-
– De Nederlandsche Bank op grond van artikel 5, eerste lid, van het Besluit prudentiële regels Wft tot taak heeft om vast te stellen of de betrouwbaarheid van personen als bedoeld
in de artikelen 3:9, eerste lid, 3:9a, eerste lid, 3:11, 3:13, 3:37 derde en vierde lid, 3:47 eerste en vijfde lid, en 3:99, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht buiten twijfel staat;
-
– De Nederlandsche Bank op grond van artikel 5, tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft tot taak heeft om de betrouwbaarheid van een persoon op grond van een verordening
als bedoeld in artikel 1:24, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht, te beoordelen;
-
– De Nederlandsche Bank op grond van artikel 10, vijfde lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018 tot taak heeft vast te stellen of de betrouwbaarheid van personen als bedoeld in
artikel 10, tweede, derde of vierde lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018 buiten
twijfel staat;
-
– De Nederlandsche Bank op grond van artikel 31 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling tot taak heeft vast te stellen of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld
in artikel 106, vierde lid, van de Pensioenwet en artikel 110c, vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling buiten twijfel staat;
-
– De Nederlandsche Bank op grond van artikel 29 van het Besluit reikwijdtebepalingen Wft tot taak heeft vast te stellen of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld
in artikel 28, eerste lid, van dat besluit buiten twijfel staat;
-
– De Nederlandsche Bank op grond van artikel 3:1 Besluit financiële markten BES tot taak heeft de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in de artikelen 3:4, eerste lid, en 3:29 van de Wet financiële markten BES vast te stellen;
-
– de Autoriteit Financiële Markten op grond van artikel 12 van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft tot taak heeft om vast te stellen of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld
in de artikelen 4:10, eerste lid, artikel 5:29, tweede lid en een verordening als bedoeld in artikel 1:25, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht en artikel 2, eerste lid, van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft buiten twijfel staat;
-
– de Autoriteit Financiële Markten op grond van artikel 5 van het Besluit toezicht accountantsorganisaties tot taak heeft om vast te stellen of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld
in artikel 15, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties buiten twijfel staat;
-
– de Autoriteit Financiële Markten op grond van artikel 3:1 Besluit financiële markten BES tot taak heeft de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikelen 3:4, eerste lid, van de Wet financiële markten BES vast te stellen;
-
– De Nederlandsche Bank onderscheidenlijk de Autoriteit Financiële Markten bij voormelde
vaststellingen de justitiële gegevens in aanmerking dienen te nemen met betrekking
tot de in bijlage A behorende bij het Besluit prudentiële regels Wft, onderdelen 1 en 2.1 tot
en met 2.4, de bijlage behorende bij het Besluit reikwijdtebepalingen Wft, onderdelen 1 en 2.1 tot
en met 2.4, de bijlage behorende bij het Besluit toezicht trustkantoren 2018, onderdelen 1 en 2.1
tot en met 2.4, de bijlage behorende bij het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling,
onderdelen 1 en 2.1 tot en met 2.4, bijlage 1 behorende bij het Besluit financiële markten BES, onderdelen 1 en 2.1 tot
en met 2.3, bijlage C behorende bij het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft,
onderdelen 1 en 2.1 tot en met 2.4, en bijlagen A1, onderdeel 1 tot en met 3, en A2 behorende bij de Beleidsregel 06-01 betrouwbaarheid personen ex Wet toezicht accountantsorganisaties
en Besluit toezicht accountantsorganisaties, genoemde strafrechtelijke antecedenten;
-
– De Nederlandsche Bank onderscheidenlijk de Autoriteit Financiële Markten op dit moment
justitiële gegevens uit het Justitieel Documentatie Systeem krijgen aangeleverd door
tussenkomst van het Openbaar Ministerie;
-
– de thans benodigde tussenkomst van het Openbaar Ministerie onnodig omslachtig is en
daardoor tot gevolg heeft dat een onnodige extra verstrekking plaatsvindt;
-
– de rechtstreekse verstrekking van justitiële gegevens uit het Justitieel Documentatie
Systeem aan De Nederlandsche Bank onderscheidenlijk de Autoriteit Financiële Markten
volgens een veiligere verbinding kan plaatsvinden;
-
– de huidige wetgeving thans niet voorziet in een wettelijke grondslag om justitiële
gegevens in dit kader rechtstreeks aan De Nederlandsche Bank onderscheidenlijk de
Autoriteit Financiële Markten te verstrekken;
-
– thans wordt gewerkt aan de totstandkoming van een dergelijke wettelijke grondslag;
-
– het in afwachting van de inwerkingtreding van die wettelijke grondslag derhalve noodzakelijk
is dat justitiële gegevens kunnen worden verstrekt aan De Nederlandsche Bank en de
Autoriteit Financiële Markten met het oog op het zwaarwegend algemeen belang dat de
betrouwbaarheid van specifieke personen in de financiële sector waarop de in dit besluit
genoemde artikelen zien efficiënt en met een veiligere verbinding kan worden vastgesteld;
-
– aan De Nederlandsche Bank onderscheidenlijk de Autoriteit Financiële Markten zodoende
desgevraagd rechtstreeks bepaalde justitiële gegevens kunnen worden verstrekt voor
zover deze gegevens aanwezig zijn in het Justitieel Documentatie Systeem.