Code goed bestuur mbo 2025
Inleiding
Dit is de ‘Code goed bestuur in het mbo 2025, (hierna: de code) aangedragen door de
MBO Raad. Alvorens in te gaan op de code zelf is het goed om aandacht te besteden
aan de context waarbinnen de code moet worden bezien; de maatschappelijke opdracht
van het mbo. De kerntaak van de mbo-instellingen (hierna: instellingen) is om jongeren
in onze maatschappij te voorzien van goed onderwijs in een persoonsgerichte en veilige
omgeving. Het uitgangspunt van dit goede onderwijs is en blijft de drievoudige kwalificatie.
Het onderwijs leidt de student op voor de arbeidsmarkt, de maatschappij en het vervolgonderwijs.
Daarmee creëren de instellingen en allen die bij het onderwijs betrokken zijn publieke
waarde in het algemeen belang. Hiervoor zijn de juiste belangenafwegingen en het samenspel
tussen bestuur en intern toezicht van belang. Het goed en op tijd betrekken van interne
belanghebbenden, zoals personeel, studenten en hun ouders en de samenwerking met externe
belanghebbenden, zoals gemeenten, het bedrijfsleven en andere onderwijsorganisaties
(hierna samen: belanghebbenden) is een essentiële randvoorwaarde. Voor een goed verloop
van dit samenspel is vertrouwen in elkaar en vertrouwen van en in onze belanghebbenden
cruciaal.
Het is belangrijk om de code in deze context te bezien. Deze code is bedoeld om bewustwording
van kritische reflectie en waardengedreven handelen van het bestuur te stimuleren.
De basis voor deze code is het lerend vermogen en vertrouwen. De code uit 2015 was
gericht op het versterken van de basis van goed bestuur van instellingen in het middelbaar
beroepsonderwijs. De monitoringscommissie Branchecode goed bestuur in het mbo concludeert
in 2019 in haar rapport ‘Daad bij woord’ dat goed bestuur op mbo-instellingen anno
2018 goed op orde is. De commissie constateert tegelijkertijd dat er ruimte blijft
voor verbetering. Zo kan de horizontale dialoog met externe belanghebbenden verder
worden verbreed en verstevigd, en ook de rol, positie en het functioneren van de medezeggenschap
kan beter. In het rapport staat goed bestuur door het voeren van het goede gesprek
centraal. Eén van de aanbevelingen van de commissie is dan ook om een intentionele
code te creëren als hulpinstrument om het goede gesprek te voeren.
Deze code is waardengedreven. Om de waarden te kunnen operationaliseren zijn regionale,
sectorale en landelijke samenwerking, de participatie van raden van toezicht, personeel,
studenten en externe belanghebbenden en een goed samenspel tussen het bevoegd gezag1 en de raad van toezicht noodzakelijk. Iedereen die bij een instelling betrokken is,
zal in meerdere of mindere mate met deze waarden te maken hebben.
De basis voor de waarden in deze code is vertrouwen. De code beschrijft vijf waarden:
verantwoordelijkheid, samenwerking, integriteit, openheid en lef. Het accent van deze
code ligt op het toepassen van de waarden vanuit een lerende en reflectieve houding
ten aanzien van het gedrag. Naleving van de waarden is daarmee een basisvoorwaarde
voor goed bestuur. De code is bedoeld om de governance van instellingen intern, in
relatie tot elkaar en tot hun belanghebbenden te helpen vormgeven. Het gaat daarbij
verder dan de formele structuren zoals de raad van toezicht en medezeggenschap. Het
is de bedoeling dat de code ook op de werkvloer gaat leven, bijvoorbeeld als het gaat
om de professionele zeggenschap van personeel en informele participatie van studenten.
Zo stimuleert de code het bevoegd gezag tot samenwerking, het voeren van het goede
gesprek en het organiseren van tegenspraak bij het realiseren van de publieke taak
zoals die hierboven is beschreven. De bij deze code gevoegde voorbeelden in de bijlage
zijn daarbij ondersteunend, richtinggevend en ter inspiratie bedoeld. Naast waarden
bevat deze code nog enkele meer concrete uitwerkingen. Deze code is ook een middel
om te komen tot een governance in de sector die bijdraagt aan het realiseren van een
maatschappelijke doelstelling en daarmee aan het maatschappelijk vertrouwen. Dat vertrouwen
is erbij gebaat als de waarden concreet worden uitgewerkt op instellingen en binnen
de sector. Het uitwerken van de waarden zorgt ervoor dat instellingen voorspelbaarder
zijn richting de stakeholders. Deze code maakt een begin met het uitwerken van de
waarden en dit proces zal in de komende jaren worden doorgezet.
