Subsidieregeling Inrichten Opleidingsstructuur helpenden, verzorgenden en verpleegkundigen

[Regeling vervalt per 31-08-2029.]
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 28-06-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 juni 2025, kenmerk 4136017-1084380-MEVA, houdende regels voor de verstrekking van subsidie ter ondersteuning van samenwerkingsverbanden bij het inrichten van een vernieuwde opleidingsstructuur voor helpenden, verzorgenden en verpleegkundigen (Subsidieregeling Inrichten Opleidingsstructuur helpenden, verzorgenden en verpleegkundigen) [KetenID WGK027676]

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 3. Doel van de regeling

Deze regeling heeft als doel het stimuleren van activiteiten ten behoeve van de totstandkoming van vernieuwde opleidingsstructuren die bijdragen aan het vergroten van de opleidingscapaciteit voor helpenden, verzorgenden en verpleegkundigen en die passen bij de regionale arbeidsmarktopgave.

Artikel 4. Voorwaarden samenwerkingsverband en penvoerder

  • 1 Een samenwerkingsverband bestaat uit ten minste:

    • a. twee zorgaanbieders, of één zorgaanbieder en één welzijnsaanbieder; en

    • b. een onderwijsinstelling die een opleiding verzorgt, blijkens de Registratie instellingen en opleidingen.

  • 2 De penvoerder is een zorg- of welzijnsaanbieder binnen het samenwerkingsverband.

  • 3 De penvoerder treedt op als subsidieaanvrager namens een samenwerkingsverband en is verantwoordelijk voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 4 Subsidie kan enkel worden verstrekt indien de penvoerder en ten minste een andere zorg- of welzijnsaanbieder beschikt over een toelatingsvergunning en AGB-code.

  • 5 In afwijking van het eerste en vierde lid, kan subsidie worden verstrekt indien naar het oordeel van de minister op de in artikel 11, zesde lid, aangegeven wijze is aangetoond dat het samenwerkingsverband bestaat uit ten minste twee zorgaanbieders of één welzijnsaanbieder en één zorgaanbieder, waaronder de penvoerder.

  • 6 Indien de penvoerder mbo-leerlingen begeleidt, kan subsidie enkel worden verstrekt indien het een erkend leerbedrijf betreft.

Artikel 5. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De minister kan op aanvraag aan een penvoerder subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan het realiseren van het doel van de regeling en betreffen:

    • a. het organiseren en het voeren van overleg en het schrijven van een breed gedragen plan om tot een vernieuwde opleidingsstructuur te komen;

    • b. het inrichten van een vernieuwde opleidingsstructuur.

  • 2 De activiteit, bedoeld in het eerste lid, onder a, dient uiterlijk 31 december 2026 te zijn afgerond.

  • 3 De activiteit, bedoeld in het eerste lid, onder b, dient uiterlijk 24 maanden na de datum van de verleningsbeschikking te zijn afgerond.

  • 4 Een aanvrager kan niet gelijktijdig subsidie aanvragen voor de activiteit, bedoeld in het eerste lid, onder a, en de activiteit, bedoeld in het eerste lid, onder b.

Artikel 6. Staatssteun

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de penvoerder met de Staat een overeenkomst sluit waarbij de Staat hem belast met en hij zich verplicht tot het verrichten van de DAEB, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie voor de activiteit, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, bedraagt:

    • a. € 13.000 per deelnemer in het samenwerkingsverband tot een maximum van € 78.000; en

    • b. een vast bedrag van € 22.500 per samenwerkingsverband.

Artikel 8. Subsidiabele kosten voor activiteit artikel 5, eerste lid, onder b

  • 1 Het subsidiabele bedrag bestaat voor ten hoogste 40% uit andere kosten dan personele kosten.

  • 2 Personele kosten zijn subsidiabel tot ten hoogste de uurtarieven zoals opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven van het kalenderjaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend.

  • 3 De kosten voor begeleiding van helpenden, verzorgenden en verpleegkundigen komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 9. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt:

    • a. voor het jaar 2025 € 35 miljoen;

    • b. voor het jaar 2026 € 20 miljoen.

  • 2 De minister verdeelt het ingevolge het subsidieplafond beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen, met dien verstande dat wanneer de penvoerder krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst geldt.

