Regeling vergunningverlening kavel I-A in windenergiegebied Nederwiek

Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 01-07-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 15 mei 2025, nr. WJZ/ 97895810, houdende regels inzake de vergunningverlening kavel I-A in windenergiegebied Nederwiek (Regeling vergunningverlening kavel I-A in windenergiegebied Nederwiek)

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanvrager: degene die de aanvraag heeft ingediend;

  • groep of groepsmaatschappij: groep of groepsmaatschappij als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • kapitaaltoezegging: bindende reservering van investeringskapitaal van een investeerder, gedaan aan een fonds waarvan de fondsbeheerder onder financieel toezicht is gesteld en vergunningplichtig is op grond van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174);

  • kavel: kavel I-A in het windenergiegebied Nederwiek zoals aangewezen in Kavelbesluit kavel I-A in windenergiegebied Nederwiek (Stcrt. 2025, 13171);

  • minister: Minister van Klimaat en Groene Groei;

  • P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie: de verwachte jaarlijkse energieproductie voor een gegeven combinatie van locatie en productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie, die dient te zijn bepaald met een waarschijnlijkheid van 50%;

  • penvoerder: de aanvrager die deelneemt aan het samenwerkingsverband en in de aanvraag is aangewezen om als penvoerder te handelen namens het samenwerkingsverband;

  • samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten, niet zijnde een vennootschap;

  • wet: Wet windenergie op zee.

Artikel 2

  • 1 Een aanvraag voor een vergunning voor de kavel wordt ingediend in de periode van 16 oktober 2025 tot en met 30 oktober 2025, 17:00 uur.

  • 2 Een aanvrager dient ten hoogste één aanvraag in.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid gelden rechtspersonen en vennootschappen in een groep of groepsmaatschappij als één aanvrager.

  • 4 Indien aanvragers samenwerken in een samenwerkingsverband, dient de penvoerder namens hen de aanvraag in.

Artikel 3

  • 1 Het ontwerp voor het windpark, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel a, van de wet, omvat ten minste:

    • a. een windenergie-opbrengstberekening die is opgesteld door een onafhankelijke organisatie met expertise op het gebied van windenergie-opbrengstberekeningen, met gebruikmaking van gerenommeerde rekenmodellen, omgevingsmodellen, windmodellen en windkaarten en die ten minste de locatiegegevens, het merk, het type, de technische specificaties, waaronder ashoogte, rotordiameter en vermogenscurve van de windturbines, de lokale windgegevens voor het windpark en een berekening van de P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie van het windpark omvat;

    • b. de rekenmodellen, omgevingsmodellen en windmodellen die zijn gebruikt voor de windenergie-opbrengstberekening;

    • c. de bescheiden waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat aan het van toepassing zijnde kavelbesluit wordt voldaan; en

    • d. informatie die aannemelijk maakt dat tijdig de verklaring, bedoeld in artikel 7.34, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit activiteiten leefomgeving kan worden overgelegd.

  • 2 Bij de berekening van de P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie zijn de beschikbaarheid, zogeffecten, elektriciteitsverliezen en terugregelverliezen opgenomen, waarbij voor het zogeffect uitsluitend rekening wordt gehouden met het windpark waarvoor de aanvraag wordt gedaan.

  • 3 In het tijdschema voor de bouw en exploitatie van het windpark, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel b, van de wet worden de realisatiedata vermeld van de volgende activiteiten:

    • a. de instemming door de exploitant van het windpark met de voorwaarden van de netbeheerder van het net op zee voor de aansluiting en het transport van elektriciteit overeenkomstig de Elektriciteitswet 1998;

    • b. de verstrekking van opdrachten aan producenten, leveranciers en installateurs;

    • c. de plaatsing van de eerste fundering;

    • d. de plaatsing van de eerste windturbine;

    • e. de start van het intrekken van de 66 kV-kabels op het platform van het net op zee;

    • f. de start van de levering van elektriciteit;

    • g. het gereed zijn voor leveren van vol vermogen ten behoeve van de testfase van het net op zee; en

    • h. het buiten bedrijf stellen van het windpark.

  • 4 De raming van de kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel c, van de wet, omvat in ieder geval een exploitatieberekening met:

    • a. een specificatie van de investeringskosten per component van de productie-installatie;

    • b. een overzicht van alle kosten en opbrengsten van de productie-installatie; en

    • c. een berekening van het projectrendement over de looptijd van het project.

  • 5 Tot de bij de bouw en exploitatie van het windpark betrokken partijen, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel d, van de wet, worden gerekend:

    • a. de aanvrager en indien van toepassing, elke deelnemer aan het samenwerkingsverband;

    • b. de producenten van de funderingen;

    • c. de installateurs van de funderingen;

    • d. de producenten van de windturbines;

    • e. de installateurs van de windturbines;

    • f. de producenten van de parkbekabeling;

    • g. de installateurs van de parkbekabeling; en

    • h. de verantwoordelijke partijen voor het onderhoud en de bediening van het windpark.