Waarom deze code?
De samenleving en de arbeidsmarkt zijn volop in beweging en de diverse ontwikkelingen
volgen elkaar steeds sneller op. Ontwikkelingen als digitalisering, robotisering,
klimaatverandering, tekorten op de arbeidsmarkt en meer aandacht voor kansengelijkheid
hebben veel impact op het mbo. Deze ontwikkelingen maken dat de vraag die aan de instellingen
wordt gesteld, ook (steeds sneller) verandert. De instellingen staan voor een sterk
toekomstig beroepsonderwijs voor jongeren en volwassenen met als basis de drievoudige
kwalificatie. Een samenleving en een arbeidsmarkt die steeds andere eisen aan het
onderwijs stellen, vragen om een proces van intensieve samenwerking en afstemming
met de belanghebbenden om het onderwijs zo goed mogelijk te laten aansluiten op de
vragen van de samenleving en van de arbeidsmarkt. Een samenleving en een arbeidsmarkt
die steeds andere eisen aan het onderwijs stellen, vragen om een proces van intensieve
samenwerking en afstemming met de belanghebbenden om het onderwijs zo goed mogelijk
te laten aansluiten op de vragen van de samenleving en van de arbeidsmarkt.
Naast ontwikkelingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt die hun weerslag hebben
op (de inhoud van) het onderwijs, hebben instellingen ook te maken met veranderende
omstandigheden. Dalende studentenaantallen zetten de bestaande opleidingsinfrastructuur
in de regio onder druk.2 Instellingen krijgen in toenemende mate te maken met scholingsvragen van nieuwe doelgroepen
in het kader van een leven lang ontwikkelen, het sociale domein en inburgering. Deze
behoren (nog) niet tot hun wettelijke taak, maar de overheid en het bedrijfsleven
zien hier wel een rol voor de instellingen en de instellingen voelen hier een maatschappelijke
verantwoordelijkheid. Ook de ontwikkelingen in passend onderwijs vragen van instellingen
meer maatwerk en flexibiliteit. En het docententekort vereist slimme oplossingen,
nieuwe vormen van samenwerking en vernieuwing van organisatie en onderwijsvormen.
In deze dynamische omgeving hebben instellingen de publieke taak om te zorgen voor
een toegankelijke onderwijsinfrastructuur met voor alle doelgroepen een dekkend onderwijsaanbod
in de regio en/of het verzorgingsgebied.
Alle bovengenoemde ontwikkelingen vragen intensievere samenwerking, zowel tussen instellingen
in het mbo onderling, met instellingen in de andere onderwijssectoren, als met de
andere belanghebbenden op regionaal en landelijk niveau. Deze code helpt om met elkaar
de goede afspraken te maken over de publieke taak en de bijbehorende maatschappelijke
belangen, instellingsbelangen en overige belangen met daarbij als vertrekpunt de vijf
waarden. De code zal ook de permanente dialoog daarover stimuleren. De ambitie van
deze code is niet om te bepalen welke beslissingen er genomen dienen te worden, maar
om te helpen bij het organiseren van het gesprek daarover en het stimuleren van een
zorgvuldig proces waarin alle belangen en alle belanghebbenden op het juiste moment
worden betrokken. Vervolgens past het dan bij publiek gefinancierde organisaties dat
daar publiekelijk verantwoording over wordt afgelegd.
Waarden in de code
Deze code verbindt het bevoegd gezag en de raden van toezicht en het bestuur van de
MBO Raad aan waarden en heeft daarbij als ambitie het goede gesprek te stimuleren.
De code is besproken in individuele raden van toezicht. Het bestuur van de MBO Raad
verbindt zich aan de waarden. De colleges van bestuur zijn daarnaast op basis van
de waarden ook aanspreekbaar voor belanghebbenden. De focus ligt in deze code op vijf
waarden waarin een aantal ambities worden geformuleerd. Dit zijn de waarden die centraal
staan in deze code:
-
– verantwoordelijkheid
-
– samenwerking
-
– integriteit
-
– openheid
-
– lef
De waarden moeten in onderlinge samenhang worden toegepast en zijn geen doel op zich.
