Regeling lokale omroepen 2025–2027

[Regeling vervalt per 01-07-2028.]
Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 07-06-2025 t/m heden.

Regeling van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek van 1 juni 2025, nr. LO2527, tot vaststelling van een subsidieregeling professionalisering Lokale Publieke Media-instellingen 2025–2027

Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek,

Handelend in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 8.3 en 8.15a van de Mediawet 2008;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a) lokale publieke media-instelling: instelling die op grond van titel 2.3 van de Mediawet 2008 is aangewezen voor de verzorging van een lokale publieke mediadienst voor een of meer gemeenten;

  • b) agendabericht: informatie in de vorm van geschreven tekst, audio of video met als doel burgers op de hoogte te stellen van aankomende uiteenlopende activiteiten en evenementen;

  • c) eigen nieuwsgaring: het zelfstandig en op eigen initiatief verzamelen en publiceren van nieuwsberichten, tot stand gekomen door journalistiek handelen;

  • d) DAEB: dienst van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • e) DAEB-vrijstellingsbesluit: Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang laste ondernemingen (PB L 7 van 11/01/2012, blz. 3–10);

  • f) journalistiek handelen: het vergaren, verwerken en verspreiden van informatie en nieuws, waarbij:

    • 1. het gaat om onafhankelijk tot stand gekomen openbare berichtgeving die bestemd is voor een breed publiek en die bestaat uit originele eigen content die niet machine-gegenereerd is;

    • 2. gestreefd wordt naar zo accuraat en evenwichtig mogelijke berichtgeving; en

    • 3. verantwoording wordt afgelegd en transparant wordt gehandeld en waarbij de afzender van de content duidelijk wordt gemaakt.

  • g) nieuwsapp: Een app, oftewel applicatie van de lokale publieke media-instelling voor de smartphone, tablet of via een webbrowser waarmee gebruikers toegang krijgen tot nieuwsberichten en het ontvangen van push-notificaties;

  • h) nieuwsbericht: mededeling op een website in de vorm van geschreven tekst, video of audio bestaande uit actuele informatie van een zeker algemeen belang, voortgekomen uit journalistiek handelen, niet zijnde een agendabericht;

  • i) NLPO: Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen;

  • j) PBO: Programmabeleidbepalend orgaan als bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, onderdeel c, van de Mediawet 2008;

  • k) professionalisering: het toevoegen van professionals, het ontwikkelen van journalistieke werkprocessen en organisatorische (door)ontwikkeling met als doel het journalistiek handelen te verbeteren of uit te bouwen;

  • l) programmagids of uitzendschema (televisie en radio): een overzicht van de programma’s die op televisie of radio worden uitgezonden waaruit blijkt:

    • 1. Welke programma’s worden uitgezonden;

    • 2. Wanneer programma’s worden uitgezonden (dag en tijd); en

    • 3. Wat de inhoud is van de programma’s die worden uitgezonden.

  • m) samenwerkingsverband: een verband tussen meerdere lokale publieke media-instellingen op basis van een samenwerkingsovereenkomst met het oog op de gezamenlijke uitvoering van subsidiabele activiteiten;

  • n) Stimuleringsfonds: het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, bedoeld in artikel 8.2 van de Mediawet 2008;

  • o) streek: een streek zoals opgenomen in de streekomroepenkaart, zoals opgesteld door de NLPO en de VNG, die is bijgevoegd als bijlage 1 bij deze regeling;

  • p) website: een openbare weblocatie met informatie in de vorm van tekst, foto’s, audio of video’s die als zelfstandig geheel onder eigen verantwoordelijkheid en beheer van een lokale publieke media-instelling of meerdere lokale publieke media-instellingen valt.

Artikel 1.2. Doel van de subsidie, subsidieperiode en subsidiabele activiteiten

  • 1 Subsidieverstrekking op grond van deze regeling heeft tot doel het stimuleren van professionalisering van lokale publieke media-instellingen, teneinde de kwaliteit van het journalistiek handelen te waarborgen.

