Beleidsregel Accreditaties (RvA-BR001-NL)

Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 15-09-2025 t/m heden.

Besluit van de Raad voor Accreditatie van 3 juli 2025 tot vaststelling van Beleidsregel Accreditaties (RvA-BR001-NL) en intrekking diverse beleidsregels

Het bestuur van de Raad voor Accreditatie,

Gelet op artikel 4 Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en artikel 4:81 Algemene Wet Bestuursrecht,

Besluit:

Onderdeel I

Per 15 september 2025 worden de volgende beleidsregels ingetrokken:

Onderdeel II

Aansluitend op de intrekking van bovengenoemde beleidsregels wordt de Beleidsregel Accreditaties (RvA-BR001-NL) vastgesteld. Deze treedt op 15 september 2025 in werking.

Onderdeel III

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Utrecht, 6 augustus 2025

Het bestuur van de Raad voor Accreditatie,

namens deze,

J.A.W.M. de Haas

Beleidsregel Accreditatie (RvA-BR001-NL)

Het bestuur van de Stichting Raad voor Accreditatie (RvA) heeft, gelet op artikel 4 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie voor zijn dienstverlening, Beleidsregel Accreditaties (RvA-BR001) vastgesteld.

Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied en definities

Paragraaf 1. Toepassingsgebied

Artikel 1. Toepassingsgebied

Deze beleidsregel geldt voor het accrediteren van instellingen die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uitvoeren, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.

Paragraaf 2. Definities

Artikel 2. Definities EN ISO/IEC 17000 en Verordening (EG) 765/2008

De definities uit EN ISO/IEC 17000 en de definities uit Verordening (EG) 765/2008 zijn van toepassing.

Artikel 3. Afkortingen

  • 3.1 AB: Accreditatie-instantie

  • 3.2 ASR: Accreditatiespecificatie RvA

  • 3.3 Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • 3.4 CA: Commissie Accreditaties

  • 3.5 CBI: Conformiteitsbeoordelingsinstantie

  • 3.6 CI: Certificatie-instelling

  • 3.7 EA: European Cooperation for Accreditation

  • 3.8 IAF: International Accreditation Forum

  • 3.9 ILAC: International Laboratory Accreditation Cooperation

  • 3.10 MLA: Multilaterale overeenkomst

  • 3.11 NAB: Nationale accreditatie-instantie

  • 3.12 RvA: Raad voor Accreditatie

  • 3.13 TAB: Tijdelijke Accreditatie onder beperkende voorwaarden

  • 3.14 Woo: Wet open overheid

Artikel 4. Definities RvA

  • 4.1 Accreditatiebeoordeling: beoordeling door de RvA om vast te stellen of een CBI over competentie, consistente bedrijfsvoering en onpartijdigheid beschikt op basis van norm(en) en andere normatieve documenten en voor een gedefinieerde scope van accreditatie;

  • 4.2 Accreditatiebeschikking: Een besluit van het bestuur van de RvA tot het verlenen, intrekken, schorsen, uitbreiden of inperken van een accreditatie;

  • 4.3 Accreditatiecyclus: De periode van vier jaar waarin de RvA controleert of de CBI nog aan de accreditatievereisten voldoet. De cyclus begint na een positief besluit over een initiële of herbeoordeling en omvat de controlebeoordelingen en de herbeoordeling in deze periode;

  • 4.4 Accreditatie-instantie: Accreditatie-instantie die ondertekenaar is van de EA-MLA, ILAC-MRA en/of de IAF-MLA;

  • 4.5 Accreditatiemerk: het beeldmerk waarmee de geaccrediteerde CBI zijn geaccrediteerde status aangeeft;

  • 4.6 Accreditatiespecificatie RvA: document van de RvA dat de accreditatievereisten bevat voor een specifiek onderwerp, een specifieke norm of een specifiek type CBI. Het document bevat verplichtingen voor de RvA en de CBI’s;

  • 4.7 Accreditatievereisten: De eisen en voorwaarden die gelden voor het verkrijgen en behouden van een accreditatie;

  • 4.8 Accreditatieverklaring: Het officiële document van de RvA waarin staat dat een CBI is geaccrediteerd, met daarin de naam van de CBI, de norm voor accreditatie, datum en referentie naar de bijlage bij deze verklaring;

  • 4.9 Afwijking: Een situatie waarin een CBI niet voldoet aan de accreditatievereisten. Ook wel non-conformiteit genoemd;

  • 4.10 Afwijking categorie A: Een ernstige afwijking van de accreditatievereisten die kan leiden tot onbetrouwbare resultaten, onterecht claimen van accreditatie of risico’s voor veiligheid of gezondheid van personen of voor het milieu;

  • 4.11 Afwijking categorie B: Een afwijking die niet meteen leidt tot gevaar of foutieve resultaten, waarbij de CBI niet voldoet aan de accreditatievereisten;

  • 4.12 Beoordelingsplan: Beschrijving van de activiteiten en afspraken voor een specifieke accreditatiebeoordeling;

  • 4.13 Beoordelingsprogramma: Vooraf vastgesteld plan dat beschrijft hoe vaak en hoe uitgebreid de accreditatiebeoordelingen zijn tijdens de volledige accreditatiecyclus;

  • 4.14 Bezwaar: Het verzoek tot heroverwegen van een besluit van het bestuur van de RvA, in de zin van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 4.15 Bijlage bij de accreditatieverklaring: dit document geeft de specificatie van het toepassingsgebied van de accreditatie van de betreffende CBI, inclusief de scope van accreditatie en de vestigingslocaties;

  • 4.16 Buitengewone omstandigheid: Een situatie buiten de invloed van de CBI of de RvA (ook wel overmacht genoemd) die het uitvoeren of beoordelen van activiteiten belemmert. Denk aan oorlog, stakingen, natuurrampen, pandemieën of cyberaanvallen;

  • 4.17 Commissie Accreditaties: De commissie binnen de RvA die het bestuur adviseert over het toekennen en intrekken van accreditaties;

  • 4.18 Conformiteitsbeoordelingsinstantie: Een instelling die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, waaronder kalibreren, organiseren van proficiency testen, produceren van referentiemateriaal, (medische) testen, beheer van biobanken, certificeren, inspecteren of valideren en verifiëren;

  • 4.19 Correctie: Actie om een vastgestelde afwijking te elimineren en eventueel herroepen van resultaten;

  • 4.20 Corrigerende maatregelen: Maatregelen waarmee de oorzaak van een afwijking wordt weggenomen en wordt voorkomen dat die opnieuw ontstaat;

  • 4.21 European co-operation for Accreditation: Het samenwerkingsverband van accreditatieinstellingen in Europa, op alle normen voor accreditatie;

  • 4.22 Hoofdlocatie: De vestigingslocatie van de juridische entiteit die geaccrediteerd is en die als hoofdkantoor op de bijlage bij de accreditatieverklaring is aangemerkt;

  • 4.23 International Accreditation Forum: Het mondiale samenwerkingsverband van accreditatieinstellingen op het gebied van certificatie en validatie & verificatie;

  • 4.24 International Laboratory Accreditation Cooperation: Het mondiale samenwerkingsverband van accreditatieinstellingen op het gebied van (medische) testen, kalibratie, biobanken, organisatoren van proficiency testen, producenten van referentiemateriaal en inspectie;

  • 4.25 Informatief document: document van de RvA dat uitleg geeft over een onderwerp, werkterrein of norm. Het is informatief en bevat geen verplichte regels. Het wordt aangeduid als INF-document;

  • 4.26 Initiële beoordeling: De beoordeling van een CBI om accreditatie te verkrijgen voor de betreffende norm voor accreditatie en voor een uniek registratienummer;

  • 4.27 Interpretatiegeschil: Verschil van mening tussen een CBI en het beoordelingsteam over de interpretatie van accreditatievereisten bij de vaststelling van een afwijking;

  • 4.28 Klacht: Uiting van ongenoegen, anders dan een bezwaar, over de wijze waarop de RvA, of een persoon die werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van de RvA, zich in een bepaalde aangelegenheid jegens de klager of jegens een ander heeft gedragen;

  • 4.29 Melding: Uiting van ongenoegen over een door de RvA geaccrediteerde CBI betreffende werkzaamheden die binnen de accreditatie vallen;

  • 4.30 Mogelijkheid ter verbetering: een suggestie voor verbetering van een proces of systeem, ook al voldoet het aan de accreditatievereisten en zonder een specifieke oplossing te benoemen;

  • 4.31 Multilateraleovereenkomst: De overeenkomsten inzake de wederzijdse erkenning en acceptatie van accreditatie, die binnen EA, IAF en ILAC zijn opgesteld; deze overeenkomsten worden aangeduid met respectievelijk EA-MLA, IAF-MLA en ILAC-MRA;

  • 4.32 Punt van aandacht: een constatering die nog geen afwijking is, maar dat wel kan worden als de CBI geen actie onderneemt;

  • 4.33 Raad voor Accreditatie: De Stichting Raad voor Accreditatie, die in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie is aangewezen als de Nederlandse nationale accreditatie-instantie in de zin van artikel 4 van de Verordening (EG) nr. 765/2008;

  • 4.34 Rapport deel A: Document waarin de CBI en de RvA informatie over de CBI bijhouden, inclusief het beoordelingsprogramma;

  • 4.35 Scope van accreditatie: Specifieke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor accreditatie is verleend;

  • 4.36 Schorsing van een accreditatie: Het tijdelijk opschorten van de accreditatie of een deel daarvan, zoals bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Verordening (EG) nr. 765/2008;

  • 4.37 Specifiek Accreditatieprotocol: Een document van de RvA met aanvullende accreditatieregels voor een bepaald werkgebied, bovenop de algemene regels;

  • 4.38 Toelichtend document: Dit document beschrijft het beleid en/of de werkwijze van de RvA met betrekking tot een specifiek accreditatieonderwerp. Toelichtende documenten zijn verplichtende documenten;

  • 4.39 Nationale accreditatie-instantie: De enige instantie in een EU-lidstaat die bevoegd is accreditaties toe te kennen volgens de Europese regels;

  • 4.40 Reguliere beoordeling: In de regel jaarlijkse accreditatiebeoordeling welke gepland is in het kader van de accreditatiecyclus. Hieronder worden de controlebeoordelingen en de herbeoordeling verstaan;

  • 4.41 Uitbreiding: Verzoek van de CBI om extra activiteiten of vestigingslocaties toe te voegen aan de bestaande accreditatie;

  • 4.42 Vestigingslocatie: een (complex van) gebouw(en) waar de CBI gevestigd is en werk uitvoert en/of personeel aanstuurt voor geaccrediteerde activiteiten;

  • 4.43 Vooronderzoek: Beoordeling van het gedocumenteerde systeem van de CBI op conformiteit met de norm voor accreditatie en de andere accreditatievereisten;

  • 4.44 Werkterrein RvA: onderwerpen waarvoor RvA binnen de betreffende norm voor accreditatie competentie bezit en accreditatie heeft ontwikkeld om accreditatie te kunnen verlenen, gedefinieerd naar de binnen die norm gebruikelijke termen zoals vakgebied, grootheid, werkveld.

Hoofdstuk 2. Algemene informatie

Paragraaf 3. Nationale accreditatie-instantie

Artikel 5. Nederlandse nationale accreditatie-instantie

  • 5.1 De RvA is de nationale accreditatie-instantie van Nederland. De RvA accrediteert CBI’s die onder Nederlands recht vallen.

