Discriminatoire uitingsdelicten worden veel via het internet en op sociale media gepleegd.
Om een aantal redenen maakt dat de toepassing van het strafrecht complex. De plegers
zijn relatief anoniem en kunnen overal ter wereld hun uitingen doen, niet gehinderd
door landsgrenzen. Het gaat om laagdrempelige media: uitgingen zijn eenvoudig te plaatsen
én overal en herhaald waar te nemen. Het aantal potentieel strafbare online gedane
uitingen is enorm groot. Het is met andere woorden onmogelijk om alle strafbare uitingen
te vervolgen.
Desalniettemin moet er worden opgetreden wanneer de grenzen van het strafrecht worden
overschreden. Ook online moet de inzet van het strafrecht steeds worden bezien in
de brede aanpak van discriminatie. Zo hebben bijvoorbeeld online platforms en (hosters
van) websites hierin een eigen verantwoordelijkheid, waarbij kan worden gedacht aan
bijstelling van algoritmes of het handhaven van de gebruikersvoorwaarden. Daarnaast
zijn er partners die over een passender of minder ingrijpend (bestuursrechtelijk)
instrumentarium dan het strafrecht beschikken.
Faciliterende instanties, zoals platforms, websites of hostingproviders die hun verantwoordlijkheden
niet nemen, kunnen onder bepaalde omstandigheden strafrechtelijk aansprakelijk worden
gehouden.
Het OM kan degenen, die die online uitingen van discriminatie plaatsen ook zonder
aangifte opsporen en vervolgen.
Bij een verdachte die een groot aantal uitingen heeft gedaan kan de officier van justitie
ervoor kiezen om de vervolging te richten op een evenwichtige selectie van strafbare
uitingen. Hetzelfde geldt in geval van een opsporingsonderzoek waarbij veel verdachten
in beeld komen.
Vanwege de vluchtigheid van online gedane uitingen, is het snel vastleggen ervan van
belang voor de bewijsbaarheid.