Het gedragen naar een bepaalde waarde (bijvoorbeeld lef) betekent niet dat mag worden
ingeboet op een andere waarde (bijvoorbeeld verantwoordelijkheid). De vijf waarden
worden in de code beschreven en in de bijlage worden relevante voorbeelden opgenomen.
Het bevoegd gezag maken ten minste in het bestuursverslag zichtbaar hoe zij de waarden
in de code toepassen in hun handelen.3 Voor de zichtbaarheid van de waarden en omdat toepassing daarvan contextafhankelijk
is, is het van belang dat het bevoegd gezag hier het gesprek over voert met de belanghebbenden.
Op deze manier wordt recht gedaan aan de veelzijdigheid van instellingen. Mocht er
worden afgeweken van de code, dan verplicht de Wet educatie en beroepsonderwijs dat hierover ook verantwoording wordt afgelegd in het jaarverslag.
De uitwerkingen die hieronder volgen zijn nu nog gericht op het handelen en acteren
van het bevoegd gezag maar het is de bedoeling dat de waarden ook worden uitgewerkt
– op elke instelling – op het niveau van de raad van toezicht. Deze code verbindt
het bevoegd gezag en de raad van toezicht om over de waarden samen met de raad van
toezicht concrete afspraken te maken over hoe invulling wordt gegeven aan die waarden.
Over deze afspraken wordt verantwoording afgelegd. De code geeft op deze wijze richting
en houvast aan de belangenafwegingen die het bevoegd gezag en de raad van toezicht
maken om positie te bepalen en keuzes te maken, mede gericht op het realiseren van
de publieke taak.
Verantwoordelijkheid
Een belangrijke taak van het bevoegd gezag is dat hij verantwoordelijk is voor de
onderwijskwaliteit en de randvoorwaarden die een goede kwaliteit mogelijk maken. Oftewel,
hij is verantwoordelijk voor het organiseren van het proces waarmee en de kaders waarbinnen
kwalitatief goed, persoonlijk en veilig onderwijs tot stand komt, waaronder een goede
medezeggenschap. De raad van toezicht houdt toezicht op de aanwezigheid van heldere
normen die als basis dienen voor dat proces. Daarmee wordt invulling gegeven aan de
publieke taak vanuit een visie op goed onderwijs en op de waarden. Dit wordt zichtbaar
in de wijze waarop de governance van de instelling is ingericht, met effectieve, efficiënte
en gedragen besluitvorming.
Samenwerking
De maatschappelijke context verandert snel en is van grote invloed op de publieke
taak van het mbo. Dit vraagt om een proces van intensieve samenwerking en afstemming
onderling en met externe belanghebbenden. Waar binnen het stelsel door de overheid
eerst concurrentie werd gestimuleerd, is samenwerking bij het aanbod van opleidingen
in toenemende mate van essentieel belang. Dit vraagt een andere manier van denken
en andere belangenafwegingen. Het bevoegd gezag bevordert het goede gesprek vanuit
de waarde samenwerking door de samenwerking op een hoger niveau te brengen. Dit betekent
dat de instellingen zichzelf verplichten om bij meningsverschillen eerst met elkaar
en met relevante belanghebbenden op een constructieve en oplossingsgerichte wijze
in gesprek gaan.
Integriteit
Om het vertrouwen van de samenleving verder te versterken, is integer handelen onmisbaar.
Integer handelen omvat zoveel als ‘het juiste doen en het niet-juiste laten’ en ‘naar
eer en geweten en naar beste kunnen en vermogen handelen’. Integer handelen krijgt
pas vorm in een specifieke context en wordt voor een groot deel bepaald door de drijfveren
en intenties van de betrokkenen.
Openheid
Instellingen hebben een publieke taak en voeren die uit met publieke middelen. Om
die reden geven zij actief invulling aan de waarde ‘openheid’. Een open houding van
het bevoegd gezag stimuleert het gesprek met belanghebbenden. Daarnaast wordt door
actieve informatieverstrekking zichtbaar waar de instelling voor staat en wat zij
bereikt. Actieve informatieverstrekking faciliteert belanghebbenden om mee te denken
over de koers van de instelling.
