivilegieerd bezoek

(Op de navolgende bepalingen en het onderwerp na, aan de directeur)

Een aantal personen en instanties, de zogenaamde geprivilegieerde contacten als omschreven in artikel 37 van de Penitentiaire beginselenwet, is gerechtigd om u te bezoeken en in beginsel vrijelijk contact met u te onderhouden.

De Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV), Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) of leden daarvan, de Commissie van Toezicht (CvT), of leden daarvan, en uw aangewezen rechtsbijstandverlener hebben te allen tijde toegang tot u. Voor de overige geprivilegieerde contacten geldt dat zij u op door de inrichting te bepalen tijdstippen kunnen bezoeken.

Maximaal twee rechtsbijstandverleners kunnen geprivilegieerd contact met u onderhouden. U moet aan de directeur aangeven met welke twee rechtsbijstandverleners u aanwijst als geprivilegieerd contact. Dit zijn uw aangewezen rechtsbijstandverleners als omschreven in artikel 40a, vijfde lid van de Penitentiaire beginselenwet.

U heeft op grond van artikel 40a, zesde lid van de Penitentiaire beginselenwet het recht om bij de Minister een verzoek in te dienen om toe te staan dat u wordt bijgestaan door één of meer andere rechtsbijstandverleners, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Daarbij kan worden gedacht aan de situatie dat u bij andere rechtszaken betrokken bent dan de straf- of daarmee samenhangende zaken en die andere rechtszaken niet door uw aangewezen rechtsbijstandverleners kunnen worden gedaan.

Uw aangewezen rechtsbijstandverlener kan zich bij bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld ziekte of verlof) laten vervangen door een vervangende rechtsbijstandverlener. Deze vervangende rechtsbijstandverlener bezoekt u dan in plaats van uw aangewezen rechtsbijstandverlener. In het geval u toestemming heeft gekregen voor een extra rechtsbijstandverlener als bedoeld in artikel 40a, zesde lid van de Penitentiaire beginselenwet gelden dezelfde bepaling als voor de aangewezen of vervangende rechtsbijstandverlener.

(aanvraag van geprivilegieerd bezoek)

In beginsel kunnen de genoemde personen en instanties zich vrijelijk met u onderhouden. Indien toezichthoudende maatregelen worden opgelegd, laat de directeur voor het bezoek weten welke toezichthoudende maatregelen genomen worden om het onderhoud zo ongestoord mogelijk te laten verlopen. De toezichthoudende maatregelen mogen er niet toe leiden dat vertrouwelijke mededelingen in het onderhoud tussen u en uw geprivilegieerd bezoek bij derden bekend kunnen worden. Het toezicht dient zodanig te worden uitgeoefend dat de vertrouwelijkheid van de conversatie tussen u en uw bezoeker blijft gewaarborgd.

In geval van bezoek van uw aangewezen rechtsbijstandverlener geldt een uitzondering en wordt visueel toezicht gehouden op het gesprek via cameratoezicht. De inhoud van het gesprek is niet hoorbaar. Het toezicht wordt zodanig uitgeoefend dat de vertrouwelijkheid van de conversatie tussen u en uw rechtsbijstandverlener blijft gewaarborgd.

De camerabeelden worden in beginsel terstond na het gesprek gewist. Een ambtenaar of medewerker van de inrichting kan een gesprek tussen u en uw aangewezen rechtsbijstandverlener onderbreken indien er bij het cameratoezicht gevaarlijk gedrag wordt waargenomen. In dat geval worden de camerabeelden van het gesprek bewaard, tot – afhankelijk of beklag en/of beroep wordt ingesteld tegen beëindiging van het gesprek – uiterlijk de dag na de uitspraak van de beroepscommissie.

Tegen beëindiging van het gesprek tussen u en uw rechtsbijstandverlener staat beklag en vervolgens beroep open.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 37, art. 38, art. 40a, art. 60 tot en met art. 68 en art. 69 tot en met art. 71

  • Penitentiaire maatregel; art. 23b, art. 29, art. 31 en art. 32, eerste lid

3.8.3. Consulair bezoek

(Op de navolgende bepalingen en het onderwerp na, aan de directeur)

Indien u een gedetineerde vreemdeling bent, heeft u het recht om contact te maken met uw diplomatieke vertegenwoordiging en om bezoek van consulaire medewerkers te ontvangen. U kunt de directeur van de inrichting verzoeken de consulaire vertegenwoordiger van de staat waarvan u onderdaan bent, op de hoogte te stellen van uw detentie. De directeur is verplicht aan uw verzoek gehoor te geven.

Indien u een gedetineerde vreemdeling bent heeft de consulaire ambtenaar het recht om u maximaal één maal per maand te bezoeken, tenzij u te kennen heeft gegeven daarop geen prijs te stellen. De consulaire ambtenaar dient de directeur hierom schriftelijk te verzoeken. Het bezoek komt niet in de plaats van uw persoonlijk bezoek. Vervolgens dient de consulaire ambtenaar contact op te nemen met de inrichting voor het plannen van een afspraak.

(met wie moet consulaire ambtenaar contact zoeken voor een afspraak)

De gesprekken gevoerd tijdens het bezoek worden altijd live gemonitord. Die gesprekken worden opgenomen en het personeel luistert en kijkt mee tijdens de gesprekken. Indien de gesprekken niet in het Nederlands worden gevoerd worden die achteraf vertaald. Ook kan, indien nodig, tijdens de gesprekken een tolk worden ingezet om voor live vertaling te zorgen.

De vertaling van de gesprekstof moet binnen een kort tijdsbestek kunnen geschieden. U dient 48 uur van tevoren aan te geven in welke taal (en eventuele bijzonderheden daarbij, bijvoorbeeld een bepaald dialect) u de gesprekken tijdens het bezoek wenst te voeren. Bezien zal worden of tijdig voor vertaling kan worden gezorgd. Mocht dat niet zo zijn, zal het bezoek niet binnen 48 uur na opgave van de taal kunnen plaatsvinden, maar op een later moment. Het gesprek wordt beëindigd indien toch een andere dan de opgegeven taal wordt gebruikt.

Met het oog op het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, ter voorkoming of opsporing van strafbare feiten en ter bescherming van slachtoffers of anderszins betrokkenen bij misdrijven wordt tijdens het bezoek altijd direct toezicht door het aanwezige personeel uitgeoefend.

De directeur kan bepalen dat behalve de hierboven genoemde vormen van toezicht er nog op andere wijze toezicht plaatsvindt. Aan u en uw bezoek wordt altijd van tevoren mededeling gedaan van de aard en de reden van dit toezicht.

Nadere regelgeving

  • Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963; art. 36

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 36, art. 38 en art. 56, derde lid

  • Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen; art. 3, derde lid

3.8.4. Presentatie ambassade/consulaat

(Op de navolgende bepaling na, aan de directeur)

Indien een ambtenaar, belast met het toezicht op vreemdelingen, u vordert om medewerking te verlenen aan een presentatie bij een ambassade of consulaat, bent u verplicht daaraan medewerking te verlenen.

Nadere regelgeving

  • Vreemdelingenwet 2000; art. 63, derde lid

3.9. Telefoneren

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U verblijft in een AIT. Dit heeft mede tot gevolg dat alle personen (met uitzondering van de geprivilegieerde contacten, zie paragraaf 3.8.2), waarmee u voor de eerste keer wilt telefoneren vooraf worden gescreend. Mede naar aanleiding van de screening beslist de directeur of het door u gewenste telefonisch contact is toegestaan. De screeningsprocedure staat beschreven in paragraaf 2.4.

Dit houdt voor u in dat indien u een telefoongesprek wenst te voeren met familie of andere personen waarmee u nog niet eerder tijdens uw verblijf in de AIT telefonisch contact heeft gehad, u deze personen van tevoren ter screening moet voordragen.

U mag met maximaal € 20,– per week uw beltegoed opwaarderen en over maximaal € 50,– aan beltegoed beschikken.

Door de inrichting wordt bepaald op welke dagen en tijdstippen de mogelijkheid bestaat om te telefoneren.

3.9.1. Telefoneren met persoonlijke relaties

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U heeft het recht om op de dag van uw insluiting of, indien die gelegenheid die dag niet bestaat vanwege het late tijdstip van uw insluiting, de daaropvolgende dag uw aangewezen rechtsbijstandverlener door de inrichting in kennis te laten stellen van uw insluiting. U kunt alleen uw aangewezen rechtsbijstandverlener bellen omdat andere personen die u wenst te bellen, eerst gescreend dienen te worden.

U wordt in de gelegenheid gesteld om drie keer per week (van maandag tot en met zondag) gedurende tien minuten per keer één telefoongesprek2, met een maximum van tien minuten per dag, te voeren met personen buiten de inrichting, echter niet met personen die in een vorm van detentie verblijven. U kunt de directeur gemotiveerd verzoeken om met uw in detentie verblijvende levenspartner of familielid te mogen bellen. De directeur zal op dit verzoek gemotiveerd beslissen.

Het telefoongesprek met een gescreend contact met een verblijfsadres in Nederland kan uitsluitend worden gevoerd vanuit daarvoor aangewezen plaatsen met een aangewezen toestel. Dit betreft één van de PI’s zoals genoemd in bijlage 1 bij de Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen, waarbij de persoon met wie u telefoneert gebruik moet maken van een door de desbetreffende PI verschafte telefoon. Aan de persoon met wie u telefoneert zal worden medegedeeld vanaf welke PI hij of zij kan bellen. De persoon met wie u telefoneert dient zich voorafgaand aan het telefoongesprek deugdelijk te legitimeren.

Bij personen in de leeftijd tot 14 jaar zal normaliter uitsluitend worden gecontroleerd op personalia en adres. Op verzoek verstrekt het personeel formulieren die u, ter invulling, aan uw relaties kunt toezenden.

Telefoongesprekken vanuit het buitenland kunnen enkel met toestemming van de Minister en onder door hem gestelde voorwaarden worden gevoerd.

Daarnaast worden de door u gevoerde gesprekken altijd live gemonitord. Die gesprekken worden opgenomen en het personeel luistert mee tijdens de gesprekken. Indien de gesprekken niet in het Nederlands worden gevoerd worden die achteraf vertaald. Ook kan, indien nodig, tijdens de gesprekken een tolk worden ingezet om voor live vertaling te zorgen.

De inrichting gaat ervan uit dat u tijdens het telefoneren Nederlands spreekt. Als dat niet zo is, dient u 48 uur van tevoren aan te geven in welke taal (en eventuele bijzonderheden daarbij, bijvoorbeeld een bepaald dialect) u wenst te telefoneren. Bezien zal worden of tijdig voor vertaling kan worden gezorgd. Mocht dat niet zo zijn, zal het telefoneren niet binnen 48 uur na opgave van de taal kunnen plaatsvinden, maar op een later moment. Het gesprek wordt beëindigd indien toch een andere dan de opgegeven taal wordt gebruikt.

De directeur kan bepalen dat behalve deze vormen van toezicht er nog op andere wijze toezicht plaats kan vinden. Aan u wordt altijd van tevoren mededeling gedaan van de aard en de reden van dit toezicht.

Bepaalde telefoonnummers zijn in de inrichting afgesloten (bijvoorbeeld van de Belastingdienst of de saldolijn van banken). Dit betekent dat het niet mogelijk is om die nummers te bellen.

Kort samengevat zien de mogelijkheden om te bellen met persoonlijke relaties er als volgt uit:

Hoe vaak en hoe lang mag u bellen?

U mag drie keer per week, gedurende 10 minuten per keer één telefoongesprek voeren, met een maximum van 10 minuten per dag

Mag u in die maximaal 10 minuten met meerdere personen bellen, in die zin dat u om de beurt met 1 persoon belt?

Nee, u mag in die 10 minuten met één persoon bellen

Wat gebeurt er met de minuten die u overhoudt als u korter dan 10 minuten belt?

Deze overgebleven minuten vervallen

Met wie mag u niet bellen?

– alle personen die niet positief zijn gescreend

– alle personen die in een vorm van detentie verblijven

– personen die minder dan 6 maanden geleden met ontslag zijn gegaan uit een vorm van detentie

Mag een gescreend contact vanuit elke door die persoon zelf gekozen locatie met mij bellen?

Nee, het telefoongesprek met een gescreend contact met een verblijfsadres in Nederland kan uitsluitend worden gevoerd vanuit daarvoor aangewezen plaatsen met een aangewezen toestel. Dit betreft één van de PI’s zoals genoemd in bijlage 1 bij de Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen, waarbij de persoon met wie u telefoneert gebruik moet maken van een door de desbetreffende PI verschafte telefoon. Aan de persoon met wie u telefoneert zal worden medegedeeld vanaf welke PI hij of zij kan bellen.

Telefoongesprekken vanuit het buitenland kunnen enkel met toestemming van de Minister en onder door hem gestelde voorwaarden worden gevoerd.

Is het mogelijk om te bellen met een partner of familielid die/dat zelf ook gedetineerd is?

U kunt de directeur gemotiveerd verzoeken om met uw in detentie verblijvende levenspartner of familielid te mogen bellen. De directeur zal op dit verzoek gemotiveerd beslissen

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 39, art. 40c en art. 58

  • Penitentiaire maatregel; art. 23a

  • Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen; art. 6, art. 6a en art. 6b

3.9.2. Telefoneren met geprivilegieerde contacten

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U wordt in de gelegenheid gesteld om met een geprivilegieerd persoon (dit is onder andere uw aangewezen rechtsbijstandverlener) te telefoneren. Ten hoogste twee aangewezen advocaten kunnen contact met u onderhouden (zie paragraaf 3.8.2). Ook voor het telefonisch contact geldt dat er sprake kan zijn van een vervangende rechtsbijstandverlener of dat u toestemming heeft gekregen voor een extra rechtsbijstandverlener.

Er wordt geen ander toezicht op de gesprekken uitgeoefend dan noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie u een gesprek voert of wenst te voeren, vast te stellen.

De Minister kan bevelen dat u aan beperkingen wordt onderworpen bij aanwijzingen van een ernstige gevaarzetting voor de openbare orde en veiligheid buiten de inrichting (een bevel op grond van artikel 40d van de Penitentiaire beginselenwet).

In dat geval kan uw aangewezen rechtsbijstandverlener alleen met u telefoneren vanaf een daarvoor aangewezen locatie en telefoon. Dit betreft één van de PI’s zoals genoemd in bijlage 1 bij de Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen, waarbij uw aangewezen rechtsbijstandverlener gebruik moet maken van een door de desbetreffende PI verschafte telefoon. Het personeel belt naar uw aangewezen rechtsbijstandverlener. Wanneer daadwerkelijk contact is gelegd, wordt de telefoon aan u overhandigd. Ook in het geval uw aangewezen rechtsbijstandverlener vanaf een aangewezen locatie moet bellen wordt geen ander toezicht op de gesprekken uitgeoefend dan noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie u een gesprek voert of wenst te voeren, vast te stellen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 2 en art. 39, art. 40a en art. 40d

  • Penitentiaire maatregel; art. 23b, art. 29 en art. 31

  • Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen, art. 6b

4. Verzorging

4.1. Geestelijke verzorging

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U heeft het recht uw godsdienst of levensovertuiging vrij te belijden en te beleven. U wordt in de gelegenheid gesteld persoonlijk contact te onderhouden met de geestelijk verzorger van de godsdienst of levensovertuiging van uw keuze, die aan de Dienst Geestelijke Verzorging is verbonden. Er zullen in beginsel twee geestelijk verzorgers bij het contact aanwezig zijn, zie het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1. Het is mogelijk dat deze geestelijk verzorgers van verschillende godsdienst of levensovertuiging zijn.

Voorts wordt u in gelegenheid gesteld om in de inrichting te houden godsdienstige bijeenkomsten (zoals kerk- en gebedsdiensten) of levensbeschouwelijke bijeenkomsten (zoals bezinningsbijeenkomsten) van uw keuze bij te wonen op de afdeling of via videoverbinding, voor zover uw gezondheid zich daar niet tegen verzet en dit vanuit veiligheidsoogpunt verantwoord is.

Aan de inrichting zijn geestelijk verzorgers vanuit verschillende religieuze -en levensbeschouwelijke stromingen verbonden: rooms-katholiek, protestants, orthodox, humanistisch, joods, moslim, boeddhistisch en hindoeïstisch.

Deelname vindt individueel plaats, tenzij anders bepaald.

Ook indien u niet tot enige godsdienstige gezindte behoort of tot een gezindte die deze dagen niet als rustdagen in acht neemt, gelden de algemeen erkende feestdagen zoals benoemd in de Algemene Termijnenwet en de zondagen als rustdag.

Briefwisseling tussen u en de geestelijk verzorger die is verbonden aan de inrichting waar u verblijft, is niet aan censuur onderworpen. Wel zal de post altijd gelezen worden door een tweede geestelijk verzorger en kan correspondentie met de geestelijk verzorger in uw aanwezigheid geopend worden ter controle op bijgesloten voorwerpen, zie het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1. Het is mogelijk dat deze geestelijk verzorgers van verschillende godsdienst of levensovertuiging zijn.

In het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming kan de directeur beperkingen stellen aan de manier waarop u uw godsdienst of levensovertuiging wenst te belijden dan wel te beleven.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 5, art. 36, vierde lid en art. 41

  • Algemene Termijnenwet; art. 3

  • Penitentiaire maatregel; art. 24 tot en met art. 27

4.2. Medische verzorging

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

Aan de inrichting zijn verbonden (bijv. huisarts, tandarts, psychiater)

(onderzoek bij binnenkomst: deelname aan arbeid en sport)

(aanvragen bezoek of ontvangst van huisarts, tandarts, psychiater etc.)

Tijdens een bezoek aan één van de bovengenoemde personen, kunt u in uw bewegingsvrijheid worden beperkt. De directeur kan bepalen dat het toezichthoudend personeel aanwezig is in de behandelruimte, indien dat noodzakelijk wordt geacht.

De geneeskundige behandeling wordt verricht door twee artsen – waarbij het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1 in acht wordt genomen – waarvan ten minste één arts is verbonden aan de inrichting, of door een aan de inrichting verbonden arts en een verpleegkundige.

(recht op raadpleging van o.a. eigen huisarts, tandarts en psychiater voor eigen rekening)

(medicijnen)

(ziek- en betermelding)

Als bij u sprake is van een gevaar dat wordt veroorzaakt door een stoornis van uw geestvermogens, kan de directeur op advies van de psychiater besluiten dat u hiervoor moet worden behandeld. Het kan noodzakelijk zijn dat u hiervoor moet worden overgeplaatst naar een bijzondere inrichting of afdeling.

Behandeling vindt alleen met uw toestemming plaats, tenzij er omstandigheden zijn die de behandeling zonder uw toestemming noodzakelijk maken. In paragraaf 6.6 staat beschreven wanneer een onvrijwillige geneeskundige behandeling kan plaatsvinden.

(vaststellen geneeskundig behandelingsplan, bijvoorbeeld als volgt:

‘De directeur zorgt ervoor dat er onder verantwoordelijkheid van een psychiater zoveel mogelijk met uw instemming een geneeskundig behandelingsplan wordt vastgesteld. Dit plan is erop gericht om het gevaar dat wordt veroorzaakt door een stoornis van uw geestvermogens zodanig weg te nemen dat u niet langer in deze bijzondere inrichting/op deze bijzondere afdeling hoeft te verblijven.’)

Onder ‘gevaar’ wordt hier verstaan:

  • 1. gevaar voor uzelf, hetgeen onder meer bestaat uit:

    • a. het gevaar dat u zich van het leven zult beroven of dat u zichzelf ernstig lichamelijk letsel zult toebrengen;

    • b. het gevaar dat u maatschappelijk te gronde gaat;

    • c. het gevaar dat u uzelf in ernstige mate zult verwaarlozen;

    • d. het gevaar dat u met hinderlijk gedrag agressie van anderen zult oproepen;

  • 2. gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit:

    • a. het gevaar dat u een ander van het leven zult beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zult toebrengen;

    • b. het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;

    • c. het gevaar dat u een ander, die aan uw zorg is toevertrouwd, zult verwaarlozen;

  • 3. gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.

(wijzigen behandelingsplan, bijvoorbeeld als volgt:

‘Het behandelingsplan kan na overleg met u worden gewijzigd. De wijziging wordt u voor het ingaan van de wijziging meegedeeld.’)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 42 en art. 46a tot en met art. 46c

  • Penitentiaire maatregel; art. 21 tot en met art. 23 en art. 46a

4.3. Sociale verzorging en hulpverlening in de inrichting

4.3.1. Aansluiting nazorg

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Binnen tien werkdagen na binnenkomst in de inrichting heeft u een gesprek met een inrichtingsmedewerker. Deze medewerker gaat met u na of er zaken zijn die in verband met uw detentie en de situatie daarna geregeld moeten worden. Het gaat daarbij om de volgende zaken:

  • een geldig identiteitsbewijs;

  • werk en inkomen;

  • huisvesting;

  • schulden;

  • zorg.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 43

4.3.2. Psycholoog

(het vier ogen-principe wordt gegarandeerd, paragraaf 2.1)

(Aan de directeur)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 43

4.3.3. Fasering en vrijhedenbeleid

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De afdeling Detentie & Re-integratie (D&R) houdt zich bezig met zaken betreffende het verloop en de fasering van uw detentie en met het op uw verzoek indienen van een gratieverzoek.

Na binnenkomst in de inrichting wordt een Detentie- en Re-integratieplan (D&R-plan) opgesteld. Uw D&R-plan wordt regelmatig besproken in het Multidisciplinair Overleg (MDO). Indien nodig wordt uw situatie besproken in het Psycho Medisch Overleg (PMO).

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 18a, art. 18b en art. 43

4.3.3.1. Selectie en overplaatsing

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Voorafgaand aan de plaatsing in de AIT wordt u gehoord door de selectiefunctionaris waarbij u uw bezwaren tegen een plaatsing in de AIT kenbaar kunt maken. Indien u in de AIT geplaatst wordt kunt u tegen die beslissing beroep instellen bij de RSJ (zie paragraaf 12.3 over het instellen van beroep).

De Minister, namens deze de selectiefunctionaris, neemt elke twaalf maanden een besluit over de verlenging van uw verblijf in de AIT. Indien de Minister, namens deze de selectiefunctionaris, overweegt uw verblijf in de AIT te verlengen, zult u gehoord worden door de selectiefunctionaris waarbij u uw bezwaren tegen een verlenging van uw verblijf in de AIT kenbaar kunt maken. Indien besloten wordt tot een verlenging van uw verblijf in de AIT, kunt u beroep instellen bij de RSJ (zie paragraaf 12.3 over het instellen van beroep).

Een verzoek tot overplaatsing kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 18, vierde lid van de Penitentiaire beginselenwet, twaalf maanden na plaatsing of verlenging van die plaatsing in de AIT worden gedaan.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet: art. 15, art. 16, art 17 en art. 18

  • Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden; art. 26

4.3.3.2. Tijdelijk verlaten van de inrichting

(Op de navolgende bepaling en onderwerpen na, aan de directeur)

(incidenteel verlof; wanneer, hoe aanvragen, verwijzen naar de ministeriële Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting)

(strafonderbreking; wanneer, hoe aanvragen, verwijzen naar de ministeriële Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting)

Tijdens uw verblijf in de AIT komt u niet in aanmerking voor re-integratieverlof.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 26

  • Wetboek van Strafvordering; art. 6:2:4

  • Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, art. 16, eerste lid en onder g, onder 4°, en art. 34 tot en met art. 40a

4.3.4. Ontspanningskas

In de AIT wordt geen gebruik gemaakt van de ontspanningskas.

4.4. Persoonlijke verzorging

(Op de navolgende onderwerpen na, aan de directeur)

(voeding, voeding en godsdienst of levensovertuiging, dieet)

(dragen van rijkskleding en eigen kleding/schoeisel: uitgangspunt; recht op dragen van eigen kleding tenzij de eigen kleding niet voldoet aan in redelijkheid te stellen eisen)

(linnengoed)

(wasgoed: uitgangspunt (met uitzondering van het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg): wassen geschiedt op eigen risico en voor eigen kosten van de gedetineerde; een algemene geldelijke periodieke heffing is niet toegestaan).

(douchen; minimale frequentie 2 keer per week)

(kapper; aanvraag/kosten: 1 keer per zes weken van rijkswege)

(gebruiksartikelen – indien gewenst – verstrekt door de inrichting: in elk geval shampoo, zeep, tandpasta, tandenborstel, kam, toiletpapier en indien van toepassing: scheergerei voor de mannelijke gedetineerde, maandverband voor de vrouwelijke gedetineerde of verzorgingsartikelen voor kinderen)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 44

4.5. Materiële verzorging

4.5.1. Voorwerpen in de inrichting

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

Het is u toegestaan in uw verblijfsruimte kleding en schoeisel die u nodig heeft voor dagelijks gebruik bij u te houden. De directeur bepaalt welke persoonlijke voorwerpen u in uw verblijfsruimte mag houden.

In de inrichting geldt een algeheel verbod op kleding en schoeisel van merken die genoemd worden op de door de inrichting opgestelde lijst met niet toegestane merken of een waarde boven de € 250,– per stuk/per paar heeft. Deze waarde wordt door de inrichting vastgesteld. U mag dergelijke kleding/schoeisel niet dragen of anderszins in uw bezit hebben in de inrichting.

Voor sieraden en accessoires geldt dat u per type sieraad/accessoire één stuk in uw bezit mag hebben en dat de gezamenlijke waarde van dergelijke voorwerpen niet hoger mag zijn dan maximaal € 500,–.

Het is u alleen toegestaan om voorwerpen die op de lijst toegestane voorwerpen op cel staan in uw verblijfsruimte te houden dan wel bij u te dragen, voor zover dit zich verdraagt met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.

Het is verboden om het blad De Vrije Zielen en opvolgers van het blad met gewijzigde titel in de inrichting in bezit te hebben.

Het bezit van huisdieren is niet toegestaan.

De directeur kan op grond van het belang van de handhaving van de orde of de (brand)veiligheid in de inrichting, dan wel de beperking van zijn aansprakelijkheid voor de voorwerpen, bepalen dat u eerder toegestane voorwerpen niet (langer) in uw verblijfsruimte mag houden.

Indien de directeur u toestemming verleent de door u gewenste voorwerpen bij u te mogen te houden, dient u zich te realiseren dat het hier gaat om een gunst en niet om een (verworven) recht. Dit houdt onder meer in dat indien u wordt overgeplaatst naar een andere afdeling of andere inrichting deze voorwerpen niet zonder meer kunnen worden meegenomen. U dient hiertoe wederom een verzoek in te dienen bij de directeur van de afdeling of inrichting waar u wordt geplaatst.

Aan het door u bij zich mogen houden van voorwerpen kan de directeur voorwaarden verbinden die het gebruik van en de aansprakelijkheid voor deze voorwerpen kunnen betreffen.

(goederen kunnen alleen worden ingevoerd door één van uw gescreende contactpersonen...)

(eigen-risicoverklaring)

In geval van vermissing of beschadiging van een voorwerp dat u met toestemming in uw verblijfsruimte heeft dan wel bij zich draagt, is de directeur aansprakelijk tot een maximaal bedrag van € 500,– per voorwerp. De directeur is niet aansprakelijk indien de vermissing of beschadiging het gevolg is van uw eigen opzet of bewuste roekeloosheid.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 29, vijfde lid, art. 31, derde lid, en art. 45

  • Penitentiaire maatregel; art. 49

4.5.2. Geld

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

(geldzaken)

Het is niet toegestaan contant geld in uw bezit te hebben. Uw contante geld wordt op een rekening-courant gezet.

Op uw rekening-courant mag maximaal een bedrag van € 250,– staan. Het is niet toegestaan een negatief saldo te hebben op uw rekening-courant.

Indien bij u of in een voor u bestemde brief vreemde valuta worden aangetroffen, worden deze voor u in de kas bewaard tot uw vertrek. Indien het gaat om euro’s, dan worden deze geboekt op uw rekening-courant, voor zover daarbij het maximaal toegestane saldo van € 250,– niet wordt overschreden. Als het maximaal toegestane saldo is bereikt worden de overige euro’s voor u op een geblokkeerde rekening bewaard tot uw vertrek.

Op het moment van uw ontslag wordt maximaal € 250,– contant meegegeven.

Het geld dat zich op het moment van uw ontslag in de kas bevindt wordt gestort op:

(per inrichting verschillend)

Wanneer geld wordt overgeschreven naar uw rekening-courant door één van uw vijftien gescreende contactpersonen, dan moet de afzender bij de overboeking uw achternaam, uw voorletters en uw registratienummer vermelden. Zonder aanwezigheid van die gegevens wordt de storting niet verwerkt en wordt het geld teruggestort naar de afzender.

Het aantal bankrekeningnummers waarnaar u geld mag overmaken is gelimiteerd tot de bankrekeningnummers van de maximaal vijftien gescreende contactpersonen. Zie voor de screeningsprocedure paragraaf 2.4. Bovendien dient de overmaking een noodzakelijk re-integratiedoel te dienen. Transacties voor bijvoorbeeld boetebetalingen of schulden zijn wel mogelijk.

