Subsidieregeling ter versterking van de Tweede Wereldoorlog herinneringssector

[Regeling vervalt per 01-10-2030.]
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 01-10-2025 t/m heden.

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 3 september 2025, kenmerk 4196411-1086983-DMO, houdende regels voor het subsidiëren van activiteiten ter versterking van de Tweede Wereldoorlog herinneringssector (Subsidieregeling ter versterking van de Tweede Wereldoorlog herinneringssector) [KetenID WGK027850]

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanvraagtijdvak 1: de periode van 3 november 2025 09:00 uur tot en met 6 januari 2026 13:00 uur;

  • aanvraagtijdvak 2: de periode van 1 mei 2026 09:00 uur tot en met 15 juni 2026 13:00 uur;

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • Holocaust: systematische vervolging van en genocide op Joden, Sinti en Roma door de Nazi’s en hun bondgenoten voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog;

  • minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 3. Doel van de regeling

De regeling heeft tot doel het realiseren van activiteiten die bijdragen aan de kennisoverdracht van inwoners van het Koninkrijk der Nederlanden over de Holocaust of over gebeurtenissen die in de aanloop naar, tijdens, of in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog hebben plaatsgevonden en weinig maatschappelijke aandacht hebben, namelijk:

  • a) gebeurtenissen in Nederlands-Nieuw-Guinea;

  • b) gebeurtenissen in het Caribisch deel van het Koninkrijk en Suriname;

  • c) propaganda en miscommunicatie;

  • d) verwerking terugkomst en herinnering;

  • e) de luchtoorlog in Nederland; of

  • f) collaboratie en verzet.

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten die bijdragen aan het realiseren van het doel van de regeling, bedoeld in artikel 3:

    • a. museale activiteiten;

    • b. activiteiten verbonden aan materieel of immaterieel erfgoed; of

    • c. cultureel-educatieve activiteiten.

  • 2 Geen subsidie wordt verstrekt voor:

    • a. herdenkingsactiviteiten; en

    • b. het in stand houden van een organisatie of onderdelen daarvan.

  • 3 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden uitgevoerd gedurende een periode van minimaal één jaar en tot en met uiterlijk 5 november 2029.

Artikel 5. Subsidievoorwaarden

  • 1 Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, zonder winstoogmerk, die is ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • 2 Subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteiten;

    • a. een digitaal component hebben;

    • b. niet in strijd zijn met het Referentiekader WOII;

    • c. mede gericht zijn op jongeren binnen de leeftijd van 12 tot 26 jaar; en

    • d. mede gericht zijn op het benadrukken van het belang van de democratie of het benadrukken van het belang van rechtsgelijkheid.

  • 3 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de subsidieaanvrager de Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en de Code Diversiteit en Inclusie onderschrijft, conform artikel 8, tweede lid, onder f.

  • 4 Indien een aanvraag tot subsidieverlening betrekking heeft op museale activiteiten, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, wordt subsidie uitsluitend verstrekt als de subsidieaanvrager, uiterlijk op het moment van de sluiting van het aanvraagtijdvak en gedurende de subsidieperiode, is ingeschreven in het Museumregister Nederland.

  • 5 Een subsidieaanvrager komt gedurende de looptijd van de regeling eenmaal in aanmerking voor subsidie.

Artikel 6. Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

  • 2 Als subsidiabele kosten komen uitsluitend in aanmerking de kosten als bedoeld in artikel 53, vierde lid, onder d en e, en vijfde lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3 Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten met betrekking tot:

    • a. bouw, verbouw of onderhoud van monumenten; en

    • b. bouw, bouwkundige uitbreiding of bouwkundige verbouwing of bouwkundig onderhoud van ruimten waarin educatieve of museale activiteiten plaatsvinden, behalve als dit bijdraagt aan de toegankelijkheid van mensen met een beperking.

Artikel 7. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt:

    • a. € 1.000.000 in aanvraagtijdvak 1; en

    • b. € 3.000.000 in aanvraagtijdvak 2.

  • 2 De Minister verdeelt het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag in het geval het subsidieplafond volledig wordt uitgeput, door middel van rangschikking van de ingediende subsidieaanvragen, conform de wegingscriteria, bedoeld in de bijlage bij deze regeling.

  • 3 In aanvulling op het tweede lid geldt dat indien de weging geen uitsluitsel geeft vanwege gelijke rangschikking het resterende subsidiebudget zal worden uitgeput op basis van loting.

Artikel 8. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1 Een aanvraag tot verlening van een subsidie wordt ingediend in aanvraagtijdvak 1 of aanvraagtijdvak 2.

  • 2 In aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS gaat een aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van:

    • a. een verklaring waarin de subsidieaanvrager de Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en de Code Diversiteit en Inclusie onderschrijft; en

      indien van toepassing:

    • b. een omschrijving van de taakverdeling en afspraken tussen de subsidieaanvrager en andere rechtspersonen zonder winstoogmerk;

    • c. een omschrijving van de mate van participatie van de te bereiken doelgroepen bij de vormgeving en uitvoering van de activiteiten;

    • d. een omschrijving van de ervaring van de subsidieaanvrager met het uitvoeren van activiteiten over de Tweede Wereldoorlog of de Holocaust;

    • e. een omschrijving van de wijze waarop de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd voorziet in een leemte in het aanbod voor de doelgroep en welke meerwaarde de activiteit heeft; en

    • f. een omschrijving van de wijze waarop de resultaten van het project na afloop van het project geborgd worden.

  • 3 Voor de aanvraag tot subsidieverlening wordt een door de Minister vastgesteld formulier gebruikt.

Artikel 9. Besluit tot subsidieverlening

De Minister besluit binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen tot subsidieverlening kunnen worden ingediend.

