Regeling schoolzuivel 2025

Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 12-07-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 7 juli 2025, nr. WJZ/ 99303433, houdende vaststelling van de Regeling schoolzuivel 2025

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op:

Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 van de Commissie van 3 november 2016 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft Uniesteun voor de verstrekking van groenten, fruit, bananen en melk in onderwijsinstellingen (PbEU 2017, L 5);

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 van de Commissie van 3 november 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot Uniesteun voor de verstrekking van groenten en fruit, bananen en melk in onderwijsinstellingen en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (PbEU 2017, L 5), en artikel 19, eerste lid, van de Landbouwwet;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • begeleidende maatregelen: begeleidende educatieve maatregelen als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder b, en tiende lid van verordening 1308/2013;

  • biologische producten: zuivel die is voortgebracht overeenkomstig de bij of krachtens verordening (EU) 2018/848 gestelde voorschriften;

  • eenheid: 200 ml melk, yoghurt of karnemelk;

  • karnemelk: karnemelk zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, vruchten of cacao van GN-code 040390;

  • melk: gepasteuriseerde halfvolle melk van GN-code 0401 20 11;

  • minister: Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;

  • schooljaar: 1 augustus tot en met 31 juli van het daaropvolgende kalenderjaar;

  • verbonden partijen: marktpartijen die economisch, organisatorisch, financieel of juridisch verbonden zijn en waarbij sprake kan zijn van beïnvloeding van de ene partij door de andere partij;

  • verordening (EU) 1308/2013: Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • verordening (EU) 1370/2013: Verordening (EU) Nr. 1370/2013 van de Raad van 16 december 2013 houdende maatregelen tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten (PbEU 2013, L 346);

  • verordening (EU) 2017/39: Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 van de Commissie van 3 november 2016 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft Uniesteun voor de verstrekking van groenten, fruit, bananen en melk in onderwijsinstellingen (PbEU 2017, L 5);

  • verordening (EU) 2017/40: Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 van de Commissie van 3 november 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot Uniesteun voor de verstrekking van groenten en fruit, bananen en melk in onderwijsinstellingen en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (PbEU 2017, L 5);

  • verordening (EU) 2018/848: Verordening (EU) van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);

  • yoghurt: halfvolle yoghurt met max. 1,1% verzadigd vet, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, vruchten of cacao van GN-code 04031011;

  • zuivelproducten: melk, yoghurt of karnemelk.

Hoofdstuk 2. Erkenning van leveranciers

Artikel 2

  • 1 De minister verleent op verzoek aan maximaal vier leveranciers van zuivelproducten voor de periode van schooljaar 2025/2026 een erkenning indien de leverancier:

    • a. bewijst dat hij in een periode van tenminste twee jaar vóór de dag van de erkenningsaanvraag zijn hoofdactiviteiten heeft in de productie of verwerking van zuivelproducten;

    • b. voldoet aan de voorwaarden van artikel 6 van verordening (EU) 2017/40;

    • c. verklaart dat hij kennis heeft van en akkoord gaat met een eenheidsprijs aan steun ten bedrage van 40,7 eurocent per eenheid zuivelproducten;

    • d. in staat is landelijk te leveren;

    • e. in staat is minimaal 300 scholen te beleveren;

    • f. verklaart dat hij overeenkomstig de criteria van de bijlage geen verbonden partij is met een andere leverancier van zuivelproducten die om een erkenning verzoekt;

    • g. verklaart alle medewerking te verschaffen bij op grond van artikel 10 van verordening (EU) 2017/39 te verrichten controles ter plaatse;

    • h. verklaart akkoord te gaan met belevering van de door de minister toe te wijzen scholen gedurende de perioden van levering als bedoeld in artikel 9, tweede lid;

    • i. verklaart zich te houden aan de Richtlijnen voor communicatie met de scholen; en

    • j. communicatie met de minister in het Nederlands voert.

  • 2 Een verzoek om erkenning als bedoeld in het eerste lid kan worden ingediend in de periode van 14 juli 2025 tot en met 25 juli 2025.

  • 3 Een verzoek om erkenning omvat:

    • a. een volledig ingevuld door de minister ter beschikking gesteld middel;

    • b. een recent bedrijfsprofiel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • c. de intern meest uitgebreide jaarrekening over 2023 en 2024;

    • d. het maximale aantal te beleveren scholen; en

    • e. bewijsstukken ter voldoening aan de voorwaarde van het eerste lid, onderdeel a.