Het is niet toegestaan geld over te maken naar een andere gedetineerde. Ook niet via een tussenpersoon buiten de inrichting.

Het is niet toegestaan dat u via telebankieren of telefonisch geld overmaakt van uw externe rekening naar uw rekening-courant.

Het gebruik van paysafecards of andere bankkaarten/betaalmiddelen is niet toegestaan.

Financiële transacties kunnen aanleiding geven tot nader onderzoek. De directeur beoordeelt de noodzaak en kan bij twijfel de overboeking weigeren. Dit geldt zowel voor overboekingen van uw rekening-courant als van het geblokkeerde tegoed.

Indien u geld uit het buitenland ontvangt is dit een financiële transactie.

Indien de financiële administratie een internationale postwissel of bankcheque voor u moet inwisselen is uw handtekening vereist. De verwerking neemt ongeveer drie weken in beslag.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 46

4.5.3. Postzaken en correspondentie

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Algemeen

U heeft, behoudens de navolgende beperkingen, recht om post te ontvangen en te verzenden. Indien u over onvoldoende gelden beschikt en niet in de gelegenheid bent inkomsten te verwerven uit arbeid, wordt aan u, op uw verzoek, eenmaal per week de port voor ten minste één brief van rijkswege verstrekt.

U dient zich tijdens het corresponderen te onthouden van uitspraken die de orde en veiligheid in gevaar kunnen brengen, zoals de veiligheid/procedures die gelden binnen de inrichting, alsmede het bekendmaken van de identiteit van de op de afdeling verblijvende gedetineerden en/of werkzaam zijnde medewerkers.

Met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid, de voorkoming of opsporing van strafbare feiten of de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven, is het aan u niet toegestaan om post te ontvangen van of te verzenden aan personen die in een vorm van detentie verblijven.

De directeur is bevoegd enveloppen of andere poststukken, gericht aan u of afkomstig van u op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen. De directeur mag dit doen in afwezigheid van u tenzij de enveloppen of andere poststukken afkomstig zijn van of bestemd voor de zogenaamde geprivilegieerde contacten, zoals uw aangewezen rechtsbijstandverlener, de Commissie van Toezicht of de beklagcommissie. De directeur zal in die gevallen het onderzoek altijd in aanwezigheid van u verrichten.

De directeur is eveneens bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken, gericht aan u of afkomstig van u, toezicht uit te oefenen tenzij de brieven of andere poststukken afkomstig zijn van of gericht aan geprivilegieerde contacten, zoals uw aangewezen rechtsbijstandverlener. Dit toezicht houdt onder meer in dat de directeur kan besluiten brieven of andere poststukken te kopiëren. Over de wijze waarop toezicht wordt uitgeoefend, wordt aan u van tevoren mededeling gedaan.

Door een daartoe aangewezen personeelslid vindt controle plaats op de envelop en de inhoud van de aan u gerichte of afkomstige brieven, dan wel poststukken. De inhoud van de brieven/poststukken wordt dus gelezen en, indien niet opgesteld in het Nederlands, vertaald.

De directeur kan de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, de voorkoming of opsporing van strafbare feiten, ter bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven. Te denken valt aan poststukken waarin racistische en/of beledigende uitlatingen zijn opgenomen, of uitlatingen over een medegedetineerde worden gedaan.

Dit geldt echter niet voor verzending of uitreiking van brieven of andere poststukken, alsmede bijgesloten voorwerpen gericht aan of afkomstig van geprivilegieerde contacten.

Wanneer voorwerpen worden aangetroffen die naar het oordeel van de directeur een gevaar opleveren voor de orde en veiligheid in de inrichting, dan worden deze ingenomen.

Niet-uitgereikte brieven of andere poststukken dan wel bijgesloten voorwerpen worden onder afgifte van een bewijs van ontvangst teruggestuurd naar de afzender, hetzij tot het einde van uw detentie ten behoeve van u bewaard, hetzij met uw toestemming vernietigd, hetzij met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten aan een opsporingsambtenaar ter hand gesteld.

U biedt elke brief of ander poststuk aan in een open envelop, met uitzondering van brieven of poststukken bestemd voor de zogenaamde geprivilegieerde contacten.

De te verzenden brief of het te verzenden poststuk dient u te voorzien van uw achternaam, registratienummer en celnummer. U draagt zorg voor voldoende frankering.

Het is u niet toegestaan bestellingen te ontvangen van postorderbedrijven en uitgeverijen, anders dan abonnementen op kranten of tijdschriften. Doet u dit toch, dan wordt de bestelling op uw kosten geretourneerd.

Briefpapier en enveloppen kunt u uitsluitend in de inrichtingswinkel aanschaffen, of kunnen in verband met het ontbreken van financiële middelen op uw verzoek door de inrichting aan u worden verstrekt. Ansichtkaarten en postzegels kunnen uitsluitend via de inrichtingswinkel worden aangeschaft. Het is u niet toegestaan blanco of voorgedrukt(e) ansichtkaarten of briefpapier te ontvangen. Het is eveneens niet toegestaan om via de post postzegels te ontvangen. U mag maximaal tien postzegels op uw cel hebben. De overige postzegels worden voor uw eigen risico door het personeel opgeborgen. Het onderling doorgeven van postzegels is niet toegestaan.

De voor u bestemde post wordt zo spoedig mogelijk na controle aan u uitgereikt.

Het is niet toegestaan om ingekomen relationele correspondentie uit te voeren.

Slechts geprivilegieerde post mag worden uitgevoerd. Zijn er door de rechter-commissaris aan u beperkingen opgelegd met betrekking tot uw correspondentie, dan wordt uw in- en uitgaande post eerst naar de rechter-commissaris gezonden.

Reguliere post

De inrichting gaat ervan uit dat niet geprivilegieerde correspondentie, door u te verzenden of te ontvangen, is opgesteld in het Nederlands. Als dat niet zo is, dient u aan te geven in welke taal (en eventuele bijzonderheden daarbij, bijvoorbeeld een bepaald dialect) de correspondentie is opgesteld. Bezien zal worden of voor vertaling kan worden gezorgd, waarna de correspondentie kan worden verzonden of ontvangen.

Geprivilegieerde post

Ten hoogste twee aangewezen rechtsbijstandverleners mogen met u corresponderen (zie paragraaf 3.8.2). Indien er sprake is van een vervangende rechtsbijstandverlener of u heeft toestemming gekregen voor een extra rechtsbijstandverlener, gelden dezelfde regels. Brieven of andere poststukken, gericht aan of afkomstig van andere rechtsbijstandverleners dan de aangewezen rechtsbijstandverleners worden niet uitgereikt aan u. Niet-uitgereikte brieven worden onder afgifte van een bewijs van ontvangst teruggestuurd naar de afzender.

Indien uw post is gericht aan een geprivilegieerd contact, dient u dit duidelijk op de envelop of op het poststuk te vermelden. Bij aan u geadresseerde geprivilegieerde post tekent u in het bijzijn van het personeel voor het ontvangen van gesloten geprivilegieerde post. Daarna zal deze aan u geadresseerde geprivilegieerde post in uw bijzijn door het personeel worden geopend en gecontroleerd op de aanwezigheid van eventuele contrabande. Na deze controle wordt de post aan u uitgereikt.

Indien er in deze geprivilegieerde post contrabande of zaken worden aangetroffen die de orde of de veiligheid kunnen schaden – denk aan paperclips, stalen bindingen, etc – zal het personeel u verzoeken deze goederen af te staan. Indien, en voor zover mogelijk, zal het personeel voor vervangende materialen zorgen.

De door u te versturen geprivilegieerde post zal in uw bijzijn door het personeel worden gecontroleerd op de aanwezigheid van eventuele contrabande. Na deze controle dient u, onder toezicht van het personeel, de bewuste post in een geadresseerde enveloppe te doen, af te sluiten en direct aan het personeel te overhandigen, die voor verzending zal zorgdragen.

Wenst u poststukken aan een geprivilegieerd contact te voorzien van nietjes en/of paperclips, dan dient u deze stukken met dat verzoek aan het dienstdoend personeel te overhandigen. Deze zal de stukken zoals gewenst, indien mogelijk, in uw bijzijn voorzien van nietjes of paperclips en zorgdragen voor verzending. U dient wel te beseffen dat door het afgeven van deze poststukken het vertrouwelijke karakter hiervan wordt opgeheven.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet: art. 36, art. 37, art. 40a, art. 40d en art. 58

  • Penitentiaire maatregel; art. 29, art. 30 en art. 31

  • Regeling geprivilegieerde post gedetineerden

4.5.4. Boeken, kranten, cd’s en tijdschriften

(Op het navolgende onderwerp na, aan de directeur)

(alleen rechtstreeks via een uitgever of via het aanbod van de inrichtingswinkel.)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 48, eerste lid

5. Gedetineerdencommissie

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Met het oog op de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, wordt er vanuit de AIT geen vertegenwoordiger afgevaardigd naar de Gedetineerdencommissie (Gedeco).

Indien u daarom verzoekt, wordt u op individuele basis in de gelegenheid gesteld onderwerpen betreffende de gang van zaken in de AIT met het afdelingshoofd te bespreken. Zo nodig kunt u daarna nog in de gelegenheid worden gesteld die onderwerpen met de directeur te bespreken. Wanneer u bepaalde zaken wilt bespreken, bestaat de mogelijkheid om een verzoekbriefje in te vullen en een gesprek aan te vragen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 74

6. Controle en geweldgebruik

6.1. Identificatie

(Op het navolgende onderwerp na, aan de directeur)

(Bij binnenkomst in de inrichting, bij het verlaten van de inrichting, bij het afnemen van DNA in het kader van de tenuitvoerlegging van een bevel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden en voor zover dit anderszins noodzakelijk is, stelt de directeur uw identiteit vast aan de hand van uw vingerafdrukken.)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 28

  • Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden

6.2. Onderzoek verblijfsruimte

(Aan de directeur)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 34

6.3. Urinecontrole

(Op de navolgende bepaling en het onderwerp na, aan de directeur)

De directeur kan u verplichten urine af te staan ten behoeve van een onderzoek van die urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen.

Een urinecontrole wordt in ieder geval uitgevoerd in de volgende gevallen:

  • bij de beslissing tot overplaatsing;

  • bij binnenkomst in de inrichting;

  • bij het vermoeden van gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen;

  • in geval van het vertrek van een gedetineerde naar een vervolgvoorziening zoals een verslavingskliniek.

U heeft het recht om kennis te nemen van de uitslag van het urine-onderzoek. Als u dit wilt, kunt u voor eigen rekening een hernieuwd onderzoek van de afgestane urine laten plaatsvinden.

(sancties bij positieve uitslag, weigering van de medewerking of (poging) fraude)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 30

  • Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen

6.4. Onderzoek aan kleding of lichaam

(Op de navolgende bepalingen en het onderwerp na, aan de directeur)

(wanneer en door wie)

In het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de PI kunt u op elk moment aan uw lichaam en kleding worden onderzocht. Daarbij wordt het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1 in acht genomen.

U wordt in elk geval aan uw lichaam en kleding onderzocht in de volgende gevallen:

  • a. bij binnenkomst en bij het verlaten van de PI;

  • b. bij plaatsing in de straf- of afzonderingscel;

  • c. voorafgaand aan en na afloop van bezoek zonder glazen wand;

  • d. indien dit anderszins in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid noodzakelijk is.

Bij zowel relatie- als ambtelijk bezoek (zoals rechtsbijstandverleners, personeel diplomatieke vertegenwoordiging, reclasseringsmedewerkers, psychologen of psychiaters), met of zonder glazen scheidingswand, vindt er voor aanvang en na einde van het bezoek een grondig onderzoek aan kleding plaats.

Tevens kunt u bij het verlaten, dan wel betreden van de unit gecontroleerd worden met behulp van de daartoe bestemde detectieapparatuur.

Voorts kunt u aan uw kleding onderzocht worden na activiteiten of contact met het personeel of overige personen die in de inrichting werkzaamheden verrichten.

Het onderzoek aan het lichaam omvat mede het uitwendig schouwen van de openingen en holten van uw lichaam.

Het onderzoek aan de kleding omvat mede het onderzoek van de voorwerpen die u bij u draagt of met u meevoert.

Indien u aan uw lichaam wordt onderzocht vindt dit onderzoek altijd in een besloten ruimte plaats. Het onderzoek wordt, voor zover mogelijk, verricht door personen van hetzelfde geslacht als u.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 27 en art. 29

6.5. Onderzoek in het lichaam

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U kunt in uw lichaam worden onderzocht, indien dit noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel voor uw gezondheid. Dit onderzoek wordt verricht door een arts of, in diens opdracht, door een verpleegkundige, waarbij het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1 in acht wordt genomen.

Indien u in uw lichaam wordt onderzocht vindt dit onderzoek altijd in een besloten ruimte plaats. Het onderzoek wordt, voor zover mogelijk, verricht door personen van hetzelfde geslacht als u.

Een ambtenaar of medewerker van de inrichting waar u verblijft, kan indien onverwijlde tenuitvoerlegging geboden is, een beslissing als voornoemd nemen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 31, art. 57 en art. 58

6.6. Onvrijwillige geneeskundige behandeling

(Op de navolgende bepalingen en het navolgende onderwerp na, aan de directeur)

Er zijn drie typen onvrijwillige geneeskundige behandeling:

  • 1. de gedwongen geneeskundige handeling;

  • 2. de a-dwangbehandeling;

  • 3. de b-dwangbehandeling.

De a-dwangbehandeling en de b-dwangbehandeling kunnen alleen worden toegepast indien u verblijft op of wordt overgeplaatst naar een bijzondere afdeling bestemd voor de behandeling van de geestelijke gezondheidstoestand.

Ad 1: De gedwongen geneeskundige handeling

De directeur kan u verplichten te gedogen dat ten aanzien van u een bepaalde geneeskundige handeling wordt verricht, indien die handeling naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid of veiligheid van u of van anderen. De handeling wordt altijd verricht door een arts of, in diens opdracht, door een verpleegkundige.

Van de toepassing van een gedwongen geneeskundige handeling wordt uiterlijk bij aanvang van de behandeling melding gedaan aan:

  • de Minister;

  • de Commissie van Toezicht en

  • de bevoegde inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, indien de geneeskundige handeling wordt toegepast ter afwending van ernstig gevaar dat voortvloeit uit een stoornis van uw geestvermogens.

Deze personen ontvangen een afschrift van de beslissing tot de gedwongen geneeskundige handeling en worden op de hoogte gesteld van de beëindiging van de gedwongen geneeskundige handeling.

(Maximale duur, opstellen behandelplan ter verbetering van de gezondheidstoestand, mogelijkheid tot voortzetting van de gedwongen geneeskundige handeling)

Wanneer u niet wil instemmen met (de wijziging van) uw geneeskundig behandelingsplan, en/of zich tegen de uitvoering van de daarin opgenomen behandelingsmiddelen verzet, kan onder verantwoordelijkheid van de behandelend arts worden overgegaan tot

  • a-dwangbehandeling, om een langdurig verblijf in/op deze bijzondere inrichting of afdeling te voorkomen;

  • b-dwangbehandeling, om een onmiddellijk dreigend gevaar binnen de inrichting af te wenden.

Ad 2: De a-dwangbehandeling (artikel 46d, aanhef en onder a, Pbw)

De directeur kan schriftelijk beslissen dat ten aanzien van u een a-dwangbehandeling wordt toegepast, indien aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat door een stoornis van uw geestvermogens wordt veroorzaakt niet binnen redelijke termijn kan worden weggenomen. Wat hier onder gevaar wordt verstaan, staat omschreven in paragraaf 4.2.

Indien de directeur voornemens is deze behandeling aan u op te leggen, meldt de directeur dit voornemen uiterlijk drie dagen voor het nemen van die beslissing aan de voorzitter van de Commissie van Toezicht. Deze schakelt de maandcommissaris in. Deze laatste zal u bezoeken. Tevens worden, indien op u van toepassing, uw aangewezen rechtsbijstandverlener, curator en mentor op de hoogte gesteld. Zij worden in de gelegenheid gesteld bezwaren tegen de beslissing kenbaar te maken.

De directeur verstrekt u onverwijld een afschrift van de beslissing tot a-dwangbehandeling, waarin onder meer staat vermeld voor welke termijn zij geldt – te weten niet langer dan drie maanden – en welke bezwaren daartegen zijn aangevoerd.

De a-dwangbehandeling wordt uiterlijk bij aanvang gemeld aan:

  • de Minister;

  • de Commissie van Toezicht en

  • de bevoegde inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, indien een geneeskundige handeling wordt toegepast in verband met een gevaar dat voortvloeit uit een stoornis van uw geestvermogens;

  • de aangewezen rechtsbijstandverlener;

  • de curator;

  • de mentor.

Deze personen ontvangen een afschrift van de beslissing tot de dwangbehandeling en worden op de hoogte gesteld van de beëindiging van de dwangbehandeling.

Deze behandeling zal u ondergaan in een daartoe geschikte afdeling of inrichting.

In de meest voorkomende gevallen zal dit een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) zijn.

Indien de directeur beslist tot de aanvang van een a-dwangbehandeling bestaat de mogelijkheid rechtstreeks beroep in te stellen bij de RSJ.

Voortzetting a-dwangbehandeling (artikel 46e, vijfde lid, jo. artikel 46d, aanhef en onder a, Pbw)

De directeur kan binnen zes maanden na afloop van de a-dwangbehandeling schriftelijk beslissen tot voortzetting van de a-dwangbehandeling.

De directeur verstrekt u onverwijld een afschrift van de beslissing tot voortzetting van de a-dwangbehandeling, waarin onder meer staat vermeld voor welke termijn zij geldt, te weten niet langer dan drie maanden.

De voortzetting van de a-dwangbehandeling wordt uiterlijk bij aanvang gemeld aan:

  • de Minister;

  • de Commissie van Toezicht en

  • de bevoegde inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Deze personen ontvangen een afschrift van de beslissing tot voortzetting van de dwangbehandeling en worden op de hoogte gesteld van de beëindiging van de dwangbehandeling.

Ad 3: De b-dwangbehandeling (artikel 46d, aanhef en onder b, Pbw)

De directeur kan beslissen dat ten aanzien van u een b-dwangbehandeling wordt toegepast, indien dit naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat binnen de inrichting door een stoornis van uw geestvermogens wordt veroorzaakt af te wenden. Wat hier onder gevaar wordt verstaan, staat omschreven in paragraaf 4.2.

De b-dwangbehandeling wordt uiterlijk bij aanvang gemeld aan:

  • de Minister;

  • de Commissie van Toezicht en

  • de bevoegde inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Deze personen ontvangen een afschrift van de beslissing tot de b-dwangbehandeling en worden op de hoogte gesteld van de beëindiging van de b-dwangbehandeling.

Deze behandeling zal u ondergaan in een daartoe geschikte afdeling of inrichting.

In de meest voorkomende gevallen zal dit een PPC zijn.

Indien de directeur beslist tot een b-dwangbehandeling bestaat de mogelijkheid hiertegen in beklag te gaan.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 5, art. 14, art. 32, art. 42, art. 46a tot en met 46e, art. 57 en art. 58

  • Penitentiaire maatregel; art. 21 tot en met art. 23

Zie voor de mogelijkheden van beklag en beroep hoofdstuk 12 van deze huisregels.

6.7. Mechanische middelen

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur kan bepalen dat u tijdens de afzondering door bevestiging van mechanische middelen aan uw lichaam voor een periode van ten hoogste 24 uur in uw bewegingsvrijheid wordt beperkt, indien die beperking noodzakelijk is ter afwending van een van u uitgaand ernstig gevaar voor uw gezondheid of de veiligheid van anderen dan uzelf.

De directeur stelt altijd onverwijld de arts of diens vervanger en de Commissie van Toezicht van de bevestiging van mechanische middelen in kennis.

De directeur kan de beslissing tot bevestiging van mechanische middelen aan uw lichaam telkens met ten hoogste 24 uur verlengen. De beslissing tot verlenging wordt genomen na overleg met de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 27, art. 33, art. 57 en art. 58

  • Regeling toepassing mechanische middelen in penitentiaire inrichtingen

6.8. Geweld en vrijheidsbeperkende middelen

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur is bevoegd tegen u geweld te gebruiken, dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:

  • a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

  • b. de uitvoering van een door de directeur genomen beslissing;

  • c. de voorkoming van het zich onttrekken door u aan het op u uitgeoefende toezicht;

  • d. de uitvoering van een ingevolge het Wetboek van Strafvordering of de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden door de officier van justitie of de rechter-commissaris genomen beslissing, alsmede de uitvoering van artikel 258a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Naast de directeur is de Minister of een daartoe door hem aangewezen ambtenaar of medewerker bevoegd jegens u geweld te gebruiken of vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden met het oog op een van de volgende belangen:

  • a. de uitvoering van een door hem genomen beslissing;

  • b. ter voorkoming van het zich onttrekken door u aan het op u uitgeoefende toezicht.

Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf. Degene die geweld heeft gebruikt, maakt hiervan onverwijld een schriftelijk verslag en doet dit verslag onverwijld aan de directeur, dan wel de Minister toekomen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 27 en art. 35

  • Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen

6.9. DNA-onderzoek

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Sinds de inwerkingtreding van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden wordt in de PI’s, in opdracht van het Openbaar Ministerie, celmateriaal afgenomen bij personen die veroordeeld zijn wegens ieder misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is.

U bent verplicht om celmateriaal voor DNA-onderzoek af te staan als u veroordeeld bent voor één van de volgende feiten:

  • een geweldsdelict;

  • een seksueel delict;

  • één of meer van de bijzondere delicten genoemd in het inwerkingtredingbesluit van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden waarop een strafdreiging van vier jaar of méér staat.

DNA wordt afgenomen door een hiertoe opgeleid personeelslid, waarbij het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1 in acht wordt genomen. Bij weigering krijgt u maximaal vijf dagen bedenktijd in een afzonderingscel. Mocht u hierna alsnog weigeren, wordt het DNA onder dwang door een arts afgenomen.

Bezwaar maken tegen de afname van DNA-celmateriaal is niet mogelijk. Wel kunt u bezwaar maken tegen de opname van uw DNA-profiel in de DNA-databank. Het bezwaar moet binnen twee weken na de DNA-afname worden aangetekend bij de griffie van de rechtbank waar u bent veroordeeld. Uw rechtsbijstandverlener kan u hierbij helpen. Is de rechter het met uw bezwaar eens? Dan wordt uw DNA-materiaal vernietigd. Is de rechter het niet met u eens (‘bezwaar ongegrond’), dan wordt alsnog een DNA-profiel gemaakt voor de DNA-databank. U kunt geen hoger beroep instellen tegen de beslissing van de rechter.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 35

  • Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden

7. Ordemaatregelen

7.1. Algemeen

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur is bevoegd aan u bevelen te geven voor zover dat noodzakelijk is in het belang van:

  • a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

  • b. een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

De directeur kan diverse ordemaatregelen opleggen. Een uitdrukkelijke wettelijke voorziening is getroffen ten aanzien van twee ordemaatregelen, die regelmatig voorkomen: de uitsluiting van activiteiten en de plaatsing in afzondering. Het pakket van ordemaatregelen dat de directeur ter beschikking staat, is echter groter.

Ordemaatregelen mogen nooit langer duren dan strikt noodzakelijk.

Voor het opleggen van een ordemaatregel is niet vereist dat u zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

U bent verplicht de aan u gegeven bevelen onverwijld op te volgen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 5, tweede, derde en vierde lid

7.2. Uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur kan u uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten:

  • a. indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;

  • b. indien dit ter bescherming van u noodzakelijk is;

  • c. in geval van ziekmelding of ziekte van u;

  • d. indien u hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.

De uitsluiting van deelname aan een of meer activiteiten op de gronden genoemd onder a of b, duurt ten hoogste twee weken. De directeur kan deze uitsluiting telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot uitsluiting nog bestaat.

Indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de uitsluiting, bedoeld onder a of b, geboden is, kan een ambtenaar of medewerker u uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten, voor een periode van ten hoogste vijftien uren.

In aanvulling op de bevoegdheden van de directeur ten aanzien van uw deelname aan activiteiten kan de Minister besluiten:

  • een beperking op te leggen of u uit te sluiten van de mate waarin u in staat wordt gesteld individueel dan wel met andere gedetineerden aan activiteiten deel te nemen;

  • een beperking op te leggen of u uit te sluiten van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 5, art. 23, art. 40d, art. 57 en art. 58

7.3. Afzondering

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur is bevoegd u in afzondering te plaatsen:

  • a. indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;

  • b. indien dit ter bescherming van u noodzakelijk is;

  • c. in geval van ziekmelding of ziekte van u;

  • d. indien u hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.

De afzondering wordt ten uitvoer gelegd in een afzonderingscel of in een andere verblijfsruimte. Gedurende het verblijf in de afzonderingscel neemt u niet deel aan activiteiten, voor zover de directeur niet anders bepaalt en behoudens het dagelijks verblijf in de buitenlucht. De directeur kan het contact met de buitenwereld gedurende het verblijf in de afzonderingscel beperken of uitsluiten.

De afzondering op de gronden genoemd onder a of b, duurt ten hoogste twee weken.

Wanneer u ter observatie in afzondering wordt geplaatst, kunt u door middel van een camera geobserveerd worden.

De directeur kan de afzondering op de gronden genoemd onder a of b, telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot afzondering nog bestaat.

Indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de afzondering op de gronden vermeld onder a of b, geboden is, kan een ambtenaar of medewerker u voor een periode van ten hoogste vijftien uren in afzondering plaatsen. De directeur wordt van deze plaatsing onverwijld op de hoogte gesteld.

De directeur draagt zorg dat, ingeval de afzondering langer dan vierentwintig uren duurt en ten uitvoer wordt gelegd in een afzonderingscel, de Commissie van Toezicht en de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger direct hiervan in kennis worden gesteld.

Afhankelijk van uw gedrag en uw psychische gesteldheid kunt u in beperkte mate gebruik maken van de op de afdeling aanwezige lectuur.

Het is mogelijk dat u de tenuitvoerlegging van de afzondering in een andere inrichting of op een andere afdeling moet ondergaan.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 5, tweede en derde lid, art. 24, art. 24a, art. 25, art. 57 en art. 58

  • Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen

8. Disciplinaire straffen

8.1. Algemeen

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Indien u betrokken bent bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming kan de directeur besluiten u een disciplinaire straf op te leggen.

Ook gedragingen door u gepleegd buiten de inrichting, kunnen voor een disciplinaire afdoening in aanmerking komen.

Indien een ambtenaar of medewerker constateert dat u betrokken bent bij feiten als voornoemd en hij voornemens is daarover aan de directeur een schriftelijk rapport uit te brengen, deelt hij u dit mede. De directeur beslist over het opleggen van een disciplinaire straf zo spoedig mogelijk nadat hem dit rapport is uitgebracht.

Indien de directeur of zijn plaatsvervanger zelf de feiten als voornoemd constateert, hoeft er geen schriftelijk rapport te worden opgemaakt.

Een straf kan worden opgelegd, dan wel ten uitvoer gelegd in een andere inrichting of afdeling dan waar het feit is begaan.

De directeur houdt aantekening:

  • van elke strafoplegging, dan wel wijziging daarvan;

  • indien een straf geheel of ten dele wordt herzien.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 50 tot en met art. 55, art. 57 en art. 58

8.2. Straffen die kunnen worden opgelegd

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur kan de navolgende disciplinaire straffen opleggen:

  • a. opsluiting in een strafcel, dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken;

  • b. ontzegging van bezoek voor ten hoogste vier weken, indien het feit plaatsvond in verband met bezoek van die persoon of personen;

  • c. uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten voor ten hoogste twee weken;

  • d. geldboete tot een bedrag van ten hoogste tweemaal het in de inrichting of afdeling geldende weekloon.

De directeur bepaalt bij de oplegging van een geldboete tevens door welke andere straf deze zal worden vervangen, ingeval de boete niet binnen de daartoe door hem gestelde termijn is betaald.

De directeur kan meer dan één straf opleggen, met dien verstande dat de straffen genoemd onder a en c slechts kunnen worden opgelegd voor zover zij samen niet langer duren dan twee weken.

De oplegging van een straf laat onverlet de mogelijkheid voor de directeur om ter zake van de door u toegebrachte schade met hem een regeling te treffen. De hoogte van de regeling is niet aan een wettelijk maximum gebonden.

Geen straf kan worden opgelegd, indien u voor het begaan van het feit of de feiten niet verantwoordelijk kunt worden gesteld.

Indien een straf is opgelegd, wordt deze onverwijld ten uitvoer gelegd. De directeur kan bepalen dat een straf niet of slechts ten dele ten uitvoer wordt gelegd.

Ad. a Opsluiting in een strafcel, dan wel een andere verblijfsruimte

Indien aan u de disciplinaire straf van opsluiting is opgelegd bent u uitgesloten van het deelnemen aan activiteiten, voor zover de directeur niet anders bepaalt en behoudens het dagelijkse verblijf in de buitenlucht.

De directeur draagt zorg dat, ingeval de opsluiting in een strafcel ten uitvoer wordt gelegd en langer dan vierentwintig uren duurt, de Commissie van Toezicht en de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger terstond hiervan in kennis worden gesteld.

