Handhavingsbeleid van het BFT

Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 18-07-2025 t/m heden.

Handhavingsbeleid van het BFT

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht kan het BFT beleidsregels vaststellen met betrekking tot een aan het BFT toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Het handhavingsbeleid is geactualiseerd met het oog op bij de huidige toezichtpraktijk.

Het Handhavingsbeleid van het BFT van 21 november 2016 wordt hiermee ingetrokken.

Het Handhavingsbeleid van het BFT is vastgesteld door het bestuur op 27 juni 2025.

Dit besluit wordt in de Staatscourant geplaatst. Dit besluit treedt in werking vanaf juli 2025.

1. Inleiding

In dit document verwoordt het BFT zijn Handhavingsbeleid dat het toepast voor de handhaving van de bepalingen van de wet- en regelgeving waarop het toezicht houdt, uit hoofde van de aan het BFT bij die wetten toegewezen toezichtstaken. Denk daarbij aan de Wet op het Notarisambt, de Gerechtsdeurwaarderswet, de Wet kwaliteit incassodienstverlening en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

Het BFT draagt bij aan de rechtszekerheid en de integriteit van het financieel-economische stelsel in Nederland. Handhaving door het BFT staat altijd in het teken van de bescherming van de maatschappelijke belangen bij een goed functioneren van een beroepsbeoefenaar.

Het toezicht levert daaraan een belangrijke bijdrage. In dat kader kan normconform gedrag worden bereikt door de inzet van instrumenten (hierna: “handhavingsinstrumenten”). Het hierna beschreven handhavingsbeleid geeft inzicht in de uitgangspunten en factoren die voor het BFT richtinggevend zijn bij het bepalen van de inzet van handhavingsinstrumenten.

Het document is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten voor handhaving uiteengezet. Deze uitgangspunten spelen een belangrijke rol bij de wijze waarop een passend handhavingsinstrument wordt gekozen. In hoofdstuk 3 worden de handhavingsinstrumenten nader toegelicht. De factoren die een rol spelen bij de keuze voor een handhavingsinstrument worden besproken in hoofdstuk 4. Wanneer er wordt gekozen voor het opleggen van een boete is een boetetoemetingsbeleid nodig om de hoogte van de boete te bepalen. Het boetetoemetingsbeleid is te vinden in hoofdstuk 5. Tot slot staat hoofdstuk 6 stil bij de openbaarmaking van besluiten en de verantwoording.

2. Uitgangspunten voor handhaving

Het BFT richt zich op naleving van de normen die in verschillende wetten -en regelgeving zijn neergelegd. Uitgangspunt is dat een ieder zich uit eigen beweging normconform gedraagt. Het reguliere toezicht daarop levert daaraan een belangrijke bijdrage. Wanneer het reguliere toezicht niet het gewenste effect heeft of naar verwachting zal hebben, kan dit worden bereikt door de inzet van verschillende handhavingsinstrumenten. Bij de keuze tussen de handhavingsmogelijkheden geldt het uitgangspunt: “terughoudend waar het kan, doortastend waar het moet”. Het doel van het handhavend optreden is enerzijds het bereiken van normconform gedrag en anderzijds heeft het – bij ernstige of grotere normafwijkingen- een meer corrigerend karakter.

Voor de inzet van de hierna te bespreken handhavingsinstrumenten zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • a. Optreden zodra bekend met een normschending cq. overtreding

    Als het BFT bekend raakt met een situatie waarin het normenkader niet wordt nageleefd, kan handhavend worden opgetreden. De keuze voor de inzet van een handhavingsinstrument en de wijze waarop het handhavingsinstrument wordt ingezet, hangt af van diverse factoren, welke staan vermeld onder hoofdstuk 4.

  • b. Optreden afhankelijk van de inhoud en de strekking van de norm

    Bij de inzet van handhavingsinstrumenten houdt het BFT rekening met de ernst van de normschending en de bedoeling van de norm. Naar mate de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreder toenemen, ligt het inzetten van een formeel handhavingsinstrument eerder in de rede.

  • c. Optreden op effectieve en efficiënte wijze

    De keuze voor het inzetten van een bepaald instrument en de wijze waarop dit wordt ingezet, dient telkens in een concrete situatie bekeken te worden tegen de achtergrond van de specifieke omstandigheden van dat geval. Door middel van maatwerk wordt per situatie bepaald welk instrument het meest effectief is om het doel te bereiken dat met de inzet van het instrument wordt nagestreefd.