  • 2 Het Stimuleringsfonds kan aan een lokale publieke media-instelling en aan een samenwerkingsverband subsidie verstrekken voor de kosten van activiteiten ten behoeve van professionalisering die worden uitgevoerd in de periode 1 januari 2026 tot en met 31 december 2027.

Artikel 1.3. Subsidieplafond

  • 1 Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal 40.000.000 euro beschikbaar.

  • 2 Het Stimuleringsfonds kan besluiten het subsidieplafond te verhogen. Een besluit tot het verhogen van een subsidieplafond wordt bekendgemaakt door middel van publicatie in de Staatscourant.

  • 3 Het Stimuleringsfonds weigert een subsidieaanvraag voor zover door de verstrekking van de subsidie een subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 1.4. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1 Voor subsidie komen uitsluitend de in het vierde lid genoemde kosten in aanmerking die in rechtstreeks verband staan tot de subsidiabele activiteiten en waarvan in redelijkheid mag worden aangenomen dat deze noodzakelijk zijn om de activiteiten te kunnen uitvoeren.

  • 2 Kosten zijn uitsluitend subsidiabel indien deze na subsidieverlening door de subsidieontvanger zijn gemaakt voor uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3 Niet subsidiabel zijn kosten die reeds uit anderen hoofde zijn of worden gefinancierd.

  • 4 Op grond van deze regeling kan uitsluitend subsidie worden verstrekt voor de volgende kosten, inclusief btw:

    • a) de kosten van een passende beloning van medewerkers die activiteiten verrichten in het kader van professionalisering, tot maximaal 85.000 euro naar rato per medewerker per kalenderjaar, inclusief werkgeverslasten;

    • b) bijkomende kosten tot ten hoogste 60.000 euro die vallen onder een of meer van de volgende posten:

      • i) aanschaf/afschrijving van hardware en software voor nieuwe medewerkers;

      • ii) kosten voor de professionalisering van de infrastructuur van kanalen die relevant zijn voor het verzorgingsgebied;

      • iii) inhuur administratiekantoor/salarisadministratie;

      • iv) opleidingskosten voor vrijwilligers en/of medewerkers;

      • v) kosten voor werving van nieuwe medewerkers;

      • vi) reiskosten medewerkers/leaseauto voor verslaggeving binnen het verzorgingsgebied;

      • vii) diverse onkosten, waaronder kosten in verband met penvoerderschap, tot een maximum van 5.000 euro;

      • viii) accountantskosten voor het opstellen van een rapport feitelijke bevindingen ter verantwoording van de subsidieverlening.

  • 5 Verschuldigde omzetbelasting komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking ingeval de aanvrager deze niet kan verrekenen.

Artikel 1.5. Staatssteun

  • 1 De activiteiten voor de professionalisering van de lokale publieke media-instelling(en) voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht, als bedoeld in artikel 2.1 van de Mediawet 2008, worden aangewezen als DAEB.

  • 2 De activiteiten die met de uitvoering van de DAEB verband houden zien op de journalistieke en organisatorische ontwikkeling van de lokale publieke media-instelling. De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen zijn omschreven in artikel 1.4, vierde lid.

  • 3 De aanvrager wordt in de subsidieverleningsbeschikking met de uitvoering van de DAEB belast. Subsidie wordt alleen verstrekt als wordt voldaan aan de voorwaarden van het DAEB-vrijstellingsbesluit.

Hoofdstuk 2. Aanvraag tot subsidieverlening

Artikel 2.1. Subsidieaanvrager

  • 1 Subsidie wordt op aanvraag verleend.

  • 2 Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door:

    • a) een individuele lokale publieke media-instelling; en

    • b) een lokale publieke media-instelling die optreedt als penvoerder namens de deelnemers aan een samenwerkingsverband.

  • 3 Een lokale publieke media-instelling kan niet zowel een aanvraag indienen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, alsook deelnemer zijn aan het samenwerkingsverband bij een subsidieaanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel wordt mede als lokale publieke media-instelling beschouwd een instelling ten aanzien van welke een procedure tot vernieuwing van de aanwijzing van het Commissariaat voor de Media loopt en deze instelling aantoont dat hernieuwde aanwijzing naar alle waarschijnlijkheid zal worden toegekend voor of op 1 januari 2026.