Wanneer u in een strafcel bent geplaatst, kunt u door middel van een camera worden geobserveerd. De directeur kan het contact met de buitenwereld gedurende het verblijf in de strafcel beperken of uitsluiten.

Alleen tijdens het luchten is het toegestaan te roken. U dient zelf voor rookwaar te zorgen.

Tijdens uw verblijf in de strafcel draagt u van rijkswege verstrekte kleding. Afhankelijk van uw gedrag en uw psychische gesteldheid kunt u in beperkte mate gebruik maken van de op de afdeling aanwezige lectuur.

Indien de tenuitvoerlegging van de opsluiting in een strafcel in de inrichting of afdeling waar u verblijft niet mogelijk is of op ernstige bezwaren stuit, kan zij in een andere inrichting of afdeling worden ondergaan.

Ad. d Geldboete

Met weekloon wordt bedoeld het standaardloon inclusief de normale prestatietoeslagen, maar exclusief eventuele toeslagen voor weekeindwerkzaamheden, zoals in de huisdienst.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 50 tot en met art. 55, art. 57 en art. 58

  • Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen

8.3. Voorwaardelijke straf

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Een straf kan geheel of ten dele voorwaardelijk worden opgelegd. De proeftijd bedraagt ten hoogste drie maanden vanaf het moment van strafoplegging.

De directeur stelt in elk geval als voorwaarde dat u zich onthoudt van het plegen van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. De directeur kan daarnaast andere voorwaarden stellen aan uw gedrag. De opgelegde voorwaarden worden u schriftelijk medegedeeld.

Bij het overtreden van een voorwaarde binnen de proeftijd kan de directeur bepalen dat de opgelegde voorwaardelijke straf geheel of ten dele ten uitvoer wordt gelegd.

De directeur kan een onvoorwaardelijke straf geheel of ten dele omzetten in een voorwaardelijke straf.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 53, art. 57 en art. 58

9. Schadeclaims

9.1. Schadeverhaal op gedetineerde

9.1.1. Schade aan rijkseigendommen

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U wordt geacht de aan u van rijkswege ter beschikking gestelde goederen naar behoren te gebruiken voor het doel waarvoor ze bestemd zijn. Indien u schade toebrengt aan rijkseigendommen kunnen de kosten daarvan op u worden verhaald.

Indien er bij het veroorzaken van de schade sprake was van moedwilligheid of achteloosheid, kan de directeur ter zake van de door u toegebrachte schade een regeling met u treffen. Het verhaal van de schade is niet aan een maximum gebonden. Met uw toestemming kan de directeur besluiten de schade te verhalen middels uw saldo op uw rekening-courant. De uitvoering van de met u getroffen schaderegeling wordt bij een eventuele overplaatsing overgenomen door de betreffende inrichting.

De mogelijkheid tot het treffen van een regeling laat onverlet de mogelijkheid voor de directeur om aangifte te doen van het door u gepleegde feit bij de daarvoor in aanmerking komende opsporingsinstanties. Indien de door u toegebrachte schade hoger is dan € 700,–, ligt een aangifte voor de hand.

Naast voornoemde wegen staat het de directeur eveneens vrij te besluiten een civielrechtelijke procedure tegen u te starten. Dit betekent dat hij u schriftelijk aansprakelijk stelt en bij niet-betaling het kantongerecht of de arrondissementsrechtbank wordt ingeschakeld. De directeur kan aan de president van de rechtbank verlof vragen tot het leggen van conservatoir beslag op bijvoorbeeld uw roerende goederen, waaronder begrepen uw vorderingen. Op deze manier kunnen ook in bewaring genomen bezittingen en uw eigen geld bij de schadevergoeding worden betrokken.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 51, vierde lid

  • Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; art. 700

9.1.2. Kosten door lichamelijk letsel

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Kosten door het Rijk betaald als gevolg van door u aan uzelf moedwillig toegebracht lichamelijk letsel kunnen op u worden verhaald. De kosten van lichamelijk letsel door u toegebracht aan personeelsleden en derden, kunnen ook op u worden verhaald.

Hiervoor kan eventueel een schaderegeling met u worden getroffen, waarbij de schade op u zal worden verhaald. Bovendien bestaat de mogelijkheid een civielrechtelijke procedure te starten om de gemaakte kosten op u te verhalen.

Tot slot kunnen personeelsleden en derden aangifte tegen u doen, indien u geweld jegens hem of haar hebt toegepast.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 51, vierde lid

9.2. Aansprakelijkheid inrichting

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U bent primair zelf aansprakelijk voor voorwerpen die u bij u of met u draagt of in uw verblijfsruimte heeft geplaatst. De privégoederen die u in uw verblijfsruimte heeft, dienen in uw verblijfsruimte te blijven.

De directeur kan u toestemming verlenen voorwerpen, waarvan het bezit niet is verboden, in uw verblijfsruimte te plaatsen, dan wel bij u te hebben. De directeur kan aan de toestemming voorwaarden verbinden die kunnen betreffen het gebruik van en de aansprakelijkheid voor deze voorwerpen. Buiten het geval van opzet of roekeloosheid is de aansprakelijkheid van de Staat voor deze voorwerpen in ieder geval beperkt tot € 500,– per voorwerp, inclusief eventuele gevolgschade.

U dient op deugdelijke wijze te kunnen aantonen dat u schade heeft ondervonden en u bent verplicht dit onmiddellijk na constatering te melden aan ..... (in te vullen door de directeur)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 45

  • Penitentiaire maatregel; art. 49

10. Instanties

10.1. Commissie van Toezicht

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

Aan iedere inrichting dan wel afdeling is een Commissie van Toezicht verbonden.

De Commissie van Toezicht draagt zorg voor onder andere de afhandeling van klaagschriften.

De Commissie van Toezicht stelt zich door persoonlijk contact met de gedetineerden regelmatig op de hoogte van onder hen levende wensen en gevoelens. Hiertoe treedt een van haar leden bij toerbeurt op als maandcommissaris, waarbij het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1 in acht wordt genomen.

(de maandcommissaris houdt ten minste eenmaal per maand in de inrichting of afdeling spreekuur)

(problemen, klachten e.d. voorleggen aan CvT)

(spreekuur maandcommissaris)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 7

  • Penitentiaire maatregel; art. 11 tot en met 20

10.2. Beklagcommissie

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De beklagcommissie bestaat uit drie leden van de Commissie van Toezicht en een secretaris.

U kunt bij de beklagcommissie beklag doen over een u betreffende door of namens de directeur genomen beslissing, zie hoofdstuk 12.

De beklagcommissie stelt u in de gelegenheid uw klaagschrift mondeling toe te lichten, tenzij uw beklag kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond wordt bevonden.

De voorzitter, dan wel een door hem aangewezen lid van de beklagcommissie kan, indien hij het beklag van eenvoudige aard, dan wel kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht, uw klaagschrift enkelvoudig afdoen. Dit betekent dat tijdens de zitting één lid van de beklagcommissie aanwezig is, die een beslissing neemt over uw klaagschrift.

De beklagcommissie kan, indien zij uw klacht gegrond acht, onder meer de beslissing van de directeur geheel of gedeeltelijk vernietigen, de directeur opdragen een nieuwe beslissing te nemen of bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 7 en art. 60 tot en met art. 68

  • Penitentiaire maatregel; art. 11 tot en met art. 20

10.3. Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)

(Op de navolgende bepaling na, aan de directeur)

Bij de RSJ kunt u beroep instellen tegen onder andere de uitspraak van de beklagcommissie of tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts, zie paragraaf 12.3. Ook met de RSJ kunt u ongecensureerd corresponderen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 36, art. 37 en art. 69 tot en met 73

10.4. Juridisch advies voor gedetineerden

(Aan de directeur)

11. Verzoek- en bezwaarschriftprocedure

11.1. Verzoekschrift

(Op de navolgende bepalingen en het onderwerp na, aan de directeur)

U heeft het recht om bij de selectiefunctionaris een met redenen omkleed verzoekschrift in te dienen strekkende tot plaatsing in, dan wel overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling.

U kunt bij de selectiefunctionaris een verzoekschrift indienen tot plaatsing in of overplaatsing naar een andere inrichting of afdeling.

Wanneer u het verzoek in wilt dienen, kunt u aan het personeel een daarvoor bestemde formulier vragen. Dit formulier dient u volledig in te vullen, dat wil zeggen dat u uw naam, de inrichting waar u verblijft, de datum, het verzoek en de reden van uw verzoek dient te vermelden. Het formulier kunt u vervolgens zelf opsturen.

(hoe en bij wie indienen verzoekschrift; kan door tussenkomst directeur)

De selectiefunctionaris stelt u in de gelegenheid uw verzoekschrift schriftelijk of mondeling toe te lichten, tenzij hij het verzoekschrift kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht.

De selectiefunctionaris stelt u binnen zes weken schriftelijk, gemotiveerd en zoveel mogelijk in een voor u begrijpelijke taal op de hoogte van zijn beslissing.

Indien u het niet eens bent met zijn beslissing kunt u hiertegen beroep instellen (zie paragraaf 12.3). De selectiefunctionaris wijst u op de mogelijkheid van het instellen van beroep, de termijnen waarbinnen en de wijze waarop dit gedaan moet worden.

Indien uw verzoekschrift is afgewezen, kunt u twaalf maanden na deze afwijzing opnieuw een dergelijk verzoekschrift indienen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 18

11.2. Bezwaarschrift

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

U heeft het recht om een met redenen omkleed bezwaarschrift in te dienen tegen de beslissing:

  • a. van de selectiefunctionaris tot plaatsing in of overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling;

  • b. van de Minister u geen vervangende of extra rechtsbijstandverlener aan te wijzen als bedoeld in artikel 40a van de Penitentiaire beginselenwet;

  • c. van de Minister om u een bevel op te leggen als bedoel in artikel 40d van de Penitentiaire beginselenwet.

Ad. a.

U kunt bij de selectiefunctionaris alleen een bezwaarschrift indienen tegen de beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar een andere inrichting of een afdeling met een bijzondere bestemming.

U dient het bezwaarschrift in uiterlijk op de zevende dag na die waarop u kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen u bezwaar indient. Indien u uw bezwaarschrift niet op tijd indient, wordt u niet-ontvankelijk verklaard. Dit houdt in dat de selectiefunctionaris uw bezwaarschrift niet in behandeling neemt. Slechts wanneer redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat u het bezwaarschrift niet eerder had kunnen indienen, wordt van deze termijn afgeweken.

(hoe en bij wie indienen bezwaarschrift; kan door tussenkomst directeur)

De selectiefunctionaris stelt u in de gelegenheid uw bezwaarschrift schriftelijk of mondeling toe te lichten, tenzij hij het bezwaarschrift bij voorbaat kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht. De selectiefunctionaris stelt u binnen zes weken schriftelijk, gemotiveerd en zoveel mogelijk in een voor u begrijpelijke taal op de hoogte van zijn beslissing.

Indien u het niet eens bent met zijn beslissing, kunt u hiertegen beroep instellen (zie paragraaf 12.3). De selectiefunctionaris wijst u in de beslissing op de mogelijkheid van het instellen van beroep, de termijnen waarbinnen en de wijze waarop dit gedaan moet worden.

Indien u voorafgaande aan de beslissing van de selectiefunctionaris reeds in de gelegenheid bent gesteld uw bezwaren tegen de voorgenomen beslissing kenbaar te maken, kunt u tegen de beslissing van de selectiefunctionaris direct beroep instellen. Het indienen van een bezwaarschrift bij de selectiefunctionaris blijft dan achterwege.

Ad. b.

U kunt bij de Minister alleen een bezwaarschrift indienen tegen zijn beslissing tot het weigeren van een extra rechtsbijstandverlener als bedoeld in artikel 40a, zesde lid van de Penitentiaire beginselenwet.

U dient het bezwaarschrift uiterlijk in op de zevende dag na die waarop u kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen u bezwaar indient. Indien u uw bezwaarschrift niet op tijd indient, wordt u niet-ontvankelijk verklaard. Dit houdt in dat de Minister uw bezwaarschrift niet in behandeling neemt. Slechts wanneer redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat u het bezwaarschrift niet eerder had kunnen indienen, wordt van deze termijn afgeweken.

(hoe en bij wie indienen bezwaarschrift; kan door tussenkomst directeur)

De Minister stelt u in de gelegenheid uw bezwaarschrift toe te lichten, tenzij hij het bezwaarschrift bij voorbaat kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht. De Minister stelt u binnen zes weken schriftelijk, gemotiveerd en zoveel mogelijk in een voor u begrijpelijke taal op de hoogte van zijn beslissing.

Indien u het niet eens bent met zijn beslissing, kunt u hiertegen beroep in stellen (zie paragraaf 12.3). De Minister wijst u op de mogelijkheid van het instellen van beroep, de termijnen waarbinnen en de wijze waarop dit gedaan moet worden.

Ad. c.

U kunt bij de Minister alleen een bezwaarschrift indienen tegen zijn beslissing tot het geven van een bevel als bedoeld in artikel 40d van de Penitentiaire beginselenwet.

U dient het bezwaarschrift in uiterlijk op de zevende dag na die waarop u kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen u bezwaar indient. Indien u uw bezwaarschrift niet op tijd indient, wordt u niet-ontvankelijk verklaard. Dit houdt in dat de Minister uw bezwaarschrift niet in behandeling neemt. Slechts wanneer redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat u het bezwaarschrift niet eerder had kunnen indienen, wordt van deze termijn afgeweken.

(hoe en bij wie indienen bezwaarschrift; kan door tussenkomst directeur)

De Minister stelt u in de gelegenheid uw bezwaarschrift toe te lichten, tenzij hij het bezwaarschrift bij voorbaat kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht. De Minister stelt u binnen zes weken schriftelijk, gemotiveerd en zoveel mogelijk in een voor u begrijpelijke taal op de hoogte van zijn beslissing.

Indien u het niet eens bent met zijn beslissing, kunt u hiertegen beroep in stellen (zie paragraaf 12.3). De Minister wijst u op de mogelijkheid van het instellen van beroep, de termijnen waarbinnen en de wijze waarop dit gedaan moet worden.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 17, art 72 en art. 73

12. Bemiddeling, beklag en beroep

12.1. Bemiddeling

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U kunt een verzoek tot bemiddeling indienen bij de Commissie van Toezicht indien:

u het niet eens bent met de wijze waarop de directeur zich in een bepaalde aangelegenheid jegens u heeft gedragen;

  • u meent dat de directeur een zorgplicht jegens u niet heeft betracht;

  • u het niet eens bent met een door of namens de directeur genomen beslissing die u betreft.

Indien het voorgaande betrekking heeft op een beslissing betreft waartegen beklag openstaat, dient dit verzoek tot bemiddeling uiterlijk op de zevende dag nadat u kennis heeft gekregen van die beslissing te worden ingediend.

De Commissie van Toezicht streeft ernaar binnen vier weken een voor u en de directeur aanvaardbare oplossing te bereiken. De Commissie van Toezicht stelt u en de directeur in de gelegenheid, al dan niet in elkaars tegenwoordigheid, de standpunten mondeling toe te lichten. Indien u de Nederlandse taal niet voldoende beheerst, draagt de commissie van toezicht zorg voor de bijstand van een tolk.

De Commissie van Toezicht legt de resultaten van de bemiddeling neer in een schriftelijke mededeling en zendt dan wel reikt deze uit aan u en de directeur. Indien u de Nederlandse taal niet voldoende begrijpt, draagt de Commissie van Toezicht zorg voor een vertaling van de mededeling.

Indien u bemiddeling heeft gevraagd van een beklagwaardige beslissing van de directeur, dient u uiterlijk op de zevende dag nadat u kennis heeft gekregen van resultaten van de Commissie van Toezicht beklag in te dienen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 59a

12.2. Beklag

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

U kunt beklag doen bij de beklagcommissie indien u het niet eens bent met een door of namens de directeur genomen beslissing. Indien u zich niet wilt beklagen over een door of namens de directeur genomen beslissing dan kunt u uw klacht voorleggen aan de maandcommissaris, zie paragraaf 10.1.

In het klaagschrift aan de beklagcommissie dient u zo nauwkeurig mogelijk te vermelden over welke beslissing u klaagt en de redenen waarom u klaagt.

U dient het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop u kennis heeft gekregen van de beslissing waarover u klaagt in te dienen. Indien u uw klaagschrift niet op tijd indient, wordt u niet-ontvankelijk verklaard. Dit houdt in dat de beklagcommissie uw klaagschrift niet in behandeling neemt. Slechts wanneer redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat u het klaagschrift niet eerder had kunnen indienen, wordt van deze termijn afgeweken.

(hoe en bij wie indienen klaagschrift; kan door tussenkomst directeur)

Schorsing

U kunt de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ verzoeken om, hangende de uitspraak op uw klaagschrift, de tenuitvoerlegging van de beslissing waarop uw klaagschrift betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk te schorsen.

(hoe en bij wie indienen schorsingsverzoek)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 60 tot en met art. 68

12.3. Beroep

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

U kunt beroep instellen:

  • a. tegen de uitspraak van de beklagcommissie;

  • b. tegen de beslissing van de selectiefunctionaris op het bezwaar- of verzoekschrift (zie hoofdstuk 11), voor zover dit betreft een gehele of gedeeltelijke ongegrondverklaring van uw bezwaarschrift, dan wel afwijzing van uw verzoekschrift;

  • c. tegen de beslissing van de Minister tegen de afwijzing van het verzoek om een vervangende of extra rechtsbijstandverlener toe te staan of tegen de oplegging van een bevel als bedoel in artikel 40d van de Penitentiaire beginselenwet, nadat u in de gelegenheid bent gesteld uw bezwaren tegen de voorgenomen en u betreffende beslissing van de Minister kenbaar te maken;

  • d. tegen een u betreffende, door de Minister genomen, beslissing aangaande verlof en strafonderbreking, en tegen een afwijzing door de Minister van uw verzoek tot tijdelijke verruiming van contactmomenten;

  • e. tegen de beslissing van de directeur tot de aanvang van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in art. 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (a-dwangbehandeling), nadat u in de gelegenheid bent gesteld uw bezwaren tegen de voorgenomen beslissing van de directeur kenbaar te maken (zie paragraaf 6.6);

  • f. tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts, ná bemiddeling door de Medisch Adviseur, zie hierna.

U kunt beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij de RSJ.

De behandeling van het beroepschrift geschiedt door een beroepscommissie van de RSJ.

Schorsing

U kunt de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ verzoeken om, hangende de uitspraak op het beroepschrift, de tenuitvoerlegging van de beslissing waarop het beroepschrift betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk te schorsen.

Wanneer u wilt verzoeken om schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing waarop het beroepschrift betrekking heeft, dient u uw schorsingsverzoek te richten aan de voorzitter van de beroepscommissie.

(hoe en bij wie indienen schorsingsverzoek)

Ad. a. Beroep tegen de uitspraak van de beklagcommissie

Tegen de uitspraak van de beklagcommissie kunt u beroep instellen door het indienen van een met redenen omkleed beroepschrift.

Het beroepschrift dient uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak, dan wel na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak van de beklagcommissie te worden ingediend.

(hoe en bij wie indienen)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 69 tot en met art. 71

Ad. b., c. en d. Beroep inzake plaatsing, overplaatsing, verlof, strafonderbreking en tijdelijke verruiming van contactmomenten

U kunt beroep instellen door het indienen van een met redenen omkleed beroepschrift.

Het beroepschrift dient uiterlijk op de zevende dag na die waarop u kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen u beroep instelt te worden ingediend. Indien u het beroepschrift niet op tijd indient, wordt u niet-ontvankelijk verklaard. Dat wil zeggen dat de beroepscommissie uw beroepschrift niet in behandeling neemt. Alleen indien redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat u het beroepschrift niet eerder had kunnen indienen, wordt van deze termijn afgeweken.

(hoe en bij wie indienen)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 72 en art. 73

Ad. e. Onvrijwillige geneeskundige behandeling

Zie paragraaf 6.6.

Ad. f. Beroep tegen medisch handelen

U kunt een met redenen omkleed beroepschrift indienen tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts, de verpleegkundige dan wel andere hulpverleners die door de inrichtingsarts bij de zorg aan u waren betrokken, de tandarts en de psychiater.

Voordat u een beroepschrift kunt indienen dient u eerst een schriftelijk verzoek aan de Medisch Adviseur bij de Dienst Justitiële Inrichtingen te richten om te bemiddelen ter zake van de klacht. Dit verzoek dient u uiterlijk op de veertiende dag na die waarop het beklaagde medisch handelen heeft plaatsgevonden in te dienen. U dient uw verzoek om bemiddeling aan de Medisch Adviseur zo snel mogelijk na het plaatsvinden van de gebeurtenis in te dienen bij het Hoofd Zorg. Het Hoofd Zorg zal met u in overleg treden over uw klacht. Als dit gesprek niet tot een oplossing leidt, zal het Hoofd Zorg uw klacht:

  • doorsturen naar de Commissie van Toezicht als uw klacht betrekking heeft op de organisatie van de medische zorg;

  • doorsturen naar de Medisch Adviseur als uw klacht betrekking heeft op medisch handelen.

De Medisch Adviseur streeft ernaar binnen vier weken een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te bereiken. De Medisch Adviseur sluit de bemiddeling af met een mededeling van zijn bevindingen aan u, de arts of de verpleegkundige of de andere hulpverlener die bij de zorg aan u was betrokken en de directeur. Pas indien u het niet eens bent met de mededeling van de Medisch Adviseur kunt u een met redenen omkleed beroepschrift indienen. Het beroepschrift dient uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de Medisch Adviseur te worden ingediend.

(hoe en bij wie indienen)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 71b tot en met 71f

13. Informatie-, hoor- en mededelingsplicht

13.1. Informatieplicht

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

Op uw afdeling liggen deze huisregels ter inzage. Op uw verzoek wordt u onverwijld een exemplaar ter inzage verstrekt.

Naast deze huisregels heeft u recht op inzage in de Penitentiaire beginselenwet, de memorie van toelichting op de Penitentiaire beginselenwet, de Penitentiaire maatregel, de nota van toelichting op de Penitentiaire maatregel, de ministeriële regelingen en de hiertoe door de Minister aangewezen circulaires.

(waar aanwezig; in ieder geval in de bibliotheek)

(mogelijkheid tot lenen van de Penitentiaire beginselenwet, memorie van toelichting op de Penitentiaire beginselenwet, Penitentiaire maatregel, nota van toelichting op de Penitentiaire maatregel; op verzoek / onverwijld / in elk geval voor min. twee weken met mogelijkheid van verlenging tot zolang de gedetineerde daarover wil beschikken)

(inzage- en leenmogelijkheden voor niet-Nederlandstalige)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 56

13.2. Hoorplicht

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur stelt u in de gelegenheid te worden gehoord (waarbij het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1 in acht wordt genomen), zoveel mogelijk in een voor u begrijpelijke taal, alvorens hij op grond van de Penitentiaire beginselenwet beslist over:

  • a. de weigering of intrekking van de toestemming om een kind in de inrichting onder te brengen, bedoeld in artikel 12;

  • b. de uitsluiting van deelname aan activiteiten en de verlenging daarvan, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a of b, onderscheidenlijk tweede lid;

  • c. de plaatsing in afzondering en de verlenging hiervan, bedoeld in artikel 24, eerste lid, op grond van artikel 23, eerste lid, onder a of b, onderscheidenlijk artikel 24, derde lid, en de toepassing van artikel 25;

  • d. de beperking en de intrekking van verlof, bedoeld in artikel 26, derde lid;

  • e. het onderzoek in het lichaam, bedoeld in artikel 31;

  • f. het gedogen van een geneeskundige handeling, bedoeld in artikel 32;

  • g. het verrichten van een geneeskundige behandeling bedoeld in artikel 46d, onder a of b;

  • h. de bevestiging door mechanische middelen en de verlenging daarvan, bedoeld in artikel 33, eerste onderscheidenlijk derde lid;

  • i. de observatie door middel van een camera en de verlenging daarvan, bedoeld in artikel 34a, eerste onderscheidenlijk derde lid;

  • j. de observatie door middel van een camera, bedoeld in de artikelen 24a, eerste lid, en 51a, eerste lid;

  • k. de oplegging van een disciplinaire straf, bedoeld in artikel 51, en toepassing van de artikelen 52 en 53, derde lid;

  • l. de overplaatsing van een gedetineerde naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting.

In de gevallen genoemd onder b, c, d, e, f, h en l kan het horen achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel indien uw gemoedstoestand daaraan in de weg staat. Indien de noodzaak daartoe blijft bestaan, wordt u zodra dat mogelijk is, alsnog gehoord.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 57

13.3. Mededelingsplicht

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U ontvangt van de directeur onverwijld, schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor u begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling aangaande zijn beslissing inzake:

  • a. de weigering of intrekking van de toestemming om een kind in de inrichting onder te brengen (bedoeld in artikel 12 van de Penitentiaire beginselenwet);

  • b. de uitsluiting van deelname aan activiteiten en de verlenging daarvan (bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a of b, onderscheidenlijk tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • c. de plaatsing in afzondering en de verlenging daarvan (bedoeld in artikel 24, eerste lid, op grond van artikel 23, eerste lid, onder a of b, onderscheidenlijk artikel 24, derde lid, en de toepassing van artikel 25 van de Penitentiaire beginselenwet);

  • d. de beperking en de intrekking van verlof (bedoeld in artikel 26, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • e. het onderzoek in het lichaam (bedoeld in artikel 31 van de Penitentiaire beginselenwet);

  • f. het gedogen van een geneeskundige handeling (bedoeld in artikel 32 van de Penitentiaire beginselenwet);

  • g. het verrichten van een geneeskundige behandeling (bedoeld in artikel 46d, onder a of b, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • h. de bevestiging door mechanische middelen en de verlenging daarvan (bedoeld in artikel 33, eerste onderscheidenlijk derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • i. de observatie door middel van een camera en de verlenging daarvan, bedoeld in artikel 24a, eerste onderscheidenlijk derde lid, art. 34a, eerste onderscheidenlijk derde lid, en 51a, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • j. de overplaatsing van een gedetineerde naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting;

  • k. de oplegging van een disciplinaire straf (bedoeld in artikel 51, en toepassing van de artikelen 52 en 53, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • l. de weigering van verzending of uitreiking van een brief of ander poststuk dan wel van bijgesloten voorwerpen (bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • m. de weigering van de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of bepaalde personen (bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • n. het verbod van het voeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken (bedoeld in artikel 39, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • o. de weigering van een contact met een vertegenwoordiger van de media (bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet).

In de gevallen, genoemd onder l, m, n, en o kan de mededeling achterwege blijven, indien de beslissing van de directeur strekt ter uitvoering van een beperking die aan u is opgelegd ingevolge de artikelen 62, 62a en 76 van het Wetboek van Strafvordering.

De directeur wijst u in de mededeling op de mogelijkheid van het instellen van beklag, de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit dient te geschieden, alsmede op de mogelijkheid tot het doen van een verzoek aan de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ om hangende de uitspraak op het klaagschrift de tenuitvoerlegging van de beslissing geheel of gedeeltelijk te schorsen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 57 en art. 58

13.3.1. Inzage in penitentiair dossier

(Op de navolgende bepaling en het onderwerp na, aan de directeur)

(recht op inzage, verwijzing naar recht op kennisneming ingevolge artikel 18 en artikel 51b van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en weigeringsgronden uit artikel 21 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens)

U heeft het recht om te verzoeken om kennisneming van uw penitentiair dossier. Bij een daarop volgend verzoek om kennisneming, kunt u alleen verzoeken om kennisneming van uw penitentiair dossier zoals dat is gevormd in de periode van na het vorige verzoek.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 59

  • Penitentiaire maatregel; art. 35 tot en met art. 40

  • Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens; art. 18, art. 21 en art. 51b

14. Overig

14.1. Het ondergaan van vrijheidsstraf in eigen land

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Indien u een gedetineerde vreemdeling bent is het navolgende voor u van belang.

In bepaalde gevallen is het mogelijk om uw straf of strafrestant in uw eigen land te ondergaan. De gevallen waarin dit mogelijk is staan omschreven in de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) en de Wet Overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, ook wel genoemd de WOTS.

Om u informatie te geven over de vraag wanneer u in aanmerking kunt komen voor overbrenging naar uw eigen land en onder welke voorwaarden is er een informatiefolder opgesteld. Deze folder is te verkrijgen in de Nederlandse, Franse, Duitse, Engelse, Spaanse, Turkse, Portugese en Italiaanse taal. Voorts is er een folder beschikbaar ten behoeve van de burgers van Hong Kong. In deze folder is een formulier opgenomen dat u kunt sturen naar de Nederlandse Minister van Justitie en Veiligheid en waarop u kunt aangeven dat u in aanmerking wenst te komen voor overbrenging.

Bij binnenkomst in de inrichting ontvangt u of kunt u de afdeling D&R verzoeken om een exemplaar van de informatiefolder WETS/WOTS, indien u afkomstig bent uit een land waarmee afspraken zijn gemaakt om de straf of het strafrestant eventueel in het eigen land te kunnen ondergaan.