  • 6 De beschrijving van de kennis en ervaring van de betrokken partijen, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel e, van de wet, betreft de kennis en ervaring bij windparken op zee en omvat:

    • a. het geïnstalleerd vermogen van de windparken op zee of het aantal energieprojecten op zee waarvoor door de aanvrager tijdens de bouw het projectmanagement is gedaan;

    • b. het aantal door de producenten geproduceerde funderingen;

    • c. het aantal door de installateurs geïnstalleerde funderingen;

    • d. het aantal door de producenten geproduceerde windturbines;

    • e. het aantal door de installateurs geïnstalleerde windturbines;

    • f. het aantal elektriciteitsverbindingen op zee waarvoor door de producenten bekabeling is geproduceerd;

    • g. het aantal windturbines dat door de installateurs van de parkbekabeling is aangesloten; en

    • h. het geïnstalleerd vermogen van de windparken dat de verantwoordelijke partijen voor het onderhoud en de bediening in onderhoud hebben en bedienen.

Artikel 4

In aanvulling op artikel 12a, vierde lid, van de wet en artikel 3 bevat de aanvraag:

  • a. een samenvattende beschrijving van de realisatie en de bescheiden waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat aan de van toepassing zijnde opleveringsdatums uit het ontwikkelkader windenergie op zee, bedoeld in artikel 16e van de Elektriciteitswet 1998, wordt voldaan;

  • b. een samenvattende beschrijving van de exploitatie en verwijdering van het windpark;

  • c. een financieringsplan, inclusief de beoogde financiers en het beoogde aandeel dat zij zouden dragen;

  • d. indien van toepassing, een door elke deelnemer aan een samenwerkingsverband ondertekende:

    • i. verklaring van deelname aan het samenwerkingsverband;

    • ii. machtiging voor de penvoerder voor het indienen van de aanvraag;

  • e. de meest recent vastgestelde jaarrekening van de aanvrager, de moederonderneming ervan, en indien van toepassing, elk van de deelnemers aan het samenwerkingsverband of de moederondernemingen van de deelnemers van het samenwerkingsverband, waarbij de jaarrekening betrekking heeft op een jaar dat ten hoogste drie kalenderjaren voor het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

  • f. indien de aanvrager een kapitaaltoezegging in de aanvraag betrekt, een accountantsverklaring waarin de investeerder en het gereserveerde bedrag zijn opgenomen;

  • g. indien de aanvrager behoort tot een groep of groepsmaatschappij, een organigram van de groep of groepsmaatschappij en de nummers van inschrijving in het handelsregister van de rechtspersonen en vennootschappen in de groep of groepsmaatschappij;

  • h. indien van toepassing een beschrijving van de mate van naleving van de beginselen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, bedoeld in tabel 4 van de bijlage;

  • i. indien van toepassing een beschrijving van het grondstoffenverbruik, de milieu-impact en het waardebehoud bij het ontwerp, de bouw, de exploitatie en de verwijdering van het windpark, bedoeld in tabel 5 van de bijlage; en

  • j. indien van toepassing een beschrijving van de bijdrage van het windpark aan het ecosysteem van de Nederlandse Noordzee, bedoeld in tabel 6 van de bijlage.

Artikel 6

  • 1 Bij de beoordeling van de technische haalbaarheid van de bouw en exploitatie van een windpark wordt in ieder geval rekening gehouden met:

  • 2 Bij de beoordeling van de financiële haalbaarheid van de bouw en exploitatie van een windpark wordt in ieder geval rekening gehouden met de door de aanvrager overgelegde raming van de kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel c, van de wet en de gegevens, bedoeld in artikel 4, onderdelen c, d, e en f. De gecombineerde omvang van het eigen vermogen en kapitaaltoezeggingen van de aanvrager, bedraagt ten minste 20% van de totale investeringskosten voor het windpark waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3 Op verzoek van de aanvrager wordt voor het bepalen van de gecombineerde omvang van het eigen vermogen en kapitaaltoezeggingen, zoals bedoeld in het tweede lid, meegerekend:

    • a. indien van toepassing, het eigen vermogen van de deelnemers, dan wel kapitaaltoezeggingen gedaan aan de deelnemers aan het samenwerkingsverband; en

    • b. indien de aanvrager of een deelnemer aan een samenwerkingsverband een dochteronderneming is, het eigen vermogen van de moederonderneming, dan wel kapitaaltoezeggingen gedaan aan de moederonderneming.

  • 4 Bij de beoordeling van de aannemelijkheid dat de bouw en exploitatie van een windpark gestart kan worden binnen 53 maanden na de datum waarop de vergunning onherroepelijk is geworden, wordt in ieder geval rekening gehouden met:

    • a. het door de aanvrager verstrekte tijdschema, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel b, van de wet; en

    • b. of in het verstrekte tijdschema de periode tot instemming met de voorwaarden van de netbeheerder van het net op zee voor de aansluiting en het transport van elektriciteit overeenkomstig de Elektriciteitswet 1998 maximaal twaalf maanden na verlening van de vergunning bedraagt.

  • 5 Bij de beoordeling van de economische haalbaarheid van de bouw en exploitatie van een windpark wordt in ieder geval rekening gehouden met de door de aanvrager overgelegde raming van de kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel c, van de wet.

Artikel 7

  • 1 De verlening van een vergunning geschiedt met de toepassing van de procedure van een vergelijkende toets met financieel bod.

  • 2 In aanvulling op artikel 25b, tweede lid, van de wet betrekt de minister bij de rangschikking de criteria:

    • a. de naleving van de beginselen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, bedoeld in tabel 4 van de bijlage;

    • b. het grondstoffenverbruik, de milieu-impact en het waardebehoud bij het ontwerp, de bouw, de exploitatie en de verwijdering van het windpark, bedoeld in tabel 5 van de bijlage; en

    • c. de bijdrage van het windpark aan het ecosysteem van de Nederlandse Noordzee, bedoeld in tabel 6 van de bijlage.