Instellingen zijn inclusief en bevorderen diversiteit.
Lef
Goed bestuur vraagt lef. De samenleving en wetgeving worden steeds complexer en daarin
zit het risico dat instellingen te gesloten en te voorzichtig worden en daardoor minder
initiatief durven te nemen. Het kan ook leiden tot het invoeren van onnodige (interne)
procedures en bureaucratie. Om te kunnen blijven voldoen aan de steeds sneller veranderende
vragen die de samenleving en de arbeidsmarkt aan de instelling stellen, is behoefte
aan een bevoegd gezag met visie en lef. Zowel om de onderwijskwaliteit te stimuleren
en te borgen en tegelijk in te kunnen spelen op de vragen van de omgeving. Onderdeel
van lef is ook het organiseren van de eigen tegenspraak.
Na vaststelling van de code
De wijze waarop de instellingen en de MBO Raad met de waarden in de code omgaan, wordt
in kaart gebracht en dit is input voor het gesprek daarover. Ten eerste zal het bevoegd
gezag daarom in het jaarverslag zichtbaar maken hoe hij de code toepast in het handelen.
Ten tweede zal de MBO Raad op basis van de jaarverslagen driejaarlijks via een beknopt
verslag in beeld brengen hoe alle instellingen en hijzelf gezamenlijk omgaan met de
code. Dit verslag is de basis voor een reflectie over en een evaluatie van de code
in verenigingsverband. De MBO Raad organiseert en faciliteert de dialoog.
Tegelijkertijd wordt onderkend dat, gelet op de reeds geschetste complexe context,
de invulling van de waarden en regels van goed bestuur aan verandering onderhevig
kunnen zijn. Een instelling dient zich bijvoorbeeld aan te passen aan belangrijke
maatschappelijke veranderingen. De code wordt vastgesteld voor onbepaalde tijd en
is een levend document dat aangepast kan worden aan veranderende wensen en belangen.
De driejaarlijkse reflectie kan de aanleiding zijn voor een aanpassing of een aanvulling
van de code.
Het gesprek over de code
Het gesprek over de code wordt gefaciliteerd door een nieuw ingestelde commissie Governance
die beschikbaar is voor overleg met het bevoegd gezag over de waarden in deze code
en de uitvoering daarvan in concrete gevallen. Daarnaast zal de commissie een rol
krijgen bij de implementatie van de code en de MBO Raad gevraagd en ongevraagd adviseren
over goed bestuur in de sector. De commissie heeft geen rol in conflictoplossing of
in het toezicht en de handhaving van de code. Binnen de vereniging kunnen over conflictoplossing
en handhaving wel nadere verenigingsafspraken worden gemaakt.
Indien het eigen gesprek van het bevoegd gezag met een ander bevoegd gezag of een
externe belanghebbende leidt tot een geschil, dan volgt een fase van bemiddeling.
Deze code wil juist de dialoog en de samenwerking bevorderen en op een hoger niveau
brengen. Dit betekent dat colleges van bestuur zich committeren aan het constructieve
en oplossingsgerichte gesprek. Daarbij kan in het geval van een verschil van inzicht
tussen mbo-instellingen over de code een beroep worden gedaan op eigen de raad van
toezicht. Wanneer dit niet tot de gewenste oplossing leidt, dan kan desgevraagd binnen
de vereniging worden gezocht naar een oplossing. In deze fase zal door het bestuur
van de MBO Raad een verkennend gesprek worden georganiseerd. Afhankelijk van het verloop
van het gesprek kan het bestuur een vervolg voorstellen om tot een oplossing te komen.
Daarbij heeft het bestuur van de MBO Raad de mogelijkheid om begeleiding, bemiddeling,
of een andere interventie voor te stellen om te komen tot een passende oplossing voor
het geschil dat zich voordoet.
Indien belanghebbenden een verschil van inzicht met de instelling hebben over (het
naleven van) de code, dan zal in eerste instantie het gesprek hierover worden gevoerd.
Als dit gesprek niet tot een bevredigende uitkomst leidt, dan kan de belanghebbende
een beroep doen op de wettelijke klachtencommissie van de instelling.