Deze inlichtingenfolder ligt eveneens in diverse talen ter inzage in de bibliotheek.

Nadere regelgeving

  • Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen

  • Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties

14.2. Voorwaardelijke invrijheidstelling

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

In bepaalde gevallen kunt u in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling. De periode van voorwaardelijke invrijheidstelling is maximaal twee jaar. U komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking indien u een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen van meer dan één jaar, en u al een bepaald gedeelte van de straf heeft ondergaan.

Indien u een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen van meer dan één jaar en korter dan twee jaar, dan komt u in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling wanneer:

  • uw vrijheidsbeneming ten minste een jaar heeft geduurd en

  • er al een derde deel van de straf die u nog uit moet zitten is ondergaan.

Indien u een tijdelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen van meer dan twee jaar, dan komt u in aanmerking voor een voorwaardelijke invrijheidstelling wanneer u twee derde van uw straf heeft ondergaan. Met dien verstande dat de periode waarover voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend niet langer kan zijn dan twee jaar.

Het Openbaar Ministerie beslist over het toekennen van voorwaardelijke invrijheidstelling. Bij de afweging of u in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling worden de volgende aspecten betrokken:

  • de mate waarin en de wijze waarop u tijdens detentie door uw gedrag heeft laten zien dat u geschikt bent om terug te keren in de samenleving;

  • de mogelijkheden om de risico’s die verbonden zijn aan een invrijheidstelling te beperken en te beheersen;

  • de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen en de door uw geleverde inspanning om de schade te vergoeden die is veroorzaakt door uw strafbare feit.

De directeur van de inrichting en de reclassering adviseren over de beslissing om aan u voorwaardelijke invrijheidstelling te verlenen.

Het Openbaar Ministerie kan ook besluiten de beslissing over het verlenen van een voorwaardelijke invrijheidstelling uit te stellen.

Indien er geen voorwaardelijke invrijheidstelling aan u wordt verleend, dan kunt u (nog) twee keer verzoeken om alsnog voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld. Dit kan ten minste zes maanden na een afwijzing.

De verleende voorwaardelijke invrijheidstelling kan geheel of gedeeltelijk worden herroepen als er – ernstige – redenen zijn dat u een algemene voorwaarde of (bepaalde) bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Tegen een dergelijk besluit kunt u bezwaar indienen.

U kunt dus een bezwaarschrift indienen tegen:

  • de beslissing om geen voorwaardelijke invrijheidstelling te verlenen;

  • de beslissing tot uitstel van een voorwaardelijke invrijheidstelling;

  • de beslissing tot herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling.

Het bezwaarschrift moet zijn ingediend binnen twee weken nadat u kennis heeft genomen van bovenstaande beslissingen. Dit kunt u doen bij de rechtbank die u in eerste aanleg de vrijheidsstraf heeft opgelegd. Indien u meerdere vrijheidsstraffen achter elkaar ondergaat, moet u bij de rechtbank zijn die u de hoogste vrijheidsstraf heeft opgelegd.

Indien u in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling krijgt u een of meerdere voorwaarden en een proeftijd opgelegd. Zo mag u tijdens uw proeftijd niet opnieuw een strafbaar feit plegen. Doet u dat wel, dan kan de voorwaardelijke vrijlating worden herroepen.

Naast de algemene voorwaarde zijn er bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde die door het Openbaar Ministerie kunnen worden opgelegd. Deze worden afgestemd op uw persoon, het gepleegde strafbare feit en de kans dat u zich niet aan deze voorwaarden zult aanhouden (recidivekans).

De volgende bijzondere voorwaarden zijn mogelijk:

  • vrijheidsbeperkende voorwaarden, zoals een meldingsplicht, contactverbod, locatieverbod, drugs- of alcoholverbod of een verbod vrijwilligerswerk van een bepaalde aard te verrichten, een beperking van het recht om Nederland te verlaten, vergoeding van de door het strafbare feit veroorzaakte schade of het treffen van een regeling voor het betalen van de schadevergoeding in termijnen dan wel de plicht te verhuizen uit een bepaald gebied;

  • gedragsbeïnvloedende voorwaarden, zoals deelname aan een training.

  • voorwaarden gericht op zorg, zoals een behandeling bij een instelling van geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg.

Nadere regelgeving

  • Wetboek van Strafvordering; artikel 6:2:10 tot en met 6:2:14

  • Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling

14.3. Contacten met de media

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur kan u toestemming geven voor het voeren van een gesprek met een vertegenwoordiger van de media voor zover dit zich verdraagt met de volgende belangen:

  • a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

  • b. de bescherming van de openbare orde en de goede zeden;

  • c. de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan uzelf;

  • d. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.

Het voorgaande is van toepassing op:

  • het door u geven van een interview aan een vertegenwoordiger van de media;

  • het door u schriftelijke communiceren met een vertegenwoordiger van de media; en

  • het door u aanbieden van geschreven stukken ter publicatie daarvan in de media. Onder het begrip ‘media’ valt ook een internetwebsite of een sociaal medium.

De directeur kan met het oog op de bescherming van deze belangen aan de toegang van een vertegenwoordiger van de media tot de inrichting voorwaarden verbinden.

De directeur kan op het contact met een vertegenwoordiger van de media toezicht uitoefenen indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de genoemde belangen. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren of opnemen van het gesprek tussen u en een vertegenwoordiger van de media. Tevoren wordt aan u beiden mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht.

De directeur is bevoegd een vertegenwoordiger van de media uit de inrichting te verwijderen, dan wel de toegang te ontzeggen, indien hij de hem opgelegde voorwaarden niet nakomt.

De Minister kan besluiten aan u een beperking op te leggen of u uit te sluiten van het onderhouden van contacten met de media.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 40, art. 40d en art. 58

  • Circulaire contacten tussen gedetineerden/directeuren en media

14.4. Gratie

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U kunt de Koning door middel van een zogenaamd gratieverzoek verzoeken om vermindering, verandering of kwijtschelding van een aan u in Nederland onherroepelijk opgelegde straf of maatregel, met uitzondering van een onvoorwaardelijke geldboete tot en met een bedrag van € 340,–.

In bepaalde gevallen kan gratie ook worden verzocht en verleend voor straffen die niet in Nederland zijn opgelegd.

Gratie vragen heeft alleen zin wanneer er na de uitspraak van het definitieve vonnis of arrest nieuwe omstandigheden naar voren zijn gekomen die zo belangrijk zijn dat de rechter op grond daarvan misschien tot een andere beslissing zou zijn gekomen of indien aannemelijk is dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing of de voorzetting daarvan geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend.

Gratie wordt slechts heel zelden verleend.

Het gratieverzoek dient u in bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid, afdeling gratie. Deze afdeling coördineert het opvragen van informatie. Ook de inrichting wordt over een gratieverzoek geïnformeerd. De afdeling Detentie & Re-integratie (D&R) zal een gratieverzoek met u doornemen en voorzien van commentaar namens de inrichting.

Nadere regelgeving

  • Wetboek van Strafvordering; art. 6:7:1 tot en met art. 6:7:8

  • Grondwet; art. 122

  • Gratiewet

Bijlage I. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze huisregels wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Minister van Justitie en Veiligheid;

  • b. inrichting: een penitentiaire inrichting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • c. afdeling: een afdeling van een inrichting als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • d. directeur: de persoon, bedoeld in artikel 3, derde lid, alsmede diens vervanger of vervangers, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • e. gedetineerde: een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting plaatsvindt;

  • f. ambtenaar of medewerker: een persoon die een taak uitoefent in het kader van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;

  • g. selectiefunctionaris: een persoon belast met de plaatsing en overplaatsing van gedetineerden als bedoeld in artikel 15, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • h. reclasseringswerker: een reclasseringswerker als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Reclasseringsregeling 1995;

  • i. rechtsbijstandverlener: de advocaat of de medewerker van de voorziening, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, voor zover belast met de verlening van rechtsbijstand anders dan rechtshulp;

  • j. Commissie van Toezicht: een commissie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • k. beklagcommissie: een commissie als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • l. beroepscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • m. verblijfsruimte: de aan een gedetineerde door de directeur ingevolge artikel 16, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet, toegewezen ruimte;

  • n. penitentiair programma: een programma als bedoeld in artikel 4, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • o. huisregels: regels als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • p. regime: het samenstel van de verzorging en activiteiten, bedoeld in hoofdstuk VIII, en de regels die gelden voor gedetineerden in een inrichting of afdeling;

  • q. activiteiten: activiteiten als bedoeld in hoofdstuk VIII;

  • r. vrijheidsstraf: gevangenisstraf, (vervangende) hechtenis, militaire detentie en (vervangende) jeugddetentie;

  • s. vrijheidsbenemende maatregel: voorlopige hechtenis, vreemdelingenbewaring, gijzeling, lijfsdwang, terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging, plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders en vrijheidsbeneming die op andere dan de in artikel 1, onder s, genoemde gronden plaatsvindt;

  • t. strafrestant: het gedeelte van een opgelegde vrijheidsstraf dan wel van het samenstel van dergelijke straffen dat nog moet worden ondergaan, waarbij wordt uitgegaan van de toepassing van de voorwaardelijke invrijheidstelling volgens de daarvoor geldende wettelijke regeling;

  • u. vier ogen-principe: de benadering door personeel/andere werknemers van de inrichting in contact met de gedetineerde met ten minste twee personen;

  • v. geprivilegieerde contacten: contacten met

    • a. leden van het Koninklijk Huis;

    • b. de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal, leden daarvan, de Nederlandse leden van het Europees Parlement of een commissie uit een van beide parlementen;

    • c. Onze Minister;

    • d. justitiële autoriteiten;

    • e. de Nationale ombudsman;

    • f. de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

    • g. de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, een commissie daaruit of leden daarvan;

    • h. de Commissie van Toezicht of een beklagcommissie, of leden daarvan;

    • i. organen, of leden daarvan, die krachtens een wettelijk voorschrift of een in Nederland geldend verdrag:

      • - bevoegd zijn tot kennisneming van klachten of behandeling van met een klacht aangevangen zaken; dan wel

      • - zijn belast met het houden van toezicht op de behandeling van personen aan wie hun vrijheid is ontnomen;

    • j. uw rechtsbijstandverlener;

    • k. uw reclasseringswerker;

    • l. andere door Onze Minister of de directeur aan te wijzen personen of instanties;

  • w. consulair ambtenaar: de consulair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 onder d van het verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963.

Bijlage II. Rekeningnummers CJIB

Wilt u een boete betalen? Het CJIB heeft verschillende rekeningnummers. U kunt hieronder kiezen welk rekeningnummer (IBAN) u nodig hebt. Op onze brieven staan vaak letters. Zo kunt u snel zien welk rekeningnummer u moet gebruiken. Betaal altijd ten name van CJIB.

U wilt betalen

Rekeningnummer

Verkeersboete (M)

NL56 INGB 0705 0051 00

Strafbeschikking (O)

NL90 INGB 0705 0050 70

Premie zorgverzekering wanbetaler (Z)

NL84 INGB 0705 0052 75

Boete voor niet hebben van een zorgverzekering (Z)

NL84 INGB 0705 0052 75

Premie verplichte zorgverzekering (Z)

NL84 INGB 0705 0052 75

Boete opgelegd door de rechter (S)

NL34 INGB 0705 0055 93

Transactievoorstel (T)

NL62 INGB 0705 0050 89

Europese boete (E)

NL59 INGB 0705 0051 43

Schadevergoeding (W)

NL37 INGB 0705 0050 54

Ontnemingsmaatregel (P)

NL40 INGB 0705 0050 97

Schadetransactie (T)

NL06 INGB 0705 0052 24

Legesveroordeling Huurcommissie (J)

NL84 INGB 0705 0052 75

Kosten toepaste bestuursdwang (J)

NL84 INGB 0705 0052 75

Aankondiging (R)

NL84 INGB 0705 0052 75

Verhuurdersbijdrage Huurcommissie (J)

NL84 INGB 0705 0052 75

Bestuurlijke boete (J)

NL84 INGB 0705 0052 75

Dwangsom (J)

NL84 INGB 0705 0052 75

Maatregel kostenverhaal (V)

NL03 INGB 0705 0055 69

Terugvorderen subsidie (J)

NL84 INGB 0705 0052 75

Betaalt u een boete of meerdere boetes in delen?

Hebt u met ons afgesproken dat u meerdere boetes in delen mag betalen?

Gebruik dan rekeningnummer NL59 INGB 0705 0050 46

Vergeet niet het betalingskenmerk te vermelden. Dit staat in de brief die u van ons hebt gekregen over de betalingsregeling.

Hoe betaalt u vanuit het buitenland?

Woont u niet in Nederland en wilt u een boete betalen? Dan hebt u ook de Bank Identifier Code (BIC) nodig. Deze code wordt ook nog wel SWIFT genoemd. Voor betalingen aan het CJIB, is dat INGBNL2A.

Het adres van onze bank is:

ING Bank N.V.

Foreign Operations

PO Box 1800

1000 BV Amsterdam

Bijlage 2. Model huisregels EBI

Inhoudsopgave

Introductie

1 Algemene bepalingen

2 De Inrichting waar u verblijft

2.1 Uw afdeling

2.2 Uw verblijfsruimte

2.3 Dagindeling

2.4 Screeningsprocedure persoonlijke contacten

2.5 Tijdelijke verruiming van contactmomenten

3 Programmaonderdelen

3.1 Luchten

3.2 Arbeid

3.3 Lichamelijke oefening en sport

3.4 Onderwijs en vorming

3.5 Recreatie

3.6 Bibliotheek

3.7 Winkel

3.8 Bezoek

3.8.1 Persoonlijk bezoek

3.8.2 Geprivilegieerd bezoek

3.8.3 Consulair bezoek

3.8.4 Presentatie ambassade/consulaat

3.9 Telefoneren

3.9.1 Telefoneren met persoonlijke relaties

3.9.2 Telefoneren met geprivilegieerde contacten

4 Verzorging

4.1 Geestelijke verzorging

4.2 Medische verzorging

4.3 Sociale verzorging en hulpverlening in de inrichting

4.3.1 Aansluiting nazorg

4.3.2 Psycholoog

4.3.3 Fasering en vrijhedenbeleid

4.3.3.1 Selectie en overplaatsing

4.3.3.2 Tijdelijk verlaten van de inrichting

4.3.4 Ontspanningskas

4.4 Persoonlijke verzorging

4.5 Materiële verzorging

4.5.1 Voorwerpen in de inrichting

4.5.2 Geld

4.5.3 Postzaken en correspondentie

4.5.4 Boeken, kranten en tijdschriften

5 Gedetineerdencommissie

6 Controle en geweldgebruik

6.1 Identificatie

6.2 Onderzoek verblijfsruimte

6.3 Urinecontrole

6.4 Onderzoek aan kleding of lichaam

6.5 Onderzoek in het lichaam

6.6 Onvrijwillige geneeskundige behandeling

6.7 Mechanische middelen

6.8 Geweld en vrijheidsbeperkende middelen

6.9 DNA-onderzoek

7 Ordemaatregelen

7.1 Algemeen

7.2 Uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten

7.3 Afzondering

8 Disciplinaire straffen

8.1 Algemeen

8.2 Straffen die kunnen worden opgelegd

8.3 Voorwaardelijke straf

9 Schadeclaims

9.1 Schadeverhaal op gedetineerde

9.1.1 Schade aan rijkseigendommen

9.1.2 Kosten door lichamelijk letsel

9.2 Aansprakelijkheid inrichting

10 Instanties

10.1 Commissie van Toezicht

10.2 Beklagcommissie

10.3 Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)

10.4 Juridisch advies voor gedetineerden

11 Verzoek- en bezwaarschriftprocedure

11.1 Verzoekschrift

11.2 Bezwaarschrift

12 Bemiddeling, beklag en beroep

12.1 Bemiddeling

12.2 Beklag

12.3 Beroep

13 Informatie-, hoor- en mededelingsplicht

13.1 Informatieplicht

13.2 Hoorplicht

13.3 Mededelingsplicht

13.3.1 Inzage in penitentiair dossier

14 Overig

14.1 Het ondergaan van vrijheidsstraf in eigen land

14.2 Voorwaardelijke invrijheidstelling

14.3 Contacten met de media

14.4 Gratie

Bijlagen

I. Begripsbepalingen

II. Rekeningnummers CJIB

Huisregels extra beveiligde inrichting (naam penitentiaire inrichting)

Introductie

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Voor u liggen de huisregels van de extra beveiligde inrichting (EBI) van de Penitentiaire Inrichting (naam) te (plaats van de inrichting). Dit is een inrichting voor zowel verdachten als definitief veroordeelde mannen en vrouwen.

In de huisregels zijn uw rechten en plichten gegroepeerd per onderwerp opgenomen.

Voor een aantal van deze onderwerpen geldt dat niet alle van belang zijnde regelgeving is opgenomen, maar alleen de voor u belangrijkste bepalingen. Zoveel mogelijk is per onderwerp aangegeven waar u desgewenst meer regelgeving over het onderwerp kunt vinden.

U kunt alle voor u van belang zijnde regelgeving raadplegen via de bibliotheek.

De huisregels liggen ter inzage op de afdeling en worden u op verzoek verstrekt. Het is in uw belang om deze regels goed door te lezen. Wij wijzen u er op dat u zich strikt dient te houden aan de in deze map omschreven regels. Wanneer er voor u onduidelijkheden zijn, dan kunt u bij het personeel van de afdeling terecht voor advies.

1. Algemene bepalingen

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

.. De directeur is bevoegd om voor zover zulks noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming aan u bevelen te geven. Daarnaast kan de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) een bevel afgeven tot het beperken van uw deelname aan activiteiten en/of uw communicatiemogelijkheden beperken als er aanwijzingen zijn van misbruik van uw contacten of ernstig gevaar voor de openbare orde en veiligheid buiten de inrichting. U bent verplicht deze bevelen op te volgen.

.. Ambtenaren en medewerkers zijn veelal door de directeur gemachtigd tot de uitoefening van de bij of krachtens de wet gegeven bevoegdheden en de naleving van zijn zorgplichten.

.. Het is verboden te roken in: .....

Het is niet toegestaan contacten, mondeling, dan wel schriftelijk, te onderhouden met gedetineerden die zijn ingesloten op een andere afdeling binnen deze inrichting of in een andere EBI-groep. Dit geldt ook ten aanzien van contacten met gedetineerden die tijdelijk buiten de inrichting zijn geplaatst, maar wel de status van een EBI-gedetineerde hebben. Dit alles geldt, tenzij door het bevoegde gezag anders bepaald.

Het dragen van gezichtsbedekkende kleding is niet toegestaan in de gebouwen en bijbehorende erven van onderwijsinstellingen, zorginstellingen en overheidsinstellingen. Een penitentiaire inrichting (PI) is een gebouw van een overheidsinstelling en dit houdt in dat deze wet ook in de PI (naam inrichting) geldt. Het gaat om kleding die het gezicht geheel bedekt of zodanig dat alleen de ogen onbedekt zijn, dan wel onherkenbaar maakt. Het is niet van belang op welke wijze en met welk materiaal het gezicht bedekt wordt. Iedere vorm van gezichtsbedekking waarmee de drager zijn gezicht onherkenbaar maakt, valt onder het verbod. Het maakt daarbij niet uit of het een gezichtssluier, een bivakmuts, een integraalhelm of ander materiaal is. Wanneer u weigert om dit af te doen dan wel te verwijderen, pleegt u een strafbaar feit en kunt u strafrechtelijk gesanctioneerd worden. Daarnaast volgt u een opdracht van het personeel niet op en kunt u hiervoor disciplinair gesanctioneerd worden.

.. De directeur kan u opdragen om mee te werken aan oefeningen op het gebied van (brand)veiligheid.

.. Indien u in vrijheid wordt gesteld wordt een door de directeur getekend bewijs van ontslag aan u uitgereikt.

.. De in deze huisregels aan u toegekende rechten worden beperkt indien de rechter-commissaris, het Openbaar Ministerie of de hulpofficier van justitie die de inverzekeringstelling heeft gelast, dit in het belang van het strafrechtelijk onderzoek heeft bevolen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 5, art. 40d, art. 40e en art. 50 tot en met art 55

  • Wetboek van Strafvordering; art. 62a en 76

  • Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding; art. 1, eerste lid

  • Penitentiaire maatregel; art. 3

2. De inrichting waar u verblijft

2.1. Uw Afdeling

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U verblijft in de EBI. Dit houdt in dat u gedurende uw verblijf in de EBI, in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en/of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, bent onderworpen aan extra veiligheidsmaatregelen en beperkingen.

Het personeel van uw afdeling, evenals de overige personen die in de inrichting werkzaamheden verrichten, zijn in contacten met u, al dan niet door een glazen scheidingswand fysiek van u gescheiden, altijd met ten minste twee personen. Dit is het zogeheten vier ogen-principe.

Wanneer u na het verlaten van een ruimte in fysiek contact treedt met een personeelslid, wordt u altijd minimaal aan uw kleding onderzocht.

Indien u samen met personeel verblijft in ruimtes waar voorwerpen voorhanden zijn die gevaar op kunnen leveren voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en/of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, wordt u in uw bewegingen beperkt door het dragen van handboeien.

Wanneer u binnen uw eigen EBI-groep in gemeenschap met anderen verblijft of onderlinge contacten heeft, wordt, al dan niet middels technische hulpmiddelen, toezicht uitgeoefend, tenzij in de huisregels anders is bepaald. Dit toezicht kan mede het beluisteren en opnemen van gesprekken omvatten. De gehele afdeling is voorzien van hulpmiddelen waarmee zowel visueel als auditief toezicht op u wordt uitgeoefend. Indien een camera in uw cel aanwezig is, kan die als gevolg van een besluit van de directeur worden aangezet om toezicht op u te houden. Daarvoor geldt een schriftelijke mededelingsplicht en een hoorplicht.

Ook vergewist het personeel zich meerdere malen per dag van uw aanwezigheid. Het personeel kan u te allen tijde vragen om door middel van beweging of geluidssignalen uw aanwezigheid te bevestigen. Zo nodig wordt de celverlichting ontstoken.

De Minister heeft de EBI aangewezen als een individueel regime. De directeur bepaalt in welke mate u aan gemeenschappelijke activiteiten kunt deelnemen. Dit houdt in dat u en de medegedetineerden van uw EBI-groep, met een maximum van in totaal drie gedetineerden, aan de gemeenschappelijke activiteiten kunt deelnemen.

De activiteiten die in gemeenschap kunnen plaatsvinden zijn luchten, arbeid, lichamelijke oefening, sport en recreatie, evenals overige activiteiten waarvoor de directeur toestemming heeft verleend. Door de directeur zal een individuele afweging worden gemaakt of u in aanmerking komt voor deelname aan arbeid.

Behoudens de activiteiten en overige programmaonderdelen genoemd in hoofdstuk 3 en de verzorgingsmomenten genoemd in hoofdstuk 4, verblijft u in uw verblijfsruimte.

Elke twaalf maanden wordt door de Minister (namens deze de selectiefunctionaris) een beslissing genomen over de noodzaak uw verblijf in de EBI te verlengen.

Voor overige ordemaatregelen, controle en geweldgebruik wordt u verwezen naar hoofdstukken 6, 7 en 8.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 21, art. 22 en art. 34a

  • Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden; art. 26, derde lid

2.2. Uw verblijfsruimte

(Aan de directeur; zaken als inventaris verblijfsruimte, intercom, prikbord, schoonmaken etc.)

2.3. Dagindeling

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Om veiligheidsredenen wisselt het dagprogramma. In beginsel wordt op uw verzoek ’s ochtends het gehele programma, dan wel indien dit om veiligheidsredenen van belang wordt geacht, slechts een deel van het programma van die dag, aan u bekend gemaakt.

Uw rechtactiviteiten worden over de week verspreid aangeboden.

Indien u voor een activiteit in aanmerking komt voor een programmaonderdeel, wordt u hiervan, mits mogelijk, tijdig op de hoogte gesteld. U kunt dan aangeven of u interesse voor het programmaonderdeel heeft. Wanneer u aan het programmaonderdeel wilt deelnemen, dient u zich gereed te maken voor die activiteit. Indien u aangeeft geen interesse te hebben of indien u niet gereed bent bij het uitsluiten, dan vervalt de deelname aan het programmaonderdeel en wordt of blijft u ingesloten in uw verblijfsruimte.

U kunt een programmaonderdeel in beginsel niet voortijdig beëindigen. De activiteiten vinden plaats in de daarvoor bestemde ruimten. Door de directeur zal een individuele afweging worden gemaakt of u in aanmerking komt voor deelname aan arbeid (individueel dan wel gemeenschappelijk).

De directeur kan, voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en/of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, bepalen dat een programmaonderdeel geen doorgang vindt of voortijdig wordt afgebroken of dat het dagprogramma wordt gewijzigd.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 21 en art. 22

  • Penitentiaire maatregel; art. 3

2.4. Screeningsprocedure persoonlijke contacten

U kunt in de inrichting:

  • persoonlijk bezoek ontvangen, zie paragraaf 3.8.1;

  • telefoneren met persoonlijke relaties, zie paragraaf 3.9; en

  • geld ontvangen van en overmaken naar persoonlijke relaties, zie paragraaf 4.5.2.

Voor al deze vormen van contact geldt dat u de personen waarmee u op deze wijze contact wilt hebben eerst ter screening moet voordragen. U kunt maximaal vijftien personen ter screening opgeven.

De inrichting draagt er zorg voor dat deze personen ter screening zullen worden voorgedragen, nadat de te screenen contactpersoon de benodigde informatie volledig heeft aangeleverd. In beginsel duurt de screening van personen die in Nederland woonachtig zijn ongeveer twee weken. Screenen van personen die in het buitenland woonachtig zijn, vergt meer tijd. De screening van deze personen kan, afhankelijk van de medewerking van de buitenlandse autoriteiten, ongeveer twee maanden duren. Het kan voorkomen dat, vanwege ontbrekende gegevens en/of ontbrekende medewerking van de buitenlandse autoriteit, screening van een persoon in het buitenland niet mogelijk blijkt.

Indien de gegevens van de door u ter screening opgegeven persoon wijzigen, dient u een nieuwe screening aan te vragen.

De door u opgegeven personen worden gescreend door het Gedetineerden Recherche Intelligencepunt (GRIP) en het Landelijk Bureau Inlichtingen en Veiligheid (LBIV). Het GRIP en LBIV brengen op basis van de screeningsprocedure een advies aan de directeur uit of tegen een door u gewenst contact al dan niet bezwaren bestaan. Mede op basis van dat advies beslist de directeur. Zijn beslissing wordt u zo spoedig mogelijk medegedeeld. Indien de beslissing van de directeur een weigering van het verzochte contact met een opgegeven persoon inhoudt, dan wordt daarvan een schriftelijke mededeling aan u uitgereikt.

Indien de directeur heeft besloten het door u gewenste contact toe te staan, geldt deze beslissing in beginsel voor een jaar, ook in het geval van overplaatsing, tenzij er zich omstandigheden of redenen voordoen die de directeur anders doen beslissen. Indien dit het geval is, wordt u hiervan in kennis gesteld. Zonder dit bericht kunt u ervan uitgaan dat u de betreffende persoon niet meer ter screening behoeft voor te dragen.

De directeur kan, eventueel met inachtneming van het advies van het GRIP en LBIV, de toelating van een door u gewenst contact weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:

  • a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van uw vrijheidsbeneming;

  • b. de bescherming van de openbare orde en nationale veiligheid;

  • c. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;

  • d. de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.

Indien de directeur beslist dat er wel een bezwaar bestaat om het door u gewenste contact toe te staan, geldt deze weigering voor een periode van ten hoogste zes maanden. U heeft de mogelijkheid om na een periode van ten minste zes maanden een nieuwe screening voor de betrokken persoon aan te vragen. De directeur kan dit hernieuwd verzoek opnieuw weigeren, indien de noodzaak daartoe bestaat. U moet zich realiseren dat, ook al is er in deze tussenliggende periode niets gebleken van nieuwe bezwarende omstandigheden, het GRIP en LBIV wederom in het advies kan aangeven dat er (nog steeds) bezwaren bestaan.

Indien u verdacht wordt van, of veroordeeld bent wegens, een terroristisch misdrijf of indien de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door u gepleegde misdrijf een weigering van bezoek voor een zo lang mogelijke termijn vergt, dan kan de weigering voor een periode van maximaal twaalf maanden gelden. De directeur kan in deze gevallen de weigering daarna opnieuw opleggen voor een periode van twaalf maanden.

Aan u wordt in beginsel geen toestemming verleend om bezoek te ontvangen, correspondentie te verzenden en ontvangen of te telefoneren met personen die in een vorm van detentie verblijven. Tevens zal er geen toestemming verleend worden om bezoek te ontvangen van en te telefoneren met personen die minder dan zes maanden geleden met ontslag zijn gegaan uit een PI. Dit alles geldt tenzij het bevoegde gezag anders bepaalt3.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet: art. 38, derde lid, en art. 39, derde lid

  • Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen: art. 6

2.5. Tijdelijke verruiming van contactmomenten

U heeft recht op het wekelijks ontvangen van bezoek van uw (gescreende) persoonlijke contacten en op het telefoneren met uw (gescreende) persoonlijke contacten. Hoe vaak en hoe lang dat mag en op welke wijze u in dat recht kunt worden beperkt, staat in deze huisregels beschreven in de paragrafen 3.8 (bezoek) en 3.9 (telefoneren).