Artikel 8

  • 7 Als bij de toepassing van het zesde lid twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt de waardering in punten voor het uitgebrachte financieel bod zwaarder.

Artikel 9

  • 2 Degene aan wie de vergunning wordt verleend betaalt de vergoeding van de kosten, bedoeld in het eerste lid, op een door de minister bekendgemaakte rekening uiterlijk vier weken na de datum waarop de minister de vergunning heeft verleend.

Artikel 10

  • 2 De termijn waarbinnen de waarborgsom of bankgarantie moet zijn verstrekt, is vier weken na de datum waarop de minister de vergunning heeft verleend.

  • 3 De periode waarvoor de waarborgsom of bankgarantie moet zijn verstrekt eindigt uiterlijk op het moment dat de minister in kennis is gesteld van het gereed zijn voor leveren van vol vermogen ten behoeve van de testfase van het net op zee.

  • 4 De hoogte van de waarborgsom of bankgarantie die op grond van artikel 15a, vierde lid, van de wet wordt verbeurd bedraagt:

    • a. € 10.000.000 voor het tijdvak waarbinnen de houder van de vergunning de voor dat tijdvak in de vergunning aangegeven activiteiten niet heeft verricht;

    • b. € 10.000.000 voor elke maand volgend op het tijdvak waarbinnen de houder van de vergunning de voor dat tijdvak in de vergunning aangegeven activiteiten niet heeft verricht; en

    • c. € 100.000.000 indien de minister aan de houder van de vergunning schriftelijk kenbaar maakt voornemens te zijn te besluiten de vergunning in te trekken op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel b, of indien de houder van de vergunning een aanvraag doet tot intrekking op grond van artikel 17, vierde lid, van de wet en de minister voornemens is deze aanvraag te honoreren.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergunningverlening kavel I-A in windenergiegebied Nederwiek.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 mei 2025

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

S.Th.M. Hermans

Bijlage behorende bij artikel 8, eerste lid, van de Regeling vergunningverlening kavel I-A in windenergiegebied Nederwiek

Onderlinge weging van de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 25b, tweede lid, onderdelen a, b en c van de wet en artikel 7, eerste en tweede lid, van de regeling

Tabel 1 Criterium: de hoogte van het financieel bod (artikel 25b, tweede lid, onderdeel a, van de wet). Maximum aantal punten: 60
 

Kwalitatieve maatstaf

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

De hoogte van het financieel bod

De hoogte van het financieel bod dat vanaf 2031 tot het einde van de vergunningsduur jaarlijks uiterlijk op 31 maart gestand zal worden gedaan.

Bijlage 273105.png

0 – 60, afgerond op twee decimalen achter de komma

Tabel 2 Criterium: de zekerheid van realisatie van het windpark (artikel 25b, tweede lid, onderdeel b, van de wet). Maximum aantal punten: 40
 

Kwalitatieve maatstaf

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

De kennis en ervaring van de partij(en) die verantwoordelijk is/zijn voor het projectmanagement

Deze partij(en) heeft/hebben projectmanagement uitgevoerd voor windparken op zee en/of energieprojecten op zee.

Deze windparken hebben een gezamenlijke capaciteit van minder dan 100 MW, of er is sprake van minder dan 5 energieprojecten op zee.

0

Deze windparken hebben een gezamenlijke capaciteit van 100 MW of meer, of er is sprake van 5 of meer energieprojecten op zee.

10

2

De kennis en ervaring van producent(en) van de funderingen

Deze partij(en) heeft/hebben funderingen geproduceerd voor windparken op zee.

Er zijn minder dan 50 funderingen geproduceerd.

0

Er zijn 50 of meer funderingen geproduceerd.

2

3

De kennis en ervaring van installateur(s) van de funderingen

Deze partij(en) heeft/hebben funderingen geïnstalleerd voor windparken op zee.

Er zijn minder dan 50 funderingen geïnstalleerd.

0

Er zijn 50 of meer funderingen geïnstalleerd.

2

4

De kennis en ervaring van producent(en) van de windturbines

Deze partij(en) heeft/hebben windturbines geproduceerd voor windparken op zee.

Er zijn minder dan 50 windturbines geproduceerd.

0

Er zijn 50 of meer windturbines geproduceerd.

2

5

De kennis en ervaring van installateur(s) van de windturbines

Deze partij(en) heeft/hebben windturbines geïnstalleerd voor windparken op zee.

Er zijn minder dan 50 windturbines geïnstalleerd.

0

Er zijn 50 of meer windturbines geïnstalleerd.

2

6

De kennis en ervaring van producent(en) van de bekabeling die de individuele windturbines verbindt en aansluit op het platform

Deze partij(en) heeft/hebben bekabeling geproduceerd die gebruikt is voor elektriciteitsverbindingen op zee.

Bekabeling geproduceerd voor minder dan 50 verbindingen op zee.

0

Bekabeling geproduceerd voor 50 of meer verbindingen op zee.

2

7

De kennis en ervaring van installateur(s) van de bekabeling die de individuele windturbines verbindt en aansluit op het platform

Deze partij(en) heeft/hebben bekabeling geïnstalleerd die individuele windturbines verbindt en aansluit op een platform op zee.