Artikel 2.2. Subsidieaanvraag

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend door middel van het invullen en ondertekenen van een door het Stimuleringsfonds vastgesteld aanvraagformulier dat beschikbaar is op de website van het Stimuleringsfonds, volgens de daarbij vermelde instructies, en omvat in ieder geval:

    • a) een beschrijving van de voorgenomen activiteiten, voorzien van een realistische begroting, conform een door het Stimuleringsfonds vastgestelde modelbegroting, van de met de voorgenomen activiteiten verband houdende kosten;

    • b) een beschrijving van in hoeverre de lokale publieke media-instelling, dan wel de deelnemers aan een samenwerkingsverband, voldoet/voldoen aan de drie organisatorische doelen;

    • c) een beschrijving van de wijze waarop de lokale publieke media-instelling, dan wel de deelnemers aan een samenwerkingsverband, de drie organisatorische doelen willen realiseren in 2026–2027;

    • d) een motivatie waarom de lokale publieke media-instelling dan wel de deelnemers aan een samenwerkingsverband wil, respectievelijk willen professionaliseren;

    • e) documentatie waaruit blijkt dat de lokale publieke media-instelling dan wel de deelnemers aan een samenwerkingsverband door het Commissariaat voor de Media op grond van titel 2.3 van de Mediawet 2008 is aangewezen of zijn aangewezen als lokale publieke media-instelling. Indien artikel 2.1, vierde lid van toepassing is, dient documentatie aangeleverd te worden waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de hernieuwde aanwijzing naar alle waarschijnlijkheid zal worden toegekend voor of op 1 januari 2026;

    • f) de webadressen voor elk te beoordelen inhoudelijk criterium, zoals bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onder a en b;

    • g) documentatie waaruit blijkt welke publicatiekanalen (televisie, radio, website, app, tenminste één social media kanaal) de aanvrager bedient;

    • h) indien beschikbaar: een onderbouwde berekening, conform een door het Stimuleringsfonds vastgesteld format, die laat zien hoeveel journalistieke fte's er in loondienst of als freelancer werken bij de lokale publieke media-instelling of bij de deelnemers aan een samenwerkingsverband in twee opeenvolgende maanden tussen 1 januari 2025 en 30 mei 2025;

    • i) de meest recente jaarrekening van de lokale publieke media-instelling dan wel meest recente jaarrekeningen van alle deelnemers aan een samenwerkingsverband;

    • j) indien beschikbaar: drie meest actuele vastgestelde vergaderverslagen uit 2024 of 2025 van het PBO van de lokale publieke media-instelling dan wel van de deelnemers aan een samenwerkingsverband.

  • 2 Bij een aanvraag van een penvoerder, namens de deelnemers aan een samenwerkingsverband, wordt aanvullend verstrekt:

    • a) een door alle deelnemers aan het samenwerkingsverband ondertekende samenwerkingsovereenkomst waaruit ten minste blijkt:

      • i) dat de penvoerder door elk van de deelnemers gemachtigd is tot het indienen van aanvragen tot subsidieverlening en subsidievaststelling;

      • ii) dat de penvoerder door elk van de deelnemers is gemachtigd tot ontvangst van voorschotten en het doen van terugbetalingen;

      • iii) dat de penvoerder verantwoordelijk is voor doorbetaling van ontvangen voorschotten en betalingen aan de overige deelnemers en voor eventuele terugbetaling van hetgeen van de subsidieontvangers wordt teruggevorderd;

      • iv) dat de penvoerder namens alle deelnemers in het samenwerkingsverband alle correspondentie en communicatie verzorgt met het Stimuleringsfonds;

      • v) op welke wijze de penvoerder door de overige deelnemers aan het samenwerkingsverband van informatie wordt voorzien van alle informatie die nodig is in verband met correspondentie in het kader van de subsidieverlening en subsidievaststelling;

      • vi) op welke wijze kosten en risico’s worden gedeeld tussen de deelnemers aan het samenwerkingsverband en op welke wijze de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen is geborgd;

      • vii) indien van toepassing: op welke wijze de betaalde journalistieke fte’s worden verdeeld onder de deelnemers voor de periode 1 januari 2026 tot en met 31 december 2027.