Artikel 10. Activiteitenplan voor activiteit artikel 5, eerste lid, onder b

In aanvulling op artikel 3.4 van de Kaderregeling, vermeldt de penvoerder voor de activiteit, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b, in het activiteitenplan:

  • a. een beschrijving van de wijze waarop het activiteitenplan aansluit bij een of meerdere regiobeelden of regioplannen;

  • b. een beschrijving van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de deelnemers binnen het samenwerkingsverband;

  • c. een beschrijving van de acties die het samenwerkingsverband onderneemt om de met de subsidie beoogde veranderingen duurzaam te verankeren;

  • d. een beschrijving van de fases en mijlpalen van de activiteit; en

  • e. een beschrijving van de mogelijke risico’s die de uitvoering kunnen belemmeren en de genomen beheersmaatregelen.

Artikel 11. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1 De subsidieaanvraag voor de activiteit, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, kan worden ingediend in de periode van 18 augustus 2025 9.00 uur tot en met 30 september 2025 13.00 uur.

  • 2 De subsidieaanvraag voor de activiteit, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b, kan worden ingediend in de periode:

    • a. van 18 augustus 2025 9.00 uur tot en met 30 september 2025 13.00 uur;

    • b. van 2 maart 2026 9.00 uur tot en met 27 maart 2026 13.00 uur; of

    • c. van 31 augustus 2026 9.00 uur tot en met 28 september 2026 13.00 uur.

  • 3 In aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a. een opgave van het nummer waarmee de penvoerder en de andere zorg- of welzijnsaanbieder geregistreerd zijn bij de Kamer van Koophandel; en

    • b. een samenwerkingsovereenkomst ondertekend door alle deelnemers in het samenwerkingsverband.

  • 4 Indien sprake is van de activiteit, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, gaat de aanvraag in aanvulling op het derde lid vergezeld van een verklaring als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de de-minimisverordening.

  • 5 Indien sprake is van de activiteit, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b, gaat de aanvraag in aanvulling op het derde lid vergezeld van:

    • a. een door de minister vastgestelde ondertekende overeenkomst voor het vestigen van een DAEB als bedoeld in artikel 7, tweede lid; en

    • b. een verklaring als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de DAEB de-minimisverordening.

  • 6 Indien de penvoerder of de andere zorg- of welzijnsaanbieder niet beschikt over een toelatingsvergunning en AGB-code, bedoeld in artikel 4, vierde lid, dan dient de aanvraag vergezeld te gaan van:

    • a. een contract tussen de financier en de betreffende zorg- of welzijnsaanbieder waaruit blijkt dat er in het jaar van de aanvraag zorg is of wordt ingekocht bij deze zorg- of welzijnsaanbieder in combinatie met factuur en betalingsbewijs in de vorm van een bankafschrift waaruit blijkt dat prestaties in het jaar van de aanvraag of het jaar voorafgaand aan de aanvraag, zijn geleverd; of

    • b. een schriftelijke verklaring van de financier aan de betreffende zorg- of welzijnsaanbieder in combinatie met een factuur en betalingsbewijs in de vorm van een bankafschrift waaruit blijkt dat prestaties in het jaar van de aanvraag of het jaar voorafgaand aan de aanvraag, zijn geleverd.

  • 7 De penvoerder gebruikt door de minister vastgesteld formulieren voor de de-minimisverklaring, de DAEB de-minimisovereenkomst, de samenwerkingsovereenkomst, de begroting en het activiteitenplan.

Artikel 12. Bevoorschotting

De minister verleent bij het besluit tot verlening van de subsidie een voorschot van 100% dat in een keer wordt betaald.

Artikel 13. Verplichtingen

In aanvulling op hoofdstuk 5 van de Kaderregeling is de penvoerder verplicht:

  • a. bij de activiteit, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, in de administratie verslagen bij te houden van de overleggen tussen de deelnemers van het samenwerkingsverband;

  • b. bij de activiteit, bedoeld in artikel 5, eerste lid onder b, eenmaal in de 12 maanden verslag te doen aan de minister over de voortgang van de gesubsidieerde activiteit.

Artikel 14. Afwijzingsgronden

De minister wijst een subsidieaanvraag in ieder geval af indien:

  • a. deze na de periode, bedoeld in artikel 11, eerste en tweede lid, wordt ontvangen;

  • b. aan het samenwerkingsverband al een subsidie is verleend voor dezelfde activiteit;

  • c. de verstrekking van een subsidie voor de activiteit, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, niet in overeenstemming is met de de-minimisverordening; of

  • d. de verstrekking van een subsidie voor de activiteit, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b, niet in overeenstemming is met de DAEB de-minimisverordening.

Artikel 15. Verantwoording en vaststelling

  • 1 Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, uiterlijk moeten zijn verricht.

Artikel 16. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 17. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum publicatie in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 augustus 2029.

Artikel 18. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Inrichten Opleidingsstructuur helpenden, verzorgenden en verpleegkundigen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Y.J. van Hijum