Bekabeling geïnstalleerd voor de verbinding van minder dan 50 windturbines met een platform.

0

Bekabeling geïnstalleerd voor de verbinding van 50 of meer windturbines met een platform.

2

8

De kennis en ervaring van partij(en) die verantwoordelijk is/zijn voor het onderhoud en de bediening van het windpark op zee

Deze partij(en) heeft/hebben onderhoud en bediening van windparken op zee uitgevoerd.

Ervaring met onderhoud en bediening van windparken op zee met een gezamenlijk capaciteit van minder dan 100 MW.

0

Ervaring met onderhoud en bediening van windparken op zee met een gezamenlijk capaciteit van 100 MW of meer.

2

9

Financiële sterkte van de partij(en) die verantwoordelijk is/zijn voor het project

De gecombineerde omvang van het eigen vermogen en kapitaaltoezeggingen van de partij(en) in verhouding tot de investeringskosten van het windpark op zee.

De gecombineerde omvang van het eigen vermogen en kapitaaltoezeggingen is minder dan 20% van de investeringskosten van het windpark.

0

De gecombineerde omvang van het eigen vermogen en kapitaaltoezeggingen is ten minste 20% en minder dan 40% van de investeringskosten van het windpark.

2

De gecombineerde omvang van het eigen vermogen en kapitaaltoezeggingen is ten minste 40% en minder dan 60% van de investeringskosten van het windpark.

5

De gecombineerde omvang van het eigen vermogen en kapitaaltoezeggingen ten minste 60% en minder dan 80% van de investeringskosten van het windpark.

8

De gecombineerde omvang van het eigen vermogen en kapitaaltoezeggingen is ten minste 80% en minder dan 100% van de investeringskosten van het windpark.

11

De gecombineerde omvang van het eigen vermogen en kapitaaltoezeggingen is ten minste 100% van de investeringskosten van het windpark.

14

10

Bijdrage aan voldoende stageplaatsen voor vakmensen in de windsector

De aanvrager financiert en/of biedt minimaal 2 stageplaatsen per schooljaar aan voor studenten die het keuzedeel ‘Onderhoud windturbines’ (momenteel bekend als keuzedelen K1312 en K0350) hebben gevolgd.

Dit kan de aanvrager aantonen door zich te committeren aan de uitvoering van het convenant stageplaatsen wind Nederland, opgesteld en overeengekomen in juli 2024 of door jaarlijks een bedrag van € 22.000 beschikbaar te stellen aan een onderwijsinstelling die het keuzedeel ‘Onderhoud windturbines’ of een equivalent aanbiedt.

De aanvrager start hier ten laatste mee in het kalenderjaar waarin het onderhoud aan het windpark op zee aanvangt en biedt deze stageplaatsen aan tot het moment dat het windpark buiten bedrijf wordt gesteld. De aanvrager zal vanaf de start van de onderhoudsperiode jaarlijks rapporteren over hoe bovengenoemde stageplaatsen zijn ingevuld, waarbij de voortgang en de resultaten met betrekking tot het opleiden van technisch talent worden gecommuniceerd.

De aanvrager committeert zich niet aan de uitvoering van het convenant stageplaatsen wind Nederland alsook niet aan het jaarlijks beschikbaar stellen van het equivalent van 2 stageplaatsen (te weten een bedrag van € 22.000).

0

De aanvrager committeert zich aan de uitvoering van het convenant stageplaatsen wind Nederland en biedt en financiert minimaal 2 stageplaatsen per schooljaar aan voor studenten die keuzeonderdeel ‘Onderhoud windturbines’ (momenteel bekend als keuzedelen K1312 en K0350) of een equivalent hebben gevolgd.

2

De aanvrager committeert zich niet aan de uitvoering van het convenant stageplaatsen wind Nederland maar stelt jaarlijks een bedrag van € 22.000 (equivalent van 2 stageplaatsen) zonder voorwaarden beschikbaar aan een onderwijsinstelling die het keuzedeel ‘Onderhoud windturbines’ (momenteel bekend als keuzedelen K1312 en K0350) of een equivalent aanbiedt. Dit geld is vrij door de onderwijsinstelling te besteden ter verbetering van de genoemde keuzedelen en hetgeen hier direct aan verbonden is. De aanvrager start hier ten laatste mee in het kalenderjaar waarin het onderhoud aan het windpark op zee aanvangt en zal hier jaarlijks over rapporteren door het tonen van het bewijs van storting(en).

2

Tabel 3 Criterium: de bijdrage van het windpark aan de energievoorziening (artikel 25 b, tweede lid, onderdeel c van de wet). Maximum aantal punten: 20
 

Kwalitatieve maatstaf

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

De bijdrage van het windpark op zee aan de energievoorziening

De berekende P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie per jaar ingevoed op het net op zee

Minder dan 3.950.000 MWh per jaar

1

Gelijk aan of meer dan 3.950.000 MWh en minder dan 4.050.000 MWh per jaar

4

Gelijk aan of meer dan 4.050.000 MWh en minder dan 4.150.000 MWh per jaar

8

Gelijk aan of meer dan 4.150.000 MWh en minder dan 4.250.000 MWh per jaar

12

Gelijk aan of meer dan 4.250.000 MWh en minder dan 4.350.000 MWh per jaar

16

Gelijk aan of meer dan 4.350.000 MWh per jaar

20

Tabel 4 Criterium: de naleving van de beginselen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) (artikel 25b, derde lid van de wet en artikel 7, tweede lid, van de regeling). Maximum aantal punten: 40
   

Kwalitatieve maatstaven

Beoordelingsmaatstaven

Ptn.