Indien sprake is van bijzondere omstandigheden in uw privésfeer kunt u de Minister gemotiveerd verzoeken om tijdelijke verruiming van die wekelijkse contactmomenten. Uit uw verzoek moet blijken van de bijzondere toestand of gebeurtenis waarvoor om tijdelijke verruiming wordt verzocht, de concrete noodzaak voor die tijdelijke verruiming alsmede de wens op welke wijze door de Minister invulling aan die tijdelijke verruiming zou moeten worden gegeven. Ook is vereist dat u bewijsstukken (bijvoorbeeld van een arts of burgerlijke stand) overlegt, waaruit van de bijzondere toestand of gebeurtenis en de noodzaak voor tijdelijke verruiming blijkt.

Een tijdelijke verruiming kan worden verleend mits de veiligheid dit toestaat en als de wekelijkse contactmomenten op grond van de wet niet kunnen worden afgewacht en contact noodzakelijk is wegens een bijzondere omstandigheid in uw persoonlijke sfeer:

  • a. geboorte van uw kind; of

  • b. aanstaand of daadwerkelijk overlijden van uw levenspartner, een kind, ouder, schoonouder, broer of zuster; of

  • c. een andere onvoorziene klemmende reden gelegen in uw persoonlijke sfeer.

Van de onder a en b genoemde situaties kan alleen sprake zijn als de betreffende toestand of gebeurtenis door een arts respectievelijk de burgerlijke stand is bevestigd.

Voordat een tijdelijke verruiming wordt verleend, dient ten aanzien van de persoon waarmee extra contact wordt toegestaan vast te staan dat:

  • de beweerde band bestaat (bijvoorbeeld door overlegging van een uittreksel uit de Basisregistratie Personen, een huwelijksakte/akte van partnerregistratie of

  • bij zwangerschap/geboorte – een bewijs van erkenning van een ongeboren vrucht);

  • de relatie hecht is (bijvoorbeeld door overlegging van stukken waaruit blijkt dat die persoon regelmatig bij u op bezoek komt of veelvuldig met u belt, of stukken waaruit blijkt dat de persoon en u voorafgaand aan detentie langdurig op hetzelfde adres stonden ingeschreven);

  • de persoon waarmee extra contact wordt toegestaan daartegen geen bezwaar heeft, en

  • uit onderzoek van de directeur is gebleken dat geen bezwaar bestaat tegen contact tussen de gedetineerde en die persoon (die persoon moet positief zijn gescreend).

De tijdelijke verruiming bestaat uit:

  • één uur extra ontvangst van bezoek in één week en/of

  • het voeren van één extra telefoongesprek van maximaal tien minuten in één week en/of

  • één extra minderjarige dan wel meerderjarige bezoeker tijdens het wekelijkse bezoekmoment op grond van de wet.

De Minister beslist over de precieze invulling en de duur van de tijdelijke verruiming en kan daaraan voorwaarden verbinden. In geval van gewijzigde omstandigheden – zoals bijvoorbeeld signalen dat de verruiming wordt misbruikt voor voortgezet crimineel handelen of ander gedrag dat onverenigbaar is met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming – kan de Minister een contact dat reeds is toegestaan of het daarvan nog resterende gedeelte intrekken, naar een ander tijdstip verplaatsen of er nadere voorwaarden aan verbinden.

Als uw verzoek wordt afgewezen kan daartegen rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) (zie paragraaf 12.3).

Nadere regelgeving

  • Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen; art. 6c en art. 6d.

3. Programmaonderdelen

3.1. Luchten

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U wordt elke dag in de gelegenheid gesteld ten minste één uur in de buitenlucht te verblijven, tenzij uw gezondheid zich daar tegen verzet.

Wenst u niet aan het luchten deel te nemen, dan vervalt daarmee de mogelijkheid van die dag.

Wanneer u gaat luchten, is het in beginsel niet mogelijk om het luchten voortijdig te beëindigen.

Het luchten vindt individueel plaats, op een daarvoor aangewezen luchtplaats, tenzij anders bepaald.

Het tijdstip waarop en de plaats waar u kunt luchten, worden van dag tot dag vastgesteld.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 24, tweede lid, art. 49 en art. 55, eerste lid

  • Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen; art. 10

3.2. Arbeid

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U wordt in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de in de inrichting beschikbare arbeid, voor zover de aard van de specifieke detentiesituatie of de duur van de detentie zich daar niet tegen verzet. Door de directeur zal een individuele afweging worden gemaakt of u in aanmerking komt voor deelname aan arbeid. De arbeidswerkzaamheden vinden plaats in de daartoe specifiek toegewezen afgesloten ruimte. Arbeidswerkzaamheden vinden individueel plaats, tenzij anders bepaald.

Na het verrichten van arbeid wordt u aan uw lichaam onderzocht (zie ook paragraaf 6.4).

U bent niet verplicht om de aangeboden arbeid te verrichten, maar indien u niet naar de arbeid wenst te gaan, wordt u gedurende het arbeidsblok ingesloten. Daarnaast ontvangt u geen vergoeding conform de Regeling arbeid gedetineerden.

U ontvangt een vergoeding conform de Regeling arbeidgedetineerden.

U hoeft geen arbeid te verrichten op de algemeen erkende feestdagen zoals benoemd in de Algemene Termijnenwet en op zondagen. Indien u een religie belijdt op grond waarvan u op een andere dag dan voornoemd geen arbeid wilt verrichten kan de directeur bepalen dat u op die dag niet naar de arbeid hoeft. U ontvangt in dit geval geen loon over de arbeidsuren die voor u in het dagprogramma zijn opgenomen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 29 en art. 47

  • Algemene Termijnenwet; art. 3

  • Regeling arbeid gedetineerden

3.3. Lichamelijke oefening en sport

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U heeft recht op lichamelijke oefening en het beoefenen van sport gedurende tenminste tweemaal drie kwartier per week, voor zover uw gezondheid zich daar niet tegen verzet. Het sporten vindt plaats onder begeleiding van een sportinstructeur.

Lichamelijke oefening en sport vinden individueel plaats, tenzij anders bepaald.

Het tijdstip waarop u kunt deelnemen aan lichamelijke oefening en sport en de plaats waar deze activiteiten plaatsvinden, worden wekelijks vastgesteld.

Het dragen van sportkleding is verplicht tijdens het sporten. Voorts dient u in de sportzaal ... (schoenen) te dragen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 48, tweede lid

3.4. Onderwijs en vorming

(Op het navolgende onderwerp na, aan de directeur)

(recht op het volgen van onderwijs en deelname aan andere educatieve activiteiten voor zover deze zich verdragen met de aard en de duur van de detentie en de persoon van de gedetineerde. Ook bij het volgen van onderwijs geldt het vier ogen-principe, zie paragraaf 2.1).

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 48, eerste en vierde lid

3.5. Recreatie

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U heeft recht op deelname aan recreatieve activiteiten, gedurende tenminste zes uren per week, tenzij anders bepaald en voor zover uw gezondheid zich daar niet tegen verzet. De tijden waarop u recreatie heeft worden aan u bekend gemaakt.

Recreatieve activiteiten vinden individueel plaats, tenzij anders bepaald.

De recreatie vindt plaats op de afdeling waar u verblijft.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 49, eerste en tweede lid

3.6. Bibliotheek

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U heeft recht op het wekelijks gebruik maken van een bibliotheekvoorziening. U kunt op verzoek het bibliotheekaanbod bekijken. De bibliotheek draagt zorg voor de samenstelling van de gevraagde literatuur. De boeken worden door het personeel van de afdeling aan u uitgereikt. Na het uitlenen wordt de inhoud van de boeken gecontroleerd. Boeken en/of tijdschriften/stripboeken mogen onderling niet worden geruild. U bent zelf verantwoordelijk voor de aan u uitgeleende literatuur.

Op uw verzoek kunt u, op basis van uitleen, inzage verkrijgen in de Penitentiaire beginselenwet, de memorie van toelichting op de Penitentiaire beginselenwet, de Penitentiaire maatregel, de nota van toelichting op de Penitentiaire maatregel, de ministeriële regelingen en de hiertoe door de Minister aangewezen circulaires.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 48, eerste lid

3.7. Winkel

(Op de navolgende onderwerpen na, aan de directeur)

(aankoop gebruiksartikelen)

(aankoop van gebruiksartikelen tot maximaal € 100,– per week, waarbij voor alle aankopen geldt dat deze alleen mogelijk zijn mits voldoende saldo op de rekening-courant staat.)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 44, vijfde lid

3.8. Bezoek

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U verblijft in de EBI. Dit heeft mede tot gevolg dat alle personen (met uitzondering van de geprivilegieerde contacten, zie paragraaf 3.8.2), die u voor de eerste keer op bezoek wilt laten komen, vooraf worden gescreend. Mede naar aanleiding van de screening beslist de directeur of het door u gewenste bezoek is toegestaan. De screeningsprocedure staat beschreven in paragraaf 2.4.

U kunt geen bezoeker ontvangen, die u niet eerst ter screening heeft voorgedragen of waarvan de screeningsprocedure nog niet is afgerond, met uitzondering van de geprivilegieerde contacten. Pas nadat de screeningsprocedure is afgerond, kunt u een aanvraag tot (het eerste) bezoek bij de betrokken persoon indienen.

Door de inrichting wordt bepaald op welke dagen en tijdstippen de mogelijkheid bestaat om bezoek te ontvangen.

3.8.1. Persoonlijk bezoek

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U wordt in de gelegenheid gesteld om één keer per week, maximaal één uur, bezoek te ontvangen van personen met wie u, volgens het bepaalde in paragraaf 3.8, is toegestaan contact te onderhouden. Daarbij geldt een maximum van één meerderjarige bezoeker per keer, dan wel één minderjarige bezoeker vergezeld van ten hoogste één meerderjarige bezoeker. Het is niet mogelijk om bezoekuren op te sparen. De planning van het bezoek berust bij de inrichting.

Het bezoek in de EBI vindt in het kader van de orde of veiligheid en/of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming in de inrichting individueel en achter een glazen scheidingswand plaats, in een daarvoor aangewezen bezoekruimte.

In de EBI wordt tijdens het bezoek altijd toezicht gehouden. De gesprekken gevoerd tijdens het bezoek worden altijd live gemonitord. Die gesprekken worden opgenomen en het personeel luistert en kijkt mee tijdens de gesprekken. Indien de gesprekken niet in het Nederlands worden gevoerd worden die achteraf vertaald. Ook kan, indien nodig, tijdens de gesprekken een tolk worden ingezet om voor live vertaling te zorgen.

De inrichting gaat ervan uit dat u tijdens het bezoek Nederlands spreekt. Als dat niet zo is, dient u 48 uur van tevoren aan te geven in welke taal (en eventuele bijzonderheden daarbij, bijvoorbeeld een bepaald dialect) u de gesprekken tijdens het bezoek wenst te voeren. Bezien zal worden of tijdig voor vertaling kan worden gezorgd. Mocht dat niet zo zijn, zal het bezoek niet binnen 48 uur na opgave van de taal kunnen plaatsvinden, maar op een later moment. Het gesprek wordt beëindigd indien toch een andere dan de opgegeven taal wordt gebruikt.

De directeur kan bepalen dat, behalve deze vormen van toezicht, er nog op andere wijze toezicht plaatsvindt. Aan u en uw bezoek wordt altijd van tevoren mededeling gedaan van de aard en de reden van dit toezicht.

Verder geldt ten aanzien van bezoek dat:

  • a. kinderen onder de 14 jaar door één volwassen bezoeker worden begeleid;

  • b. iedere bezoeker zich bij binnenkomst op deugdelijke wijze dient te legitimeren.

Een ieder die de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt, is verplicht op de eerste vordering van een ambtenaar een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden. Deze verplichting geldt ook indien de vordering wordt gedaan door een personeelslid.

In het kader van de orde of veiligheid en/of een ongestoorde tenuitvoerlegging van uw vrijheidsbeneming vindt het bezoek plaats achter een glazenscheidingswand, tenzij het u is toegestaan bezoek zonder glazen scheidingswand te ontvangen.

Maximaal éénmaal per maand kan aan u worden toegestaan bezoek zonder glazen scheidingswand te ontvangen van uw levenspartner en bloedverwanten in de eerste graad onder de volgende (extra) voorwaarden:

  • de bezoeker onderwerpt zich voorafgaande aan het bezoek aan een onderzoek aan de kleding;

  • fysiek contact tussen u en uw bezoek is verboden, behoudens het geven van een hand bij binnenkomst en bij vertrek;

  • u verwisselt voorafgaand en na afloop van het bezoek van kleding;

  • u onderwerpt zich voorafgaande en na afloop van het bezoek aan een onderzoek aan uw kleding en lichaam;

  • u kunt geen bezoek zonder toezicht ontvangen.

Voor de eerste aanvraag van bezoek zonder glazen scheidingswand van uw levenspartner dient de duurzame relatie te worden aangetoond door middel van overlegging aan de inrichting van een kopie van:

  • een trouwboekje, waaruit duidelijk wordt dat beide partners getrouwd zijn met elkaar;

  • een bewijs van geregistreerd partnerschap;

  • een notariële samenlevingsakte;

  • een verklaring van de afdeling bevolking van de gemeente, dat men op hetzelfde adres woonachtig is;

  • een bewijs waaruit blijkt dat u beide bent ingeschreven als samenwonende en dat u in belastingtechnische zin een gezamenlijk inkomen heeft.

U en uw bezoek dienen zich strikt aan deze regelgeving te houden. Bij overtreding hiervan kan het bezoek onmiddellijk worden beëindigd. Bovendien kunnen daaraan sancties en/of maatregelen worden verbonden. U draagt hiervoor zelf de verantwoordelijkheid.

Kort samengevat zien de mogelijkheden voor bezoek van persoonlijke relaties er als volgt uit:

Hoe vaak kunt u bezoek krijgen van uw persoonlijke relaties?

U mag één keer per week bezoek ontvangen

Hoe lang duurt het bezoek?

Het bezoek duurt maximaal één uur

Wat gebeurt er met de minuten die u overhoudt als u korter dan een uur bezoek ontvangt?

Die minuten vervallen en kunt u niet opsparen

Hoeveel bezoekers mogen per keer bij u op bezoek komen?

Bij elk bezoek mag maximaal één meerderjarige bezoeker op bezoek komen, ofwel één minderjarige tot 14 jaar begeleid door één meerderjarige persoon

Wie mag er niet bij u op bezoek komen?

– alle personen die niet positief zijn gescreend

– alle personen die in een vorm van detentie verblijven

– personen die minder dan 6 maanden geleden met ontslag zijn gegaan uit een vorm van detentie

Is bezoek zonder glazen scheidingswand mogelijk?

Ja, maximaal één keer per maand en alleen van uw levenspartner en familielid in de eerste graad. Hierbij gelden de voorwaarden die eerder zijn genoemd

Met een familielid in de 1e graad wordt bedoeld

(adoptie)ouders

(adoptie)kinderen

Is bezoek zonder toezicht mogelijk?

Nee

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 29, art. 38, art. 40b en art. 58

  • Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen, art. 3, derde lid, en art. 6

3.8.2. Geprivilegieerd bezoek

(Op de navolgende bepalingen en het onderwerp na, aan de directeur)

Een aantal personen en instanties, de zogenaamde geprivilegieerde contacten als omschreven in artikel 37 van de Penitentiaire beginselenwet, is gerechtigd om u te bezoeken en in beginsel vrijelijk contact met u te onderhouden.

De Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV), Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) of leden daarvan, de Commissie van Toezicht (CvT), of leden daarvan, en uw aangewezen rechtsbijstandverlener hebben te allen tijde toegang tot u. Voor de overige geprivilegieerde contacten geldt dat zij u op door de inrichting te bepalen tijdstippen kunnen bezoeken.

Maximaal twee rechtsbijstandverleners kunnen geprivilegieerd contact met u onderhouden. U moet aan de directeur aangeven met welke twee rechtsbijstandverleners u aanwijst als geprivilegieerd contact. Dit zijn uw aangewezen rechtsbijstandverleners als omschreven in artikel 40a, vijfde lid van de Penitentiaire beginselenwet.

U heeft op grond van artikel 40a, zesde lid van de Penitentiaire beginselenwet het recht om bij de Minister een verzoek in te dienen om toe te staan dat u wordt bijgestaan door één of meer andere rechtsbijstandverleners, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Daarbij kan worden gedacht aan de situatie dat u bij andere rechtszaken betrokken bent dan de straf- of daarmee samenhangende zaken en die andere rechtszaken niet door uw aangewezen rechtsbijstandverleners kunnen worden gedaan.

Uw aangewezen rechtsbijstandverlener kan zich bij bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld ziekte of verlof) laten vervangen door een vervangende rechtsbijstandverlener. Deze vervangende rechtsbijstandverlener bezoekt u dan in plaats van uw aangewezen rechtsbijstandverlener. In het geval u toestemming heeft gekregen voor een extra rechtsbijstandverlener, zoals hiervoor genoemd, gelden dezelfde bepalingen als voor de aangewezen of vervangende rechtsbijstandverlener.

(aanvraag van geprivilegieerd bezoek)

In beginsel kunnen de genoemde personen en instanties zich vrijelijk met u onderhouden. Indien toezichthoudende maatregelen worden opgelegd, laat de directeur voor het bezoek weten welke toezichthoudende maatregelen genomen worden om het onderhoud zo ongestoord mogelijk te laten verlopen. De toezichthoudende maatregelen mogen er niet toe leiden dat vertrouwelijke mededelingen in het onderhoud tussen u en uw geprivilegieerd bezoek bij derden bekend kunnen worden. Het toezicht dient zodanig te worden uitgeoefend dat de vertrouwelijkheid van de conversatie tussen u en uw bezoeker blijft gewaarborgd.

In geval van bezoek van uw aangewezen rechtsbijstandverlener geldt een uitzondering en wordt visueel toezicht gehouden op het gesprek via cameratoezicht. De inhoud van het gesprek is niet hoorbaar. Het toezicht wordt zodanig uitgeoefend dat de vertrouwelijkheid van de conversatie tussen u en uw rechtsbijstandverlener blijft gewaarborgd.

De camerabeelden worden in beginsel terstond na het gesprek gewist. Een ambtenaar of medewerker van de inrichting kan een gesprek tussen u en uw aangewezen rechtsbijstandverlener onderbreken indien er bij het cameratoezicht gevaarlijk gedrag wordt waargenomen. In dat geval worden de camerabeelden van het gesprek wel bewaard, tot – afhankelijk of beklag en/of beroep wordt ingesteld tegen beëindiging van het gesprek – uiterlijk de dag na de uitspraak van de beroepscommissie.

Tegen beëindiging van het gesprek tussen u en uw rechtsbijstandverlener staat beklag en vervolgens beroep open.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 37, art. 38, art. 40a, art. 60 tot en met art. 68 en art. 69 tot en met art. 71

  • Penitentiaire maatregel; art. 23b, art. 29, art. 31 en art. 32, eerste lid

3.8.3. Consulair bezoek

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Indien u een gedetineerde vreemdeling bent, heeft u het recht om contact te maken met uw diplomatieke vertegenwoordiging en om bezoek van consulaire medewerkers te ontvangen. U kunt de directeur van de inrichting verzoeken de consulaire vertegenwoordiger van de staat waarvan u onderdaan bent, op de hoogte te stellen van uw detentie. De directeur is verplicht aan uw verzoek gehoor te geven.

Indien u een gedetineerde vreemdeling bent heeft de consulaire ambtenaar het recht om u maximaal één maal per maand te bezoeken, tenzij u te kennen heeft gegeven daarop geen prijs te stellen. De consulaire ambtenaar dient de directeur hierom schriftelijk te verzoeken. Het bezoek komt niet in de plaats van uw persoonlijk bezoek. Vervolgens dient de consulaire ambtenaar contact op te nemen met het Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) voor het plannen van een afspraak.

Het consulair bezoek vindt plaats in de bezoekruimte achter een glazen scheidingswand.

De gesprekken gevoerd tijdens het bezoek worden altijd live gemonitord. Die gesprekken worden opgenomen en het personeel luistert en kijkt mee tijdens de gesprekken. Indien de gesprekken niet in het Nederlands worden gevoerd worden die achteraf vertaald. Ook kan, indien nodig, tijdens de gesprekken een tolk worden ingezet om voor live vertaling te zorgen.

De vertaling van de gesprekstof moet binnen een kort tijdsbestek kunnen geschieden. U dient 48 uur van tevoren aan te geven in welke taal (en eventuele bijzonderheden daarbij, bijvoorbeeld een bepaald dialect) u de gesprekken tijdens het bezoek wenst te voeren. Bezien zal worden of tijdig voor vertaling kan worden gezorgd. Mocht dat niet zo zijn, zal het bezoek niet binnen 48 uur na opgave van de taal kunnen plaatsvinden, maar op een later moment. Het gesprek wordt beëindigd indien toch een andere dan de opgegeven taal wordt gebruikt.

Met het oog op het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, ter voorkoming of opsporing van strafbare feiten en ter bescherming van slachtoffers of anderszins betrokkenen bij misdrijven wordt tijdens het bezoek altijd direct toezicht door het aanwezige personeel uitgeoefend.

De directeur kan bepalen dat behalve de hierboven genoemde vormen van toezicht er nog op andere wijze toezicht plaatsvindt. Aan u en uw bezoek wordt altijd van tevoren mededeling gedaan van de aard en de reden van dit toezicht.

Nadere regelgeving

  • Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963; art. 36

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 36, art. 38 en art. 56, derde lid

  • Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen; art. 3, derde lid

3.8.4. Presentatie ambassade/consulaat

(Op de navolgende bepaling na, aan de directeur)

Indien een ambtenaar, belast met het toezicht op vreemdelingen, u vordert om medewerking te verlenen aan een presentatie bij een ambassade of consulaat, bent u verplicht daaraan medewerking te verlenen.

Nadere regelgeving

  • Vreemdelingenwet 2000; art. 63, derde lid

3.9. Telefoneren

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U verblijft in de EBI. Dit heeft mede tot gevolg dat alle personen (met uitzondering van de geprivilegieerde contacten, zie paragraaf 3.8.2), waarmee u voor de eerste keer wilt telefoneren vooraf worden gescreend. Mede naar aanleiding van de screening beslist de directeur of het door u gewenste telefonisch contact is toegestaan. De screeningsprocedure staat beschreven in paragraaf 2.4.

Dit houdt voor u in dat indien u een telefoongesprek wenst te voeren met familie of andere personen waarmee u nog niet eerder tijdens uw verblijf in de EBI telefonisch contact heeft gehad, u deze personen van tevoren ter screening moet voordragen.

Door de inrichting wordt bepaald op welke dagen en tijdstippen de mogelijkheid bestaat om te telefoneren.

3.9.1. Telefoneren met persoonlijke relaties

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U heeft het recht om op de dag van uw insluiting of, indien die gelegenheid die dag niet bestaat vanwege het late tijdstip van uw insluiting, de daaropvolgende dag uw aangewezen rechtsbijstandverlener door de inrichting in kennis te laten stellen van uw insluiting. U kunt alleen uw aangewezen rechtsbijstandverlener bellen omdat andere personen die u wenst te bellen, eerst gescreend dienen te worden.

U wordt in de gelegenheid gesteld om één keer per week (van maandag tot en met zondag) gedurende maximaal tien minuten één telefoongesprek4 te voeren met personen buiten de inrichting, echter niet met personen die in een vorm van detentie verblijven. U kunt de directeur gemotiveerd verzoeken om met uw in detentie verblijvende levenspartner of familielid te mogen bellen. De directeur zal op dit verzoek gemotiveerd beslissen.

Het telefoongesprek met een gescreend contact met een verblijfsadres in Nederland kan uitsluitend worden gevoerd vanuit daarvoor aangewezen plaatsen met een aangewezen toestel. Dit betreft één van de PI’s zoals genoemd in bijlage 1 bij de Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen, waarbij de persoon met wie u telefoneert gebruik moet maken van een door de desbetreffende PI verschafte telefoon. Aan de persoon met wie u telefoneert zal worden medegedeeld vanaf welke PI hij of zij kan bellen. De persoon met wie u telefoneert dient zich voorafgaand aan het telefoongesprek deugdelijk te legitimeren.

Bij personen in de leeftijd tot 14 jaar zal normaliter uitsluitend worden gecontroleerd op personalia en adres. Op verzoek verstrekt het personeel formulieren die u, ter invulling, aan uw relaties kunt toezenden.

Telefoongesprekken vanuit het buitenland kunnen enkel met toestemming van de Minister en onder door hem gestelde voorwaarden worden gevoerd.

Daarnaast worden de door u gevoerde gesprekken altijd live gemonitord. Die gesprekken worden opgenomen en het personeel luistert mee tijdens de gesprekken. Indien de gesprekken niet in het Nederlands worden gevoerd worden die achteraf vertaald. Ook kan, indien nodig, tijdens de gesprekken een tolk worden ingezet om voor live vertaling te zorgen.

De inrichting gaat ervan uit dat u tijdens het telefoneren Nederlands spreekt. Als dat niet zo is, dient u 48 uur van tevoren aan te geven in welke taal (en eventuele bijzonderheden daarbij, bijvoorbeeld een bepaald dialect) u wenst te telefoneren. Bezien zal worden of tijdig voor vertaling kan worden gezorgd. Mocht dat niet zo zijn, zal het telefoneren niet binnen 48 uur na opgave van de taal kunnen plaatsvinden, maar op een later moment. Het gesprek wordt beëindigd indien toch een andere dan de opgegeven taal wordt gebruikt.

De directeur kan bepalen dat behalve deze vormen van toezicht er nog op andere wijze toezicht plaats kan vinden. Aan u wordt altijd van tevoren mededeling gedaan van de aard en de reden van dit toezicht.

Bepaalde telefoonnummers zijn in de inrichting afgesloten (bijvoorbeeld van de Belastingdienst of de saldolijn van banken). Dit betekent dat het niet mogelijk is om die nummers te bellen.

Kort samengevat zien de mogelijkheden voor het bellen met persoonlijke relaties er als volgt uit:

Hoe vaak en hoe lang mag u bellen?

U mag één keer per week, gedurende maximaal 10 minuten, één telefoongesprek voeren

Mag u in die maximaal 10 minuten met meerdere personen bellen, in die zin dat u om de beurt met 1 persoon belt?

Nee, u mag in die 10 minuten met één persoon bellen

Wat gebeurt er met de minuten die u overhoudt als u korter dan 10 minuten belt?

Deze overgebleven minuten vervallen

Met wie mag u niet bellen?

– alle personen die niet positief zijn gescreend

– alle personen die in een vorm van detentie verblijven

– personen die minder dan 6 maanden geleden met ontslag zijn gegaan uit een vorm van detentie

Mag een gescreend contact vanuit elke door die persoon zelf gekozen locatie met mij bellen?

Nee, het telefoongesprek met een gescreend contact met een verblijfsadres in Nederland kan uitsluitend worden gevoerd vanuit daarvoor aangewezen plaatsen met een aangewezen toestel. Dit betreft één van de PI’s zoals genoemd in bijlage 1 bij de Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen, waarbij de persoon met wie u telefoneert gebruik moet maken van een door de desbetreffende PI verschafte telefoon. Aan de persoon met wie u telefoneert zal worden medegedeeld vanaf welke PI hij of zij kan bellen.

Telefoongesprekken vanuit het buitenland kunnen enkel met toestemming van de Minister en onder door hem gestelde voorwaarden worden gevoerd.

Is het mogelijk om te bellen met een partner of familielid die/dat zelf ook gedetineerd is?

U kunt de directeur gemotiveerd verzoeken om met uw in detentie verblijvende levenspartner of familielid te mogen bellen. De directeur zal op dit verzoek gemotiveerd beslissen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 39, art. 40b en art. 58

  • Penitentiaire maatregel; art. 23a

  • Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen; art. 6, art. 6a en art. 6b

3.9.2. Telefoneren met geprivilegieerde contacten

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U wordt in de gelegenheid gesteld om met een geprivilegieerd persoon (dit is onder andere uw aangewezen rechtsbijstandverlener) te telefoneren. Ten hoogste twee aangewezen rechtsbijstandverleners kunnen contact met u onderhouden (zie paragraaf 3.8.2). Ook voor het telefonisch contact geldt dat er sprake kan zijn van een vervangende rechtsbijstandverlener of dat u toestemming heeft gekregen voor een extra rechtsbijstandverlener.

Er wordt geen ander toezicht op de gesprekken uitgeoefend dan noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie u een gesprek voert of wenst te voeren, vast te stellen.

De Minister kan bevelen dat u aan beperkingen wordt onderworpen bij aanwijzingen van een ernstige gevaarzetting voor de openbare orde en veiligheid buiten de inrichting (een bevel op grond van artikel 40d van de Penitentiaire beginselenwet).