    • b) een toelichting waarin beschreven wordt wat de samenhang is tussen de verschillende deelnemers aan het samenwerkingsverband, het doel van de samenwerking en welke rol de penvoerder heeft in het begeleiden van het samenwerkingsverband en zijn deelnemers en het begeleiden en uitvoeren van administratieve activiteiten; en

    • c) gegevens over de contactpersoon bij de penvoerder, waaronder de naam, het telefoonnummer, het e-mailadres en het postadres;

    • d) de keuze voor wat betreft de te beoordelen webadressen en kanalen.

  • 3 Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als deze volledig is. Het Stimuleringsfonds beoordeelt binnen een week na indiening van de aanvraag de volledigheid daarvan. In voorkomend geval krijgt de aanvrager bericht over ontbrekende gegevens, met de eenmalige uitnodiging om de ontbrekende gegevens alsnog binnen één week aan te leveren. Blijft tijdige en volledige aanlevering van de gegevens uit, dan wordt de aanvraag geweigerd.

Artikel 2.3. Aanvraagtermijn

Een aanvraag wordt ingediend in de periode van 2 juni 2025 tot en met 14 juli 2025, 23:59 uur.

Hoofdstuk 3. Subsidieverlening

Artikel 3.1. Verdeling subsidie

Het voor subsidie beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van een rangschikking van de aanvragen.

Artikel 3.2. Drempelcriteria

  • 1 Aanvragen worden door het Stimuleringsfonds beoordeeld aan de hand van de volgende drempelcriteria:

    • a) de aanvrager voldoet aan artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a of b; en

    • b) de aanvrager en de deelnemers aan een samenwerkingsverband bezitten op 1 januari 2026 een aanwijzing van het Commissariaat voor de Media.

  • 2 Als een aanvraag niet aan de drempelcriteria voldoet, wijst het Stimuleringsfonds de aanvraag af.

Artikel 3.3. Inhoudelijke criteria

  • 1 Bij beoordeling van aanvragen kent het Stimuleringsfonds punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximumaantal:

    • a) journalistieke productie als resultaat van journalistiek handelen (maximaal 12 punten):

      • i) gemiddeld aantal nieuwsberichten per dag:

        • (1) 5 of meer nieuwsberichten op de website (5 punten);

        • (2) 2 tot 5 nieuwsberichten op de website (3 punten);

        • (3) 1 nieuwsbericht op de website (1 punt).

      • ii) gemiddeld percentage nieuwberichten op basis van eigen nieuwsgaring:

        • (1) meer dan 75 procent (5 punten);

        • (2) 50 tot 75 procent (4 punten);

        • (3) 25 tot 50 procent (3 punten);

        • (4) 5 tot 25 procent (1 punt).

      • iii) bij meer dan 50 procent van de nieuwsberichten wordt de auteur of maker van een nieuwsbericht vermeld op de website (1 punt);

      • iv) bij doorgeplaatste nieuwsberichten van derden op de website is sprake van duidelijke bronvermelding of er is 100 procent eigen nieuwsgaring en in dat geval zijn er dus geen doorgeplaatste berichten (1 punt).

    • b) mate van professionalisering (maximaal 11 punten)

      • i) op de website staat welke persoon of personen verantwoordelijk is of zijn voor de redactie (1 punt);

      • ii) op de website staat informatie over een klachtenprocedure (2 punten);

      • iii) op de website staat een actuele en toereikende omschrijving waarin de lokale publieke media-instelling zijn eigen rol en ambities binnen die lokale nieuwsvoorziening toelicht (1 punt);

      • iv) de lokale publieke media-instelling bedient de volgende kanalen (maximaal 1 punt):

        • (1) televisie (0,2 punt);

        • (2) radio (0,2 punt);

        • (3) website (0,2 punt);

        • (4) nieuwsapp (0,2 punt);

        • (5) tenminste één van de volgende sociale media kanalen: Facebook, X (Twitter), LinkedIn, Instagram, Youtube of TikTok (0,2 punt).