1

Toepassen van gepaste zorgvuldigheid (hierna: ‘due diligence’) waarbij wordt voldaan aan de in 2023 geactualiseerde richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling1 (hierna: ‘OESO-richtlijnen’) en de Principes van de Verenigde Naties voor mensenrechten en bedrijfsleven van 2011 (hierna: ‘UNGPs’) door de partijen, zoals genoemd in artikel 3 lid 5 onderdelen a, b, c, d, e, f, g, en h van deze regeling (hierna: ‘partijen’)

Het integreren van maatschappelijk verantwoord ondernemen in beleid en managementsystemen. Partijen moeten kunnen aantonen dat:

• zij due diligence-beleid op het gebied van mensenrechten en milieu hebben;

• zij via dit beleid expliciet de OESO-richtlijnen en UNGPs onderschrijven;

• dit beleid is gepubliceerd op hun website(s);

• dit beleid regelmatig wordt bijgewerkt;

• dit beleid proactief wordt gecommuniceerd binnen het bedrijf; en

• de belangrijkste aspecten van dit beleid worden gecommuniceerd aan en gevraagd van leveranciers en andere zakenrelaties in de toeleveringsketen, via bijvoorbeeld een gedragscode voor leveranciers.

Het identificeren van mensenrechten- en milieurisico's in de toeleveringsketen. Partijen moeten kunnen aantonen dat:

• zij zich inspannen om het inzicht in de toeleveringsketen (‘ketentransparantie’) te vergroten. Dit kan worden aangetoond met gedocumenteerde procedures, die stappen en activiteiten beschrijven om de ketentransparantie te vergroten. Dit kan ook worden aangetoond door deelname aan en succesvolle implementatie van verplichtingen volgend uit multistakeholderinitiatieven;

• zij, individueel of samen met andere bedrijven en partijen actief in de sector (via IMVO-convenanten, brancheorganisaties of andere samenwerking in de keten), een ketenrisico-analyse uitvoeren of hebben uitgevoerd. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een gezamenlijk sectoraal onderzoek naar ketenrisico’s en door het consulteren van maatschappelijke organisaties om meer inzicht te krijgen in bestaande en mogelijke risico’s voor mensenrechten en milieu. Dit kan worden aangetoond door deelname aan multistakeholderinitiatieven;

• zij geïdentificeerde risico’s prioriteren in samenwerking met relevante partijen, zoals: windturbineproducenten, maatschappelijke organisaties, vakbonden, kennisinstellingen en andere partijen actief in de sector.

Bewijs van deelname aan het IMVO-convenant hernieuwbare energie.

In geval van partijen genoemd in artikel 3 lid 5 onderdelen a, d, e en h van de regeling:

De punten worden alleen toegekend indien toetreding tot het IMVO-convenant hernieuwbare energie geschiedt vóór indiening van de aanvraag.

In geval van partijen genoemd in artikel 3 lid 5 onderdelen b, c, f en g van de regeling:

De punten worden alleen toegekend indien de vergunninghouder toezegt uiterlijk een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning aan te tonen dat deze partijen zijn toegetreden tot het IMVO-convenant hernieuwbare energie.

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel a

11

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel b

3

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel c

3

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel d

11

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel e

3

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel f

3

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel g

3

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel h

3

   

Het voorkomen, stoppen en/of mitigeren van de negatieve impact van bedrijfsactiviteiten op mens en milieu in de toeleveringsketen. Partijen moeten kunnen aantonen dat:

• zij negatieve effecten op mens en milieu voorkomen of aanpakken in samenwerking met andere bedrijven, maatschappelijke organisaties en vakbonden. Dit kan worden aangetoond door deelname aan multistakeholderinitiatieven of door het initiëren van en/of deelnemen aan (collectieve) projecten.

Het evalueren en monitoren van due diligence-maatregelen. Partijen moeten kunnen aantonen dat:

• zij de implementatie en de effectiviteit van due diligence-activiteiten evalueren om hun due diligence-praktijken te verbeteren. Dit kan onder meer worden gedaan door middel van audits en deelname aan multistakeholder initiatieven waar monitoring en beoordelingen worden uitgevoerd.

Het rapporteren over due diligence-inspanningen en resultaten. Partijen moeten kunnen aantonen dat:

• zij jaarlijks publiekelijk rapporteren over: hun due diligence-procedure, de belangrijkste feitelijke of potentiële negatieve effecten in de toeleveringsketen, welke activiteiten zijn ondernomen voor het in kaart brengen en monitoren van die effecten, en alle door het bedrijf genomen maatregelen om feitelijke of potentiële negatieve effecten te voorkomen, te beperken, te verhelpen of te beëindigen, en het resultaat van dergelijke maatregelen.

Het bieden van toegang tot herstel en verhaal. Partijen moeten kunnen aantonen dat:

• zij ofwel eigen effectieve herstelmechanismen hebben of dat zij aan bestaande collectieve klachtenmechanismen meewerken of bezig zijn met het instellen van een dergelijk mechanisme.