  • 5.2 Buitenlandse CBI’s kunnen accreditatie aanvragen voor zover dit past binnen het buitenlandse beleid van de RvA zoals vastgelegd in deze paragraaf en in Hoofdstuk 9.

Artikel 6. Basis voor werkwijze RvA

De RvA baseert haar werkwijze op:

  • 6.1 EN ISO/IEC 17011 – Conformity assessment – Requirements for accreditation bodies accrediting conformity assessment bodies.

  • 6.2 Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie.

  • 6.3 De Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie (Wanai).

  • 6.4 De multilaterale overeenkomsten binnen EA, ILAC en IAF.

Artikel 7. Accreditatievereisten

  • 7.1 De RvA past de eisen toe die zijn vastgelegd in de normen voor accreditatie volgens Artikel 11.

  • 7.2 In aanvulling op 7.1 hanteert de RvA de aanvullende eisen:

    • a. De eisen uit verplichtende documenten die door de RvA, EA, IAF, ILAC zijn gepubliceerd.

    • b. De eisen voor de specifieke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, inclusief eventuele eisen aan CBI’s, zoals vastgelegd in normen, regelgeving, schema’s, contracten, interne procedures van de CBI, etc.

    • c. De voorwaarden in de RvA accreditatiebeschikking.

    En voor zover van toepassing de openbaar beschikbare eisen:

    • d. Voor het verkrijgen van de status van een aangemelde instelling in het kader van een Europese richtlijn of verordening.

    • e. Voor erkenning of aanwijzing op basis van (Nederlandse) wet- of regelgeving.

  • 7.3 De aanvullende eisen in 7.2 mogen niet in tegenspraak zijn met de eisen uit de normen genoemd in 7.1 noch eisen uit die normen buiten toepassing verklaren.

Artikel 8. Accreditatiespecificatie RvA

  • 8.1 Per norm en type instelling zoals benoemd in Artikel 11 bestaat een Accreditatiespecificatie RvA. In een ASR zijn de eisen en werkwijze verder uitgewerkt.

  • 8.2 Indien wenselijk en in aanvulling op 8.1, wordt voor een specifiek werkterrein of onderwerp een ASR opgesteld.

  • 8.3 Toelichtende documenten en Specifieke Accreditatieprotocollen worden vervangen door ASR’s. De documenten hebben dezelfde status.

Artikel 9. Informatieve documenten

De RvA publiceert ook niet-verplichtende documenten die instellingen en andere belanghebbenden uitleg geven over normen of onderwerpen. Deze informatieve documenten maken geen deel uit van de formele accreditatievereisten.

Deze document worden aangeduid als INF-document.

Artikel 10. Taal RvA-documenten

De RvA stelt haar documenten beschikbaar in het Nederlands en/of in het Engels. Bij verschil is de Nederlandse versie leidend.

Artikel 11. Normen voor accreditatie

Accreditatie wordt verleend volgens een van de onderstaande normen voor accreditatie. Per norm is tevens aangegeven wat voor type instelling(en) onder de betreffende norm bedoeld wordt en welke ASR van toepassing is op het betreffende type instelling.

Norm voor accreditatie

Type instelling

Referentie ASR

EN ISO 15189

Medisch laboratorium

ASR101

EN ISO/IEC 17020

Inspectie-instelling

ASR102

EN ISO/IEC 17021-1

Certificatie-instelling voor managementsystemen

ASR103

EN ISO/IEC 17021-1

EMAS verificatie-instelling

ASR111

EN ISO/IEC 17024

Certificatie-instelling voor persoonscertificatie

ASR104

EN ISO/IEC 17025

Testlaboratorium

ASR105

EN ISO/IEC 17025

Kalibratielaboratorium

ASR106

EN ISO/IEC 17029

Validatie- en verificatie-instelling

ASR107

EN ISO 17034

Producent van referentiematerialen

ASR108

EN ISO/IEC 17043

Organisator van Proficiency Testing

ASR109

EN ISO/IEC 17065

Certificatie-instelling voor producten, processen en diensten

ASR110

EN ISO 20387

Biobank

ASR112

Artikel 12. Prioriteit CBI’s in Nederland

De RvA richt zich primair op instellingen in Nederland.

Artikel 13. Veiligheid buiten Nederland

De RvA levert geen diensten in landen waar de veiligheid van zijn medewerkers niet kan worden gewaarborgd. Het reisadvies van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken is leidend.

Artikel 14. Algemeen beleid accreditatie over de landsgrens

Bij aanvragen van buitenlandse CBI’s hanteert de RvA de volgende uitgangspunten:

  • 14.1 Accreditatie buiten Nederland wordt alleen verleend als dit bijdraagt aan de internationale harmonisatie van accreditatie.

  • 14.2 De RvA concurreert niet met andere AB’s.

  • 14.3 Geen diensten in landen met grote culturele of juridische verschillen die beoordeling bemoeilijken.

  • 14.4 Alleen diensten voor werkterreinen waarin de RvA aantoonbaar ervaring heeft. Indien een werkterrein beperkt is tot Nederland dan ligt dat vast in de betreffende ASR.

Artikel 15. Uitbesteding accreditatiebeoordelingen binnen EA-MLA-regio

De RvA kan de accreditatiebeoordelingen in het buitenland uitbesteden aan de lokale AB, als die aangesloten is bij de multilaterale afspraken van EA, IAF of ILAC. Dat geldt zowel voor:

  • 15.1 Nederlandse CBI’s met vestigingen en/of activiteiten in het buitenland, als

  • 15.2 Buitenlandse CBI’s die accreditatie van de RvA willen.

Binnen de EA regio past de RvA de werkwijze toe zoals beschreven in document EA-2/13 EA Cross Border Accreditation Policy and Procedure for Cross Border Cooperation between EA Members.

Artikel 16. Accreditatie aan CBI’s binnen EA-MLA-regio

Voor accreditatie binnen de EA-MLA-regio volgt de RvA de regels uit artikel 7 van de Verordening (EG) 765/2008:

  • 16.1 De RvA accrediteert geen CBI’s in andere landen binnen deze regio.

  • 16.2 Een uitzondering is alleen mogelijk als een van de volgende situaties speelt:

    • a. Er is geen NAB in dat land.

    • b. De NAB verleent geen accreditatie op het gevraagde werkterrein.

    • c. de NAB is geen ondertekenaar van de EA-MLA voor dat werkterrein.

  • 16.3 Als de RvA accrediteert op basis van uitzondering b of c, informeert de RvA de NAB en betrekt deze waar mogelijk bij de beoordeling.

  • 16.4 Als de uitzondering niet meer geldt, moet de CBI overstappen naar de NAB in het betreffende land. De RvA deelt dan informatie uit de laatste accreditatiecyclus om dit proces soepel te laten verlopen.

  • 16.5 Als samenwerking met een NAB niet lukt volgens de EA-regels, dan legt de RvA vast waarom die samenwerking niet van de grond is gekomen.

Artikel 17. Accreditatie aan CBI’s buiten EA-MLA-regio

  • 17.1 De RvA overweegt alleen accreditatie te verlenen aan CBI’s die in landen buiten de EA-MLA-regio zijn geregistreerd als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. De gevraagde accreditatie kan niet lokaal worden verkregen, of

    • b. Er is naast een lokale accreditatie ook behoefte aan een aanvullende accreditatie. De RvA overweegt dit alleen als duidelijk is dat de gevraagde scope gelijk is aan de lokale accreditatiescope.

  • 17.2 Voordat de RvA zo’n aanvraag accepteert, bekijken we eerst waarom de CBI accreditatie bij ons aanvraagt en niet bij een AB in het land waar ze gevestigd zijn.

Paragraaf 4. Vertrouwelijkheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid RvA

Artikel 18. Vertrouwelijkheid

  • 18.1 De RvA behandelt alle informatie uit accreditatiebeoordelingen en over CBI’s vertrouwelijk, tenzij de wet iets anders voorschrijft. Dit geldt ook voor gegevens over klanten van CBI’s of organisaties die aan CBI’s verbonden zijn.

  • 18.2 De RvA gaat vertrouwelijk om met de gegevens die zij ontvangt volgens Artikel 38.

  • 18.3 Iedereen die namens de RvA meewerkt aan accreditaties heeft een geheimhoudingsverklaring getekend. CBI’s kunnen op verzoek een kopie daarvan opvragen.

  • 18.4 In het kader van internationale afspraken met EA, IAF en ILAC mag de RvA informatie delen met peerevaluatieteams. Ook zij hebben bij hun eigen organisatie een geheimhoudingsverklaring ondertekend.

  • 18.5 In het kader van cross frontier accreditatie mag de RvA informatie delen met een lokale AB als dat nodig is voor de beoordeling van een CBI.

  • 18.6 Als er tijdens een beoordeling signalen naar voren komen die het vertrouwen in het accreditatiestelsel kunnen ondermijnen, mag het bestuur van de RvA het bevoegde gezag hierover infomeren. Denk bijvoorbeeld aan:

    • a. fraude zoals vervalsing van documenten, intimidatie of omkoping.

    • b. misstanden bij het afgeven verklaringen onder accreditatie.

    • c. gevaar voor veiligheid of gezondheid van mensen of het milieu.

Artikel 19. Wet open overheid

De RvA valt onder de Wet open overheid (Woo) en behandelt Woo-verzoeken volgens de regels uit die wet. Daarbij houden we ook rekening met de vertrouwelijkheid zoals omschreven in Artikel 18.

Artikel 20. Bescherming van RvA-medewerkers

Een CBI mag medewerkers van de RvA nooit in een situatie brengen die hun onafhankelijkheid, objectiviteit, veiligheid of gezondheid in gevaar kan brengen.

Artikel 21. Onafhankelijkheid en onpartijdigheid RvA

  • 21.1 De RvA bewaakt haar onafhankelijkheid en onpartijdigheid heel zorgvuldig.

  • 21.2 De RvA accrediteert geen CBI’s die werk doen dat onze objectiviteit in gevaar kan brengen. Bijvoorbeeld als een CBI publiekelijk zegt dat een andere organisatie voldoet aan een norm die wij gebruiken voor accreditaties (zie Artikel 11).

Paragraaf 5. Werkterreinen RvA

Artikel 22. Werkterreinen van de RvA

  • 22.1 De RvA heeft per norm vastgelegd op welke werkterreinen accreditatie kan worden verleend. Dit staat in de ASR zoals genoemd in Artikel 11. CBI’s kunnen een aanvraag doen voor een onderwerp dat al op een bestaande accreditatiescope van de RvA staat.

  • 22.2 Als de RvA voor een bepaald werkterrein niet genoeg middelen of competentie in huis heeft, kan de RvA besluiten alleen CBI’s in Nederland op dat werkterrein te accrediteren. Dit wordt dan vastgelegd in de betreffende ASR.

Artikel 23. Aanvragen voor nieuwe accreditatieactiviteiten

  • 23.1 Als een CBI accreditatie aanvraagt voor een activiteit waarvoor nog geen enkele andere CBI door de RvA is geaccrediteerd, kunnen we de aanvraag niet direct in behandeling nemen.

  • 23.2 In dat geval informeren we de aanvrager over de mogelijkheid om een ontwikkeltraject te starten. Zo’n traject kost extra tijd en geld, omdat de RvA dan eerst de voorwaarden moet ontwikkelen voor accreditatie op dat gebied.