Artikel 10. Bevoorschotting en betaling

In aanvulling op artikel 6.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS kan de Minister bij het besluit tot verlening van de subsidie ook een voorschot verstrekken en betalen op basis van een ingediende liquiditeitsprognose.

Artikel 11. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieaanvrager toont aan de hand van een activiteitenverslag en een financieel verslag, vergezeld van een controleverklaring, aan dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2 De aanvraag tot vaststelling wordt binnen 22 weken ingediend na de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, uiterlijk zijn verricht.

  • 3 Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de Minister vastgesteld formulier gebruikt.

Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2025.

  • 2 De regeling vervalt met ingang van 1 oktober 2030 met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd en verstrekt.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ter versterking van de Tweede Wereldoorlog herinneringssector.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

J.Z.C.M. Tielen

Bijlage Wegingscriteria als bedoeld in artikel 7, tweede lid

Criterium

Omschrijving

Wat moet er in de aanvraag zijn opgenomen?

Score maximaal 125 punten

A. Samenwerking

De omvang van de samenwerking tussen de subsidieaanvrager en andere rechtspersonen zonder winstoogmerk.

Een uitwerking van de rol- en verantwoordelijkheidsverdeling, waaronder een omschrijving van de taken en afspraken van de subsidieaanvrager en de andere rechtspersonen zonder winstoogmerk binnen de samenwerking.

[max. 35 punten]

5 punten als de activiteiten volledig ontwikkeld worden door de subsidieaanvrager en de gerealiseerde activiteiten slechts worden ‘gebruikt’ door andere rechtspersonen zonder winstoogmerk. Hierbij kan gedacht worden aan het overnemen van een tentoonstelling.

15 punten als de activiteiten worden ontwikkeld door de subsidieaanvrager en de expertise van één andere rechtspersoon zonder winstoogmerk is betrokken.

20 punten als de activiteiten worden ontwikkeld door de subsidieaanvrager en de expertise van één andere rechtspersoon zonder winstoogmerk is betrokken en de activiteiten door beide organisaties worden uitgevoerd.

30 punten als de activiteiten worden ontwikkeld door de subsidieaanvrager en de expertise van minimaal twee andere rechtspersonen zonder winstoogmerk is betrokken.

NB als de expertise van meer dan twee organisaties is betrokken blijft het aantal te scoren punten 30.

35 punten als de activiteiten worden ontwikkeld door de subsidieaanvrager en de expertise van minimaal twee andere rechtspersonen zonder winstoogmerk is betrokken en de activiteiten door minimaal deze twee organisaties worden uitgevoerd.

B. (Participatie) doelgroepen

De mate van participatie van de beoogde doelgroepen bij de vormgeving en de uitvoering van de activiteiten.

Met doelgroep wordt bedoeld: degenen voor wie de activiteiten worden opgezet.

– Een omschrijving van de doelgroep waar de activiteiten zich op richten.

– De wijze waarop de doelgroep is betrokken bij de vormgeving en uitvoering van de activiteiten.

– (indien relevant): de wijze waarop de doelgroep in het verleden is betrokken bij de vormgeving van activiteiten en waarop in de aanvraag wordt voortgebouwd.

[max. 20 punten]

5 punten als de activiteiten ontwikkeld zijn op basis van ervaringen met activiteiten voor de dezelfde doelgroep.

10 punten als de activiteiten worden ontwikkeld in overleg met een vertegenwoordiging van de doelgroep.

20 punten als de activiteiten samen met een vertegenwoordiging van de doelgroep worden ontwikkeld en uitgevoerd.

C. Ervaring

De mate waarin de subsidieontvanger ervaring heeft met het uitvoeren van activiteiten voor de kennisoverdracht van Nederlanders over de Tweede Wereldoorlog of de Holocaust.

Een omschrijving van de ervaring met het uitvoeren van activiteiten over de Tweede Wereldoorlog of de Holocaust.

Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de jaarverslagen van de afgelopen 5 jaar, in zoverre deze beschikbaar zijn.

[max. 30 punten]

5 punten als de aanvrager tot 1 jaar ervaring heeft met het uitvoeren van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht over de Tweede Wereldoorlog of de Holocaust.

20 punten als de aanvrager tot 3 jaar ervaring heeft met het uitvoeren van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht over de Tweede Wereldoorlog of de Holocaust.

30 punten als de organisatie meer dan 3 jaar ervaring heeft met het uitvoeren van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht over de Tweede Wereldoorlog of de Holocaust.

D. Aanvulling bestaand aanbod

De mate waarin de activiteit voorziet in een leemte in het aanbod voor de doelgroep.

Of de mate waarin de activiteit een meerwaarde ten opzichte van het bestaande aanbod voor de doelgroep biedt.

– Een beschrijving van het bestaande aanbod voor de doelgroep en de te vervullen leemte voor die doelgroep.

– Een beschrijving van de meerwaarde van de activiteit voor de doelgroep binnen het bestaande aanbod voor de doelgroep.

[max. 20 punten]

10 punten als de activiteit een meerwaarde vormt op het bestaande aanbod voor deze doelgroep.

20 punten als de activiteit in een leemte voorziet voor deze doelgroep.

E. Continuering

De mate waarin de continuering van de activiteit na afloop van de subsidieperiode is geborgd.

Een beschrijving van de manier waarop de activiteiten zullen worden geborgd en of voortgezet na afloop van de subsidieperiode.

[max. 20 punten]

10 punten als de activiteiten stoppen na afloop van het project, maar de aanpak en resultaten toegankelijk blijven voor derden, bijvoorbeeld via een website.

20 punten als de activiteiten voortbestaan zonder subsidie van de rijksoverheid.