      • v) de lokale publieke media-instelling heeft drie meest actuele vastgestelde vergaderverslagen van het PBO uit 2024 of 2025 met de aanvraag meegestuurd (2 punten);

      • vi) hoeveelheid betaalde journalistieke fte’s al aanwezig:

        • (1) 2 of meer fte’s (4 punten);

        • (2) 1 tot 2 fte’s (2 punten);

        • (3) 0,5 tot 1 fte (1 punt).

    • c) mate van samenwerking binnen de streek (maximaal 8 punten): de aanvrager krijgt 8 punten, gedeeld door het totale aantal gemeente(n) in de streek, maal het aantal gemeente(n) in het verzorgingsgebied van de aanvrager, waarbij uitgegaan wordt van de indeling van streken volgens de als bijlage 1 bijgevoegde streekomroepenkaart.

  • 2 Indien de lokale publieke media-instelling na 1 december 2024 voor de eerste keer op grond van titel 2.3 van de Mediawet 2008 is aangewezen voor de verzorging van een lokale publieke mediadienst voor een of meer gemeenten, is in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, onder v, het inleveren van één actueel vastgesteld vergaderverslag of oprichtingsverslag uit 2024 of 2025 voldoende voor 2 punten.

Artikel 3.4. Beoordeling inhoudelijke criteria en rangschikking

  • 1 Ten aanzien van de inhoudelijke criteria ‘journalistieke productie’ en ‘mate van professionalisering’, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdelen a en b, beoordeelt het Stimuleringsfonds de stand van zaken op de website van de aanvrager in de periode van 16 juni tot en met 22 juni 2025.

  • 2 Voor individuele aanvragers als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, worden de scores per onderdeel van elk criterium bij elkaar opgeteld en vormen zo de totaalscore van de aanvraag. Er zijn maximaal 31 punten te behalen. De rangschikking van de aanvragen wordt bepaald door het totaal aantal punten dat is behaald, waarbij aanvragen met de hoogste scores als eerste in aanmerking komen voor subsidie.

  • 3 Voor aanvragen van samenwerkingsverbanden, als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b, beoordeelt het Stimuleringsfonds de websites van alle deelnemers aan het samenwerkingsverband. Iedere deelnemer krijgt een individuele totaalscore voor elk criterium, bedoeld onder artikel 3.3, eerste lid, onderdelen a en b (‘journalistieke productie’ en ‘mate van professionalisering’). Deze individuele totaalscores worden vervolgens bij elkaar opgeteld en daarna gedeeld door het aantal deelnemers aan het samenwerkingsverband. Voor het criterium bedoeld onder artikel 3.3, eerste lid, onderdeel c (‘mate van samenwerking binnen de streek’), wordt het samenwerkingsverband als geheel gescoord. Het aantal punten dat uit deze twee tellingen komt, is de totaalscore van de aanvraag. Er zijn maximaal 31 punten te behalen. De rangschikking van de aanvragen wordt bepaald door het totaal aantal punten dat is behaald, waarbij aanvragen met de hoogste scores als eerste in aanmerking komen voor subsidie.

  • 4 Bij een score van 4 punten of lager op het criterium ‘mate van samenwerking binnen de streek’ als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid onder c, komt een aanvraag niet voor rangschikking in aanmerking en wijst het Stimuleringsfonds de aanvraag af, ongeacht of het toepasselijke subsidieplafond is bereikt.

  • 5 Bij een eindscore van 21 punten of lager komt een aanvraag niet voor rangschikking in aanmerking en wijst het Stimuleringsfonds de aanvraag af, ongeacht of het toepasselijke subsidieplafond is bereikt.

  • 6 Indien het totaalbedrag van de in aanmerking komende aanvragen het toepasselijke subsidieplafond overschrijdt, wordt het subsidieplafond als volgt verdeeld:

    • a) de aanvraag die de meeste punten scoort volgens de rangschikking wordt als eerste gehonoreerd;

    • b) telkens wordt de daaropvolgende aanvraag die de meeste punten scoort, als eerste gehonoreerd;

    • c) indien meerdere aanvragen dezelfde score hebben gehaald en honorering van deze aanvragen tot overschrijding van het toepasselijke subsidieplafond zou leiden, dan worden deze gelijk geëindigde aanvragen als volgt gerangschikt:

Artikel 3.5. Besluit

  • 1 Het Stimuleringsfonds beslist binnen 12 weken na afloop van de periode, bedoeld in artikel 2.3 en maakt het besluit bekend aan de aanvrager.