Artikel 24. Wijzigingen in werkterreinen

De RvA past de werkterreinen zoals bedoeld in Artikel 22 aan als:

  • 24.1 Nieuwe expertise is opgebouwd.

  • 24.2 Er andere redenen zijn waardoor een werkterrein onder onze competentie valt.

  • 24.3 Bij evaluatie we concluderen dat we bepaalde competentie niet (meer) willen of kunnen bieden.

  • 24.4 Het werkterrein verandert en accreditatie niet meer passend is.

Als we besluiten om een werkterrein te beperken of stop te zetten, stemmen we daarover af met de betrokken partijen.

Artikel 25. Inactieve werkterreinen

Een werkterrein waarvoor de RvA geen lopende accreditaties meer heeft uitstaan, beschouwen we als inactief. Als een CBI later accreditatie aanvraagt voor zo’n werkterrein, dan bepaalt de RvA wat nodig is om het werkterrein weer actief te maken.

Paragraaf 6. Algemene beginselen accreditatie

Artikel 26. Accreditatie op aanvraag

  • 26.1 De RvA verleent alleen accreditatie als uit de beoordeling blijkt dat de CBI voldoet aan alle vereisten die voor accreditatie gelden.

  • 26.2 In de accreditatieverklaring en bijlage vermeldt de RvA alleen die activiteiten waarvoor de CBI duidelijk heeft aangetoond over de juiste competentie en faciliteiten te beschikken.

Artikel 27. Niet overdraagbaarheid accreditatie

  • 27.1 De accreditatie van de RvA is gekoppeld aan de juridische entiteit van de CBI. De accreditatie geldt voor de hoofdlocatie en eventuele andere locaties die in de verklaring en bijlage zijn opgenomen.

  • 27.2 Elke CBI krijgt per norm een uniek registratienummer voor accreditatie.

  • 27.3 Alleen bij een fusie, overname, splitsing of afsplitsing kan het mogelijk zijn om een accreditatie over te dragen. De voorwaarden en werkwijze zijn vastgelegd in ASR002.

Paragraaf 7. Eisen accreditatiebeoordeling voor accreditatie

Artikel 28. Basis voor toekenning accreditatie

De basis van een scope die door de RvA voor een accreditatie wordt toegekend, wordt gegeven door:

  • 28.1 De documenten en registraties die de CBI tijdens de accreditatiebeoordeling beschikbaar stelt.

  • 28.2 Interviews met medewerkers, observaties van werkzaamheden en controles achteraf van uitvoerenden, en/of waarneming(en) of verificatie achteraf van de uitvoering van de activiteiten.

  • 28.3 De representativiteit van deze informatie voor het totale werkgebied waar accreditatie voor is aangevraagd.

  • 28.4 De CBI moet aantonen dat ze aan alle vereisten voldoet.

Artikel 29. Eisen beoordelingsactiviteiten voor accreditatie

De RvA verleent alleen accreditatie als:

  • 29.1 De CBI de activiteit volledig en competent uitvoert en dit tijdens de accreditatiebeoordeling aantoont.

  • 29.2 De RvA voor een beoordeling zelf de activiteiten kan selecteren en beoordelen.

Artikel 30. Beoordelingsmethoden

De RvA bepaalt voor iedere beoordeling de benodigde omvang en de beoordelingsmethoden. De RvA past een of meer van de navolgende beoordelingsmethoden in haar beoordelingsonderzoeken toe:

  • 30.1 documentenonderzoek: het beoordelen van de documentatie van het managementsysteem zoals handboeken, procedures, instructies e.d. en/of het beoordelen van registraties van de CBI zoals personeelsdossiers, interne audits, controlekaarten, rapportages, verslagen van management reviews, onderzoeksdossiers en dergelijke.

  • 30.2 kantooronderzoek: het onderzoek om te beoordelen of het managementsysteem in de praktijk goed wordt toegepast, op basis van bewijsstukken en interviews met het personeel.

  • 30.3 bijwoning: het ter plekke observeren hoe de CBI bepaalde activiteiten uitvoert zoals testen, kalibraties, inspecties, audits, examens, verificatie, inclusief de rapportage van de gedane waarnemingen.

  • 30.4 schaduwonderzoek: een activiteit die door de CBI is uitgevoerd, wordt door de RvA samen met de uitvoerder(s) geverifieerd. Daarbij gebruiken we (bijna) dezelfde informatie en middelen die tijdens de oorspronkelijke uitvoering beschikbaar waren.

  • 30.5 interviews: het door middel van gerichte vraaggesprekken toetsen van de deskundigheid van medewerkers van de CBI en het verkrijgen van informatie.

Artikel 31. Samenstelling van beoordelingsteams

  • 31.1 Voor iedere accreditatiebeoordeling stelt de RvA een beoordelingsteam samen.

  • 31.2 De samenstelling van het team wordt van tevoren aan de CBI doorgegeven.

  • 31.3 Als de CBI vermoedt dat er bij een teamlid sprake is van belangenverstrengeling, kan ze binnen vijf werkdagen schriftelijk bezwaar maken. De RvA beoordeelt dan of het team moet worden aangepast.

  • 31.4 Voor beoordelingen buiten Nederland kan de RvA één of meerdere tolken aan het team toevoegen.

  • 31.5 Soms voegt de RvA waarnemers toe aan het team, bijvoorbeeld voor opleiding, collegiale toetsing of observatie door overheidsvertegenwoordigers. Als een CBI bezwaar heeft tegen een specifieke waarnemer, dan moet ze dat tijdig en gemotiveerd laten weten. De RvA beoordeelt dan of aanpassing nodig is.

Hoofdstuk 3. Proces aanvraag en vooronderzoek

Paragraaf 8. Aanvraag tot accreditatie

Artikel 32. Aanvragen van een RvA-account

Een instelling die nog geen account heeft bij de RvA, kan via de quickscan op de RvA website een account aanvragen. Dit account geeft toegang tot het online platform waar accreditatieaanvragen kunnen worden ingediend.

Artikel 33. Indienen van een accreditatieaanvraag

  • 33.1 De RvA ontvangt een accreditatieaanvraag via het online platform.

  • 33.2 Bij de aanvraag levert de aanvrager de benodigde documenten aan. De documenten moeten in het Nederlandse of Engels zijn. In de ASR per norm (zie Artikel 11) staat aangegeven welke documenten nodig zijn.

  • 33.3 Binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag stuurt de RvA een ontvangstbevestiging.

  • 33.4 Binnen twintig werkdagen beoordeelt de RvA of de aanvraag compleet is. Is dat het geval, dan nemen we de aanvraag officieel in behandeling.

Artikel 34. Aanvullen van de aanvraag

  • 34.1 Als de aanvraag niet compleet is, krijgt de CBI de kans om aanvullende informatie aan te leveren.

  • 34.2 Is de beschrijving van de gevraagde scope niet duidelijk genoeg? Dan doet de RvA een voorstel voor de formulering van de scope, om te zorgen dat deze past binnen de RvA-werkwijze.

Artikel 35. Aanvraag wordt niet in behandeling genomen

Naast de regels in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht behandelt de RvA een aanvraag niet verder in de volgende gevallen:

  • 35.1 De aanvraag gaat over een scope waarvoor de RvA geen accreditatie verleent (zie ook Artikel 23 of een inactief werkterrein volgens Artikel 25).

  • 35.2 De aanvraag is niet compleet en de aanvrager reageert niet of onvoldoende op het verzoek om binnen twee maanden extra documentatie aan te leveren.

Paragraaf 9. Vooronderzoek

Artikel 36. Procedure vooronderzoek

  • 36.1 Na het in behandeling nemen van de aanvraag voert de RvA een vooronderzoek uit. Het doel hiervan is te controleren of het gedocumenteerde systeem voldoet aan de accreditatie-eisen.

  • 36.2 Het resultaat van het vooronderzoek wordt in een rapport vastgelegd. Hierin staan eventuele punten van aandacht ten opzichte van de eisen. Als de aanvrager dat wil, wordt het rapport mondeling toegelicht.

  • 36.3 Het vooronderzoek kan leiden tot een van de volgende twee conclusies:

    • a. De aanvrager is, met of zonder punt(en) van aandacht, klaar voor de initiële beoordeling. In dat geval bevat het rapport een samenvatting van het vooronderzoek, een overzicht van wat er beoordeeld gaat worden in de initiële beoordeling en een voorstel voor de planning.

    • b. De aanvrager is nog niet klaar voor de initiële beoordeling. In dat geval bevat het rapport een samenvatting van het onderzoek en een lijst van punten van aandacht die eerst moeten worden opgepakt door de CBI. De aanvrager krijgt de kans om binnen een bepaalde termijn de punten van aandacht te corrigeren. Daarna doet de RvA een vervolgvooronderzoek om te kijken of de verbeteringen voldoende zijn. De uitkomsten daarvan worden aangevuld in het rapport en kunnen leiden tot een nieuwe conclusie.

  • 36.4 Een aanvrager kan op basis van het vooronderzoek de aanvraag intrekken en opnieuw indienen nadat verbeteringen zijn doorgevoerd.

  • 36.5 Om te voorkomen dat het beoordelingsteam gaat adviseren en de objectiviteit van het beoordelingsteam van de RvA te waarborgen, kan de RvA besluiten om bij een volgend vooronderzoek een ander team in te zetten.

  • 36.6 Als uit het vervolgonderzoek blijkt dat de punten van aandacht nog niet voldoende zijn opgelost, bespreekt de RvA samen met de aanvrager wat de mogelijke vervolgstappen zijn voor het accreditatieproces.

Hoofdstuk 4. beoordelingsproces

Paragraaf 10. Accreditatiebeoordeling

Artikel 37. Initiële accreditatiebeoordeling

Bij een initiële accreditatiebeoordeling beoordeelt de RvA of de CBI aan alle accreditatievereisten voldoet. Dit gebeurt op basis van het systeem dat de CBI heeft vastgelegd, de manier waarop het systeem in de praktijk is ingevoerd en hoe de werkzaamheden binnen de aangevraagde scope van accreditatie worden uitgevoerd.

Artikel 38. Aanleveren informatie en medewerking CBI

  • 38.1 Via de betreffende ASR geeft de RvA aan welke documenten nodig zijn voor de beoordeling. De CBI levert uiterlijk 20 werkdagen voor de geplande beoordeling de benodigde documentatie aan in het Nederlands of Engels via het online platform.

  • 38.2 Worden de documenten niet op tijd aangeleverd, dan kan de RvA de planning aanpassen of de beoordeling annuleren. De kosten hiervan zijn dan voor rekening van de CBI, zoals geregeld in het tarievenbesluit (RvA-D001).

  • 38.3 Voor een beoordeling zorgt de CBI voor het volgende:

    • a. Tijdige informatie aan de RvA over regels rond veiligheid, gezondheid en hygiëne.

    • b. Persoonlijke beschermingsmiddelen voor de beoordelaars.

    • c. Mogelijkheid voor de RvA om werkzaamheden te kiezen en bij te wonen.

    • d. Toegang tot alle locaties, documenten en dossiers, ook van organisaties die met de CBI verbonden zijn.

    • e. Medewerking van klanten als toegang tot hun locaties, documenten of dossiers nodig is.