In dat geval kan uw aangewezen rechtsbijstandverlener alleen met u telefoneren vanaf een daarvoor aangewezen locatie en telefoon. Dit betreft één van de PI’s zoals genoemd in bijlage 1 bij de Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen, waarbij uw aangewezen rechtsbijstandverlener gebruik moet maken van een door de desbetreffende PI verschafte telefoon. Het personeel belt naar uw aangewezen rechtsbijstandverlener. Wanneer daadwerkelijk contact is gelegd, wordt de telefoon aan u overhandigd. Ook in het geval uw aangewezen rechtsbijstandverlener vanaf een aangewezen locatie moet bellen wordt geen ander toezicht op de gesprekken uitgeoefend dan noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie u een gesprek voert of wenst te voeren, vast te stellen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 2, art. 39, art. 40a en art. 40d

  • Penitentiaire maatregel; art. 23b, art. 29 en art. 31

  • Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen, art. 6b

4. Verzorging

4.1. Geestelijke verzorging

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U heeft het recht uw godsdienst of levensovertuiging vrij te belijden en te beleven.

U wordt in de gelegenheid gesteld persoonlijk contact te onderhouden met de geestelijk verzorger van de godsdienst of levensovertuiging van uw keuze, die aan de Dienst Geestelijke Verzorging is verbonden. Er zullen twee geestelijk verzorgers bij het contact aanwezig zijn, zie het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1. Het is mogelijk dat deze geestelijk verzorgers van verschillende godsdienst of levensovertuiging zijn.

Voorts wordt u in gelegenheid gesteld om in de inrichting te houden godsdienstige bijeenkomsten (zoals kerk- en gebedsdiensten) of levensbeschouwelijke bijeenkomsten (zoals bezinningsbijeenkomsten) van uw keuze bij te wonen op de afdeling of via videoverbinding, voor zover uw gezondheid zich daar niet tegen verzet en dit vanuit veiligheidsoogpunt verantwoord is.

Aan de inrichting zijn geestelijk verzorgers vanuit verschillende religieuze -en levensbeschouwelijke stromingen verbonden: rooms-katholiek, protestants, orthodox, humanistisch, joods, moslim, boeddhistisch en hindoeïstisch.

Deelname vindt enkel individueel plaats, tenzij anders bepaald.

Ook indien u niet tot enige godsdienstige gezindte behoort of tot een gezindte die deze dagen niet als rustdagen in acht neemt, gelden de algemeen erkende feestdagen zoals benoemd in de Algemene Termijnenwet en de zondagen als rustdag.

Briefwisseling tussen u en de geestelijk verzorger die is verbonden aan de inrichting waar u verblijft, is niet aan censuur onderworpen. Wel zal de post altijd gelezen worden door een tweede geestelijk verzorger en kan correspondentie met de geestelijk verzorger in uw aanwezigheid geopend worden ter controle op bijgesloten voorwerpen, zie het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1.

In het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming kan de directeur beperkingen stellen aan de manier waarop u uw godsdienst of levensovertuiging wenst te belijden dan wel te beleven.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 5, art. 36, vierde lid en art. 41

  • Algemene Termijnenwet; art. 3

  • Penitentiaire maatregel; art. 24 tot en met art. 27

4.2. Medische verzorging

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

Aan de inrichting zijn verbonden (bijv. huisarts, tandarts, psychiater)

(onderzoek bij binnenkomst: deelname aan arbeid en sport)

(aanvragen bezoek of ontvangst van huisarts, tandarts, psychiater etc.)

Tijdens een bezoek aan één van de bovengenoemde personen, kunt u in uw bewegingsvrijheid worden beperkt. De directeur kan bepalen dat het toezichthoudend personeel aanwezig is in de behandelruimte, indien dat noodzakelijk wordt geacht.

De geneeskundige behandeling wordt verricht door twee artsen – waarbij het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1 in acht wordt genomen – waarvan ten minste één arts is verbonden aan de inrichting, of door een aan de inrichting verbonden arts en een verpleegkundige.

(recht op raadpleging van o.a. eigen huisarts, tandarts en psychiater voor eigen rekening)

(medicijnen)

(ziek- en betermelding)

Als bij u sprake is van een gevaar dat wordt veroorzaakt door een stoornis van uw geestvermogens, kan de directeur op advies van de psychiater besluiten dat u hiervoor moet worden behandeld.

Behandeling vindt alleen met uw toestemming plaats, tenzij er omstandigheden zijn die de behandeling zonder uw toestemming noodzakelijk maken. In paragraaf 6.6 staat beschreven wanneer een onvrijwillige geneeskundige behandeling kan plaatsvinden.

(vaststellen geneeskundig behandelingsplan, bijvoorbeeld als volgt:

‘De directeur zorgt ervoor dat er onder verantwoordelijkheid van een psychiater zoveel mogelijk met uw instemming een geneeskundig behandelingsplan wordt vastgesteld. Dit plan is erop gericht om het gevaar dat wordt veroorzaakt door een stoornis van uw geestvermogens zodanig weg te nemen dat u niet langer in deze bijzondere inrichting/op deze bijzondere afdeling hoeft te verblijven.’)

Onder ‘gevaar’ wordt hier verstaan:

  • 1. gevaar voor uzelf, hetgeen onder meer bestaat uit:

    • a. het gevaar dat u zich van het leven zult beroven of dat u zichzelf ernstig lichamelijk letsel zult toebrengen;

    • b. het gevaar dat u maatschappelijk te gronde gaat;

    • c. het gevaar dat u uzelf in ernstige mate zult verwaarlozen;

    • d. het gevaar dat u met hinderlijk gedrag agressie van anderen zult oproepen;

  • 2. gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit:

    • a. het gevaar dat u een ander van het leven zult beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zult toebrengen;

    • b. het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;

    • c. het gevaar dat u een ander, die aan uw zorg is toevertrouwd, zult verwaarlozen;

  • 3. gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.

(wijzigen behandelingsplan, bijvoorbeeld als volgt:

‘Het behandelingsplan kan na overleg met u worden gewijzigd. De wijziging wordt u voor het ingaan van de wijziging meegedeeld.’)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 42 en art. 46a tot en met art. 46c

  • Penitentiaire maatregel; art. 21 tot en met art. 23

4.3. Sociale verzorging en hulpverlening in de inrichting

4.3.1. Aansluiting Nazorg

(Op de navolgende bepaling na, aan de directeur)

Binnen tien werkdagen na binnenkomst in de inrichting heeft u een gesprek met een inrichtingsmedewerker. Deze medewerker gaat met u na of er zaken zijn die in verband met uw detentie en de situatie daarna geregeld moeten worden. Het gaat daarbij om de volgende zaken:

  • een geldig identiteitsbewijs;

  • werk en inkomen;

  • huisvesting;

  • schulden;

  • zorg.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 43

4.3.2. Psycholoog

(het vier ogen-principe wordt gegarandeerd, paragraaf 2.1)

(Aan de directeur)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 43

4.3.3. Fasering en vrijhedenbeleid

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De afdeling Detentie & Re-integratie (D&R) houdt zich bezig met zaken betreffende het verloop en de fasering van uw detentie en met het op uw verzoek indienen van een gratieverzoek.

Na binnenkomst in de inrichting wordt een detentie- en re-integratieplan opgesteld. Uw detentieplan wordt regelmatig besproken in het Multidisciplinair Overleg (MDO). Indien nodig wordt uw situatie besproken in het Psycho Medisch Overleg (PMO).

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 18a, art. 18b en art. 43

4.3.3.1. Selectie en overplaatsing

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

(verwijzen naar hoofdstuk 11 van het model huisregels; verzoek- en bezwaarschriftprocedures)

Voorafgaand aan de plaatsing in de EBI wordt u gehoord door de selectiefunctionaris waarbij u uw bezwaren tegen een plaatsing op de EBI kenbaar kunt maken. Indien u in de EBI geplaatst wordt kunt u tegen die beslissing beroep instellen bij de RSJ (zie paragraaf 12.3 over het instellen van beroep).

De Minister, namens deze de selectiefunctionaris, neemt elke twaalf maanden een besluit over de verlenging van uw verblijf op de EBI. Indien de Minister, namens deze de selectiefunctionaris, overweegt uw verblijf op de EBI te verlengen, zult u gehoord worden door de selectiefunctionaris waarbij u uw bezwaren tegen een verlenging van uw verblijf op de EBI kenbaar kunt maken. Indien besloten wordt tot een verlenging van uw verblijf op de EBI, kunt u beroep instellen bij de RSJ (zie paragraaf 12.3 over het instellen van beroep).

Een verzoek tot overplaatsing kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 18, vierde lid van de Penitentiaire beginselenwet, twaalf maanden na plaatsing of verlenging van die plaatsing op de EBI worden gedaan.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 15, art. 16, art. 17 en art. 18

  • Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden; art. 26

4.3.3.2. Tijdelijk verlaten van de inrichting

(Op de navolgende bepaling en onderwerpen na, aan de directeur)

(incidenteel verlof; wanneer, hoe aanvragen, verwijzen naar de ministeriële Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting)

(strafonderbreking; wanneer, hoe aanvragen, verwijzen naar de ministeriële Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting)

Tijdens uw verblijf op de EBI komt u niet in aanmerking voor re-integratieverlof.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 26

  • Wetboek van Strafvordering; art. 6:2:4

  • Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting; art. 16, aanhef en onder g, onder 2°

4.3.4. Ontspanningskas

In de EBI wordt geen gebruik gemaakt van de ontspanningskas.

4.4. Persoonlijke verzorging

(Op de navolgende onderwerpen na, aan de directeur)

(voeding, voeding en godsdienst of levensovertuiging, dieet)

(dragen van rijkskleding en eigen kleding/schoeisel: uitgangspunt; recht op dragen van eigen kleding tenzij de eigen kleding niet voldoet aan in redelijkheid te stellen eisen)

(linnengoed)

(wasgoed: uitgangspunt (met uitzondering van het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg): wassen geschiedt op eigen risico en voor eigen kosten van de gedetineerde; een algemene geldelijke periodieke heffing is niet toegestaan).

(douchen; minimale frequentie 2 keer per week)

(kapper; aanvraag/ kosten: 1 keer per zes weken van rijkswege)

(gebruiksartikelen – indien gewenst – verstrekt door de inrichting: in elk geval shampoo, zeep, tandpasta, tandenborstel, kam, toiletpapier en indien van toepassing: scheergerei voor de mannelijke gedetineerde, maandverband voor de vrouwelijke gedetineerde of verzorgingsartikelen voor kinderen)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 44

4.5. Materiële verzorging

4.5.1. Voorwerpen in de inrichting

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

Het is u toegestaan in uw verblijfsruimte kleding en schoeisel die u nodig heeft voor dagelijks gebruik bij u te houden. De directeur bepaalt welke persoonlijke voorwerpen u in uw verblijfsruimte mag houden.

In de inrichting geldt een algeheel verbod op kleding en schoeisel van merken die genoemd worden op de door de inrichting opgestelde lijst met niet toegestane merken of een waarde boven de € 250,– per stuk/per paar heeft. Deze waarde wordt door de inrichting vastgesteld. U mag dergelijke kleding/schoeisel niet dragen of anderszins in uw bezit hebben in de inrichting.

Voor sieraden en accessoires geldt dat u per type sieraad/accessoire één stuk in uw bezit mag hebben en dat de gezamenlijke waarde van dergelijke voorwerpen niet hoger mag zijn dan maximaal € 500,–.

Het is u alleen toegestaan om voorwerpen die op de lijst toegestane voorwerpen op cel staan in uw verblijfsruimte te houden dan wel bij u te dragen, voor zover dit zich verdraagt met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.

Het is verboden om het blad De Vrije Zielen en opvolgers van het blad met gewijzigde titel in de inrichting in bezit te hebben.

Het bezit van huisdieren is niet toegestaan.

De directeur kan op grond van het belang van de handhaving van de orde of de (brand)veiligheid in de inrichting, dan wel de beperking van zijn aansprakelijkheid voor de voorwerpen, bepalen dat u eerder toegestane voorwerpen niet (langer) in uw verblijfsruimte mag houden.

Indien de directeur u toestemming verleent de door u gewenste voorwerpen bij u te mogen te houden, dient u zich te realiseren dat het hier gaat om een gunst en niet om een (verworven) recht. Dit houdt onder meer in dat indien u wordt overgeplaatst naar een andere afdeling of andere inrichting deze voorwerpen niet zonder meer kunnen worden meegenomen. U dient hiertoe wederom een verzoek in te dienen bij de directeur van de afdeling of inrichting waar u wordt geplaatst.

Aan het door u bij zich mogen houden van voorwerpen kan de directeur voorwaarden verbinden die het gebruik van en de aansprakelijkheid voor deze voorwerpen kunnen betreffen.

(goederen kunnen alleen worden ingevoerd door één van uw gescreende contactpersonen...)

(eigen-risicoverklaring)

In geval van vermissing of beschadiging van een voorwerp dat u met toestemming in uw verblijfsruimte heeft dan wel bij zich draagt, is de directeur aansprakelijk tot een maximaal bedrag van € 500,– per voorwerp. De directeur is niet aansprakelijk indien de vermissing of beschadiging het gevolg is van uw eigen opzet of bewuste roekeloosheid.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 29, vijfde lid, art. 31, derde lid, en art. 45

  • Penitentiaire maatregel; art. 49

4.5.2. Geld

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

(geldzaken)

Het is niet toegestaan contant geld in uw bezit te hebben. Uw contante geld wordt op een rekening-courant gezet.

Op uw rekening-courant mag maximaal een bedrag van € 250,– staan. Het is niet toegestaan een negatief saldo te hebben op uw rekening-courant.

Indien bij u of in een voor u bestemde brief vreemde valuta worden aangetroffen, worden deze voor u in de kas bewaard tot uw vertrek. Indien het gaat om euro’s, dan worden deze geboekt op uw rekening-courant, voor zover daarbij het maximaal toegestane saldo van € 250,– niet wordt overschreden. Als het maximaal toegestane saldo is bereikt worden de overige euro’s voor u op een geblokkeerde rekening bewaard tot uw vertrek.

Op het moment van uw ontslag wordt maximaal € 250,– contant meegegeven.

Het geld dat zich op het moment van uw ontslag in de kas bevindt wordt gestort op:

(per inrichting verschillend)

Wanneer geld wordt overgeschreven naar uw rekening-courant door één van uw vijftien gescreende contactpersonen, dan moet de afzender bij de overboeking uw achternaam, uw voorletters en uw registratienummer vermelden. Zonder aanwezigheid van die gegevens wordt de storting niet verwerkt en wordt het geld teruggestort naar de afzender.

Het aantal bankrekeningnummers waarnaar u geld mag overmaken is gelimiteerd tot de bankrekeningnummers van de maximaal 15 gescreende contactpersonen. Zie voor de screeningsprocedure paragraaf 2.4. Bovendien dient de overmaking een noodzakelijk re-integratiedoel te dienen. Transacties voor bijvoorbeeld boetebetalingen of schulden zijn wel mogelijk.

Het is niet toegestaan geld over te maken naar een andere gedetineerde. Ook niet via een tussenpersoon buiten de inrichting.

Het is niet toegestaan dat u via telebankieren of telefonisch geld overmaakt van uw externe rekening naar uw rekening-courant.

Het gebruik van paysafecards of andere bankkaarten/betaalmiddelen is niet toegestaan.

Financiële transacties kunnen aanleiding geven tot nader onderzoek. De directeur beoordeelt de noodzaak en kan bij twijfel de overboeking weigeren. Dit geldt zowel voor overboekingen van uw rekening-courant als van het geblokkeerde tegoed.

Indien u geld uit het buitenland ontvangt is dit een financiële transactie.

Indien de financiële administratie een internationale postwissel of bankcheque voor u moet inwisselen is uw handtekening vereist. De verwerking neemt ongeveer drie weken in beslag.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 46

4.5.3. Postzaken en correspondentie

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Algemeen

U heeft, behoudens de navolgende beperkingen, recht om post te ontvangen en te verzenden. Indien u over onvoldoende gelden beschikt en niet in de gelegenheid bent inkomsten te verwerven uit arbeid, wordt aan u, op uw verzoek, eenmaal per week de port voor ten minste één brief van rijkswege verstrekt.

U dient zich tijdens het corresponderen te onthouden van uitspraken die de orde en veiligheid in gevaar kunnen brengen, zoals de veiligheid/procedures die gelden binnen de inrichting, alsmede het bekendmaken van de identiteit van de op de afdeling verblijvende gedetineerden en/of werkzaam zijnde medewerkers.

Met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid, de voorkoming of opsporing van strafbare feiten of de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven, is het aan u niet toegestaan om post te ontvangen van of te verzenden aan personen die in een vorm van detentie verblijven.

De directeur is bevoegd enveloppen of andere poststukken, gericht aan u of afkomstig van u op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen. De directeur mag dit doen in afwezigheid van u tenzij de enveloppen of andere poststukken afkomstig zijn van of bestemd voor de zogenaamde geprivilegieerde contacten, zoals uw aangewezen rechtsbijstandverlener, de Commissie van Toezicht of de beklagcommissie. De directeur zal in die gevallen het onderzoek altijd in aanwezigheid van u verrichten.

De directeur is eveneens bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken, gericht aan u of afkomstig van u, toezicht uit te oefenen tenzij de brieven of andere poststukken afkomstig zijn van of gericht aan geprivilegieerde contacten, zoals uw aangewezen rechtsbijstandverlener. Dit toezicht houdt onder meer in dat de directeur kan besluiten brieven of andere poststukken te kopiëren. Over de wijze waarop toezicht wordt uitgeoefend, wordt aan u van tevoren mededeling gedaan.

Door een daartoe aangewezen personeelslid vindt controle plaats op de envelop en de inhoud van de aan u gerichte of afkomstige brieven, dan wel poststukken. De inhoud van de brieven/poststukken wordt dus gelezen en, indien niet opgesteld in het Nederlands, vertaald.

De directeur kan de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, de voorkoming of opsporing van strafbare feiten, ter bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven. Te denken valt aan poststukken waarin racistische en/of beledigende uitlatingen zijn opgenomen, of uitlatingen over een medegedetineerde worden gedaan.

Dit geldt echter niet voor verzending of uitreiking van brieven of andere poststukken, alsmede bijgesloten voorwerpen gericht aan of afkomstig van geprivilegieerde contacten.

Wanneer voorwerpen worden aangetroffen die naar het oordeel van de directeur een gevaar opleveren voor de orde en veiligheid in de inrichting, bijvoorbeeld paperclips, dan worden deze ingenomen.

Niet-uitgereikte brieven of andere poststukken dan wel bijgesloten voorwerpen worden onder afgifte van een bewijs van ontvangst teruggestuurd naar de afzender, hetzij tot het einde van uw detentie ten behoeve van u bewaard, hetzij met uw toestemming vernietigd, hetzij met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten aan een opsporingsambtenaar ter hand gesteld.

U biedt elke brief of ander poststuk aan in een open envelop, met uitzondering van brieven of poststukken bestemd voor de zogenaamde geprivilegieerde contacten.

De te verzenden brief of het te verzenden poststuk dient u te voorzien van uw achternaam, registratienummer en celnummer. U draagt zorg voor voldoende frankering.

Het is u niet toegestaan bestellingen te ontvangen van postorderbedrijven en uitgeverijen, anders dan abonnementen op kranten of tijdschriften. Doet u dit toch, dan wordt de bestelling op uw kosten geretourneerd.

Briefpapier en enveloppen kunt u uitsluitend in de inrichtingswinkel aanschaffen, of kunnen in verband met het ontbreken van financiële middelen op uw verzoek door de inrichting aan u worden verstrekt. Ansichtkaarten en postzegels kunnen uitsluitend via de inrichtingswinkel worden aangeschaft. Het is u niet toegestaan blanco of voorgedrukt(e) ansichtkaarten of briefpapier te ontvangen. Het is eveneens niet toegestaan om via de post postzegels te ontvangen. U mag maximaal tien postzegels op uw cel hebben. De overige postzegels worden voor uw eigen risico door het personeel opgeborgen. Het onderling doorgeven van postzegels is niet toegestaan.

De voor u bestemde post wordt zo spoedig mogelijk na controle aan u uitgereikt.

Het is niet toegestaan om ingekomen relationele correspondentie uit te voeren.

Slechts geprivilegieerde post mag worden uitgevoerd. Zijn er door de rechter-commissaris aan u beperkingen opgelegd met betrekking tot uw correspondentie, dan wordt uw in- en uitgaande post eerst naar de rechter-commissaris gezonden.

Reguliere post

De inrichting gaat ervan uit dat niet geprivilegieerde correspondentie, door u te verzenden of te ontvangen, is opgesteld in het Nederlands. Als dat niet zo is, dient u aan te geven in welke taal (en eventuele bijzonderheden daarbij, bijvoorbeeld een bepaald dialect) de correspondentie is opgesteld. Bezien zal worden of voor vertaling kan worden gezorgd, waarna de correspondentie kan worden verzonden of ontvangen.

Geprivilegieerde post

Ten hoogste twee rechtsbijstandverleners mogen met u corresponderen (zie paragraaf 3.8.2). Indien sprake is van een vervangende rechtsbijstandverlener of u heeft toestemming gekregen voor een extra rechtsbijstandverlener, gelden dezelfde regels. Brieven of andere poststukken, gericht aan of afkomstig van andere rechtsbijstandverleners dan de aangewezen rechtsbijstandverleners worden niet aan u uitgereikt. Niet-uitgereikte brieven worden onder afgifte van een bewijs van ontvangst teruggestuurd naar de afzender.

Indien uw post is gericht aan een geprivilegieerd contact, dient u dit duidelijk op de envelop of op het poststuk te vermelden. Bij aan u geadresseerde geprivilegieerde post tekent u in het bijzijn van het personeel voor het ontvangen van gesloten geprivilegieerde post. Daarna zal deze aan u geadresseerde geprivilegieerde post in uw bijzijn door het personeel worden geopend en gecontroleerd op de aanwezigheid van eventuele contrabande. Na deze controle wordt de post aan u uitgereikt.

Indien er in deze geprivilegieerde post contrabande of zaken worden aangetroffen die de orde of de veiligheid kunnen schaden – denk aan paperclips, stalen bindingen, etc – zal het personeel u verzoeken deze goederen af te staan. Indien, en voor zover mogelijk, zal het personeel voor vervangende materialen zorgen.

De door u te versturen geprivilegieerde post zal in uw bijzijn door het personeel worden gecontroleerd op de aanwezigheid van eventuele contrabande. Na deze controle dient u, onder toezicht van het personeel, de bewuste post in een geadresseerde enveloppe te doen, af te sluiten en direct aan het personeel te overhandigen, die voor verzending zal zorgdragen.

Wenst u poststukken aan een geprivilegieerd contact te voorzien van nietjes en/of paperclips, dan dient u deze stukken met dat verzoek aan het dienstdoend personeel te overhandigen. Deze zal de stukken zoals gewenst, indien mogelijk, in uw bijzijn voorzien van nietjes of paperclips en zorgdragen voor verzending. U dient wel te beseffen dat door het afgeven van deze poststukken het vertrouwelijke karakter hiervan wordt opgeheven.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet: art. 36, art. 37, art. 40a, art. 40d en art. 58

  • Penitentiaire maatregel; art. 29, art. 30 en art. 31

  • Regeling geprivilegieerde post gedetineerden

4.5.4. Boeken, kranten en tijdschriften

(Op het navolgende onderwerp na, aan de directeur)

(alleen rechtstreeks via een uitgever of via het aanbod van de inrichtingswinkel.)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 48, eerste lid

5. Gedetineerdencommissie

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Met het oog op de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, is in de EBI geen Gedetineerdencommissie (Gedeco) aanwezig.

Indien u daarom verzoekt, wordt u op individuele basis in de gelegenheid gesteld onderwerpen betreffende de gang van zaken in de EBI met het afdelingshoofd te bespreken. Zo nodig kunt u daarna nog in de gelegenheid worden gesteld die onderwerpen met de directeur te bespreken. Wanneer u bepaalde zaken wilt bespreken, bestaat de mogelijkheid om een verzoekbriefje in te vullen en een gesprek aan te vragen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 74

6. Controle en geweldgebruik

6.1. Identificatie

(Op het navolgende onderwerp na, aan de directeur)

(Bij binnenkomst in de inrichting, bij het verlaten van de inrichting, bij het afnemen van DNA in het kader van de tenuitvoerlegging van een bevel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden en voor zover dit anderszins noodzakelijk is, stelt de directeur uw identiteit vast aan de hand van uw vingerafdrukken.)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 28

  • Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden

6.2. Onderzoek verblijfsruimte

(Aan de directeur)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 34

6.3. Urinecontrole

(Op de navolgende bepalingen en het onderwerp na, aan de directeur)

De directeur kan u verplichten urine af te staan ten behoeve van een onderzoek van die urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen.

Een urinecontrole wordt in ieder geval uitgevoerd in de volgende gevallen:

  • bij de beslissing tot overplaatsing;

  • bij binnenkomst in de inrichting;

  • bij het vermoeden van gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen.

U heeft het recht om kennis te nemen van de uitslag van het urine-onderzoek. Als u dit wilt, kunt u voor eigen rekening een hernieuwd onderzoek van de afgestane urine laten plaatsvinden.

(sancties bij positieve uitslag, weigering van de medewerking of (poging) fraude)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 30

  • Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen

6.4. Onderzoek aan kleding of lichaam

(het vier ogen-principe wordt gegarandeerd, paragraaf 2.1)

In het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de PI kunt u op elk moment aan uw lichaam en kleding worden onderzocht. Daarbij wordt het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1. in acht genomen.

U wordt in elk geval aan uw lichaam en kleding onderzocht in de volgende gevallen:

  • a. bij binnenkomst en bij het verlaten van de PI;

  • b. bij plaatsing in de straf- of afzonderingscel;

  • c. voorafgaand aan en na afloop van bezoek zonder glazen scheidingswand;

  • d. indien dit anderszins in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid noodzakelijk is.

Bij zowel relatie- als ambtelijk bezoek (zoals advocaten, personeel diplomatieke vertegenwoordiging, reclasseringsmedewerkers, psychologen of psychiaters) met glazen scheidingswand vindt er voor aanvang en na einde van het bezoek een grondig onderzoek aan kleding plaats.

Tevens kunt u bij het verlaten, dan wel betreden van de unit gecontroleerd worden met behulp van de daartoe bestemde detectieapparatuur.

Voorts kunt u aan uw kleding onderzocht worden na activiteiten of contact met het personeel of overige personen die in de inrichting werkzaamheden verrichten.

Het onderzoek aan het lichaam omvat mede het uitwendig schouwen van de openingen en holten van uw lichaam.

Het onderzoek aan de kleding omvat mede het onderzoek van de voorwerpen die u bij u draagt of met u meevoert.

Indien u aan uw lichaam wordt onderzocht, vindt dit onderzoek altijd in een besloten ruimte plaats. Het onderzoek wordt, voor zover mogelijk, verricht door personen van hetzelfde geslacht als u.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 27 en art. 29

6.5. Onderzoek in het lichaam

(Op de navolgende bepalingen en het onderwerp na, aan de directeur)

(wanneer en door wie)

U kunt in uw lichaam worden onderzocht, indien dit noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel voor uw gezondheid. Dit onderzoek wordt verricht door een arts of, in diens opdracht, door een verpleegkundige, waarbij het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1, in acht wordt genomen.

Indien u in uw lichaam wordt onderzocht vindt dit onderzoek altijd in een besloten ruimte plaats. Het onderzoek wordt, voor zover mogelijk, verricht door personen van hetzelfde geslacht als u.

Een ambtenaar of medewerker van de inrichting waar u verblijft, kan indien onverwijlde tenuitvoerlegging geboden is, een beslissing als voornoemd nemen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 27, art. 31, art. 57 en art. 58

6.6. Onvrijwillige geneeskundige behandeling

(Op de navolgende bepalingen en het onderwerp na, aan de directeur)

Er zijn drie typen onvrijwillige geneeskundige behandeling:

  • 1. de gedwongen geneeskundige handeling;

  • 2. de a-dwangbehandeling;

  • 3. de b-dwangbehandeling.

De a-dwangbehandeling en de b-dwangbehandeling kunnen alleen worden toegepast indien u verblijft op of wordt overgeplaatst naar een bijzondere afdeling bestemd voor de behandeling van de geestelijke gezondheidstoestand.

Ad 1: De gedwongen geneeskundige handeling (artikel 32 Pbw)

De directeur kan u verplichten te gedogen dat ten aanzien van u een bepaalde geneeskundige handeling wordt verricht, indien die handeling naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid of veiligheid van u of van anderen. De handeling wordt altijd verricht door een arts of, in diens opdracht, door een verpleegkundige.

Van de toepassing van een gedwongen geneeskundige handeling wordt uiterlijk bij aanvang van de behandeling melding gedaan aan:

  • de Minister;

  • de Commissie van Toezicht en

  • de bevoegde inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, indien de geneeskundige handeling wordt toegepast ter afwending van ernstig gevaar dat voortvloeit uit een stoornis van uw geestvermogens.

Deze personen ontvangen een afschrift van de beslissing tot de gedwongen geneeskundige handeling en worden op de hoogte gesteld van de beëindiging van de gedwongen geneeskundige handeling.