  • d. Optreden gericht op het bereiken van normconform gedrag

    De onder toezicht staande kenmerkt zich in zijn algemeenheid door een hoge mate van verantwoordelijkheidszin om te voldoen aan het normenkader. De wijze waarop het BFT optreedt, is bij alle onder toezicht staanden gericht op het bevorderen van normconform gedrag.

  • e. Herstel en preventie

    De inzet van de handhavingsinstrumenten is mede gericht op herstel van de normschending cq. overtreding. Als dat niet meer mogelijk is, is het gericht op het voorkomen van herhaling van de normschending. Met andere woorden: handhavend optreden is er altijd op gericht ervoor te zorgen dat de onder toezicht staanden zich houden aan de wet-en regelgeving.

3. Handhavingsinstrumenten

Het BFT beschikt over breed palet aan toezicht- en handhavingsinstrumenten. Op het moment dat er sprake is van een normschending cq. overtreding kan het BFT handhavingsinstrumenten inzetten. Dit zijn instrumenten waarmee de onder toezicht gestelde kan worden bewogen of gedwongen de regels na te leven. Deze handhavingsinstrumenten kunnen informeel of formeel van aard zijn.

De informele handhavingsinstrumenten waarover het BFT beschikt zijn bijvoorbeeld een handhavingsgesprek, een handhavingsbrief of een schriftelijke waarschuwing.

De formele handhavingsinstrumenten waarover het BFT beschikt vallen uiteen in twee categorieën, te weten de bestuursrechtelijke en tuchtrechtelijke handhavingsinstrumenten. De bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten zijn het opleggen van een bestuurlijke boete, het geven van een aanwijzing, het ontzeggen van de bevoegdheid om beleidsbepalende functies uit te oefenen of het opleggen van een last onder dwangsom.

De tuchtrechtelijke handhavingsinstrumenten zijn het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening, een verzoek tot schorsing van een notaris of gerechtsdeurwaarder en het indienen van een tuchtklacht tegen een notaris, een gerechtsdeurwaarder of een accountant.

De opsomming van vorenstaande handhavingsinstrumenten is niet uitputtend bedoeld.

Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Naast of in plaats van de inzet van bovengenoemde handhavingsinstrumenten kan het BFT bij het vermoeden van een strafbaar feit aangifte doen bij het Openbaar Ministerie.

4. Factoren

Bij iedere normschending kijkt het BFT welk handhavingsinstrument het meest effectief en passend is om het doel te bereiken dat met de inzet van het handhavingsinstrument wordt nagestreefd. Bij deze keuze baseert het BFT zich op feiten die zijn verzameld en een beoordeling van de aard van de normschending.

Factoren die betrokken kunnen worden bij de keuze voor het inzetten van een bepaald instrument zijn onder meer:

  • 1. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

  • 2. Een normschending kan incidenteel of structureel van aard zijn.

  • 3. De duur van een normschending, het kan het gevolg zijn van niet-optimale of falende controlemechanismen bij de onder toezicht staande, dan wel het onvoldoende adequaat optreden door de onder toezicht staande na ontdekking van een normschending.

  • 4. De mate van opzet en verwijtbaarheid;

  • 5. De impact op derden, de maatschappij, de beroepsgroep of de onder toezicht staande zelf.

  • 6. Recidive dan wel eerder door de onder toezicht staande geschonden normen van gelijke of vergelijkbare strekking.

  • 7. Eigen initiatief en bereidheid tot voortvarend, volledig en tijdig herstel in combinatie met maatregelen ter voorkoming van herhaling van de normschending wegen als factor mee.

  • 8. Overige omstandigh eden van de onder toezicht staande; bijvoorbeeld de omvang van de organisatie of dat de onder toezicht staande met de activiteiten is gestopt, of dat de onder toezicht staande heeft meegewerkt en inzicht heeft getoond;

Opgemerkt wordt dat deze opsomming niet uitputtend is bedoeld.

5. Boetetoemetingsbeleid

Wanneer het handhavingsbeleid aanleiding geeft tot het opleggen van een bestuurlijke boete wordt de hoogte van de boete bepaald aan de hand van het boetetoemetingsbeleid van het BFT.

6. Openbaarmaking en verantwoording

Het BFT is op grond van wet- en regelgeving veelal verplicht om bijvoorbeeld besluiten tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie in beginsel volledig openbaar te maken.

Met inachtneming van de wettelijke geheimhoudingsplicht is het BFT zo veel mogelijk transparant over zijn handhaving. Het BFT maakt hiervoor onder andere gebruik van nieuwsbrieven, publicatie in jaarverslagen en berichten op de website.