    • f. Regelingen om deze toegang en medewerking mogelijk te maken.

Als niet goed wordt voldaan aan de hiervoor genoemde punten, kan de beoordeling niet volledig worden uitgevoerd of moet deze (deels) worden uitgesteld. Het risico bestaat dat dan geen besluit binnen de normale termijn worden genomen. Dit risico ligt bij de CBI.

Artikel 39. Verloop van een accreditatiebeoordeling

  • 39.1 Een accreditatiebeoordeling bestaat uit (een combinatie van) de beoordelingsmethoden zoals genoemd in Artikel 30.

  • 39.2 De RvA begint een kantooronderzoek met een openingsbijeenkomst met de CBI. We leggen daarin het doel, de aanpak en de planning uit.

  • 39.3 Tijdens de beoordeling beoordeelt het team of het managementsysteem goed werkt en of de CBI deskundig is. De CBI moet aantonen dat ze alle gevraagde activiteiten op alle locaties beheerst.

  • 39.4 Als de CBI op meerdere locaties gevestigd is, kiest de RvA een steekproef van deze locaties op basis van aard en omvang van de werkzaamheden.

  • 39.5 Heeft de CBI locaties in het buitenland? Dan kan de RvA de lokale AB vragen om informatie zoals:

    • a. Kennis van de lokale regelgeving en markt.

    • b. Invloed van de CBI op de lokale markt.

  • 39.6 Het beoordelingsteam moet minimaal één volledige cyclus van het interne auditsysteem en de managementbeoordeling kunnen beoordelen, inclusief hoe verbeteracties zijn doorgevoerd.

Artikel 40. Beeld- en geluidsopnames alleen met toestemming CBI

Beeld- en geluidsopnames worden alleen gemaakt tijdens een beoordeling als deze noodzakelijk zijn. Toestemming vooraf van de CBI is noodzakelijk. Na besluitvorming over de betreffende beoordeling worden ze vernietigd.

Artikel 41. Voortijdig stopzetten van de beoordeling

De RvA stopt een beoordeling direct – en mogelijk ook het hele accreditatieproces – als sprake is van:

  • 41.1 Geen toegang geven tot locaties, medewerkers en/of informatie.

  • 41.2 Intimidatie, bedreiging, discriminatie of geweld richting iemand die namens de RvA werkt.

  • 41.3 Poging tot omkoping van iemand die namens de RvA werkt.

  • 41.4 Opzettelijke misleiding of frauduleus gedrag.

  • 41.5 Niet voldoen aan betalingsverplichtingen richting de RvA.

Artikel 42. Slotbijeenkomst

Een kantooronderzoek wordt afgesloten met een slotbijeenkomst. Daarin licht het team de belangrijkste bevindingen toe. Als er afwijkingen zijn geconstateerd, worden die mondeling toegelicht aan de vertegenwoordiger van de CBI.

Artikel 43. Bevindingen rapport

  • 43.1 De RvA legt de bevindingen van de beoordeling vast in een bevindingen rapport. Daarin staan ook eventuele mogelijkheid ter verbetering en punt(en) van aandacht. Het rapport wordt via het online platform met de CBI gedeeld.

  • 43.2 De CBI heeft tien werkdagen om te reageren en kan voorstellen tot aanpassing doen. Het beoordelingsteam beslist of die worden overgenomen.

Artikel 44. Eindrapport zonder vervolgbeoordeling

Als er bij de beoordeling geen afwijkingen zijn vastgesteld, wordt het eindrapport opgesteld en gedeeld met de CBI. Dit gebeurt via het online platform na afronding van de reactietermijn zoals genoemd in Artikel 43.

Artikel 45. Verspreiding van RvA-eindrapport en afwijkingenrapport

  • 45.1 De CBI mag het RvA-eindrapport alleen in zijn geheel buiten de organisatie delen of openbaar maken.

  • 45.2 De CBI mag het afwijkingenrapport alleen in zijn geheel buiten de organisatie delen of openbaar maken.

  • 45.3 De CBI mag een bevindingen rapport niet buiten de geaccrediteerde organisatie delen of openbaar maken.

  • 45.4 Bij verspreiding of openbaarmaking van het RvA-eindrapport of het afwijkingenrapport moeten namen van RvA-medewerkers anoniem blijven. De CBI moet deze persoonsgegevens afschermen.

Paragraaf 11. Afwijkingen: vaststelling en rapportage

Artikel 46. Vaststellen afwijkingen

Wanneer een situatie niet voldoet aan de accreditatievereisten, wordt deze door de RvA-beoordelaar als afwijking gecategoriseerd (A of B) en gerapporteerd.

De Lead Assessor is verantwoordelijk voor de uiteindelijke bevestiging van de afwijkingen.

Artikel 47. Aanvang termijn vastgestelde afwijkingen

De termijn voor corrigerende maatregelen begint op het moment dat het afwijkingenrapport in het online platform beschikbaar is voor de CBI, dit is in principe de dag van de slotbijeenkomst.

Paragraaf 12. Afwijkingen: aspecten ter beantwoording door CBI

Artikel 48. Reactie op afwijkingen in online platform

De afhandeling van de afwijkingen vindt plaats in het online platform. Zowel de CBI als de RvA leggen hierin hun respectievelijke reacties vast. Soms is extra onderzoek nodig, bijvoorbeeld op locatie.

Artikel 49. Analyse van de oorzaak en omvang

De RvA toetst of de CBI een toereikende analyse heeft uitgevoerd van.

  • 49.1 De onderliggende grondoorzaak van de afwijking.

  • 49.2 De omvang / reikwijdte van de afwijking, waaronder wordt verstaan: het mogelijk voorkomen van de afwijking op andere locaties, afdelingen of werkgebieden binnen de organisatie, en over welke periode de afwijking zich heeft voorgedaan.

  • 49.3 De mogelijke gevolgen van de afwijking voor eerder uitgevoerde conformiteitsbeoordelingen. Indien van toepassing of er herstelmaatregelen noodzakelijk zijn, zoals het opschorten van werkzaamheden of het intrekken van verstrekte resultaten.

Artikel 50. Correcties en corrigerende maatregelen

De RvA beoordeelt of de CBI een toereikende analyse heeft uitgevoerd van:

  • 50.1 Correcties, gericht op het direct herstellen van de specifieke afwijking.

  • 50.2 Corrigerende maatregelen, gericht op het wegnemen van de onderliggende oorzaak en het voorkomen van herhaling.

In de eerste reactie op de afwijking mag de CBI t.a.v. de corrigerende maatregelen ook volstaan met het benoemen van de voorgenomen corrigerende maatregel inclusief tijdstermijn voor implementatie. Het beoordelingsteam van de RvA beoordeelt vervolgens of dit voldoende is om de afwijking op grond hiervan af te sluiten, of dat alsnog in een tweede ronde bewijs van implementatie van de corrigerende maatregelen en /of beoordeling van de effectiviteit van genomen maatregelen dient te worden overgelegd.

Artikel 51. Beoordeling van effectiviteit

De CBI is primair verantwoordelijk voor het aantonen dat de genomen maatregelen daadwerkelijk effectief zijn.

Indien de ernst van de afwijking en/of de aard van de reactie op de te nemen of genomen corrigerende maatregelen daartoe aanleiding geeft, kan de RvA besluiten de CBI te vragen bewijs van de effectiviteit van de genomen maatregelen te overleggen alvorens de afwijking te kunnen sluiten.

De RvA beoordeelt in dat geval of de oorzaak van de afwijking is weggenomen en de toegepaste maatregelen aantoonbaar leiden tot borging van de oplossing. De afwijking wordt pas gesloten wanneer voldoende is aangetoond dat de maatregelen daadwerkelijk effect hebben gesorteerd.

Artikel 52. Termijn 1e beantwoording B-afwijking

De RvA ontvangt binnen maximaal zes weken na de vaststelling van de afwijkingen zoals genoemd in Artikel 47 een reactie van de CBI in het online platform. Deze reactie moet per B-afwijking ingaan op:

  • 52.1 De punten genoemd in Artikel 49 en Artikel 50.

  • 52.2 Optioneel al het bewijs van effectiviteit volgens Artikel 51.

Artikel 53. Termijn 1e beantwoording A-afwijkingen

Bij A-afwijkingen gelden kortere termijnen:

  • 53.1 De eerste reactie moet binnen maximaal 10 werkdagen worden ingediend. De Lead Assessor bepaalt de precieze termijn.

  • 53.2 De reactie moet naast de onderdelen uit Artikel 49 ook het volgende bevatten:

    • a. Informatie over hoe betrokkenen zijn geïnformeerd.

    • b. Een plan van aanpak met verdere acties ten aanzien van Artikel 50 en Artikel 51.

Paragraaf 13. Vervolgbeoordelingen

Artikel 54. Aard en omvang vervolgbeoordeling

De Lead Assessor geeft tijdens de slotbijeenkomst een indicatie van de omvang van de vervolgbeoordeling.

Artikel 55. (Aanvullende) vervolgbeoordeling

  • 55.1 Het beoordelingsteam beoordeelt op basis van de 1e reactie van de CBI ten aanzien van de vereisten genoemd in Artikel 49 en Artikel 50 of er een aanvullende reactie noodzakelijk is of niet. Daarbij wordt voor iedere afwijking aangegeven of de effectiviteit van de (voorgenomen) corrigerende maatregelen ingestuurd en beoordeeld moet worden. Indien de eerste reactie van de CBI toereikend is en er geen bewijs van effectiviteit van de voorgestelde en /of genomen corrigerende maatregelen overlegd hoeft te worden wordt de afwijking gesloten

  • 55.2 Indien de eerste reactie van de CBI niet toereikend is of er bewijs van effectiviteit van genomen maatregelen ingestuurd moeten worden om de afwijkingen te kunnen sluiten, zal een tweede beoordelingsronde plaatsvinden. Deze beoordelingsronde richt zich op de aspecten uit Artikel 49 en Artikel 50, en indien van toepassing, Artikel 51.

  • 55.3 Een derde beoordelingsronde is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

    • a. het uitsluitend betrekking heeft op het aantonen van de implementatie van corrigerende maatregelen (Artikel 50) en/of op de effectiviteit van de genomen maatregelen (Artikel 51).

    • b. In het geval van een initiële beoordeling of een beoordeling ten behoeve van uitbreiding, moet de derde beoordelingsronde plaatsvinden binnen de termijn zoals vastgesteld in Artikel 59.

    • c. Voor overige typen beoordelingen geldt dat de derde beoordelingsronde moet zijn afgerond binnen vijf maanden na de startdatum van de termijn zoals bedoeld in Artikel 47

Artikel 56. Eindrapport na vervolgbeoordeling

Na de vervolgbeoordeling(en) stelt de RvA een eindrapport op. Dit is een samenvoeging met het bevindingenrapport, indien er een of meerdere afwijkingen niet gesloten konden worden geeft de Lead Assessor een negatief advies ten aanzien van de accreditatiebeoordeling.

Paragraaf 14. Het besluit over accreditatie

Artikel 57. Informatie voor de besluitvorming

De RvA neemt een besluit over het al dan niet verlenen van accreditatie op basis van de documenten en adviezen:

  • 57.1 Het eindrapport van het beoordelingsteam.

  • 57.2 De conclusie van het beoordelingsteam.

  • 57.3 De scope van accreditatie die beoordeeld is.