  • 2 Bij aanvragen van samenwerkingsverbanden als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b, wordt de beslissing op de aanvraag bekendgemaakt aan de penvoerder. Het subsidieverleningsbesluit noemt de deelnemers aan het samenwerkingsverband die als subsidieontvanger zijn aangemerkt.

Artikel 3.6. Subsidiehoogte

De hoogte van het te verlenen subsidiebedrag is:

Artikel 3.7. Begrotingsvoorbehoud

Voor zover subsidies worden verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, gebeurt dit onder de voorwaarde dat door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voldoende middelen ter beschikking worden gesteld aan het Stimuleringsfonds ter uitvoering van deze regeling.

Artikel 3.8. Bevoorschotting

  • 1 Bij subsidieverlening wordt het verleende subsidiebedrag in drie termijnen betaald, waarbij:

    • a) dertig procent van het verleende subsidiebedrag bij wijze van voorschot wordt betaald binnen vier weken na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening;

    • b) een tweede voorschot van dertig procent van het verleende subsidiebedrag wordt betaald na het eerste halfjaar van de subsidieperiode;

    • c) een derde voorschot van dertig procent van het verleende subsidiebedrag wordt betaald na goedkeuring van het voortgangsverslag, als bedoeld in artikel 4.2;

    • d) als de subsidie overeenkomstig de verlening wordt vastgesteld, het restant van tien procent na het besluit tot subsidievaststelling wordt betaald.

  • 2 In overleg kan het Stimuleringsfonds bij wijze van uitzondering afwijken van de hoogte van bovengenoemde termijnen en overgaan tot een andere percentuele betaling.

Hoofdstuk 4. Verplichtingen

Artikel 4.1. Medewerkings- en informatieplicht

Aan de verlening van subsidie worden de volgende medewerkings- en informatieverplichtingen verbonden:

  • a. De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten uit te voeren overeenkomstig de beschrijving in de aanvraag.

  • b. De subsidieontvanger neemt deel aan een begeleidingsprogramma dat voor deze regeling is ingericht door het Stimuleringsfonds, in samenwerking met de NLPO, stelt zich coachbaar op en volgt in dat verband de aanwijzingen van de begeleiding op.

  • c. De subsidieontvanger werkt mee aan door, of namens, het Stimuleringsfonds ingestelde onderzoeken, bijeenkomsten en overlegrondes die erop gericht zijn het Stimuleringsfonds inlichtingen te verschaffen over de voortgang en staat van projecten alsmede ten behoeve van de ontwikkeling van het door, of namens, het Stimuleringsfonds te voeren beleid.

  • d. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het Stimuleringsfonds van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie, waaronder ingrijpende wijzigingen in de opzet en uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten. Bij het melden van een dergelijke omstandigheid worden de relevante stukken overgelegd.

  • e. Onder de bij lid d genoemde omstandigheden wordt in elk geval wordt verstaan, elke wijziging die leidt tot een aanpassing van de begroting met meer dan 10 procent van:

Artikel 4.2. Voortgangsverslag

  • 1 De subsidieontvanger levert halverwege de projectperiode een inhoudelijk en financieel voortgangsverslag in over de periode 1 januari 2026 – 31 december 2026.

  • 2 Het inhoudelijke voortgangsverslag bevat:

    • a) een overzicht van de uitgevoerde activiteiten in het eerste kalenderjaar;

    • b) een meerjarenbeleidsplan; en

    • c) plan van aanpak om de operationele doelen vanaf 2027 te implementeren.

  • 3 Het financieel voortgangsverslag bevat een overzicht van de gerealiseerde uren en kosten ten opzichte van de begrote uren en kosten van het eerste kalenderjaar.

  • 4 Het financieel en inhoudelijk voortgangsverslag worden opgesteld volgens een door het Stimuleringsfonds vast te stellen format.