Vergunninghouder haalt bij deelname aan het IMVO-convenant voor de hernieuwbare energiesector onder leiding van de Sociaal Economische Raad (hierna ‘IMVO-convenant hernieuwbare energie’) minimaal een oranje score2 vanaf het moment van onherroepelijk worden van de vergunning of laat – indien er geen sprake is van deelname aan het IMVO-convenant hernieuwbare energie – ten minste een inspanningsverplichting zien, die vergelijkbaar is met de oranje score uit het IMVO-convenant hernieuwbare energie.

Vergunninghouder rapporteert jaarlijks hierover tot aan het gereed zijn van het windpark voor het leveren van vol vermogen ten behoeve van de testfase.

Het hebben van due diligence-beleid op basis van de kwalitatieve maatstaven.

Dit kan worden aangetoond door deelname aan een ander, met het IMVO-convenant hernieuwbare energie vergelijkbaar, multistakeholderinitiatief.

In geval van partijen genoemd in artikel 3 lid 5 onderdelen a, d, e en h van de regeling:

De punten worden alleen toegekend indien toetreding tot een ander, met het IMVO-convenant hernieuwbare energie vergelijkbaar, multistakeholderinitiatief geschiedt vóór indiening van de aanvraag.

In geval van partijen genoemd in artikel 3 lid 5 onderdelen b, c, f en g van de regeling:

De punten worden alleen toegekend indien de vergunninghouder toezegt uiterlijk een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning aan te tonen dat deze partijen zijn toegetreden tot een ander, met het IMVO-convenant hernieuwbare energie vergelijkbaar, multistakeholderinitiatief.

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel a

11

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel b

3

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel c

3

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel d

11

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel e

3

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel f

3

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel g

3

Partij(en) genoemd in artikel 3 vijfde lid, onderdeel h

3

     

Het hebben van due diligence-beleid op basis van de kwalitatieve maatstaven, zonder aantoonbare deelname aan het IMVO-convenant hernieuwbare energie of een ander, met het IMVO-convenant hernieuwbare energie vergelijkbaar, multistakeholderinitiatief.

De punten worden toegekend indien de aanvrager bovenstaande kan aantonen door in de aanvraag inzicht te geven in dit due diligence-beleid.

Partij(en) genoemd in artikel 3, vijfde lid, onderdeel a

6

Partij(en) genoemd in artikel 3, vijfde lid, onderdeel b

2

Partij(en) genoemd in artikel 3, vijfde lid, onderdeel c

2

Partij(en) genoemd in artikel 3, vijfde lid, onderdeel d

6

Partij(en) genoemd in artikel 3, vijfde lid, onderdeel e

2

Partij(en) genoemd in artikel 3, vijfde lid, onderdeel f

2

Partij(en) genoemd in artikel 3, vijfde lid, onderdeel g

2

Partij(en) genoemd in artikel 3, vijfde lid, onderdeel h

2

1 MNE Guidelines – Organisation for Economic Co-operation and Development (oecd.org).

2 Gedefinieerd in paragraaf 5.5.2 van de toelichting.

Tabel 5 Criterium: het grondstoffenverbruik, de milieu-impact en het waardebehoud bij het ontwerp, de bouw, de exploitatie en de verwijdering van het windpark (artikel 25 b, tweede lid, onderdeel c van de wet). Maximum aantal punten: 90
 

Kwalitatieve maatstaf

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

Circulair ontwerp van een windpark

1.1 Circulaire strategieën

De aanvrager onderbouwt in de aanvraag op welke manier met het ontwerp van dit windpark wordt ingezet op elk van de volgende circulaire strategieën: (1) vermindering van het gebruik van grondstoffen, (2) de substitutie van grondstoffen en componenten, (3) de hoogwaardige verwerking van grondstoffen en (4) het verlengen van de levensduur van de onderdelen van het windpark.

De aanvrager gaat per strategie minimaal in op:

• Waarom het gekozen ontwerp opportuun is voor de betreffende circulaire strategie;

• Wat de totale aanvullende kosten, afgerond op vijftigduizenden euro’s, zijn ten opzichte van een ontwerp waar deze ontwerpkeuzes ten behoeve van de invulling van de gekozen circulaire strategieën niet worden uitgevoerd binnen dit windpark; en

• Indien innovaties zijn toegepast, in welke ontwikkelingsfase (Engels: Technology Readiness Level) de circulaire innovaties zich bevinden en wat de verwachte ontwikkeling de komende tien jaar op jaarniveau is.

De aanvrager zegt toe dat de beschreven ontwerpkeuzes ten behoeve van de invulling van de gekozen circulaire strategieën worden uitgevoerd binnen dit windpark.

De aanvrager gaat in de onderbouwing niet in op een circulaire strategie.

0

De aanvrager onderbouwt in de aanvraag op welke manier met het ontwerp van dit windpark wordt ingezet op één circulaire strategie genoemd in onderdeel 1.1.

4,5

De aanvrager onderbouwt in de aanvraag op welke manier met het ontwerp van dit windpark wordt ingezet op twee circulaire strategieën genoemd in onderdeel 1.1.

9

De aanvrager onderbouwt in de aanvraag op welke manier met het ontwerp van dit windpark wordt ingezet op drie circulaire strategieën genoemd in onderdeel 1.1.