  • 57.4 Een definitieve versie van de bijlage bij de accreditatieverklaring.

  • 57.5 Een rapport deel A inclusief het beoordelingsprogramma.

  • 57.6 Een intern advies, bestaande uit:

    • a. Een advies van de Lead Assessor.

    • b. Een review van het dossier wordt uitgevoerd door een medewerker die niet bij beoordeling betrokken is.

  • 57.7 Dit interne advies kan ook aanbevelingen bevatten over specifieke voorwaarden die aan de accreditatie kunnen worden verbonden, of aanvullende voorwaarden voordat een besluit genomen wordt.

Artikel 58. Commissie Accreditaties

Bij een initiële beoordeling, een herbeoordeling of een opgelegde intrekking van een registratie wordt de Commissie Accreditaties betrokken:

  • 58.1 De in Artikel 57 genoemde gegevens, en eventuele overige informatie, worden voorgelegd aan de CA.

  • 58.2 De CA komt maandelijks bijeen en brengt een advies uit aan het bestuur van de RvA. Dit advies kan overeenkomen met het interne advies, maar mag daar ook van afwijken.

  • 58.3 De CA kan adviseren specifieke voorwaarden aan de accreditatie te verbinden.

  • 58.4 De CA kan ook adviseren het besluit uit te stellen, bijvoorbeeld in afwachting van aanvullende informatie.

  • 58.5 Het bestuur van de RvA beslist uiteindelijk. Als het bestuur afwijkt van het advies van de CA, moet het eerst de Raad van Toezicht raadplegen.

Artikel 59. Termijn voor besluitvorming

  • 59.1 De RvA neemt binnen zes maanden na een aanvraag voor accreditatie of uitbreiding een besluit.

  • 59.2 De termijn kan één keer met zes maanden worden verlengd als:

    • a. bij het vooronderzoek punten van aandacht zijn vastgesteld, die correctie door de CBI vereisen.

    • b. tijdens de beoordeling een of meerdere afwijkingen zijn geconstateerd en de CBI corrigerende maatregelen moet nemen.

    • c. de competentie van de CBI niet binnen de termijn van zes maanden kan worden beoordeeld, omdat het bijwonen van de werkzaamheden in de praktijk (nog) niet mogelijk is.

Een deel van deze periode is nodig voor de vervolgstappen zoals beschreven in Paragraaf 13 en Paragraaf 14.

Artikel 60. Negatief besluit

Als binnen de gestelde termijnen niet is aangetoond dat aan alle accreditatievereisten is voldaan, kan de RvA een negatief besluit nemen over de aanvraag voor (uitbreiding van de) accreditatie.

Hoofdstuk 5. Beschikking, accreditatieverklaring, bijlage en scope

Paragraaf 15. Accreditatiebeschikking en voorwaarden

Artikel 61. Accreditatiebeschikking en voorwaarden

  • 61.1 De RvA stelt de accreditatie officieel vast in een schriftelijke beschikking, waarin ook de geldende voorwaarden voor de CBI staan.

  • 61.2 Deze accreditatiebeschikking wordt opgesteld nadat het bestuur van de RvA een besluit over de accreditatie heeft genomen.

  • 61.3 De RvA kan aan de beschikking specifieke voorwaarden verbinden. Deze kunnen per CBI verschillen.

Artikel 62. Geldigheidsduur accreditatieverklaring

De accreditatieverklaring en de bijlage zijn even lang geldig, namelijk maximaal vier jaar vanaf de datum van het besluit over de initiële beoordeling of herbeoordeling. De RvA kan bepalen dat de accreditatieverklaring en de bijlage slechts voor een beperkte periode geldig zijn.

Artikel 63. Toesturen accreditatieverklaring en bijlage

De RvA verstuurt, behalve de beschikking, ook de:

  • 63.1 De accreditatieverklaring.

  • 63.2 Bijlage bij de accreditatieverklaring. Deze wordt ook gepubliceerd op de website van de RvA. In de bijlage bij de verklaring staat duidelijk omschreven wat de scope van accreditatie is en welke vestigingslocaties voor welke onderdelen zijn geaccrediteerd.

Deze documenten worden opgesteld in de Nederlandse taal of Engelse taal. Op verzoek zijn deze ook in beide talen beschikbaar.

Paragraaf 16. Tenaamstelling en locaties

Artikel 64. Tenaamstelling accreditatie

  • 64.1 Een accreditatie wordt op naam gesteld van de CBI die de aanvraag heeft ingediend, en die aan alle eisen voldoet.

  • 64.2 Als de CBI in relatie tot de geaccrediteerde activiteiten werkt onder een of meerdere handelsnamen, worden deze ook op de accreditatieverklaring en bijlage vermeld.

  • 64.3 Deze handelsnamen moeten geregistreerd zijn in het handelsregister, zoals de Kamer van Koophandel of een vergelijkbaar register in het buitenland.

  • 64.4 De RvA vermeldt geen namen van andere juridische entiteiten dan de geaccrediteerde entiteit.

Artikel 65. Vestigingslocaties op de bijlage bij de accreditatieverklaring

  • 65.1 Vestigingslocatie worden met volledig adres vermeld in de bijlage, zoals opgenomen in het handelsregister.

  • 65.2 Voor buitenlandse locaties vermeldt de RvA ook:

    • a. Het land.

    • b. eventueel de deelstaat.

  • 65.3 Als vermelding van een volledig adres een veiligheidsrisico oplevert, kan het bestuur besluiten dit adres niet te publiceren.

Artikel 66. Virtuele locatie

  • 66.1 Voert (een deel van) het personeel van de CBI werkzaamheden uit vanuit een virtuele omgeving en zijn zij niet gebonden aan een vestigingslocatie, dan moet de CBI dit vermelden in de accreditatieaanvraag en in rapport deel A.

  • 66.2 Een virtuele locatie wordt niet op accreditatieverklaring of bijlage vermeld. Ze worden alleen vermeld in rapport deel A.

  • 66.3 De virtuele locatie maakt wel deel uit van het beoordelingsprogramma van de CBI.

Paragraaf 17. Scope van accreditatie

Artikel 67. Geldigheidsperiode scope

Een scope kan gedurende de geldigheidsperiode van de bijlage bij de accreditatieverklaring ongewijzigd worden gehandhaafd zolang de RvA tijdens de beoordelingen vaststelt dat het managementsysteem van de CBI voor die scope goed werkt en effectief is geweest.

Artikel 68. Gelijkwaardigheid van (inter)nationale norm

Als de RvA accreditatie heeft verleend voor werk volgens een internationale norm (zoals ISO, IEC of EN) dan geldt die accreditatie ook voor een regionale of nationale versie van diezelfde norm (en andersom), zolang de CBI vooraf aantoont dat de normen gelijk zijn.

Artikel 69. Valideren van activiteiten scope

  • 69.1 De RvA neemt alleen conformiteitsbeoordelingsactiviteiten op in de scope als de CBI kan aantonen dat deze activiteiten op een correcte en beheerste wijze worden uitgevoerd en dat de resultaten juist en betrouwbaar zijn.

  • 69.2 De CBI moet hiervoor bewijs leveren van (her)validatie van de gebruikte methode(n). Dit moet gebaseerd zijn op een risicoanalyse over hoe betrouwbaar en geldig die methoden zijn en dat deze tot betrouwbare resultaten leidt.

Artikel 70. Documentversie op de scope

  • 70.1 De RvA vermeldt niet de versie van documenten (normatieve documenten, procedures, regelgeving, etc.) in de scope van accreditatie. De accreditatie geldt voor de actuele versie.

  • 70.2 Als de CBI onder accreditatie met een verouderde of vervallen versie werkt, wordt die specifieke versie wel expliciet genoemd.

  • 70.3 Tijdens een overgangsperiode waarin de vervallende en de nieuwe versie naast elkaar mogen worden gebruikt, kan de RvA besluiten beide versies op te nemen. De CBI moet aan haar klanten duidelijk maken welke versie is gebruikt.

Artikel 71. Uitbreiding bij gewijzigde versie normatief document

Als een nieuwe versie andere competenties vraagt van de CBI, kan de RvA bepalen dat de CBI een aanvraag voor uitbreiding van de accreditatie moet indienen (zie Paragraaf 23). De RvA informeert de CBI hierover.

Artikel 72. Omgang CBI met wijzigingen in normatieve documenten

Tijdens de accreditatiecyclus controleert de RvA of de CBI wijzigingen in normdocumenten goed heeft verwerkt in haar processen en systeem. Daarbij beoordeelt de RvA ook hoe de CBI zelf met zulke wijzigingen is omgegaan.

Artikel 73. Wet- en regelgeving op scopes

  • 73.1 De RvA vermeldt alleen wet- of regelgeving op de scope van accreditatie als de overheid accreditatie voor die activiteit verplicht stelt.

  • 73.2 De wet- of regelgeving moet dan concrete eisen stellen aan de uitvoering of het onderwerp van de conformiteitsbeoordeling.

  • 73.3 Bij buitenlandse wet- of regelgeving neemt de RvA contact op met de lokale AB.

Artikel 74. Tijdelijke accreditatie met beperkende voorwaarden (TAB)

  • 74.1 Soms heeft een CBI een accreditatie nodig om aanwijzing of erkenning van de overheid te kunnen krijgen. Als de CBI de uitvoering van activiteiten niet mag laten zien zonder die aanwijzing of erkenning, kan de RvA – in overleg met de bevoegde autoriteit – een tijdelijke accreditatie met beperkende voorwaarden (TAB) verlenen.

  • 74.2 Een TAB-beoordeling bestaat uit alle standaardbeoordelingen zoals beschreven in Paragraaf 9 tot en met Paragraaf 15, behalve het beoordelen van de uitvoering van de activiteiten. De CBI mag immers nog niet actief zijn.

  • 74.3 Een TAB is een jaar geldig. In de bijlage bij de accreditatieverklaring wordt duidelijk vermeld dat het om een tijdelijke accreditatie met beperkende voorwaarden gaat.

  • 74.4 Nadat de TAB is verleend, voert de RvA een aanvullende beoordeling uit:

    • a. De RvA woont de eerste activiteit bij.

    • b. Daarna vindt een kantooronderzoek plaats van het bijbehorende dossier.

    • c. De aanvullende beoordeling moet binnen een jaar na de afgifte van de TAB zijn afgerond.

    Na een positief besluit over deze aanvullende beoordeling wordt de TAB omgezet in een reguliere accreditatie.

  • 74.5 Een TAB verloopt automatisch (wordt dus niet ingetrokken) als de aanvullende beoordeling niet op tijd is afgerond. Bijvoorbeeld omdat:

    • a. De RvA de activiteit niet kon bijwonen.

    • b. Het kantooronderzoek niet kon plaatsvinden.

    • c. Corrigerende maatregelen niet succesvol beoordeeld zijn.

  • 74.6 Indien de CBI binnen zes maanden na verlening van de TAB geen activiteit laat bijwonen of geen kantooronderzoek mogelijk maakt, is er een groot risico dat de accreditatie niet op tijd kan worden omgezet. Dat risico ligt bij de CBI.

  • 74.7 De RvA informeert de bevoegde autoriteit als de TAB verlopen is.

Artikel 75. Vrijwillige toetsing tegen wettelijke vereisten

  • 75.1 De RvA neemt vrijwillige beoordeling van wettelijke eisen alleen op in de scope als:

    • a. De conformiteitsverklaring niet stelt dat aan de wet is voldaan, maar alleen zegt dat er hiervoor gerechtvaardigd vertrouwen is.