  • 4 Indien op grond van de ingediende bewijsstukken het voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, niet afdoende aangetoond kan worden, wijst de minister het verzoek om erkenning als leverancier van zuivel af.

  • 5 De minister besluit na afloop van de in het tweede lid bedoelde periode, indien het aantal verzoeken om erkenning dat voldoet aan de erkenningsvoorwaarden meer dan vier is, op basis van loting aan welke leveranciers een erkenning wordt verleend.

  • 6 De minister bepaalt naar rato van het in het verzoek om erkenning aangegeven maximale aantal te beleveren scholen per schooljaar hoeveel en welke scholen aan de erkende leveranciers worden toegewezen.

  • 7 Indien gedurende het schooljaar 2025/2026 een erkenning wordt ingetrokken, worden de aan de desbetreffende leverancier toegewezen scholen verdeeld onder de erkende leveranciers naar rato van het in het verzoek om erkenning aangegeven maximale aantal te beleveren scholen per schooljaar.

  • 8 Het aantal scholen dat per schooljaar aan een leverancier wordt toegewezen is afhankelijk van het beschikbare budget in het betrokken schooljaar en het aantal scholen dat zich aanmeldt.

Artikel 3

  • 2 Een erkende leverancier die gedurende een erkenningsperiode kenbaar maakt dat hij afziet van deelname aan deze regeling verliest door die verklaring de erkenning en kan geen aanvraag indienen voor een met de onderhavige regeling vergelijkbare voorziening voor de volgende erkenningsperiode.

  • 3 De minister houdt een openbaar register bij van erkende leveranciers.

Hoofdstuk 3. Deelnemende scholen

Artikel 4

  • 1 Een school die wil deelnemen aan de regeling schoolzuivel meldt zich in de periode van 1 september 2025 tot en met 12 september 2025 hiervoor aan bij de minister.

  • 2 De minister besluit na afloop van de inschrijfperiode, indien het aantal aanmeldingen het aantal beschikbare plaatsen overtreft, op basis van loting welke scholen aan de regeling schoolzuivel deelnemen met inachtneming van het beschikbare budget voor zuivel in het betrokken schooljaar.

  • 3 Indien er loting plaatsvindt hebben basisscholen en scholen voor speciaal onderwijs voorrang boven scholen voor voortgezet onderwijs.

  • 4 Scholen die worden uitgeloot hebben het volgende schooljaar voorrang wanneer er in dat schooljaar weer een loting plaats vindt. Van deze voorrangsregel zijn scholen voor voortgezet onderwijs uitgezonderd.

  • 5 Een school die na toelating tot deelname gedurende een schooljaar kenbaar maakt dat hij afziet van deelname kan geen aanmelding als bedoeld in het eerste lid indienen voor het daaropvolgende schooljaar.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid kan een school zich gedurende een schooljaar afmelden in een periode waarin beperkende maatregelen van overheidswege gelden en zich weer aanmelden voor deelname in het daaropvolgende schooljaar.

Artikel 5

  • 1 Een erkende leverancier en een deelnemende school aan de regeling schoolzuivel sluiten een contract voor een schooljaar, waarin tenminste worden opgenomen:

    • a. de perioden van levering;

    • b. de afleverdata;

    • c. het aantal leerlingen waarvoor zuivel wordt geleverd;

    • d. de hoeveelheden te leveren zuivel; en

    • e. een clausule met betrekking tot het door onvoorzienbare omstandigheden niet kunnen leveren of ontvangen van zuivel.

  • 2 Het door beide partijen ondertekende contract wordt uiterlijk vóór aanvang van de leveringen bij de minister ingediend.

  • 3 Het aantal leerlingen bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is maximaal het aantal leerlingen dat bij aanvang van het schooljaar is ingeschreven.