Hoofdstuk 5. Subsidievaststelling

Artikel 5.1. Aanvraag tot vaststelling

  • 1 Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt uiterlijk 29 februari 2028 ingediend.

  • 2 De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag als bedoeld in artikel 5.2.

Artikel 5.2. Activiteitenverslag en financieel verslag

  • 1 Het activiteitenverslag bevat:

    • a) een overzicht van de verrichte activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten, in het bijzonder een reflectie op het journalistieke professionaliseringsproces, de organisatorische doorontwikkeling en de inzichten die de aanvrager heeft opgedaan; en

    • b) bewijsstukken van de realisatie van de operationele doelen.

  • 2 Het financieel verslag bevat:

    • a) een overzicht van de gerealiseerde uren en kosten ten opzichte van de begrote uren en kosten; en

    • b) een rapport van feitelijke bevindingen opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In dit rapport wordt vastgesteld in hoeverre de opgevoerde kosten zoals beschreven in het format van het Stimuleringsfonds aansluiten op financiële administratie van de lokale publieke media-instelling.

  • 3 Het activiteitenverslag en het financieel verslag worden opgesteld volgens een door het Stimuleringsfonds vast te stellen format.

  • 4 Het Stimuleringsfonds kan in het besluit tot subsidieverlening nadere verplichtingen opleggen in verband met de inrichting van het activiteitenverslag en het financieel verslag.

Artikel 5.3. Wijziging, intrekking en terugvordering

  • 1 Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het Stimuleringsfonds de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, als:

    • a) de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden, waaronder de situatie waarbij een individuele subsidieontvanger als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, of deelnemer(s) aan een samenwerkingsverband, als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b, de aanwijzing als lokale publieke media-instelling verliest;

    • b) de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c) de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d) de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 2 De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij het Stimuleringsfonds bij de intrekking of wijziging anders bepaalt.

  • 3 Het Stimuleringsfonds kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a) op grond van feiten of omstandigheden waarvan het Stimuleringsfonds bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b) als de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten; of

    • c) als de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

  • 4 De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij het Stimuleringsfonds bij de intrekking of wijziging anders bepaalt.

Hoofdstuk 6. Slotbepaling

Artikel 6.1. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking op 1 juni 2025.

  • 2 Als de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 juni 2025, treedt deze regeling in afwijking van het eerste lid in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 juni 2025.

  • 3 Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2028. In afwijking van de eerste volzin blijft deze regeling zoals hij luidde op de dag voorafgaand aan de datum met ingang waarvan deze regeling vervalt, van toepassing op de afwikkeling van op grond van deze regeling ingediende aanvragen en verleende subsidies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Namens het bestuur van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek,

F. van Exter

Voorzitter

Bijlage 1. – Streekindeling lokale omroepen – 16 mei 2025

Bijlage 273211.png

Toelichting totstandkoming streekindeling Lokale omroepen, opgesteld door de Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

De Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO) en de Verenging van Nederlandse Gemeenten (VNG) trekken sinds 2012 gezamenlijk op in het vernieuwen van de lokale omroepsector. De samenwerking heeft tot doel om te komen tot een verhoging van de maatschappelijke waarde van de lokale publieke omroep. Om dat kracht bij te zetten hebben de NLPO (en voorganger OLON) een convenant (2012–2014) en een vernieuwingsconvenant (2015–2018) getekend waarin afspraken zijn gemaakt voor een duurzame, effectieve en efficiënte lokale omroepsector. Uitgangspunten van die vernieuwing zijn:

  • dat lokale omroepen gericht zijn op de ‘habitat’ van de burgers, vaak een centrumgemeente of een streek;

  • dat de beoogde instelling diverse kanalen gebruikt om het publiek te bereiken zoals televisie, radio, website, app en sociale media;

  • dat er sprake is van een professionele journalistieke inbreng, een adequate bedrijfsvoering en een inhoud die voldoet aan de wettelijke norm voor informatie, cultuur en educatie.