    • b. De verklaring duidelijk de beoordeelde activiteiten en de wettelijke eisen benoemt.

  • 75.2 De specifieke wet-of regelgeving wordt alleen genoemd in de scope van accreditatie als uit de beschrijving duidelijk blijkt dat het om vrijwillige toetsing gaat.

Artikel 76. Uitbestede activiteiten op scope

De RvA neemt geen activiteiten op in de scope van accreditatie van een CBI, als de CBI deze activiteiten structureel en volledig uitbesteedt aan andere partijen.

Artikel 77. Twee jaar geen uitvoering activiteiten

  • 77.1 Als de CBI in de afgelopen twee jaar geen werk heeft uitgevoerd van een activiteit op de scope, verwijdert de RvA deze uit de scope. Tenzij de CBI op een alternatieve manier overtuigend kan aantonen dat de competentie en kwaliteit nog steeds op orde zijn.

  • 77.2 Als door het verwijderen van zo’n activiteit de hele scope vervalt, wordt de accreditatie ingetrokken.

Hoofdstuk 6. Beoordelingsprogramma accreditatiecyclus

Paragraaf 18. Accreditatiecyclus

Artikel 78. Accreditatiecyclus

  • 78.1 Nadat de accreditatie is verleend of verlengd, voert de RvA periodiek beoordelingen uit om te controleren of de CBI blijvend aan de accreditatievereisten voldoet.

  • 78.2 Een accreditatiecyclus duurt vier jaar. Deze begint op het moment dat een positief besluit is genomen na een initiële beoordeling of herbeoordeling. De cyclus bestaat uit drie controlebeoordelingen en een herbeoordeling.

  • 78.3 De herbeoordeling vindt uiterlijk zes maanden voor het aflopen van de geldigheid van de accreditatieverklaring plaats. Als een CBI ook verlenging van een erkenning of aanwijzing moet aanvragen, kan de herbeoordeling eerder moeten worden gepland.

  • 78.4 De controlebeoordelingen worden gepland in een vaste auditmaand, die wordt bepaald op basis van de uiterste maand waarin de herbeoordeling moet plaatsvinden.

Artikel 79. Beoordelingsprogramma accreditatiecyclus

  • 79.1 Bij het besluit tot accreditatie, bij de initiële beoordeling of herbeoordeling, stelt de RvA het beoordelingsprogramma voor de nieuwe cyclus vast.

  • 79.2 In dit beoordelingsprogramma wordt in elk geval vastgelegd welke locaties en onderdelen van de scope tijdens de reguliere beoordelingen aan bod komen. De selectie is gebaseerd op de competentie en risico’s van de CBI en de risico’s van de activiteiten.

  • 79.3 De reguliere beoordelingen worden uitgevoerd volgens de regels van Hoofdstuk 4

  • 79.4 De RvA gebruikt actuele gegevens van de CBI over de omvang van de activiteiten, de locaties en de landen waar deze plaatsvinden om het beoordelingsprogramma op te stellen.

  • 79.5 Na iedere reguliere beoordeling kan de RvA het programma aanpassen op basis van de prestaties van de CBI. Dit gebeurt als onderdeel van het besluit over die beoordeling, zoals uitgelegd Paragraaf 21. De aanpassing kan gaan over:

    • a. De tijdsplanning van volgende beoordelingen.

    • b. De intensiteit van de beoordeling.

Artikel 80. Besluit bij controlebeoordeling

  • 80.1 Het besluit dat volgt uit een controlebeoordeling wordt een van de volgende manieren genomen:

    • a. Als iets wijzigt in de (bijlage bij de) accreditatieverklaring, het beoordelingsprogramma of in de accreditatievoorwaarden die in de beschikking staan, dan gebeurt dit volgens de regels uit Paragraaf 14 met uitzondering van Artikel 58.

    • b. Als er geen wijzigingen zijn zoals genoemd in het voorgaande lid, dan neemt de Lead Assessor het besluit.

Artikel 81. Inhoud en omvang van de herbeoordeling

De RvA bepaalt de inhoud en omvang van de herbeoordeling op basis van:

  • 81.1 De inhoud, omvang en resultaten van de beoordelingen tijdens de huidige cyclus.

  • 81.2 Externe informatie over het functioneren van de CBI, zoals:

    • a. Meldingen.

    • b. Prestaties in PT-onderzoeken (voor zover van toepassing).

    • c. Beoordelingen door de overheid.

    • d. Beoordelingen door andere AB.

  • 81.3 Actuele gegevens van de CBI over activiteiten, locaties en landen waar deze plaatsvinden.

  • 81.4 Eventuele risico’s die de RvA heeft vastgesteld, bijvoorbeeld in verband met specifieke werkterreinen of kenmerken van de CBI.

  • 81.5 In principe worden tijdens een herbeoordeling alle eisen uit de norm waarvoor de CBI is geaccrediteerd, beoordeeld.

Artikel 82. Administratieve verlenging geldigheid accreditatie

Als de RvA niet op tijd een besluit kan nemen over het verlengen van de accreditatie, dan kan de geldigheid van de accreditatieverklaring en de bijlage met maximaal zes maanden administratief worden verlengd.

Paragraaf 19. Reguliere beoordelingen

Artikel 83. Aard, inhoud en omvang van reguliere beoordeling

De RvA volgt voor reguliere beoordelingen de onderstaande algemene richtlijnen:

  • 83.1 De hoofdlocatie van de CBI wordt bij iedere reguliere beoordeling beoordeeld. Minstens eens per 24 maanden gebeurt dit op locatie.

  • 83.2 Uit de overige vestigingslocaties die op de bijlage bij de accreditatieverklaring staan, kiest de RvA een steekproef.

  • 83.3 Bij iedere beoordeling neemt de RvA steekproeven om te kijken hoe het managementsysteem wordt toegepast en hoe competent de CBI is. Dit gebeurt onder andere via dossieronderzoek van: technische dossiers, personeelsdossiers en kwaliteitsregistraties.

  • 83.4 De uitvoering van de werkzaamheden wordt bij iedere reguliere beoordeling beoordeeld. De RvA neemt hiervoor een steekproef van de werkzaamheden. Het is mogelijk dat de beoordeling van de uitvoering van de werkzaamheden op een ander moment dan het kantooronderzoek wordt gepland en gerapporteerd.

  • 83.5 Hoe de RvA bepaalt welke onderdelen van de scope tijdens de cyclus worden beoordeeld, staat beschreven in de betreffende ASR.

  • 83.6 De RvA zorgt ervoor dat tijdens de cyclus alle accreditatievereisten minstens een keer beoordeeld zijn.

  • 83.7 De RvA beoordeelt ook activiteiten die de CBI zelf uitvoert, als onderdeel van geaccrediteerde diensten, als deze niet apart zijn geaccrediteerd. In de ASR (zie Artikel 11) is vastgelegd welke activiteiten dit betreft.

  • 83.8 In de ASR voor de betreffende norm staat ook welke documenten de CBI moet aanleveren.

Op basis van al deze onderdelen stelt de RvA een beoordelingsplan op voor de reguliere beoordeling.

Paragraaf 20. Toevoegen extra beoordeling aan beoordelingsprogramma

Artikel 84. Extra beoordeling op basis van wijzigingen

De RvA kan een extra beoordeling toevoegen aan het beoordelingsprogramma als:

  • 84.1 De CBI zelf wijzigingen meldt, bijvoorbeeld in haar structuur, werkwijze of organisatie.

  • 84.2 Er wijzigingen zijn in de accreditatievereisten, zoals aanpassingen in normen of regelgeving.

Artikel 85. Extra beoordeling op basis van extern signaal

Als via derden informatie binnenkomt bij de RvA, bijvoorbeeld via een melding (zie Artikel 115), publicatie of andere bron, waaruit blijkt dat er twijfel is of de CBI nog aan de accreditatievereisten voldoet, dan kan het bestuur van de RvA besluiten om een extra beoordeling uit te voeren bij de CBI.

Artikel 86. Uitvoering en afhandeling extra beoordeling

Een extra beoordeling wordt uitgevoerd en afgehandeld volgens Hoofdstuk 4 met uitzondering van Artikel 58.

Paragraaf 21. Minder en meer intensief beoordelingsprogramma

Artikel 87. Aanpassing beoordelingsprogramma

De RvA kan besluiten om het beoordelingsprogramma aan te passen, op basis van hoe goed of slecht een CBI heeft gepresteerd bij eerdere accreditatiebeoordelingen:

  • 87.1 Het beoordelingsteam voert bij de herbeoordeling een risico-evaluatie uit, waarbij de punten uit document EA-2/19 INF ‘List of risks for accreditation processes and operation of national accreditation bodies’ worden meegenomen.

  • 87.2 Het resultaat van de risico-evaluatie kan betekenen dat de reguliere beoordelingen minder vaak of minder uitgebreid wordt uitgevoerd, of juist vaker en intensiever.

  • 87.3 In de eerste accreditatiecyclus kan geen minder intensieve beoordeling of minder intensief beoordelingsprogramma worden toegekend.

  • 87.4 Zijn er bindende afspraken, bijvoorbeeld met een schemabeheerder of overheid, over een minimumintensiteit van het beoordelingsprogramma? Deze afspraken liggen vast in een ASR. Het beoordelingsprogramma kan dan alleen worden aangepast met toestemming van de betrokken partij.

Artikel 88. Terug naar regulier beoordelingsprogramma

Een aangepast (minder of meer intensief) beoordelingsprogramma kan na iedere reguliere beoordeling weer worden gewijzigd naar het standaard beoordelingsprogramma van de CBI. Dat gebeurt als blijkt dat de reden voor de eerdere aanpassing niet meer van toepassing is.

Paragraaf 22. Buitengewone omstandigheden

Artikel 89. Accreditatiebeoordelingen tijdens buitengewone omstandigheid

  • 89.1 Een buitengewone omstandigheid die de CBI treft (bij natuurramp, pandemie, etc) kan ertoe leiden dat de geplande beoordelingen tijdelijk niet uitgevoerd kunnen worden.

  • 89.2 Mogelijke acties van de RvA zijn dan onder andere:

    • a. Het uitstellen van geplande beoordelingen.

    • b. Het toepassen van beoordelingsmethoden die de doelstelling van de beoordeling kunnen waarborgen en realiseren.

    • c. Het uitbesteden van beoordelingen aan andere AB’s.

Paragraaf 23. Uitbreiding van de accreditatie

Artikel 90. Uitbreiding van de activiteiten of locaties

  • 90.1 Een CBI kan een aanvraag indienen om de accreditatie uit te breiden. De aanvraag wordt ingediend via het online platform.

  • 90.2 Deze aanvraag wordt behandeld en beoordeeld volgens de procedures in Hoofdstuk 3 met uitzondering van Artikel 32, Hoofdstuk 4 met uitzondering van Artikel 58 en Hoofdstuk 5.

  • 90.3 Bij acceptatie van de aanvraag kan de RvA beslissen dat een vooronderzoek (zie Paragraaf 9) niet nodig is.

Artikel 91. Uitbreiding met vestigingslocatie

In aanvulling op Artikel 90 omvat de beoordeling voor een uitbreiding van de accreditatie met een nieuwe vestigingslocatie:

  • 91.1 Een beoordeling aan de vestigingslocatie, inclusief observatie van activiteiten die onder de scope vallen.