Artikel 6

Alle aan deze regeling deelnemende scholen:

  • a. zorgen ervoor dat de zuivelproducten worden uitgereikt aan en geconsumeerd worden door de leerlingen die zijn ingeschreven in het schoolregister;

  • b. kunnen eenmalig tot en met 16 december 2025 het aantal leerlingen als bedoeld in artikel 5, derde lid, wijzigen op basis van de werkelijke mutaties van de school in het betreffende schooljaar, tenzij sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, ter beoordeling van de minister;

  • c. wijzen een medewerker aan die de verspreiding van de zuivelproducten coördineert; en

  • d. vullen de ontvangstbevestiging in waarin wordt aangegeven op welke dagen welke hoeveelheid zuivelproducten geleverd is;

  • e. zorgen ervoor dat geleverde zuivelproducten zodanig worden opgeslagen dat de kwaliteit behouden blijft;

  • f. nemen het educatieve materiaal af;

  • g. brengen een EU-Schoolzuivelposter als bedoeld in artikel 12 van verordening (EU) 2017/40 zichtbaar aan bij de hoofdingang van de school of maken op de website van de school bekend dat zij aan de schoolregeling deelnemen, waarbij de Europese vlag wordt weergegeven en wordt vermeld dat de Europese Unie de regeling financiert;

  • h. hebben een verplichting om deel te nemen aan begeleidende maatregelen, gericht op het doel van deze regeling;

  • i. werken mee aan controles op grond van deze regeling; en

  • j. nemen deel aan monitoring en evaluaties.

Hoofdstuk 4. Subsidie voor zuivelproducten

Artikel 7

  • 1 Eenheden zijn subsidiabel indien in de in artikel 9, tweede lid, genoemde perioden, 20 weken per schooljaar twee maal per week per leerling gratis eenheden zuivelproducten worden verstrekt, waarvan maximaal 25 procent yoghurt, die voorzien zijn van een topkeurmerk voor zuivel zoals aangegeven op de website van Milieu Centraal (Keurmerkenwijzer.nl, overzicht – Zuivel) dat geldend is op de datum van inwerkingtreding van deze regeling.

  • 2 In afwijking van het eerste lid zal de erkende leverancier tenminste 25 procent biologische zuivelproducten per leerling per schooljaar leveren en dit bij levering kenbaar maken.

  • 3 Ingeval van niet-naleving van de voorwaarden van het eerste of tweede lid wordt de toekenning van de steunaanvraag naar rato van de hoeveelheid eenheden zuivelproduct waarop de niet-naleving betrekking heeft verminderd.

Artikel 8

Een erkende leverancier van zuivelproducten ontvangt steun ten bedrage van 40,7 eurocent per geleverde eenheid zuivelproduct per dag.

Hoofdstuk 5. Steunaanvraag

Artikel 9

  • 1 Een erkende leverancier van zuivelproducten verzoekt de minister in drie termijnen om betaling van steun over de periode waarin hij de zuivelproducten heeft afgeleverd aan een deelnemende school als bedoeld in artikel 4.

  • 2 Steunaanvragen van erkende leveranciers worden per periode van levering ingediend waarbij de eerste periode in schooljaar 2025/2026 aanvangt in week

    • a. Periode 1 (2025) Week 46 t/m 51 (6 weken levering);

    • b. Periode 2 (2026) Week 2 t/m 9 (7 weken levering, een week vakantie);

    • c. Periode 3 (2026) Week 10 t/m 16 (7 weken levering).

  • 3 De steunaanvraag wordt ingediend uiterlijk op de laatste dag van de derde maand na de desbetreffende periode van levering.

  • 4 De steunaanvraag omvat:

    • a. een volledig ingevuld door de minister ter beschikking gesteld middel;

    • b. gespecificeerde ontvangstbevestigingen van de beleverde scholen; en

    • c. facturen waarop de hoeveelheid en prijs van de geleverde zuivelproducten is gespecificeerd of een bewijsstuk waaruit blijkt dat de hoeveelheid in het kader van de schoolregeling is geleverd of gedistribueerd.

  • 5 De leverancier houdt ten behoeve van controles ter plaatse in zijn administratie bewijsstukken beschikbaar waaruit blijkt dat alle subsidiabele kosten zijn betaald voordat de subsidie over de betreffende periode is betaald.

Artikel 10

  • 2 De minister vordert de steun terug indien uit de ingevolge de artikelen 9 en 10 van verordening (EU) 2017/39 bedoelde controles blijkt dat de in het eerste lid bedoelde voorwaarden voor steun niet zijn nageleefd.

  • 3 De minister legt de sanctie van artikel 8 van verordening (EU) 2017/40 op indien het initieel aangevraagde bedrag hoger is dan het bedrag waarop de leverancier recht heeft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 juli 2025

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

F.M. Wiersma

Bijlage Verbonden partijen

(bijlage behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel f)

Er zijn vier manieren waarop partijen, waaronder bijvoorbeeld leverancier en ontvanger of leveranciers onderling, met elkaar verbonden kunnen zijn: organisatorisch, economisch, financieel en op basis van juridische grondslagen. Voor elke van deze vorm van verbondenheid volgt hier een definitie.

