Instellingsbesluit Commissie normering bulkdata

[Regeling vervalt per 13-10-2026.]
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 26-07-2025 t/m heden.

Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 7 juli 2025 (kenmerk 5446723), houdende instelling van de Commissie normering verwerking bulkdata ten behoeve van de politietaak (Instellingsbesluit Commissie normering bulkdata)

De Minister van Justitie en Veiligheid;

Handelend in overeenstemming met de Staatsecretaris Rechtsbescherming;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Minister: de Minister van Justitie en Veiligheid;

  • b. Commissie: commissie normering verwerking bulkdata ten behoeve van de politietaak.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1 Er is een commissie normering verwerking bulkdata ten behoeve van de politietaak.

  • 2 De commissie heeft tot taak aanbevelingen te doen voor een nadere normering van het verwerken van bulkdata ten behoeve van de politietaak, waaronder begrepen is het verder verwerken van deze gegevens voor andere doeleinden.

  • 3 De volgende onderwerpen moeten daarbij in ieder geval worden geadresseerd:

    • Een onderbouwde afbakening van de categorieën van persoonsgegevens waar de voorgestelde normering voor moet gelden

    • De invulling van doelbinding en de verenigbaarheidstoets

    • Wie de persoonsgegevens op welke wijze kan bevragen en (geautomatiseerd) analyseren

    • De toestemming voor het verder verwerken van persoonsgegevens door een onafhankelijke autoriteit

    • Bewaartermijnen

    • Notificatie

    • De inbedding in de bestaande wetgeving, met name de verhouding tussen de Wet politiegegevens, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en het nieuwe Wetboek van Strafvordering

    • Verbetering van het toezicht op de uitoefening van opsporingsbevoegdheden die (mede) bestaan uit het verwerken van persoonsgegevens, zo nodig ook tijdens het uitoefenen van die bevoegdheden.

  • 4 De commissie is bevoegd gedurende het onderzoek aanvullende vragen te formuleren en te beantwoorden als onderdeel van haar taak.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en een secretaris, tevens leden van de commissie, en ten hoogste twaalf andere leden.

  • 2 De commissieleden worden door de minister benoemd.

  • 3 De benoeming geschiedt voor de duur van de werkzaamheden van de commissie, genoemd in artikel 4 van dit besluit.

  • 4 De commissieleden kunnen op eigen verzoek, wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst of ontslagen door de minister.

  • 5 Geschorste of ontslagen commissieleden kunnen worden vervangen door een nieuw te benoemen lid met een vergelijkbaar profiel.

Artikel 4. Instellingsduur

  • 1 De commissie wordt opgeheven zes weken nadat het eindrapport is uitgebracht, zoals genoemd in artikel 7 van dit besluit.

  • 2 De minister kan de duur van de instelling van de commissie eenmalig verlengen.

Artikel 5. Werkwijze

  • 1 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2 De commissie verantwoordt haar werkwijze in het verslag of in het eindrapport.

  • 3 De commissie kan zich door andere personen laten bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 6. Kosten van de commissie

  • 1 De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning;

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoeken;

    • c. de kosten voor publicatie van rapporten.

  • 2 De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een gespecificeerde begroting aan de minister aan.

Artikel 7. Eindrapport, tussenrapporten en uiterste datum voor oplevering

  • 1 De commissie brengt vóór 1 september 2026 haar eindrapport uit aan de minister.

  • 2 De commissie is bevoegd desgewenst één of meer tussenrapporten uit te brengen.

  • 3 De commissie biedt de minister uiterlijk vóór 13 oktober 2026 een verslag aan over de activiteiten in de periode waarin de commissie werkzaam is geweest. De commissie kan het verslag gelijktijdig met het eindrapport indienen.

Artikel 8. Openbaarmaking door de commissie

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 9. Archiefbescheiden

  • 1 De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, het archief van de commissie over aan het archief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

  • 2 Het beheer van archiefbescheiden vindt plaats met inachtneming van de door de commissie in haar protocol aangegeven vertrouwelijkheid, waarover de commissie nadere afspraken met het Ministerie van Justitie en Veiligheid maakt.

Artikel 10. Inwerkingtreding

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 juli 2025.

  • 2 Dit besluit vervalt zes weken na het uitbrengen van het eindrapport en uiterlijk 13 oktober 2026.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de betrokkenen.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D.M. van Weel