  • 91.2 Een beoordeling van de hoofdlocatie om te bepalen of de CBI vanuit daar voldoende grip heeft op de nieuwe locatie.

Artikel 92. Redenen om besluit over uitbreiding uit te stellen

Een besluit over een uitbreidingsaanvraag kan worden uitgesteld als:

  • 92.1 Er nog een openstaande afwijking is vanuit een eerdere beoordeling, die ook relevant is voor de uitbreiding.

  • 92.2 De accreditatie van de CBI op dat moment is geschorst.

Artikel 93. Eventueel afwijkende termijn voor afwijking bij uitbreiding

Als bij een uitbreiding afwijkingen worden geconstateerd die ook van invloed zijn op andere geaccrediteerde activiteiten, dan gelden voor deze afwijkingen de standaardtermijnen uit Paragraaf 11.

Artikel 94. Andere wijziging van de scope

Als een CBI een wijziging in de accreditatie aanvraagt, die geen uitbreiding is, dan behandelt de RvA deze aanvraag afhankelijk van de aard van de wijziging.

Hoofdstuk 7. Maatregelen, schorsing en intrekking

Paragraaf 24. Maatregelen bij niet voldoen aan de accreditatievereisten

Artikel 95. Schorsing en intrekking

  • 95.1 Als een CBI niet meer aan de accreditatievereisten voldoet, kan de RvA maatregelen nemen. Afhankelijk van hoe ernstig de situatie is, kan dit leiden tot:

    • a. Schorsing van de accreditatie, geheel of gedeeltelijk, zie Paragraaf 25.

    • b. Intrekking van de accreditatie, geheel of gedeeltelijk, zie Paragraaf 26.

  • 95.2 Als de RvA overgaat tot schorsing of intrekking, wordt dit bekendgemaakt op de website van de RvA. Daarbij staat de ingangsdatum van de schorsing vermeld, waarvoor de schorsing geldt en of de schorsing door de RvA is opgelegd of op verzoek van de CBI is.

  • 95.3 Bij schorsing op grond van Artikel 96 lid 3 d) of. e), of intrekking op grond van basis van Artikel 103 lid 1 e) of f) wordt ook het IAF-secretariaat op de hoogte gesteld. Dat geldt voor certificatie-instellingen en validatie/verificatie-instellingen.

  • 95.4 Als de geschorste of ingetrokken CBI ook onder accreditatie van een buitenlandse AB valt, informeert de RvA ook die AB.

  • 95.5 Is de CBI aangewezen of erkend op basis van Europese of nationale regelgeving? Dan stelt de RvA ook de betrokken autoriteit op de hoogte.

Paragraaf 25. Schorsing van de accreditatie

Artikel 96. Schorsing

  • 96.1 Het bestuur van de RvA kan een accreditatie geheel of gedeeltelijk schorsen voor maximaal zes maanden. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan dit met nog eens zes maanden worden verlengd.

  • 96.2 Het besluit tot schorsing wordt vastgelegd in een accreditatiebeschikking, waarin staat:

    • a. De reden voor schorsing.

    • b. Welke activiteiten en locatie(s) het betreft.

    • c. Wanneer de schorsing in gaat.

  • 96.3 Redenen voor schorsing kunnen zijn:

    • a. Geen tijdige of passende reactie op een A-afwijking.

    • b. Niet doorvoeren van passende corrigerende maatregelen.

    • c. Faillissement.

    • d. Fraude, valsheid in geschrifte of grove nalatigheid.

    • e. Misleiden van het beoordelingsteam.

    • f. Niet verstrekken van relevante informatie.

    • g. Moedwillig schenden van accreditatievereisten of beschikkingsvoorwaarden.

    • h. Niet voldoen aan de voorwaarden uit de accreditatiebeschikking.

    • i. De CBI brengt de reputatie van accreditatie schade toe.

    • j. Andere omstandigheden die twijfel oproepen over de competentie, consistente bedrijfsvoering of onpartijdigheid van de CBI

  • 96.4 De CBI kan ook zelf om een vrijwillige schorsing vragen als men tijdelijk niet kan voldoen aan de accreditatievereisten. Het bestuur van de RvA beslist over deze aanvraag tot vrijwillige schorsing.

Artikel 97. Kans op herstel voor schorsing

  • 97.1 Voordat de RvA een CBI schorst, kan het bestuur de CBI de kans geven om binnen een vastgestelde periode maatregelen te nemen om de schorsing te voorkomen. Deze periode is maximaal vier weken.

  • 97.2 De maatregelen worden ingediend via het online platform volgens Paragraaf 12.

  • 97.3 Pas na beoordeling volgens Paragraaf 13 beslist het bestuur of schorsing alsnog nodig is. Een tweede beoordelingsronde is in dit geval niet toegestaan.

Artikel 98. Consequenties schorsing voor CBI

  • 98.1 Tijdens een schorsing mag de CBI:

    • a. geen gebruik maken van het accreditatiemerk.

    • b. niet doen alsof ze geaccrediteerd is.

    • c. geen activiteiten onder accreditatie aanbieden, uitvoeren of rapporteren.

    • d. geen certificaten, verklaringen of rapporten uitgeven waaruit lijkt dat deze onder accreditatie vallen.

  • 98.2 De CBI moet haar klanten zo snel mogelijk informeren over de schorsing en de gevolgen ervan.

  • 98.3 Op verzoek informeert de CBI ook andere belanghebbenden over de reden en de gevolgen van de schorsing.

  • 98.4 Werk dat tijdens de schorsing wordt uitgevoerd, mag niet alsnog als geaccrediteerd worden aangemerkt als de schorsing is opgeheven.

Artikel 99. Extra regels voor certificatie-instelling bij schorsing

  • 99.1 Een geschorste CI moet tijdens de schorsing nog steeds het toezicht op bestaande certificaten uitvoeren volgens het certificatieschema. Daar valt ook het behandelen van klachten onder.

  • 99.2 Verlengen en wijzigen van de reikwijdte van de scope van een certificaat is niet toegestaan.

  • 99.3 Nieuwe certificaten mogen niet worden uitgeven.

  • 99.4 De CI moet aan de RvA een lijst aanleveren met alle geldige certificaten die voor de schorsing onder accreditatie zijn uitgegeven.

Artikel 100. Opheffen schorsing

  • 100.1 Het bestuur van de RvA heft de schorsing op als de CBI binnen de gestelde termijn kan aantonen dat:

    • a. Passende corrigerende maatregelen zijn genomen.

    • b. De voorwaarden uit Artikel 98 en waar van toepassing Artikel 99 zijn nageleefd.

    • c. De RvA dit heeft kunnen controleren binnen diezelfde periode.

  • 100.2 Het besluit tot opheffen van de schorsing wordt:

    • a. Aan de CBI bekend gemaakt in een accreditatiebeschikking volgens Paragraaf 15.

    • b. Gepubliceerd op de website van de RvA.

Artikel 101. Opstarten intrekkingsprocedure als schorsing niet tijdig is opgeheven

Als de schorsing niet binnen de op grond van de in Artikel 96 gestelde periode is opgeheven, dan start de procedure voor intrekking van de accreditatie. De schorsing wordt dan verlengd tot het intrekkingsbesluit is genomen.

Artikel 102. Schorsing bij faillissement

Als de schorsing is opgelegd vanwege faillissement, maar er daarna een fusie, overname of splitsing van de CBI plaatsvindt, kan de RvA de richtlijnen volgen uit beleidsregel ASR002. In dat geval moet de curator tijdig contact opnemen met de RvA.

In alle andere gevallen waarin de CBI haar rechtspersoonlijkheid verliest, vervalt de accreditatie automatisch.

Paragraaf 26. Intrekken van de accreditatie

Artikel 103. Intrekking

  • 103.1 Het bestuur van de RvA kan besluiten een accreditatie, geheel of gedeeltelijk, in te trekken als:

    • a. De schorsing niet binnen de gestelde termijn is opgeheven.

    • b. De CBI failliet is verklaard.

    • c. De CBI volgens het bestuur de reputatie van accreditatie heeft geschaad.

    • d. Er omstandigheden zijn waaruit blijkt dat de CBI niet langer beschikt over de vereiste competentie, consistente bedrijfsvoering of onpartijdigheid, of als vertrouwen in de juistheid van activiteiten van de CBI ontbreekt.

    • e. Fraude, valsheid in geschrifte of ernstige nalatigheid.

    • f. De CBI het beoordelingsteam heeft misleid door informatie achter te houden of foutieve/onvolledige informatie te geven.

    • g. Er sprake is van het opzettelijk overtreden van accreditatievereisten of voorwaarden uit de beschikking.

  • 103.2 Het bestuur van de RvA kan een accreditatie geheel of gedeeltelijk vrijwillig intrekken op aanvraag van een CBI zelf.

  • 103.3 Het besluit tot intrekking wordt vastgelegd in een accreditatiebeschikking, met opgave van redenen.

Artikel 104. Informatieverstrekking na intrekking

  • 104.1 De regels in dit artikel gelden:

    • a. Voor alle werkzaamheden als de volledige accreditatie is ingetrokken, of

    • b. Alleen voor de betreffende werkzaamheden bij gedeeltelijke intrekking.

  • 104.2 De CBI moet haar relevante klanten zo snel mogelijk informeren over het intrekken van de accreditatie en de gevolgen daarvan. Ook moet de CBI aan de RvA bewijs leveren dat dit is gedaan.

  • 104.3 Andere belanghebbenden moeten door de CBI op verzoek worden geïnformeerd over de reden en de gevolgen van de intrekking.

Artikel 105. Informatieverstrekking na intrekking

Na intrekking van de accreditatie mag de CBI:

  • 105.1 Geen gebruik maken van het accreditatiemerk.

  • 105.2 Niet doen alsof ze geaccrediteerd is.

  • 105.3 Geen activiteiten onder accreditatie aanbieden, uitvoeren of rapporteren.

  • 105.4 Geen certificaten, verklaringen of rapporten uitgeven waaruit lijkt dat deze onder accreditatie vallen.

Artikel 106. Extra regels voor certificatie-instellingen bij vrijwillige intrekking

Als een CI zelf de accreditatie wil intrekken, moet zij een plan van aanpak indienen waarin staat:

  • 106.1 Hoe zij uitstaande certificaten gaat beëindigen als de werkzaamheden geheel worden gestopt.

  • 106.2 Hoe uitstaande certificaten worden omgezet naar certificaten buiten accreditatie als de werkzaamheden buiten accreditatie worden voortgezet.

Het is niet toegestaan certificaten met accreditatiemerk te laten doorlopen na vrijwillige intrekking van de accreditatie.

Artikel 107. Extra regels voor certificatie-instellingen bij opgelegde intrekking

Uitstaande certificaten, die op het moment van intrekking nog langer dan zes maanden geldig zijn, moeten binnen die termijn van zes maanden worden ingetrokken. De CBI moet hiervan bewijs leveren aan de RvA.

Artikel 108. Extra regel als certificatiemerk met accreditatiemerk is toegestaan

Als certificaathouders het accreditatiemerk samen met het certificatiemerk gebruiken (zoals omschreven in ASR005), moet de CBI zorgen dat dit gebruikt stopt.