  • 1) Organisatorische verbondenheid:

    De feitelijke leiding is in handen van dezelfde persoon of groep van personen:

    • a) Er is sprake van een als eenheid functionerende leiding, of

    • b) de leiding van het ene onderdeel is feitelijk ondergeschikt aan de leiding van het andere onderdeel.

    Voor ‘persoon’ kan hier ook ‘rechtspersoon’ worden gelezen.

  • 2) Economische verbondenheid:

    • a) Er is sprake van een, in hoofdzaak, zelfde economisch doel, zoals bediening van dezelfde klantenkring of

    • b) het ene onderdeel verricht haar activiteiten in hoofdzaak ten behoeve van het andere onderdeel.

  • 3) Financiële verbondenheid:

    Er is van (financiële) verbondenheid als de ene rechtspersoon meer dan 50% van de aandelen én meer dan 50% van de zeggenschap in handen heeft van de andere rechtspersoon. Ook een grote financiële afhankelijkheid kan duiden op financiële verbondenheid.

  • 4) Juridische verbondenheid

    Aan het Burgerlijk Wetboek (BW) is voor de implementatie van Richtlijn 2006/46/EG in de Nederlandse wet, in 2008, in verband met verbonden partijen aan artikel 2:381 BW een nieuw, derde lid toegevoegd. Het BW definieert niet, ook niet in artikel 381 lid 3, wat een verbonden partij is. Uit de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel en het wetsvoorstel Uitvoeringswet flexibilisering BV-recht blijkt dat moet worden uitgegaan van de definitie in de door de Europese Unie goedgekeurde International Financial Reporting Standards en International Accounting Standards Board. Dit begrip moet dus worden uitgelegd aan de hand van de definitie zoals die is opgenomen in alinea 9 van International Accounting Standard 24. Deze International Accounting Standard richtlijn is ook verwoord in Controle en Overige Standaarden nummer 550.

Artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

Een groep is een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden. Groepsmaatschappijen zijn rechtspersonen en vennootschappen die met elkaar in een groep zijn verbonden.

IAS 24.9 Verbonden partij

  • 1. Een partij is met een entiteit verbonden indien:

    • (a) de partij, direct of indirect via een of meer tussenpersonen:

      • (i) zeggenschap uitoefent over de entiteit, onder zeggenschap staat van de entiteit, of gezamenlijk met de entiteit onder zeggenschap staat van een derde (waaronder moedermaatschappijen, dochter- en zusterondernemingen);

      • (ii) een belang heeft in de entiteit die de partij een invloed van betekenis geeft over de entiteit; of

      • (iii) gezamenlijke zeggenschap uitoefent over de entiteit;

    • (b) de partij een geassocieerde deelneming is van een entiteit (zoals gedefinieerd in IAS 28 Investeringen in geassocieerde deelnemingen);

    • (c) de partij een joint venture is waarin de entiteit een deelnemer is (zie IAS 31 Belangen in joint ventures);

    • (d) de partij behoort tot de managers die sleutelposities innemen in de entiteit of haar moedermaatschappij;

    • (e) de partij een nauwe verwant is van een natuurlijke persoon naar wie onder (a) of (d) wordt verwezen;

    • (f) de partij een entiteit is waarover zeggenschap, gezamenlijke zeggenschap of invloed van betekenis wordt uitgeoefend, of waarvoor belangrijk stemrecht, hetzij op directe of indirecte wijze, in een dergelijke entiteit berust op natuurlijke personen naar wie onder (d) of (e) wordt verwezen; of

    • (g) de partij een regeling inzake vergoedingen na uitdiensttreding van de entiteit is, of van enige andere entiteit die een verbonden partij is van die entiteit.

IAS 28.2

Een geassocieerde deelneming is een entiteit, met inbegrip van een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid zoals een personenvennootschap, waarin de investeerder invloed van betekenis heeft en die geen dochteronderneming of belang in een joint venture is.

IAS 31.3

Een joint venture is een contractuele overeenkomst waarbij twee of meer partijen een economische activiteit aangaan waarover zij gezamenlijke zeggenschap hebben.