Bovenstaande punten vormen de basis van criteria waaraan een eigentijdse lokale publieke omroep (mits afdoende bekostiging) zou moeten voldoen. De NLPO en VNG geven daarmee invulling aan de wettelijke term ‘Lokaal Toereikend Media-Aanbod’ (LTMA). Om het LTMA haalbaar, schaalbaar en betaalbaar te maken is daarnaast in nauw overleg met gemeenten en omroepen gewerkt aan een streekindeling. Door binnen die streken samen te werken, dan wel te fuseren, wordt de effectiviteit, duurzaamheid en efficiëntie van de lokale omroepen verhoogd. Dit heeft geleid tot de Streekkaart van de NLPO en de VNG.

De vorming van streekomroepen is gestart toen het convenant is gesloten. In 2016 is de landkaart met de indeling van Nederland in 77 streken vastgesteld door de NLPO in samenspraak met de VNG, het Ministerie van OCW en lokale omroepen. Hieraan voorafgaand zijn de lokale omroepen en de gemeenten in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen aan de NLPO kenbaar te maken. Er is een Change Board ingesteld, waarin de VNG, het Ministerie van OCW en de lokale omroepen waren vertegenwoordigd. Het Change Board heeft de NLPO geadviseerd over de indeling van de streken. Het Change Board heeft bij de advisering rekening gehouden met de reacties van de lokale omroepen, met name met hun wijzigingsvoorstellen, en met de zienswijzen van de gemeentebesturen op het oorspronkelijke voorstel streekindeling van de NLPO. In eerste instantie kwam men tot 62 streken, maar na advies van het Change Board is men uitgekomen op 77 streken.

Sinds de vaststelling van de kaart heeft er nog een aantal kleine wijzigingen plaatsgevonden, bijvoorbeeld vanwege gemeentelijke herindelingen. In 2023 is Zuidoost-Brabant op verzoek van betrokken omroepen en gemeenten opgesplitst in Streek De Kempen en Streek Eindhoven en omgeving, daarmee staat de teller in mei 2023 op 80 streken. Dit in de sector bereikte aantal is overgenomen als wettelijk maximum in het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de versterking van de uitvoering van de publieke mediaopdracht op lokaal niveau. In de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel is opgenomen dat de NLPO in 2024–2025 lokale omroepen en gemeenten in staat stelt hun actuele zienswijze over de indeling kenbaar te maken. De geactualiseerde indeling die door de sector zelf wordt opgeleverd, is voor de regering zoveel mogelijk het uitgangspunt bij de vaststelling van de indeling van de verzorgingsgebieden bij algemene maatregel van bestuur.

In dit kader heeft de NLPO op 10 januari 2025 de Change Board opnieuw ingesteld en heeft in de loop van maart en april 16 wijzigingsaanvragen ontvangen. In een drietal bijeenkomsten heeft de Change Board zijn eindadvies opgesteld en op 15 mei 2025 aan de NLPO gepresenteerd. De Change Board heeft de NLPO uiteindelijk geadviseerd de indeling in 80 streken te handhaven. De op advies van de Change Board door de NLPO gehonoreerde wijzigingsverzoeken betreffen de gemeenten Heusden (van De Meierij naar Hart van Brabant), Oirschot (van De Kempen naar Eindhoven e.o.), Steenbergen (van West-Brabant Zuid naar De Zuidwesthoek) en Pijnacker-Nootdorp/Rijswijk (van Zoetermeer e.o. naar Delft).

Op advies van de Change Board en na een nader onderzoek, heeft de NLPO het verzoek van de lokale omroepen van Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Steenwijkerland gehonoreerd en een afzonderlijke streek De Werven ingericht, bestaande uit Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Steenwijkerland en Westerveld. Deze herindeling heeft gevolgen voor Zuidoost-Friesland (Heerenveen, Smallingerland en Opsterland) en Zuidwest-Drenthe & Kop van Overijssel (Staphorst, De Wolden, Hoogeveen en Meppel). Het aantal van 80 streken is in stand gebleven doordat de gemeenten die de streek Land van Altena & Gorinchem e.o. vormden, heringedeeld zijn bij Drechtsteden & Dordrecht (Gorinchem, Alblasserdam en Molenlanden), De Baronie van Breda (Altena) en De Meierij Zaltbommel en Maasdriel).