(Maximale duur, opstellen behandelplan ter verbetering van de gezondheidstoestand, mogelijkheid tot voortzetting van de gedwongen geneeskundige handeling)

Wanneer u niet wil instemmen met (de wijziging van) uw geneeskundig behandelingsplan, en/of zich tegen de uitvoering van de daarin opgenomen behandelingsmiddelen verzet, kan onder verantwoordelijkheid van de behandelend arts worden overgegaan tot

  • a-dwangbehandeling, om een langdurig verblijf in/op deze bijzondere inrichting of afdeling te voorkomen;

  • b-dwangbehandeling, om een onmiddellijk dreigend gevaar binnen de inrichting af te wenden.

Ad 2: De a-dwangbehandeling (artikel 46d, aanhef en onder a, Pbw)

De directeur kan schriftelijk beslissen dat ten aanzien van u een a-dwangbehandeling wordt toegepast, indien aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat door een stoornis van uw geestvermogens wordt veroorzaakt niet binnen redelijke termijn kan worden weggenomen. Wat hier onder gevaar wordt verstaan, staat omschreven in paragraaf 4.2.

Indien de directeur voornemens is deze behandeling aan u op te leggen, meldt de directeur dit voornemen uiterlijk drie dagen voor het nemen van die beslissing aan de voorzitter van de Commissie van Toezicht. Deze schakelt de maandcommissaris in. Deze laatste zal u bezoeken. Tevens worden, indien op u van toepassing, uw aangewezen rechtsbijstandverlener, curator en mentor op de hoogte gesteld. Zij worden in de gelegenheid gesteld bezwaren tegen de beslissing kenbaar te maken.

De directeur verstrekt u onverwijld een afschrift van de beslissing tot a-dwangbehandeling, waarin onder meer staat vermeld voor welke termijn zij geldt (niet langer dan drie maanden), en welke bezwaren daartegen zijn aangevoerd.

De a-dwangbehandeling wordt uiterlijk bij aanvang gemeld aan:

  • de Minister;

  • de Commissie van Toezicht en

  • de bevoegde inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, indien een geneeskundige handeling wordt toegepast in verband met een gevaar dat voortvloeit uit een stoornis van uw geestvermogens;

  • de aangewezen rechtsbijstandverlener;

  • de curator;

  • de mentor.

Deze personen ontvangen een afschrift van de beslissing tot de dwangbehandeling en worden op de hoogte gesteld van de beëindiging van de dwangbehandeling.

Deze behandeling zal u ondergaan in een daartoe geschikte afdeling of inrichting. In de meest voorkomende gevallen zal dit een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) zijn.

Indien de directeur beslist tot de aanvang van een a-dwangbehandeling bestaat de mogelijkheid rechtstreeks beroep in te stellen bij de RSJ.

Voortzetting a-dwangbehandeling (artikel 46e, vijfde lid, jo. artikel 46d, aanhef en onder a, Pbw)

De directeur kan binnen zes maanden na afloop van de a-dwangbehandeling schriftelijk beslissen tot voortzetting van de a-dwangbehandeling.

De directeur verstrekt u onverwijld een afschrift van de beslissing tot voortzetting van de a-dwangbehandeling, waarin onder meer staat vermeld voor welke termijn zij geldt (niet langer dan drie maanden).

De voortzetting van de a-dwangbehandeling wordt uiterlijk bij aanvang gemeld aan:

  • de Minister;

  • de Commissie van Toezicht en

  • de bevoegde inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Deze personen ontvangen een afschrift van de beslissing tot voortzetting van de dwangbehandeling en worden op de hoogte gesteld van de beëindiging van de dwangbehandeling.

Ad 3: De b-dwangbehandeling (artikel 46d, aanhef en onder b, Pbw)

De directeur kan beslissen dat ten aanzien van u een b-dwangbehandeling wordt toegepast, indien dit naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat binnen de inrichting door een stoornis van uw geestvermogens wordt veroorzaakt af te wenden. Wat hier onder gevaar wordt verstaan, staat omschreven in paragraaf 4.2.

De b-dwangbehandeling wordt uiterlijk bij aanvang gemeld aan:

  • de Commissie van Toezicht;

  • de Minister en

  • de bevoegde inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Deze personen ontvangen een afschrift van de beslissing tot de dwangbehandeling en worden op de hoogte gesteld van de beëindiging van de dwangbehandeling.

Deze behandeling zal u ondergaan in een daartoe geschikte afdeling of inrichting. In de meest voorkomende gevallen zal dit een PPC zijn.

Indien de directeur beslist tot een b-dwangbehandeling bestaat de mogelijkheid hiertegen in beklag te gaan.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 5, art. 14, art. 32, art. 42, art. 46a tot en met 46e, art. 57 en art. 58

  • Penitentiaire maatregel; art. 21 tot en met art. 23

Zie voor de mogelijkheden van beklag en beroep hoofdstuk 12 van deze huisregels.

6.7. Mechanische middelen

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur kan bepalen dat u tijdens de afzondering door bevestiging van mechanische middelen aan uw lichaam voor een periode van ten hoogste 24 uur in uw bewegingsvrijheid wordt beperkt, indien die beperking noodzakelijk is ter afwending van een van u uitgaand ernstig gevaar voor uw gezondheid of de veiligheid van anderen dan uzelf.

De directeur stelt altijd onverwijld de arts of diens vervanger en de Commissie van Toezicht van de bevestiging van mechanische middelen in kennis.

De directeur kan de beslissing tot bevestiging van mechanische middelen aan uw lichaam telkens met ten hoogste 24 uur verlengen. De beslissing tot verlenging wordt genomen na overleg met de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 27, art. 33, art. 57 en art. 58

  • Regeling toepassing mechanische middelen in penitentiaire inrichtingen

6.8. Geweld en vrijheidsbeperkende middelen

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur is bevoegd tegen u geweld te gebruiken, dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:

  • a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

  • b. de uitvoering van een door de directeur genomen beslissing;

  • c. de voorkoming van het zich onttrekken door u aan het op u uitgeoefende toezicht;

  • d. de uitvoering van een ingevolge het Wetboek van Strafvordering of de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden door de officier van justitie of de rechter-commissaris genomen beslissing, alsmede de uitvoering van artikel 258a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Naast de directeur is de Minister of een daartoe door hem aangewezen ambtenaar of medewerker bevoegd jegens u geweld te gebruiken of vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden met het oog op een van de volgende belangen:

  • a. de uitvoering van een door hem genomen beslissing;

  • b. ter voorkoming van het zich onttrekken door u aan het op u uitgeoefende toezicht.

Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf. Degene die geweld heeft gebruikt, maakt hiervan onverwijld een schriftelijk verslag en doet dit verslag onverwijld aan de directeur, dan wel de Minister toekomen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 27 en art. 35

  • Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen

6.9. DNA-onderzoek

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Sinds de inwerkingtreding van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden wordt in de PI’s, in opdracht van het Openbaar Ministerie, celmateriaal afgenomen bij personen die veroordeeld zijn wegens ieder misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is.

U bent verplicht om celmateriaal voor DNA-onderzoek af te staan als u veroordeeld bent voor één van de volgende feiten:

  • een geweldsdelict;

  • een seksueel delict;

  • één of meer van de bijzondere delicten genoemd in het inwerkingtredingbesluit van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden waarop een strafdreiging van vier jaar of méér staat.

DNA wordt afgenomen door een hiertoe opgeleid personeelslid, waarbij het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1 in acht wordt genomen. Bij weigering krijgt u maximaal vijf dagen bedenktijd in een afzonderingscel. Mocht u hierna alsnog weigeren, wordt het DNA onder dwang door een arts afgenomen.

Bezwaar maken tegen de afname van DNA-celmateriaal is niet mogelijk. Wel kunt u bezwaar maken tegen de opname van uw DNA-profiel in de DNA-databank. Het bezwaar moet binnen twee weken na de DNA-afname worden aangetekend bij de griffie van de rechtbank waar u bent veroordeeld. Uw rechtsbijstandverlener kan u hierbij helpen. Is de rechter het met uw bezwaar eens? Dan wordt uw DNA-materiaal vernietigd. Is de rechter het niet met u eens (‘bezwaar ongegrond’), dan wordt alsnog een DNA-profiel gemaakt voor de DNA-databank. U kunt geen hoger beroep instellen tegen de beslissing van de rechter.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 35

  • Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden

7. Ordemaatregelen

7.1. Algemeen

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur is bevoegd aan u bevelen te geven voor zover dat noodzakelijk is in het belang van:

  • a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

  • b. een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

De directeur kan diverse ordemaatregelen opleggen. Een uitdrukkelijke wettelijke voorziening is getroffen ten aanzien van twee ordemaatregelen, die regelmatig voorkomen: de uitsluiting van activiteiten en de plaatsing in afzondering. Het pakket van ordemaatregelen dat de directeur ter beschikking staat, is echter groter.

Ordemaatregelen mogen nooit langer duren dan strikt noodzakelijk.

Voor het opleggen van een ordemaatregel is niet vereist dat u zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

U bent verplicht de aan u gegeven bevelen onverwijld op te volgen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 5, tweede, derde en vierde lid

7.2. Uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur kan u uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten:

  • a. indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;

  • b. indien dit ter bescherming van u noodzakelijk is;

  • c. in geval van ziekmelding of ziekte van u;

  • d. indien u hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.

De uitsluiting van deelname aan een of meer activiteiten op de gronden genoemd onder a of b, duurt ten hoogste twee weken. De directeur kan deze uitsluiting telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot uitsluiting nog bestaat.

Indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de uitsluiting, bedoeld onder a of b, geboden is, kan een ambtenaar of medewerker u uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten, voor een periode van ten hoogste vijftien uren.

In aanvulling op de bevoegdheden van de directeur ten aanzien van uw deelname aan activiteiten kan de Minister besluiten:

  • een beperking op te leggen of u uit te sluiten van de mate waarin u in staat wordt gesteld individueel dan wel met andere gedetineerden aan activiteiten deel te nemen;

  • een beperking op te leggen of u uit te sluiten van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 5, art. 23, art. 40d, art. 57 en art. 58

7.3. Afzondering

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur is bevoegd u in afzondering te plaatsen:

  • a. indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;

  • b. indien dit ter bescherming van u noodzakelijk is;

  • c. in geval van ziekmelding of ziekte van u;

  • d. indien u hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.

De afzondering wordt ten uitvoer gelegd in een afzonderingscel of in een andere verblijfsruimte. Gedurende het verblijf in de afzonderingscel neemt u niet deel aan activiteiten, voor zover de directeur niet anders bepaalt en behoudens het dagelijks verblijf in de buitenlucht. De directeur kan het contact met de buitenwereld gedurende het verblijf in de afzonderingscel beperken of uitsluiten.

De afzondering op de gronden genoemd onder a of b, duurt ten hoogste twee weken.

Wanneer u ter observatie in afzondering wordt geplaatst, kunt u door middel van een camera geobserveerd worden.

De directeur kan de afzondering op de gronden genoemd onder a of b, telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot afzondering nog bestaat.

Indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de afzondering op de gronden vermeld onder a of b, geboden is, kan een ambtenaar of medewerker u voor een periode van ten hoogste vijftien uren in afzondering plaatsen. De directeur wordt van deze plaatsing onverwijld op de hoogte gesteld.

De directeur draagt zorg dat, ingeval de afzondering langer dan vierentwintig uren duurt en ten uitvoer wordt gelegd in een afzonderingscel, de Commissie van Toezicht en de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger direct hiervan in kennis worden gesteld.

Afhankelijk van uw gedrag en uw psychische gesteldheid kunt u in beperkte mate gebruik maken van de op de afdeling aanwezige lectuur.

Het is mogelijk dat u de tenuitvoerlegging van de afzondering in een andere inrichting of op een andere afdeling moet ondergaan.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 5, tweede en derde lid, art. 24, art. 24a, art. 25, art. 57 en art. 58

  • Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen

8. Disciplinaire straffen

8.1. Algemeen

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Indien u betrokken bent bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming kan de directeur besluiten u een disciplinaire straf op te leggen.

Ook gedragingen door u gepleegd buiten de inrichting, kunnen voor een disciplinaire afdoening in aanmerking komen.

Indien een ambtenaar of medewerker constateert dat u betrokken bent bij feiten als voornoemd en hij voornemens is daarover aan de directeur een schriftelijk rapport uit te brengen, deelt hij u dit mede. De directeur beslist over het opleggen van een disciplinaire straf zo spoedig mogelijk nadat hem dit rapport is uitgebracht.

Indien de directeur of zijn plaatsvervanger zelf de feiten als voornoemd constateert, hoeft er geen schriftelijk rapport te worden opgemaakt.

Een straf kan worden opgelegd, dan wel ten uitvoer gelegd in een andere inrichting of afdeling dan waar het feit is begaan.

De directeur houdt aantekening:

  • van elke strafoplegging, dan wel wijziging daarvan;

  • indien een straf geheel of ten dele wordt herzien.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 50 tot en met art. 55, art. 57 en art. 58

8.2. Straffen die kunnen worden opgelegd

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur kan de navolgende disciplinaire straffen opleggen:

  • a. opsluiting in een strafcel, dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken;

  • b. ontzegging van bezoek voor ten hoogste vier weken, indien het feit plaatsvond in verband met bezoek van die persoon of personen;

  • c. uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten voor ten hoogste twee weken;

  • d. geldboete tot een bedrag van ten hoogste tweemaal het in de inrichting of afdeling geldende weekloon.

De directeur bepaalt bij de oplegging van een geldboete tevens door welke andere straf deze zal worden vervangen, ingeval de boete niet binnen de daartoe door hem gestelde termijn is betaald.

De directeur kan meer dan één straf opleggen, met dien verstande dat de straffen genoemd onder a en c slechts kunnen worden opgelegd voor zover zij samen niet langer duren dan twee weken.

De oplegging van een straf laat onverlet de mogelijkheid voor de directeur om ter zake van de door u toegebrachte schade met hem een regeling te treffen. De hoogte van de regeling is niet aan een wettelijk maximum gebonden.

Geen straf kan worden opgelegd, indien u voor het begaan van het feit of de feiten niet verantwoordelijk kunt worden gesteld.

Indien een straf is opgelegd, wordt deze onverwijld ten uitvoer gelegd. De directeur kan bepalen dat een straf niet of slechts ten dele ten uitvoer wordt gelegd.

Ad. a Opsluiting in een strafcel, dan wel een andere verblijfsruimte

Indien aan u de disciplinaire straf van opsluiting is opgelegd bent u uitgesloten van het deelnemen aan activiteiten, voor zover de directeur niet anders bepaalt en behoudens het dagelijkse verblijf in de buitenlucht.

De directeur draagt zorg dat, ingeval de opsluiting in een strafcel ten uitvoer wordt gelegd en langer dan vierentwintig uren duurt, de Commissie van Toezicht en de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger terstond hiervan in kennis worden gesteld.

Wanneer u in een strafcel bent geplaatst, kunt u door middel van een camera geobserveerd worden.

De directeur kan het contact met de buitenwereld gedurende het verblijf in de strafcel beperken of uitsluiten.

Alleen tijdens het luchten is het toegestaan te roken. U dient zelf voor rookwaar te zorgen.

Tijdens uw verblijf in de strafcel draagt u van rijkswege verstrekte kleding. Afhankelijk van uw gedrag en uw psychische gesteldheid kunt u in beperkte mate gebruik maken van de op de afdeling aanwezige lectuur.

Indien de tenuitvoerlegging van de opsluiting in een strafcel in de inrichting of afdeling waarin u verblijft niet mogelijk is of op ernstige bezwaren stuit, kan zij in een andere inrichting of afdeling worden ondergaan.

Ad. d Geldboete

Met weekloon wordt bedoeld het standaardloon inclusief de normale prestatietoeslagen, maar exclusief eventuele toeslagen voor weekeindwerkzaamheden, zoals in de huisdienst.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 50 tot en met art. 55, art. 57 en art. 58

  • Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen

8.3. Voorwaardelijke straf

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Een straf kan geheel of ten dele voorwaardelijk worden opgelegd. De proeftijd bedraagt ten hoogste drie maanden vanaf het moment van strafoplegging.

De directeur stelt in elk geval als voorwaarde dat u zich onthoudt van het plegen van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. De directeur kan daarnaast andere voorwaarden stellen aan uw gedrag. De opgelegde voorwaarden worden u schriftelijk medegedeeld.

Bij het overtreden van een voorwaarde binnen de proeftijd kan de directeur bepalen dat de opgelegde voorwaardelijke straf geheel of ten dele ten uitvoer wordt gelegd.

De directeur kan een onvoorwaardelijke straf geheel of ten dele omzetten in een voorwaardelijke straf.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 53, art. 57 en art. 58

9. Schadeclaims

9.1. Schadeverhaal op gedetineerde

9.1.1. Schade aan rijkseigendommen

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U wordt geacht de aan u van rijkswege ter beschikking gestelde goederen naar behoren te gebruiken voor het doel waarvoor ze bestemd zijn. Indien u schade toebrengt aan rijkseigendommen kunnen de kosten daarvan op u worden verhaald.

Indien er bij het veroorzaken van de schade sprake was van moedwilligheid of achteloosheid, kan de directeur ter zake van de door u toegebrachte schade een regeling met u treffen. Het verhaal van de schade is niet aan een maximum gebonden. Met uw toestemming kan de directeur besluiten de schade te verhalen middels uw saldo op uw rekening-courant. De uitvoering van de met u getroffen schaderegeling wordt bij een eventuele overplaatsing overgenomen door de betreffende inrichting.

De mogelijkheid tot het treffen van een regeling laat onverlet de mogelijkheid voor de directeur om aangifte te doen van het door u gepleegde feit bij de daarvoor in aanmerking komende opsporingsinstanties. Indien de door u toegebrachte schade hoger is dan € 700,–, ligt een aangifte voor de hand.

Naast voornoemde wegen staat het de directeur eveneens vrij te besluiten een civielrechtelijke procedure tegen u te starten. Dit betekent dat hij u schriftelijk aansprakelijk stelt en bij niet-betaling het kantongerecht of de arrondissementsrechtbank wordt ingeschakeld. De directeur kan aan de president van de rechtbank verlof vragen tot het leggen van conservatoir beslag op bijvoorbeeld uw roerende goederen, waaronder begrepen uw vorderingen. Op deze manier kunnen ook in bewaring genomen bezittingen en uw eigen geld bij de schadevergoeding worden betrokken.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 51, vierde lid

  • Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; art. 700

9.1.2. Kosten door lichamelijk letsel

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Kosten door het Rijk betaald als gevolg van door u aan uzelf moedwillig toegebracht lichamelijk letsel kunnen op u worden verhaald. De kosten van lichamelijk letsel door u toegebracht aan personeelsleden en derden, kunnen ook op u worden verhaald.

Hiervoor kan eventueel een schaderegeling met u worden getroffen, waarbij de schade op u zal worden verhaald. Bovendien bestaat de mogelijkheid een civielrechtelijke procedure te starten om de gemaakte kosten op u te verhalen.

Tot slot kunnen personeelsleden en derden aangifte tegen u doen, indien u geweld jegens hem of haar hebt toegepast.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 51, vierde lid

9.2. Aansprakelijkheid inrichting

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U bent primair zelf aansprakelijk voor voorwerpen die u bij u of met u draagt of in uw verblijfsruimte heeft geplaatst. De privégoederen die u in uw verblijfsruimte heeft, dienen in uw verblijfsruimte te blijven.

De directeur kan u toestemming verlenen voorwerpen, waarvan het bezit niet is verboden, in uw verblijfsruimte te plaatsen, dan wel bij u te hebben. De directeur kan aan de toestemming voorwaarden verbinden die kunnen betreffen het gebruik van en de aansprakelijkheid voor deze voorwerpen. Buiten het geval van opzet of roekeloosheid is de aansprakelijkheid van de Staat voor deze voorwerpen in ieder geval beperkt tot € 500,– per voorwerp, inclusief eventuele gevolgschade.

U dient op deugdelijke wijze te kunnen aantonen dat u schade heeft ondervonden en u bent verplicht dit onmiddellijk na constatering te melden aan ..... (in te vullen door de directeur)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 45

  • Penitentiaire maatregel; art. 49

10. Instanties

10.1. Commissie van Toezicht

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

Aan iedere inrichting dan wel afdeling is een Commissie van Toezicht verbonden.

De Commissie van Toezicht draagt zorg voor onder andere de afhandeling van klaagschriften.

De Commissie van Toezicht stelt zich door persoonlijk contact met de gedetineerden regelmatig op de hoogte van onder hen levende wensen en gevoelens. Hiertoe treedt een van haar leden bij toerbeurt op als maandcommissaris, waarbij het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1 in acht wordt genomen.

(de maandcommissaris houdt ten minste eenmaal per maand in de inrichting of afdeling spreekuur)

(problemen, klachten e.d. voorleggen aan CvT)

(spreekuur maandcommissaris)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 7

  • Penitentiaire maatregel; art. 11 tot en met art. 20

10.2. Beklagcommissie

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De beklagcommissie bestaat uit drie leden van de Commissie van Toezicht en een secretaris.

U kunt bij de beklagcommissie klagen over een u betreffende door of namens de directeur genomen beslissing, zie hoofdstuk 12.

De beklagcommissie stelt u in de gelegenheid uw klaagschrift mondeling toe te lichten, tenzij uw beklag kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond wordt bevonden.

De voorzitter, dan wel een door hem aangewezen lid van de beklagcommissie kan, indien hij het beklag van eenvoudige aard, dan wel kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht, uw klaagschrift enkelvoudig afdoen. Dit betekent dat tijdens de zitting één lid van de beklagcommissie aanwezig is, die een beslissing neemt over uw klaagschrift.

De beklagcommissie kan, indien zij uw klacht gegrond acht, onder meer de beslissing van de directeur geheel of gedeeltelijk vernietigen, de directeur opdragen een nieuwe beslissing te nemen of bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 7 en art. 60 tot en met art. 68

  • Penitentiaire maatregel; art. 11 tot en met art. 20

10.3. Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)

(Op de navolgende bepaling na, aan de directeur)

Bij de RSJ kunt u beroep instellen tegen onder andere de uitspraak van de beklagcommissie of tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts, zie paragraaf 12.3. Ook met de RSJ kunt u ongecensureerd corresponderen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 36, art. 37 en art. 69 tot en met art. 73

10.4. Juridisch advies voor gedetineerden

(Aan de directeur)

11. Verzoek- en bezwaarschriftprocedure

11.1. Verzoekschrift

(Op de navolgende bepalingen en het onderwerp na, aan de directeur)

U heeft het recht om bij de selectiefunctionaris een met redenen omkleed verzoekschrift in te dienen strekkende tot plaatsing in, dan wel overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling.

U kunt bij de selectiefunctionaris alleen een verzoekschrift indienen tot plaatsing in of overplaatsing naar een andere inrichting of afdeling.

Wanneer u het verzoek in wilt dienen, kunt u aan het personeel een daarvoor bestemd formulier vragen. Dit formulier dient u volledig in te vullen, dat wil zeggen dat u uw naam, de inrichting waar u verblijft, de datum, het verzoek en de reden van uw verzoek dient te vermelden. Het formulier kunt u vervolgens zelf opsturen.

(hoe en bij wie indienen verzoekschrift; kan door tussenkomst directeur)

De selectiefunctionaris stelt u in de gelegenheid uw verzoekschrift schriftelijk of mondeling toe te lichten, tenzij hij het verzoekschrift kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht.

De selectiefunctionaris stelt u binnen zes weken schriftelijk, gemotiveerd en zoveel mogelijk in een voor u begrijpelijke taal op de hoogte van zijn beslissing.

Indien u het niet eens bent met zijn beslissing kunt u hiertegen beroep instellen (zie paragraaf 12.3). De selectiefunctionaris wijst u in de beslissing op de mogelijkheid van het instellen van beroep, de termijnen waarbinnen en de wijze waarop dit gedaan moet worden.

Indien uw verzoekschrift is afgewezen, kunt u twaalf maanden na deze afwijzing opnieuw een dergelijk verzoekschrift indienen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 18

11.2. Bezwaarschrift

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

U heeft het recht om een met redenen omkleed bezwaarschrift in te dienen tegen de beslissing:

  • a. van de selectiefunctionaris tot plaatsing in of overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling;

  • b. van de Minister u geen vervangende of extra rechtsbijstandverlener aan te wijzen als bedoeld in artikel 40a van de Penitentiaire beginselenwet;

  • c. van de Minister om u een bevel op te leggen als bedoel in artikel 40d van de Penitentiaire beginselenwet.

Ad. a.

U kunt bij de selectiefunctionaris alleen een bezwaarschrift indienen tegen zijn beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar een andere inrichting of een afdeling met een bijzondere bestemming.

U dient het bezwaarschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop u kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen u bezwaar indient. Indien u uw bezwaarschrift niet op tijd indient, wordt u niet-ontvankelijk verklaard. Dit houdt in dat de selectiefunctionaris uw bezwaarschrift niet in behandeling neemt. Slechts wanneer redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat u het bezwaarschrift niet eerder had kunnen indienen, wordt van deze termijn afgeweken.

Wanneer u bezwaarschrift in wilt dienen, kunt u aan het personeel een daarvoor bestemde formulier vragen. Dit formulier dient u volledig in te vullen, dat wil zeggen dat u uw naam, de inrichting waar u verblijft, de datum, de beslissing waartegen u bezwaar indient en de reden van uw bezwaar dient te vermelden. Het formulier kunt u vervolgens zelf opsturen.

(hoe en bij wie indienen bezwaarschrift; kan door tussenkomst directeur)

De selectiefunctionaris stelt u in de gelegenheid uw bezwaarschrift schriftelijk of mondeling toe te lichten, tenzij hij het bezwaarschrift bij voorbaat kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht. De selectiefunctionaris stelt u binnen zes weken schriftelijk, gemotiveerd en zoveel mogelijk in een voor u begrijpelijke taal op de hoogte van zijn beslissing.

Indien u het niet eens bent met zijn beslissing, kunt u hiertegen beroep instellen (zie paragraaf 12.3). De selectiefunctionaris wijst u in de beslissing op de mogelijkheid van het instellen van beroep, de termijnen waarbinnen en de wijze waarop dit gedaan moet worden.

Indien u voorafgaande aan de beslissing van de selectiefunctionaris reeds in de gelegenheid bent gesteld uw bezwaren tegen de voorgenomen beslissing kenbaar te maken, kunt u tegen de beslissing van de selectiefunctionaris direct beroep instellen. Het indienen van een bezwaarschrift bij de selectiefunctionaris blijft dan achterwege.

Ad. b.

U kunt bij de Minister alleen een bezwaarschrift indienen tegen zijn beslissing tot het weigeren van een extra rechtsbijstandverlener als bedoeld in artikel 40a, zesde lid van de Penitentiaire beginselenwet.

U dient het bezwaarschrift in uiterlijk op de zevende dag na die waarop u kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen u bezwaar indient. Indien u uw bezwaarschrift niet op tijd indient, wordt u niet-ontvankelijk verklaard. Dit houdt in dat de Minister uw bezwaarschrift niet in behandeling neemt. Slechts wanneer redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat u het bezwaarschrift niet eerder had kunnen indienen, wordt van deze termijn afgeweken.

(hoe en bij wie indienen bezwaarschrift; kan door tussenkomst directeur)

De Minister stelt u in de gelegenheid uw bezwaarschrift toe te lichten, tenzij hij het bezwaarschrift bij voorbaat kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht. De Minister stelt u binnen zes weken schriftelijk, gemotiveerd en zoveel mogelijk in een voor u begrijpelijke taal op de hoogte van zijn beslissing.

Indien u het niet eens bent met zijn beslissing, kunt u hiertegen beroep instellen (zie paragraaf 12.3). De Minister wijst u op de mogelijkheid van het instellen van beroep, de termijnen waarbinnen en de wijze waarop dit gedaan moet worden.

Ad. c.

U kunt bij de Minister alleen een bezwaarschrift indienen tegen zijn beslissing tot het geven van een bevel als bedoeld in artikel 40d van de Penitentiaire beginselenwet.

U dient het bezwaarschrift in uiterlijk op de zevende dag na die waarop u kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen u bezwaar indient. Indien u uw bezwaarschrift niet op tijd indient, wordt u niet-ontvankelijk verklaard. Dit houdt in dat de Minister uw bezwaarschrift niet in behandeling neemt. Slechts wanneer redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat u het bezwaarschrift niet eerder had kunnen indienen, wordt van deze termijn afgeweken.

(hoe en bij wie indienen bezwaarschrift; kan door tussenkomst directeur)

De Minister stelt u in de gelegenheid uw bezwaarschrift toe te lichten, tenzij hij het bezwaarschrift bij voorbaat kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht. De Minister stelt u binnen zes weken schriftelijk, gemotiveerd en zoveel mogelijk in een voor u begrijpelijke taal op de hoogte van zijn beslissing.