13,5

De aanvrager onderbouwt in de aanvraag op welke manier met het ontwerp van dit windpark wordt ingezet op alle vier de circulaire strategieën genoemd in onderdeel 1.1.

18

1.2. Optimalisatie bouw- en exploitatiefase

De aanvrager onderbouwt in de aanvraag hoe de scheepvaart in de bouw- en exploitatiefase is geoptimaliseerd met oog voor de effecten op de lokale natuur, milieu, klimaat en levensduurverlenging van de onderdelen van het park.

De aanvrager gaat minimaal in op:

• Gebruik van duurzame brandstoffen en/of elektrificatie van de beoogde schepen;

• Vervoersbewegingen van de beoogde schepen;

• Geluidsniveau van scheepvaart tijdens bouw- en exploitatiefase; en

• Gebruik van antifouling bij schepen.

De aanvrager onderbouwt niet in de aanvraag hoe de scheepvaart voor de bouw- en exploitatiefase mogelijk is geoptimaliseerd met oog voor de effecten op de lokale natuur, milieu, klimaat en levensduurverlenging van de onderdelen van het park.

0

De aanvrager onderbouwt in de aanvraag hoe de scheepvaart voor de bouw- en exploitatiefase mogelijk is geoptimaliseerd met oog voor de effecten op de lokale natuur, milieu, klimaat en levensduurverlenging van de onderdelen van het park.

10

2

Levenscyclus analyse

2.1. Grondstoffen

De vergunninghouder levert uiterlijk 18 maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning voor de bouw en exploitatie van het windpark een rapportage aan met alle grondstoffen en componenten, in ton verwerkt in het product gedeclareerd op basis van de levenscyclusinventaris (LCI) vereisten uit ISO 14044 en op basis van de productdecompositielijst.

De reikwijdte van de rapportage betreft modules A1-A3 (productiefase), A4 en A5 (aanlegfase) op basis van de EN 15804_2012+A2 of core processes (infrastructure, operation) en op basis van de productcategorieregels (PCR) 2007:08 electricity, steam and hot/cold water generation and distribution (5.0.0). Per regel in de rapportage wordt op basis van de ISO 14044 en in overeenstemming met EN 15941 2024 aangegeven:

a. alle grondstoffen en componenten in soort en hoeveelheid gegroepeerd per module of proces, inclusief direct verbruikte brandstof;

b. de hoeveelheid en soort gerecyclede grondstoffen in ton verwerkt in het product en in % van het totale gewicht;

c. de hoeveelheid en soort kritieke en strategische grondstoffen, op basis van bijlage I (afdeling 1) en bijlage II (afdeling 1) van Verordening (EU) 2024/1252, in kilogram verwerkt in het product;

d. de hoeveelheid en soort biotische grondstoffen gegroepeerd per module of proces, op basis van bijlage I van Verordening (EU) 2023/1115; en

e. de hoeveelheid en soort Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS), op basis van de European Chemicals Agency (ECHA) kandidaatlijst, in kilogram verwerkt in het product.

De vergunninghouder levert de gegevens aan op basis van een productdecompositielijst. De productdecompositielijst is een lijst van de te gebruiken producten minimaal op het niveau van de classificatie van producten gekoppeld aan activiteiten (CPA) met de code tot 6 decimalen en heeft in ieder geval betrekking op de volgende onderdelen van het windpark:

a. windturbines, bestaande uit een mast, een gondel, rotorbladen en eventuele meetapparatuur;

b. een fundering van de windturbine, en een eventueel transitiestuk;

c. erosiebescherming; en

d. bekabeling die de individuele turbines verbindt en aansluit op een aansluitpunt (inter-array-kabels).

De aanvrager zegt niet toe inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.1.

0

De aanvrager zegt toe, uiterlijk 18 maanden nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.1.

3

2.2 Klimaat

De vergunninghouder levert uiterlijk 18 maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning voor de bouw en exploitatie van het windpark een rapportage aan met de hoeveelheid:

a. ton CO2-equivalent gedeclareerd als GWP-totaal (aardopwarmingsvermogen); en

b. milieukostenindicator (MKI)

in de productiefase (A1-A3), de aanlegfase (A4-A5), de gebruiksfase (B1-B4) en de eindelevensfase (C1-C4) berekend op basis van de EN 15804+A2:2019 (A+B) en/of ISO 14067:2018 (A), gebruikmakend van EcoInvent 3.9.1 of een nieuwere versie. De berekening is extern gevalideerd conform de eisen van een type 3 milieuverklaring (ISO 14.025).

De vergunninghouder levert de gegevens aan op basis van een productdecompositielijst als bedoeld in kwalitatieve maatstaf 2.1.

De aanvrager zegt niet toe inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.2.

0

De aanvrager zegt toe, uiterlijk 18 maanden nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.2.

3

   

2.3. Biodiversiteit

De vergunninghouder levert uiterlijk 18 maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning voor de bouw en exploitatie van het windpark een rapportage aan over de impact van de levenscyclus op de biodiversiteit op basis van de productdecompositielijst. Voor de effectbepaling moet gebruik worden gemaakt van: ReCiPe2016, IMPACT World+, LC-IMPACT, PBF of BIA+.

De vergunninghouder levert de gegevens aan op basis van een productdecompositielijst als bedoeld in kwalitatieve maatstaf 2.1.

De aanvrager zegt niet toe inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.3.

