Besluit instelling Klachtencommissie Ongewenste Omgangsvormen Rijk

Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 28-06-2025 t/m heden.

Besluit instelling Klachtencommissie Ongewenste Omgangsvormen Rijk

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op hoofdstuk 9, titel 9.1 en artikel 9:14 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en de Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen Rijk;

Gehoord de Groepsondernemingsraad Rijk (GOR Rijk);

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Ministeries: de kerndepartementen en de daaronder ressorterende organisaties zonder rechtspersoonlijkheid en andere overheidsorganisaties en hun medewerkers, indien zij met de Commissie afspraken hebben gemaakt om van de diensten van de Commissie gebruik te kunnen maken;

  • b. CAOP: Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel;

  • c. ICOP: Interdepartementale Commissie Organisatie- en Personeelsbeleid;

  • d. Klachtenregeling: Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen Rijk;

  • e. De Klachtencommissie: Klachtencommissie Ongewenste Omgangsvormen Rijk;

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1 Er is een Klachtencommissie Ongewenste Omgangsvormen Rijk.

  • 2 De Klachtencommissie heeft als taken;

    • a. De Klachtencommissie behandelt klachten volgens de regels van de Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen Rijk.

    • b. De Klachtencommissie behandelt klachten van (ex) medewerkers van het Rijk en andere organisaties die de CAO-Rijk op hun arbeidsrelaties van toepassing hebben verklaard inzake ongewenste omgangsvormen als bedoeld in artikel 2 onder a van de Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen Rijk.

    • c. De Klachtencommissie brengt een rapport van bevindingen en advies uit over de behandelde klachten.

    • d. De Klachtencommissie draagt zorg voor een onafhankelijke, onpartijdige en zorgvuldige afhandeling van de klacht.

    • e. De Klachtencommissie draagt zorg voor jaarlijkse rapportages.

Artikel 3. Leden Klachtencommissie, benoeming en ontslag

  • 1 De Klachtencommissie bestaat uit een algemeen voorzitter, maximaal 5 plaatsvervangende voorzitters en maximaal 30 leden.

  • 2 De voorzitters, plaatsvervangend voorzitters en leden van de Klachtencommissie worden geworven en geselecteerd door een commissie bestaande uit de GOR Rijk, CAOP en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 3 De leden van de Klachtencommissie worden namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op voordracht van de commissie bedoeld in het tweede lid, door de directeur van de directie Ambtenaar en Organisatie benoemd.

  • 4 Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden de voorzitter, plaatsvervangende voorzitters en leden van de Klachtencommissie benoemd.

  • 5 De benoeming geldt, behalve bij tussentijds ontslag, voor een maximale periode van twee jaar en kan twee keer met maximaal vier jaar worden verlengd.

  • 6 De voorzitter en de overige leden kunnen wegens ongeschiktheid, of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de directeur van de directie Ambtenaar en Organisatie namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 7 Namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan de directeur van de directie Ambtenaar en Organisatie de voorzitter en leden op eigen verzoek tussentijds ontslag verlenen.

  • 8 De namen en functies van de voorzitters en leden van de Klachtencommissie worden opgenomen in een register dat wordt beheerd door het CAOP.

Artikel 4. Samenstelling Afgevaardigde Klachtencommissie

  • 1 Voor de daadwerkelijke behandeling van een klacht wordt uit de Klachtencommissie, als bedoeld in artikel 3, een afgevaardigde Klachtencommissie samengesteld.

  • 2 De afgevaardigde Klachtencommissie bestaat uit één voorzitter (tevens lid) en twee andere leden.

  • 3 Bij het samenstellen van de afvaardiging van de Klachtencommissie wordt telkens gelet op de beschikbare expertise, zoals juridische kennis, kennis van integriteit, ongewenste omgangsvormen en sociale veiligheid, kennis van gedragswetenschappen en/of de werkdomeinen binnen het Rijk. Daarbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de aard van de klacht.

  • 4 De afvaardiging van de Klachtencommissie wordt zoveel mogelijk divers samengesteld.

Artikel 5. Secretariaat

  • 1 De Klachtencommissie, als bedoeld in artikel 3, en de afgevaardigde Klachtencommissie, als bedoeld in artikel 4, worden in het gehele proces van het opstellen van de jaarlijkse rapportages dan wel de klachtbehandeling ondersteund door een secretaris en/of plaatsvervangend secretaris van het CAOP.

  • 2 Voor de inhoudelijke uitvoering van haar taken is het secretariaat uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de Klachtencommissie.

Artikel 6. Meldpunt en Werkwijze

  • 1 De Klachtencommissie, als bedoeld in artikel 3, maakt gebruik van een meldpunt waartoe medewerkers zich rechtstreeks kunnen wenden met hun klacht.

  • 2 CAOP is als meldpunt aangewezen door de ministeries die bij de klachtencommissie zijn aangesloten.

  • 3 In de Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen Rijk is de werkwijze van de Klachtencommissie vastgelegd.

Artikel 7. Vergoeding voorzitter en leden

Vergoedingen aan de voorzitter, plaatsvervangend voorzitters en leden van de Klachtencommissie zullen, voor zover deze geen Rijksambtenaar zijn, plaatsvinden conform de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

Artikel 8. Kosten

De kosten voor de Klachtencommissie en het secretariaat worden de eerste twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit gedragen door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Na deze periode wordt hierover een nader besluit genomen door de ICOP.

Artikel 9. Archivering

  • 1 Het secretariaat van de Klachtencommissie draagt gedurende de behandeling van de klacht zorg voor een goede dossiervorming en de opslag van het dossier. Het dossier is alleen toegankelijk voor het secretariaat en de afgevaardigde Klachtencommissie. Bij het bewaren houdt de Klachtencommissie de toepasselijke regelgeving zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Archiefwet in acht.

  • 2 De Klachtencommissie bewaart een geanonimiseerd advies voor naslag en het opstellen van het jaarverslag.

  • 3 Zeven jaar nadat het onderzoeksrapport aan de hoogst leidinggevende is gestuurd wordt het dossier vernietigd.

Artikel 10. Overgangsbepaling

  • 1 De Klachtencommissie neemt klachten in behandeling die na de datum van inwerkingtreding van dit besluit door haar worden ontvangen. Klachten die op de dag van inwerkingtreding bij een andere klachtencommissie in behandeling zijn dan wel zijn geweest worden niet door de Klachtencommissie in behandeling genomen.

  • 2 Departementale klachtencommissies handelen na inwerkingtreding van dit besluit enkel de reeds in behandeling zijnde klachten en daarbij behorende procedures af. De overige werkzaamheden van departementale klachtcommissies worden met inwerkingtreding van dit besluit met inachtneming van het bepaalde in lid 1 gestaakt. Klachten die worden ontvangen door de departementale klachtencommissie na inwerkingtreding van dit besluit worden doorgezonden naar De Klachtencommissie ter behandeling.

  • 3 In afwijking van lid 1 en 2 neemt de Klachtencommissie niet eerder dan na het afronden van de noodzakelijke procedurele stappen klachten in behandeling die betrekking hebben op de AIVD. De departementale klachtregeling blijft tot dat moment voor wat betreft de AIVD van kracht.

Artikel 11. Evaluatie

De Klachtencommissie zal twee jaar na inwerkingtreding van dit besluit worden geëvalueerd.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling Klachtencommissie Ongewenste Omgangsvormen Rijk.

Dit besluit zal met de bijbehorende toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de betrokkenen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.J.M. Uitermark