  • 108.1 Bij vrijwillige intrekking moet dit in het plan van aanpak staan.

  • 108.2 Bij opgelegde intrekking moet dit binnen zes maanden geregeld zijn.

Artikel 109. Advies CA voor opgelegde intrekking volledige accreditatie

Als het bestuur van de RvA van plan is om een volledige accreditatie opgelegd in te trekken, gebeurt dat op advies van de Commissie Accreditaties (zie Artikel 58).

Hoofdstuk 8. Bezwaren, klachten, meldingen en interpretatiegeschil

Paragraaf 27. Bezwaren

Artikel 110. Behandeling bezwaren

Bezwaren tegen een besluit van het bestuur van de RvA, worden met inachtneming van hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht, ingediend en behandeld.

Artikel 111. Geen opschortende werking bezwaar

  • 111.1 Het indienen van een bezwaar schort het besluit niet op. Dat betekent dat het besluit van kracht blijft, ook al is bezwaar aangetekend.

  • 111.2 Ook de verplichtingen die voortkomen uit deze beleidsregel blijven gelden, ondanks het bezwaar.

Paragraaf 28. Klachten over de RvA

Artikel 112. Klachten over de RvA

Klachten over de RvA worden behandeld volgens de regels uit hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast geldt het RvA document QA008 bij de afhandeling van klachten.

Artikel 113. Geen opschortende werking klacht

  • 113.1 Een klacht over de RvA verandert niet het genomen besluit. Dat blijft van kracht zolang er geen ander besluit is genomen.

  • 113.2 Ook de verplichtingen die voortkomen uit Paragraaf 11 tot en met Paragraaf 13 blijven gelden, ondanks de klacht.

Paragraaf 29. Meldingen over CBI’s

Artikel 114. Geen behandeling klachten over klanten van CBI’s

De RvA behandelt geen klachten over de klanten van een geaccrediteerde CBI of over de door deze klanten geleverde producten of diensten.

Artikel 115. Meldingen

  • 115.1 Een melding over een geaccrediteerde CBI kan via de website van de RvA worden ingediend.

  • 115.2 Een melding wordt alleen in behandeling genomen als:

    • a. Deze betrekking heeft op activiteiten van een CBI die onder de door de RvA afgegeven accreditatie vallen.

    • b. Er eerst een klacht is ingediend bij de CBI en deze de klachtenprocedure helemaal heeft doorlopen.

  • 115.3 Bij de behandeling van een melding kan de identiteit van de melder niet altijd worden afgeschermd, vanwege specifieke, naar de melder te herleiden informatie.

  • 115.4 Als de melding (anoniem) wordt ingediend zonder eerst bij de CBI te klagen, kan de RvA dit opvatten als een signalering en toch besluiten te behandelen. In dat geval wordt geen terugkoppeling over de afhandeling van de melding gegeven.

  • 115.5 Als een melding niet voldoende is onderbouwd en/of het onduidelijk is wie de melder en/of de CBI is, bepaalt de RvA zelf of de melding wel of niet in behandeling wordt genomen.

  • 115.6 Als de RvA besluit een melding te behandelen, wordt in de regel eerst om een reactie van de betreffende CBI gevraagd. Afhankelijk van de aard van de melding en de reactie van de CBI, beslist de RvA of ze de melding meeneemt bij de volgende reguliere beoordeling, of een extra beoordeling (zie Artikel 85) uitvoert.

  • 115.7 Voor zover de vertrouwelijkheidbepalingen (zie Artikel 18) dit toestaan, wordt de melder op de hoogte gesteld van de resultaten van het onderzoek.

Paragraaf 30. Interpretatiegeschil ten aanzien van accreditatievereisten

Artikel 116. Proces interpretatiegeschil

  • 116.1 Als de CBI het niet eens is met het beoordelingsteam over de uitleg van de accreditatievereisten, bij het vaststellen van een afwijking, dan kan de CBI een interpretatiegeschil melden.

  • 116.2 Dit moet via het formulier RvA-F039, Melding interpretatiegeschil, en binnen tien werkdagen nadat de afwijking aan de instelling is gecommuniceerd via het afwijkingenrapport.

  • 116.3 Alleen afwijkingen kunnen onderwerp zijn van een interpretatiegeschil. Over de observatie die heeft geleid tot een afwijking kan geen interpretatiegeschil worden ingediend.

  • 116.4 De behandeling van het interpretatiegeschil heeft alleen een opschortende werking op die betreffende afwijking.

  • 116.5 De uitkomst van de behandeling van het interpretatiegeschil kan zijn dat de afwijking:

    • a. Ongewijzigd blijft,

    • b. Anders wordt geformuleerd,

    • c. Of wordt ingetrokken.

  • 116.6 Bij de behandeling van het interpretatiegeschil mogen de betrokken Lead Assessor(en) experts inschakelen, zowel intern als extern aan de RvA.

Hoofdstuk 9. Cross frontier-accreditaties

Paragraaf 31. Wijzigingen accreditatie buitenlandse CBI’s met RvA-accreditatie

Artikel 117. Heroverweging redenen accreditatie door RvA

  • 117.1 Als de RvA een buitenlandse CBI heeft geaccrediteerd op basis van Artikel 16 of Artikel 17, wordt minstens elke vier jaar opnieuw gekeken of er nog steeds een gegronde reden is voor die buitenlandse accreditatie.

  • 117.2 Is die reden niet meer geldig? Dan start de RvA geen nieuwe accreditatiecyclus en breidt de accreditatie niet verder uit. Deze heroverweging gebeurt in ieder geval aan het einde van de laatste controlebeoordeling binnen de cyclus.

  • 117.3 Als de CBI het vraagt, helpt de RvA (als dat mogelijk is) bij de overdracht van de accreditatie.

Artikel 118. Schorsing of intrekking CBI door andere AB

Als een andere AB accreditatie van een CBI die ook door de RvA is geaccrediteerd schorst of intrekt, dan beoordeelt de RvA of dit gevolgen heeft voor de RvA-accreditatie. Dat doet de RvA via een extra beoordeling volgens Paragraaf 20. De uitkomst van deze beoordeling deelt de RvA met de andere AB.

Hoofdstuk 10. Accreditatiemerk en rva-logo

Paragraaf 32. Algemene regels voor gebruik van de accreditatiemerken

Artikel 119. Doel van het accreditatiemerk

  • 119.1 Het accreditatiemerk maakt duidelijk dat de gebruikers ervan aan de accreditatie-eisen voldoen.

  • 119.2 Er zijn regels verbonden aan het gebruik van het accreditatiemerk. Deze staan in ASR005.

Artikel 120. Geen aansprakelijkheid RvA voor juistheid resultaten

De RvA is niet aansprakelijk voor de juistheid van verklaringen of besluiten van geaccrediteerde CBI’s. CBI’s mogen dus niet suggereren dat de RvA die verantwoordelijkheid draagt.

Artikel 121. Misbruik van verwijzingen naar accreditatie

  • 121.1 Als een organisatie zonder geldige RvA-accreditatie toch het accreditatiemerk gebruikt of doet alsof ze geaccrediteerd is, ziet de RvA dat als misbruik. Uitzondering daarop is datgene wat in ASR005 is toegestaan.

  • 121.2 Ook als een wel-geaccrediteerde CBI het accreditatiemerk verkeerd of misleidend gebruikt, is dat misbruik.

  • 121.3 De RvA treedt hiertegen op en stelt de verantwoordelijke partij aansprakelijk voor de eventuele gevolgen.

Hoofdstuk 11. Inwerkingtreding beleidsregels en overgangsbeleid

Paragraaf 33. Inwerkingtreding

Artikel 122. Inwerkingtreding beleidsregel

De beleidsregel treedt in werking op 15 september 2025.

Paragraaf 34. Intrekking voorgaande beleidsregels en overgangsbepalingen

Artikel 123. Intrekking voorgaande beleidsregels

Met de inwerkingtreding van deze beleidsregel, worden de volgende documenten ingetrokken:

Code document

Naam

Versie datum

RvA BR002

Beleidsregel accreditatie

2022-01-13

RvA BR003

Beleidsregel scope van Accreditatie

2022-01-13

RvA BR004

Beleidsregel afwijkingen en corrigerende maatregelen

2022-01-13

RvA BR005

Beleidsregel controles en herbeoordelingen

2022-01-13

RvA BR006

Beleidsregel behandeling bezwaren

2016-07-04

RvA BR007

Beleidsregel voor grensoverschrijdende accreditatie

2023-05-17

RvA BR010

Beleidsregel werkterreinen RvA

2022-01-13

RvA BR011

Beleidsregel overdracht van accreditatie en verhuizing

2020-03-02

RvA BR012

Beleidsregel Evaluatie van conformiteitsbeoordelingsschema’s

2016-12-22

RvA VR003

Voorschrift voor het gebruik van Accreditatiemerken en logo’s

2020-12-15

Artikel 124. Overgangsbepalingen

  • 124.1 Referenties in documenten die door de RvA zijn uitgegeven vóór inwerkingtreding van deze beleidsregel, behouden hun geldigheid en werkingssfeer tot het betreffende document wordt herzien.

  • 124.2 Vooronderzoeken en verhuisbeoordelingen waarbij tekortkomingen zijn vastgesteld, worden afgehandeld volgens de ingetrokken beleidsregels. De werkwijze is inhoudelijk niet aangepast door de vervangen van een tekortkoming door een punt van aandacht.

  • 124.3 Alle vestigingslocaties van een CBI moeten op de bijlage bij de accreditatieverklaring worden vermeld. Een onderscheid tussen kritieke locaties en overige locaties wordt niet meer gemaakt. Uiterlijk bij de eerste besluitvorming na inwerkingtreding van deze beleidsregel, wordt de bijlage bij de verklaring aangepast (voor zover van toepassing). Deze eerste besluitvorming kan ook plaatsvinden over een beoordeling die voor inwerkingtreding van de beleidsregel is uitgevoerd.

  • 124.4 Voor zover een CBI een of meerdere handelsnamen gebruikt voor conformiteitsbeoordelingsactviteiten onder accreditatie, moeten deze op de bijlage bij de accreditatieverklaring staan vermeld. Bij de eerste beoordeling na inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt bij de CBI aandacht besteedt aan het gebruik van eventuele handelsnamen. Bij de afronding van de betreffende beoordeling wordt (voor zover van toepassing), de handelsnaam toegevoegd aan de bijlage bij de accreditatieverklaring.

  • 124.5 De werkwijze rondom vervolgbeoordelingen volgens deze beleidsregels wordt doorgevoerd voor de uitvoering van vervolgbeoordelingen die gestart worden vanaf de inwerkingtreding van de beleidsregel. Vervolgbeoordelingen die al gestart zijn voor de inwerkingtreding van de beleidsregel worden volgens de ingetrokken beleidsregels afgehandeld.

  • 124.6 Virtuele locaties worden niet langer op de bijlage bij de accreditatieverklaring genoemd, alleen in Rapport deel A. De aanpassing wordt gemaakt voor bestaande bijlagen bij de accreditatieverklaring met de inwerkingtreding van de beleidsregel.

  • 124.7 Interpretatiegeschillen die voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel zijn ingediend, worden afgehandeld volgens de ingetrokken beleidsregel. Vanaf inwerkingtreding van deze beleidsregel worden geen interpretatiegeschillen in behandeling genomen op de beoordeling van corrigerende maatregelen.