Het BFT, Autoriteit voor financieel-juridisch toezicht, heeft besloten om het boetetoemetingsbeleid
te actualiseren en hierbij vast te stellen met betrekking tot het bepalen van de hoogte
van bestuurlijke boetes die worden opgelegd wegens overtreding van bepalingen uit
de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).
Het BFT beschikt sinds juni 2016 over een gepubliceerd boetetoemetingsbeleid aan de
hand waarvan de hoogte van boetes voor overtredingen van de Wwft wordt vastgesteld. Dit beleid is laatstelijk aangepast in mei 2021.
Boete op basis van een wettelijk basisbedrag
Het BFT heeft de bevoegdheid om bestuurlijke boetes op te leggen voor overtredingen
van de Wwft. De hoogte van deze boetes is gebaseerd op een wettelijk basisbedrag. Overtredingen
waarvoor een boete kan worden opgelegd zijn door de wetgever ingedeeld in drie categorieën
waarbij, afhankelijk van de zwaarte van de overtreding, het basisbedrag is gesteld
op € 10.000,– (categorie 1), € 500.000,– (categorie 2) en € 2.000.000,– (categorie
3). Deze basisbedragen kunnen verlaagd dan wel (met uitzondering van de boete voor
een overtreding die valt in categorie 1) verhoogd worden tot een maximumbedrag. De
maximumbedragen zijn respectievelijk € 10.000,– voor een overtreding die valt in categorie
1, € 1.000.000 voor een overtreding die valt in categorie 2 en € 4.000.000,– voor
een overtreding die valt in categorie 3.
Het wettelijke basisbedrag is het uitgangspunt bij de bepaling van de boetehoogte
door het BFT. Dit basisbedrag wordt (mede in verband met ernst, duur, verwijtbaarheid
en draagkracht) aangepast tot een percentage van 1 tot 5% van de meest recente bekende
jaaromzet van de overtreder. Daarbij wordt bij de meest voorkomende overtredingen
als uitgangspunt genomen 1% van de omzet bij overtreding van de verplichting tot het
verrichten van een cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 3 van de Wwft, 2% van de omzet bij overtreding van de verplichting tot het verrichten van een verscherpt
cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 8 van de Wwft en 3% van de omzet bij overtreding van de meldplicht over ongebruikelijke transacties
als bedoeld in artikel 16 van de Wwft.
Ernst, duur en verwijtbaarheid
Dit bedrag kan vervolgens (binnen de bandbreedte van 1 tot 5%) naar beneden of naar
boven worden aangepast (in stappen van 1%) op grond van de ernst en duur van de overtreding
en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding aan de overtreder. Het BFT houdt
daarbij in ieder geval rekening met de omstandigheden die zijn genoemd in artikel 1b, aanhef en onder a tot en met f, van het Besluit bestuurlijke boetes financiële
sector (Bbbfs), voor zover die van toepassing zijn. Voor zover van toepassing en van belang
kan het BFT daarbij bijvoorbeeld rekening houden met onder meer de omvang van de overtreding
(waarbij het bijvoorbeeld gaat om het al dan niet structurele karakter van een overtreding),
recidive dan wel eerder door de overtreder begane overtredingen van normen van gelijke
of vergelijkbare strekking en de mate waarin de overtreding voortvloeit of inherent
is aan een vaste werkwijze of het bedrijfsmodel van de overtreder.
Passendheidstoets c.q. evenredigheidstoets
Het boetebedrag kan door het BFT vervolgens zo nodig worden verlaagd tot een passende
hoogte op grond van overige omstandigheden van het geval. Dit om te voorkomen dat
de nadelige gevolgen voor de overtreder, mede gelet op zijn belangen, onevenredig
zijn aan de met het opleggen van de boete te dienen doelen.
Het BFT houdt daarbij in ieder geval rekening met de omstandigheden die zijn genoemd
in artikel 1b, aanhef en onder g en h, van het Bbbfs. Voor zover van toepassing en van belang kan het BFT meer specifiek rekening houden
met onder meer de volgende omstandigheden:
Mede in verband met deze omstandigheden acht het BFT in ieder geval de volgende vragen
relevant:
-
• Heeft de overtreder, voordat hij bekend was met een onderzoek door het BFT, uit eigen
beweging concrete en specifieke maatregelen getroffen ter beëindiging van de overtreding
dan wel ter voorkoming van herhaling van de overtreding in de toekomst?
-
• Heeft de overtreder meegewerkt aan het onderzoek, niet alleen door vragen te beantwoorden,
maar ook door zelf de overtreding, inclusief oorzaken en gevolgen daarvan, adequaat
te analyseren en de uitkomsten daarvan met het BFT te delen?
In het kader van de passendheidstoets wordt ook gekeken naar de cumulatie van overtredingen.
Het uitgangspunt daarbij is dat voor iedere te beboeten overtreding apart wordt beoordeeld
welke boetehoogte op grond van al het vorenstaande passend is. Per overtreding wordt
het boetebedrag vastgesteld. De vastgestelde boetebedragen worden vervolgens in totaliteit
bezien. Wanneer dit totaalbedrag niet passend is, dan kan worden gematigd tot het
hoogste boetebedrag voor het totaal aan overtredingen. Een hoog aantal overtredingen
kan aanleiding zijn om minder te matigen dan tot het bedrag dat past bij die individuele
overtreding waarvoor de hoogste boete geldt.
Als een beboete overtreding in bezwaar wegvalt, dan wordt opnieuw bezien welke van
de overblijvende overtredingen de hoogste boete oplevert. Zo nodig kan de boete worden
gematigd tot het betreffende bedrag.
Draagkracht
Een verdere verlaging van het boetebedrag vindt eventueel plaats op grond van de draagkracht
van de overtreder. Het is aan de overtreder om aan te tonen dat het – met inachtneming
van het bovenstaande – vastgestelde bedrag zijn draagkracht te boven gaat. Uitgangspunt
daarbij is dat de overtreder de boete met een betalingsregeling van maximaal twee
jaar moet kunnen voldoen.
Slotbepalingen
Het ‘Intern beleid voor het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boete op
grond van de Wwft’ (gepubliceerd in mei 2021) wordt ingetrokken.
De onderhavige beleidsregel zal in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in
werking in juli 2025.
Op overtredingen die zijn begaan of zijn aangevangen voor de inwerkingtreding van
deze beleidsregel blijft het voormalige boetebeleid van toepassing, als dat voor de
overtreder gunstiger is.