Indien u het niet eens bent met zijn beslissing, kunt u hiertegen beroep in stellen (zie paragraaf 12.3). De Minister wijst u op de mogelijkheid van het instellen van beroep, de termijnen waarbinnen en de wijze waarop dit gedaan moet worden.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 17, art. 72 en art. 73

12. Bemiddeling, beklag en beroep

12.1. Bemiddeling

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U kunt een verzoek tot bemiddeling indienen bij de Commissie van Toezicht indien:

  • u het niet eens bent met de wijze waarop de directeur zich in een bepaalde aangelegenheid jegens u heeft gedragen;

  • u meent dat de directeur een zorgplicht jegens u niet heeft betracht;

  • u het niet eens bent met een door of namens de directeur genomen beslissing die u betreft.

Indien het voorgaande betrekking heeft op een beslissing waartegen beklag openstaat, dient dit verzoek tot bemiddeling uiterlijk op de zevende dag nadat u kennis heeft gekregen van die beslissing te worden ingediend.

De Commissie van Toezicht streeft ernaar binnen vier weken een voor u en de directeur aanvaardbare oplossing te bereiken. De Commissie van Toezicht stelt u en de directeur in de gelegenheid, al dan niet in elkaars tegenwoordigheid, de standpunten mondeling toe te lichten. Indien u de Nederlandse taal niet voldoende beheerst, draagt de Commissie van Toezicht zorg voor de bijstand van een tolk.

De Commissie van Toezicht legt de resultaten van de bemiddeling neer in een schriftelijke mededeling en zendt dan wel reikt deze uit aan u en de directeur. Indien u de Nederlandse taal niet voldoende begrijpt, draagt de Commissie van Toezicht zorg voor een vertaling van de mededeling.

Indien u bemiddeling heeft gevraagd van een beklagwaardige beslissing van de directeur, dient u uiterlijk op de zevende dag nadat u kennis heeft gekregen van resultaten van de Commissie van Toezicht beklag in te dienen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 59a

12.2. Beklag

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

U kunt beklag doen bij de beklagcommissie indien u het niet eens bent met een door of namens de directeur genomen beslissing. Indien u zich niet wilt beklagen over een door of namens de directeur genomen beslissing dan kunt u uw klacht voorleggen aan de maandcommissaris (paragraaf 10.1).

In het klaagschrift aan de beklagcommissie dient u zo nauwkeurig mogelijk te vermelden over welke beslissing u klaagt en de redenen waarom u klaagt.

U dient het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop u kennis heeft gekregen van de beslissing waarover u klaagt in te dienen. Indien u uw klaagschrift niet op tijd indient, wordt u niet-ontvankelijk verklaard. Dit houdt in dat de beklagcommissie uw klaagschrift niet in behandeling neemt. Slechts wanneer redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat u het klaagschrift niet eerder had kunnen indienen, wordt van deze termijn afgeweken.

(hoe en bij wie indienen klaagschrift; kan door tussenkomst directeur)

Schorsing

U kunt de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ verzoeken om, hangende de uitspraak op uw klaagschrift, de tenuitvoerlegging van de beslissing waarop uw klaagschrift betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk te schorsen.

(hoe en bij wie indienen schorsingsverzoek)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 60 tot en met art. 68

12.3. Beroep

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

U kunt beroep instellen:

  • a. tegen de uitspraak van de beklagcommissie;

  • b. tegen de beslissing van de selectiefunctionaris op het bezwaar- of verzoekschrift, zie hoofdstuk 11, voor zover dit betreft een gehele of gedeeltelijke ongegrondverklaring van uw bezwaarschrift, dan wel afwijzing van uw verzoekschrift;

  • c. tegen de beslissing van de Minister tegen de afwijzing van het verzoek om een vervangende of extra rechtsbijstandverlener toe te staan of tegen de oplegging van een bevel als bedoel in artikel 40d van de Penitentiaire beginselenwet, nadat u in de gelegenheid bent gesteld uw bezwaren tegen de voorgenomen en u betreffende beslissing van de Minister kenbaar te maken;

  • d. tegen een u betreffende, door de Minister genomen, beslissing aangaande verlof en strafonderbreking, en tegen een afwijzing door de Minister van uw verzoek tot tijdelijke verruiming van contactmomenten;

  • e. tegen de beslissing van de directeur tot de aanvang van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a van de Penitentiaire beginselenwet (a-dwangbehandeling), nadat u in de gelegenheid bent gesteld uw bezwaren tegen de voorgenomen beslissing van de directeur kenbaar te maken (zie paragraaf 6.6);

  • f. tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts, ná bemiddeling door de Medisch Adviseur, zie hierna.

U kunt beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij de RSJ.

De behandeling van het beroepschrift geschiedt door een beroepscommissie van de RSJ.

Schorsing

U kunt de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ verzoeken om, hangende de uitspraak op het beroepschrift, de tenuitvoerlegging van de beslissing waarop het beroepschrift betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk te schorsen.

Wanneer u wilt verzoeken om schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing waarop het beroepschrift betrekking heeft, dient u uw schorsingsverzoek te richten aan de voorzitter van de beroepscommissie.

Ad. a. Beroep tegen de uitspraak van de beklagcommissie

Tegen de uitspraak van de beklagcommissie kunt u beroep instellen door het indienen van een met redenen omkleed beroepschrift.

Het beroepschrift dient uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak, dan wel na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak van de beklagcommissie te worden ingediend.

(hoe en bij wie indienen)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 69 tot en met art. 71

Ad. b., c. en d. Beroep inzake plaatsing, overplaatsing, verlof, strafonderbreking en tijdelijke verruiming van contactmomenten

U kunt beroep instellen door het indienen van een met redenen omkleed beroepschrift.

Het beroepschrift dient uiterlijk op de zevende dag na die waarop u kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen u beroep instelt te worden ingediend. Indien u het beroepschrift niet op tijd indient, wordt u niet-ontvankelijk verklaard. Dat wil zeggen dat de beroepscommissie uw beroepschrift niet in behandeling neemt. Alleen indien redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat u het beroepschrift niet eerder had kunnen indienen, wordt van deze termijn afgeweken.

(hoe en bij wie indienen)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 72 en 73

Ad. e. Onvrijwillige geneeskundige behandeling

Zie paragraaf 6.6.

Ad. f. Beroep tegen medisch handelen

U kunt een met redenen omkleed beroepschrift indienen tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts, de verpleegkundige, dan wel andere hulpverleners die door de inrichtingsarts bij de zorg aan u waren betrokken, de tandarts en de psychiater.

(hoe en bij wie indienen)

Voordat u een beroepschrift kunt indienen dient u eerst een schriftelijk verzoek aan de Medisch Adviseur bij de Dienst Justitiële Inrichtingen te richten om te bemiddelen ter zake van de klacht. Dit verzoek dient u uiterlijk op de veertiende dag na die waarop het beklaagde medisch handelen heeft plaatsgevonden in te dienen.

U dient uw verzoek om bemiddeling aan de Medisch Adviseur zo snel mogelijk na het plaatsvinden van de gebeurtenis in te dienen bij het Hoofd Zorg. Het Hoofd Zorg zal met u in overleg treden over uw klacht. Als dit gesprek niet tot een oplossing leidt, zal het Hoofd Zorg uw klacht:

  • doorsturen naar de Commissie van Toezicht als uw klacht betrekking heeft op de organisatie van de medische zorg;

  • doorsturen naar de Medisch Adviseur als uw klacht betrekking heeft op medisch handelen.

De Medisch Adviseur streeft ernaar binnen vier weken een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te bereiken. De Medisch Adviseur sluit de bemiddeling af met een mededeling van zijn bevindingen aan u, de arts of de verpleegkundige of de andere hulpverlener die bij de zorg aan u was betrokken en de directeur. Pas indien u het niet eens bent met de mededeling van de Medisch Adviseur kunt u een met redenen omkleed beroepschrift indienen. Het beroepschrift dient uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de Medisch Adviseur te worden ingediend.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 71b tot en met art. 71f

13. Informatie-, hoor- en mededelingsplicht

13.1. Informatieplicht

(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)

Op uw afdeling liggen deze huisregels ter inzage. Op uw verzoek wordt u onverwijld een exemplaar ter inzage verstrekt.

Naast deze huisregels heeft u recht op inzage in de Penitentiaire beginselenwet, de memorie van toelichting op de Penitentiaire beginselenwet, de Penitentiaire maatregel, de nota van toelichting op de Penitentiaire maatregel, de ministeriële regelingen en de hiertoe door de Minister aangewezen circulaires.

(waar aanwezig; in ieder geval in de bibliotheek)

(mogelijkheid tot lenen van de Penitentiaire beginselenwet, memorie van toelichting op de Penitentiaire beginselenwet, Penitentiaire maatregel, nota van toelichting op de Penitentiaire maatregel; op verzoek / onverwijld / in elk geval voor min. twee weken met mogelijkheid van verlenging tot zolang de gedetineerde daarover wil beschikken)

(inzage- en leenmogelijkheden voor niet-Nederlandstalige)

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 56

13.2. Hoorplicht

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur stelt u in de gelegenheid te worden gehoord (waarbij het vier ogen-principe zoals beschreven in paragraaf 2.1 in acht wordt genomen), zoveel mogelijk in een voor u begrijpelijke taal, alvorens hij op grond van de Penitentiaire beginselenwet beslist over:

  • a. de weigering of intrekking van de toestemming om een kind in de inrichting onder te brengen, bedoeld in artikel 12;

  • b. de uitsluiting van deelname aan activiteiten en de verlenging daarvan, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a of b, onderscheidenlijk tweede lid;

  • c. de plaatsing in afzondering en de verlenging hiervan, bedoeld in artikel 24, eerste lid, op grond van artikel 23, eerste lid, onder a of b, onderscheidenlijk artikel 24, derde lid, en de toepassing van artikel 25;

  • d. de beperking en de intrekking van verlof, bedoeld in artikel 26, derde lid;

  • e. het onderzoek in het lichaam, bedoeld in artikel 31;

  • f. het gedogen van een geneeskundige handeling, bedoeld in artikel 32;

  • g. het verrichten van een geneeskundige behandeling bedoeld in artikel 46d, onder a of b;

  • h. de bevestiging door mechanische middelen en de verlenging daarvan, bedoeld in artikel 33, eerste onderscheidenlijk derde lid;

  • i. de observatie door middel van een camera en de verlenging daarvan, bedoeld in artikel 34a, eerste onderscheidenlijk derde lid;

  • j. de observatie door middel van een camera, bedoeld in de artikelen 24a, eerste lid, en 51a, eerste lid;

  • k. de oplegging van een disciplinaire straf, bedoeld in artikel 51, en toepassing van de artikelen 52 en 53, derde lid.

  • l. de overplaatsing van een gedetineerde naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting.

In de gevallen genoemd onder b, c, d, e, f, h en l kan het horen achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel indien uw gemoedstoestand daaraan in de weg staat. Indien de noodzaak daartoe blijft bestaan, wordt u zodra dat mogelijk is, alsnog gehoord.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 57

13.3. Mededelingsplicht

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U ontvangt van de directeur onverwijld, schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor u begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling aangaande zijn beslissing inzake:

  • a. de weigering of intrekking van de toestemming om een kind in de inrichting onder te brengen (bedoeld in artikel 12 van de Penitentiaire beginselenwet);

  • b. de uitsluiting van deelname aan activiteiten en de verlenging daarvan (bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a of b, onderscheidenlijk tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • c. de plaatsing in afzondering en de verlenging daarvan (bedoeld in artikel 24, eerste lid, op grond van artikel 23, eerste lid, onder a of b, onderscheidenlijk artikel 24, derde lid, en de toepassing van artikel 25 van de Penitentiaire beginselenwet);

  • d. de beperking en de intrekking van verlof (bedoeld in artikel 26, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • e. het onderzoek in het lichaam (bedoeld in artikel 31 van de Penitentiaire beginselenwet);

  • f. het gedogen van een geneeskundige handeling (bedoeld in artikel 32 van de Penitentiaire beginselenwet);

  • g. het verrichten van een geneeskundige behandeling (bedoeld in artikel 46d, onder a of b, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • h. de bevestiging door mechanische middelen en de verlenging daarvan (bedoeld in artikel 33, eerste onderscheidenlijk derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • i. de observatie door middel van een camera en de verlenging daarvan, bedoeld in artikel 24a, eerste onderscheidenlijk derde lid, art. 34a, eerste onderscheidenlijk derde lid, en 51a, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • j. de overplaatsing van een gedetineerde naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting;

  • k. de oplegging van een disciplinaire straf (bedoeld in artikel 51, en toepassing van de artikelen 52 en 53, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • l. de weigering van verzending of uitreiking van een brief of ander poststuk dan wel van bijgesloten voorwerpen (bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • m. de weigering van de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of bepaalde personen (bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • n. het verbod van het voeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken (bedoeld in artikel 39, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet);

  • o. de weigering van een contact met een vertegenwoordiger van de media (bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet).

In de gevallen, genoemd onder l, m, n en o kan de mededeling achterwege blijven, indien de beslissing van de directeur strekt ter uitvoering van een beperking die aan u is opgelegd ingevolge de artikelen 62, 62a en 76 van het Wetboek van Strafvordering.

De directeur wijst u in de mededeling op de mogelijkheid van het instellen van beklag, de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit dient te geschieden, alsmede op de mogelijkheid tot het doen van een verzoek aan de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ om hangende de uitspraak op het klaagschrift de tenuitvoerlegging van de beslissing geheel of gedeeltelijk te schorsen.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 57 en art. 58

13.3.1. Inzage in penitentiair dossier

(Op de navolgende bepaling en het onderwerp na, aan de directeur)

(recht op inzage, verwijzing naar recht op kennisneming ingevolge artikel 18 en artikel 51b van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en weigeringsgronden uit artikel 21 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens)

U heeft het recht om te verzoeken om kennisneming van uw penitentiair dossier. Bij een daarop volgend verzoek om kennisneming, kunt u alleen verzoeken om kennisneming van uw penitentiair dossier zoals dat is gevormd in de periode van na het vorige verzoek.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 59

  • Penitentiaire maatregel; art. 35 tot en met art. 40

  • Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens; art. 18, art. 21 en art. 51b

14. Overig

14.1. Het ondergaan van vrijheidsstraf in eigen land

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

Indien u een gedetineerde vreemdeling bent is het navolgende voor u van belang.

In bepaalde gevallen is het mogelijk om uw straf of strafrestant in uw eigen land te ondergaan. De gevallen waarin dit mogelijk is staan omschreven in de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS).

Om u informatie te geven over de vraag wanneer u in aanmerking kunt komen voor overbrenging naar uw eigen land en onder welke voorwaarden is er een informatiefolder opgesteld. Deze folder is te verkrijgen in de Nederlandse, Franse, Duitse, Engelse, Spaanse, Turkse, Portugese en Italiaanse taal. Voorts is er een folder beschikbaar ten behoeve van de burgers van Hong Kong. In deze folder is een formulier opgenomen dat u kunt sturen naar de Nederlandse Minister van Veiligheid en Justitie en waarop u kunt aangeven dat u in aanmerking wenst te komen voor overbrenging.

Bij binnenkomst in de inrichting ontvangt u of kunt u de afdeling D&R verzoeken om een exemplaar van de informatiefolder WETS/WOTS, indien u afkomstig bent uit een land waarmee afspraken zijn gemaakt om de straf of het strafrestant eventueel in het eigen land te kunnen ondergaan.

Deze inlichtingenfolder ligt eveneens in diverse talen ter inzage in de bibliotheek.

Nadere regelgeving

  • Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen

  • Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties

14.2. Voorwaardelijke invrijheidstelling

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

In bepaalde gevallen kunt u in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling. De periode van voorwaardelijke invrijheidstelling is maximaal twee jaar. U komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking indien u een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen van meer dan één jaar, en u al een bepaald gedeelte van de straf heeft ondergaan.

Indien u een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen van meer dan één jaar en korter dan twee jaar, dan komt u in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling wanneer:

  • uw vrijheidsbeneming ten minste een jaar heeft geduurd en

  • er al een derde deel van de straf die u nog uit moet zitten is ondergaan.

Indien u een tijdelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen van meer dan twee jaar, dan komt u in aanmerking voor een voorwaardelijke invrijheidstelling wanneer u twee derde van uw straf heeft ondergaan. Met dien verstande dat de periode waarover voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend niet langer kan zijn dan twee jaar.

Het Openbaar Ministerie beslist over het toekennen van voorwaardelijke invrijheidstelling. Bij de afweging of u in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling worden de volgende aspecten betrokken:

  • de mate waarin en de wijze waarop u tijdens detentie door uw gedrag heeft laten zien dat u geschikt bent om terug te keren in de samenleving;

  • de mogelijkheden om de risico’s die verbonden zijn aan een invrijheidstelling te beperken en te beheersen;

  • de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen en de door uw geleverde inspanning om de schade te vergoeden die is veroorzaakt door uw strafbare feit.

De directeur van de inrichting en de reclassering adviseren over de beslissing om aan u voorwaardelijke invrijheidstelling te verlenen.

Het Openbaar Ministerie kan ook besluiten de beslissing over het verlenen van een voorwaardelijke invrijheidstelling uit te stellen.

Indien er geen voorwaardelijke invrijheidstelling aan u wordt verleend, dan kunt u (nog) twee keer verzoeken om alsnog voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld. Dit kan ten minste zes maanden na een afwijzing.

De verleende voorwaardelijke invrijheidstelling kan geheel of gedeeltelijk worden herroepen als er – ernstige – redenen zijn dat u een algemene voorwaarde of (bepaalde) bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Tegen een dergelijk besluit kunt u bezwaar indienen.

U kunt dus een bezwaarschrift indienen tegen:

  • de beslissing om geen voorwaardelijke invrijheidstelling te verlenen;

  • de beslissing tot uitstel van een voorwaardelijke invrijheidstelling;

  • de beslissing tot herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling.

Het bezwaarschrift moet zijn ingediend binnen twee weken nadat u kennis heeft genomen van bovenstaande beslissingen. Dit kunt u doen bij de rechtbank die u in eerste aanleg de vrijheidsstraf heeft opgelegd. Indien u meerdere vrijheidsstraffen achter elkaar ondergaat, moet u bij de rechtbank zijn die u de hoogste vrijheidsstraf heeft opgelegd.

Indien u in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling krijgt u een of meerdere voorwaarden en een proeftijd opgelegd. Zo mag u tijdens uw proeftijd niet opnieuw een strafbaar feit plegen. Doet u dat wel, dan kan de voorwaardelijke vrijlating worden herroepen.

Naast de algemene voorwaarde zijn er bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde die door het Openbaar Ministerie kunnen worden opgelegd. Deze worden afgestemd op uw persoon, het gepleegde strafbare feit en de kans dat u zich niet aan deze voorwaarden zult aanhouden (recidivekans).

De volgende bijzondere voorwaarden zijn mogelijk:

  • vrijheidsbeperkende voorwaarden, zoals een meldingsplicht, contactverbod, locatieverbod, drugs- of alcoholverbod of een verbod vrijwilligerswerk van een bepaalde aard te verrichten, een beperking van het recht om Nederland te verlaten, vergoeding van de door het strafbare feit veroorzaakte schade of het treffen van een regeling voor het betalen van de schadevergoeding in termijnen dan wel de plicht te verhuizen uit een bepaald gebied;

  • gedragsbeïnvloedende voorwaarden, zoals deelname aan een training.

  • voorwaarden gericht op zorg, zoals een behandeling bij een instelling van geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg.

Nadere regelgeving

  • Wetboek van Strafvordering; artikel 6:2:10 tot en met 6:2:14

  • Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling

14.3. Contacten met de media

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

De directeur kan u toestemming geven voor het voeren van een gesprek met een vertegenwoordiger van de media voor zover dit zich verdraagt met de volgende belangen:

  • a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

  • b. de bescherming van de openbare orde en de goede zeden;

  • c. de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan uzelf;

  • d. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.

Het voorgaande is van toepassing op:

  • het door u geven van een interview aan een vertegenwoordiger van de media;

  • het door u schriftelijke communiceren met een vertegenwoordiger van de media; en

  • het door u aanbieden van geschreven stukken ter publicatie daarvan in de media. Onder het begrip ‘media’ valt ook een internetwebsite of een sociaal medium.

De directeur kan met het oog op de bescherming van deze belangen aan de toegang van een vertegenwoordiger van de media tot de inrichting voorwaarden verbinden.

De directeur kan op het contact met een vertegenwoordiger van de media toezicht uitoefenen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de genoemde belangen.

Dit toezicht kan omvatten het beluisteren of opnemen van het gesprek tussen u en een vertegenwoordiger van de media. Tevoren wordt aan u beiden mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht.

De directeur is bevoegd een vertegenwoordiger van de media uit de inrichting te verwijderen, dan wel de toegang te ontzeggen, indien hij de hem opgelegde voorwaarden niet nakomt.

De Minister kan besluiten aan u een beperking op te leggen of u uit te sluiten van het onderhouden van contacten met de media.

Nadere regelgeving

  • Penitentiaire beginselenwet; art. 40, art. 40d en art 58

  • Circulaire contacten tussen gedetineerden/directeuren en media

14.4. Gratie

(Op de navolgende bepalingen na, aan de directeur)

U kunt de Koning door middel van een zogenaamd gratieverzoek verzoeken om vermindering, verandering of kwijtschelding van een aan u in Nederland onherroepelijk opgelegde straf of maatregel, met uitzondering van een onvoorwaardelijke geldboete tot en met een bedrag van € 340,–.

In bepaalde gevallen kan gratie ook worden verzocht en verleend voor straffen die niet in Nederland zijn opgelegd.

Gratie vragen heeft alleen zin wanneer er na de uitspraak van het definitieve vonnis of arrest nieuwe omstandigheden naar voren zijn gekomen die zo belangrijk zijn dat de rechter op grond daarvan misschien tot een andere beslissing zou zijn gekomen of indien aannemelijk is dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing of de voorzetting daarvan geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend.

Gratie wordt slechts heel zelden verleend.

Het gratieverzoek dient u in bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid, afdeling gratie. Deze afdeling coördineert het opvragen van informatie. Ook de inrichting wordt over een gratieverzoek geïnformeerd. De afdeling Detentie & Re-integratie (D&R) zal een gratieverzoek met u doornemen en voorzien van commentaar namens de inrichting.

Nadere regelgeving

  • Wetboek van Strafvordering; art. 6:7:1 tot en met art. 6:7:8

  • Grondwet; art. 122

  • Gratiewet

Bijlage I. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze huisregels wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Minister van Justitie en Veiligheid;

  • b. inrichting: een penitentiaire inrichting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • c. afdeling: een afdeling van een inrichting als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • d. directeur: de persoon, bedoeld in artikel 3, derde lid, alsmede diens vervanger of vervangers, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • e. gedetineerde: een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting plaatsvindt;

  • f. ambtenaar of medewerker: een persoon die een taak uitoefent in het kader van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;

  • g. selectiefunctionaris: een persoon belast met de plaatsing en overplaatsing van gedetineerden als bedoeld in artikel 15, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • h. reclasseringswerker: een reclasseringswerker als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Reclasseringsregeling 1995;

  • i. rechtsbijstandverlener: de advocaat of de medewerker van de voorziening, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, voor zover belast met de verlening van rechtsbijstand anders dan rechtshulp;

  • j. Commissie van Toezicht: een commissie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • k. beklagcommissie: een commissie als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • l. beroepscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • m. verblijfsruimte: de aan een gedetineerde door de directeur ingevolge artikel 16, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet, toegewezen ruimte;

  • n. penitentiair programma: een programma als bedoeld in artikel 4, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • o. huisregels: regels als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • p. regime: het samenstel van de verzorging en activiteiten, bedoeld in hoofdstuk VIII, en de regels die gelden voor gedetineerden in een inrichting of afdeling;

  • q. activiteiten: activiteiten als bedoeld in hoofdstuk VIII;

  • r. vrijheidsstraf: gevangenisstraf, (vervangende) hechtenis, militaire detentie en (vervangende) jeugddetentie;

  • s. vrijheidsbenemende maatregel: voorlopige hechtenis, vreemdelingenbewaring, gijzeling, lijfsdwang, terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging, plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders en vrijheidsbeneming die op andere dan de in artikel 1, onder s, genoemde gronden plaatsvindt;

  • t. strafrestant: het gedeelte van een opgelegde vrijheidsstraf dan wel van het samenstel van dergelijke straffen dat nog moet worden ondergaan, waarbij wordt uitgegaan van de toepassing van de voorwaardelijke invrijheidstelling volgens de daarvoor geldende wettelijke regeling;

  • u. vier ogen-principe: de benadering door personeel/andere werknemers van de inrichting in contact met de gedetineerde met ten minste twee personen;

  • v. geprivilegieerde contacten: contacten met

    • a. leden van het Koninklijk Huis;

    • b. de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal, leden daarvan, de Nederlandse leden van het Europees Parlement of een commissie uit een van beide parlementen;

    • c. Onze Minister;

    • d. justitiële autoriteiten;

    • e. de Nationale ombudsman;

    • f. de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

    • g. de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, een commissie daaruit of leden daarvan;

    • h. de Commissie van Toezicht of een beklagcommissie, of leden daarvan;

    • i. organen, of leden daarvan, die krachtens een wettelijk voorschrift of een in Nederland geldend verdrag:

      • - bevoegd zijn tot kennisneming van klachten of behandeling van met een klacht aangevangen zaken; dan wel

      • - zijn belast met het houden van toezicht op de behandeling van personen aan wie hun vrijheid is ontnomen;

    • j. uw rechtsbijstandverlener;

    • k. uw reclasseringswerker;

    • l. andere door Onze Minister of de directeur aan te wijzen personen of instanties;

  • w. consulair ambtenaar: de consulair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 onder d van het verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963.

Bijlage II. Rekeningnummers CJIB

Wilt u een boete betalen? Het CJIB heeft verschillende rekeningnummers. U kunt hieronder kiezen welk rekeningnummer (IBAN) u nodig hebt. Op onze brieven staan vaak letters. Zo kunt u snel zien welk rekeningnummer u moet gebruiken. Betaal altijd ten name van CJIB.

U wilt betalen

Rekeningnummer

Verkeersboete (M)

NL56 INGB 0705 0051 00

Strafbeschikking (O)

NL90 INGB 0705 0050 70

Premie zorgverzekering wanbetaler (Z)

NL84 INGB 0705 0052 75

Boete voor niet hebben van een zorgverzekering (Z)

NL84 INGB 0705 0052 75

Premie verplichte zorgverzekering (Z)

NL84 INGB 0705 0052 75

Boete opgelegd door de rechter (S)

NL34 INGB 0705 0055 93

Transactievoorstel (T)

NL62 INGB 0705 0050 89

Europese boete (E)

NL59 INGB 0705 0051 43

Schadevergoeding (W)

NL37 INGB 0705 0050 54

Ontnemingsmaatregel (P)

NL40 INGB 0705 0050 97

Schadetransactie (T)

NL06 INGB 0705 0052 24

Legesveroordeling Huurcommissie (J)

NL84 INGB 0705 0052 75

Kosten toepaste bestuursdwang (J)

NL84 INGB 0705 0052 75

Aankondiging (R)

NL84 INGB 0705 0052 75

Verhuurdersbijdrage Huurcommissie (J)

NL84 INGB 0705 0052 75

Bestuurlijke boete (J)

NL84 INGB 0705 0052 75

Dwangsom (J)

NL84 INGB 0705 0052 75

Maatregel kostenverhaal (V)

NL03 INGB 0705 0055 69

Terugvorderen subsidie (J)

NL84 INGB 0705 0052 75

Betaalt u een boete of meerdere boetes in delen?

Hebt u met ons afgesproken dat u meerdere boetes in delen mag betalen? Gebruik dan rekeningnummer NL59 INGB 0705 0050 46. Vergeet niet het betalingskenmerk te vermelden. Dit staat in de brief die u van ons hebt gekregen over de betalingsregeling.

Hoe betaalt u vanuit het buitenland?

Woont u niet in Nederland en wilt u een boete betalen? Dan hebt u ook de Bank Identifier Code (BIC) nodig. Deze code wordt ook nog wel SWIFT genoemd. Voor betalingen aan het CJIB, is dat INGBNL2A.

Het adres van onze bank is:

ING Bank N.V.

Foreign Operations

PO Box 1800

1000 BV Amsterdam

  1. Zie bijvoorbeeld de mogelijkheid dat de Minister u toestemming kan geven voor onderling gedetineerdenbezoek op grond van artikel 27 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. ^ [1]
  2. Met ‘één telefoongesprek’ wordt bedoeld dat u mag bellen naar één telefoonnummer, waarbij gedurende maximaal tien minuten mag worden gebeld met meerdere personen. U mag telkens met één persoon tegelijk spreken. ^ [2]
  3. Zie bijvoorbeeld de mogelijkheid dat de Minister u toestemming kan geven voor onderling gedetineerdenbezoek op grond van artikel 27 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. ^ [3]
  4. Met ‘één telefoongesprek’ wordt bedoeld dat u mag bellen naar één telefoonnummer, waarbij gedurende maximaal tien minuten mag worden gebeld met meerdere personen. U mag telkens met één persoon tegelijk spreken. ^ [4]