0

De aanvrager zegt toe, uiterlijk 18 maanden nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.3.

3

2.4. Verwachte levensduur onderdelen windpark

De vergunninghouder levert uiterlijk 18 maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning voor de bouw en exploitatie van het windpark een rapportage aan met:

A)

de verwachte levensduur in jaren inclusief (eventueel) hergebruik. De levensduur is de totale gebruiksfase van het product in jaren;

B)

de productgarantie in jaren (mogelijk wettelijk vastgesteld); en

C)

het aantal jaren aangeboden volledige productondersteuning met in ieder geval het (preventief) onderhoud, reparatie en beschikbaarheid van reserveonderdelen.

De rapportage wordt gedaan op de productdecompositielijst. Hierbij wordt het detailniveau gevormd door afzonderlijke marktproducten, beschreven op basis van de productdecompositielijst.

De vergunninghouder levert de gegevens aan op basis van een productdecompositielijst als bedoeld in kwalitatieve maatstaf 2.1.

Aanvrager zegt niet toe inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.4.

0

Aanvrager zegt toe, uiterlijk 18 maanden nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.4.

3

   

2.5. Hergebruik onderdelen windpark

De vergunninghouder levert uiterlijk 18 maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning voor de bouw en exploitatie van het windpark een rapportage aan met daarin toegelicht in hoeverre er componenten van het product of het product als geheel kunnen worden hergebruikt. Per component, beschreven op basis van de productdecompositielijst, wordt de gebruikscasus voor hergebruik en een duiding van de huidige stand van de markt voor de eindelevensverwerking beschreven.

De vergunninghouder levert de gegevens aan op basis van een productdecompositielijst als bedoeld in kwalitatieve maatstaf 2.1.

Aanvrager zegt niet toe inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.5.

0

Aanvrager zegt toe, uiterlijk 18 maanden nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.5.

3

2.6. Recyclebaarheid onderdelen windpark

De vergunninghouder levert uiterlijk 18 maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning voor de bouw en exploitatie van het windpark een rapportage aan met daarin toegelicht in hoeverre er materialen en grondstoffen van componenten of het product als geheel kunnen worden gerecycled. Per component, beschreven op basis van de productdecompositielijst, wordt de gebruikscasus voor recycling beschreven, inclusief de beoogde toepassing van het recyclaat en duiding van de markt voor de eindelevensverwerking per materiaal en/of grondstof.

De vergunninghouder levert de gegevens aan op basis van een productdecompositielijst als bedoeld in kwalitatieve maatstaf 2.1.

De aanvrager zegt niet toe inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.6.

0

De aanvrager zegt toe, uiterlijk 18 maanden nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.6.

3

   

2.7. Plan eindelevensfase onderdelen windpark

De vergunninghouder levert uiterlijk 12 maanden voor de vervaldatum van de vergunning voor de bouw en exploitatie van het windpark een rapportage aan op basis van de productdecompositielijst met daarin:

a. de status van het component waarbij wordt onderbouwt of dit onderdeel: geschikt is voor hergebruik, geschikt is voor refurbishing c.q. herfabricage en/of geschikt is voor recycling inclusief de beoogde toepassing van het recyclaat;

b. de verwachte restwaarde van het component; en

c. een overzicht van de noodzakelijke documenten en toestemmingen om de status van de componenten aan te tonen na het verwijderen van het windpark.

De vergunninghouder levert de gegevens aan op basis van een productdecompositielijst als bedoeld in kwalitatieve maatstaf 2.1.

Aanvrager zegt niet toe, uiterlijk 12 maanden voor vervaldatum van de vergunning voor de bouw en exploitatie van het windpark, inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.7.

0

Aanvrager zegt toe, uiterlijk 12 maanden voor vervaldatum van de vergunning voor de bouw en exploitatie van het windpark, inzicht te geven in de kwalitatieve maatstaf genoemd onder onderdeel 2.7.

3

3

Kennis delen

3.1 Kennis delen

De vergunninghouder maakt de gegevens bedoeld in het onderdeel 1.1 tot en met 2.7 – met uitzondering van bedrijfsvertrouwelijke informatie – openbaar. De gegevens bedoeld in de onderdelen 1.1 tot en met 2.7 worden wel volledig aangeleverd aan RVO en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. Er wordt op basis van de productdecompositielijst aangeven welke informatie wordt gezien als bedrijfsgevoelige informatie.

Aanvrager zegt niet toe de toegezegde informatie onder onderdelen 1.1 t/m 2.7 – met uitzondering van bedrijfsvertrouwelijke informatie – openbaar te maken noch wordt dit volledig aangeleverd bij RVO en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei.

0

Aanvrager zegt toe, uiterlijk 18 maanden nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, de toegezegde informatie onder onderdelen 1.1 t/m 2.7 – met uitzondering van bedrijfsvertrouwelijke informatie – openbaar te maken en deelt de volledige informatie met RVO en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. Daarbij geeft de vergunninghouder op basis van de decompositielijst aan welke informatie wordt gezien als bedrijfsgevoelige informatie.

5

4

Rotorbladen

4.1 Gebruik reversibele polymeren

In de rotorbladen wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van reversibele polymeren.

Als de aanvrager kan aantonen dat een recyclingstechnologie met minimaal TRL 6, behaald uiterlijk bij de start van de bouw van de eerste windturbine, gebruikt kan worden en daarmee eenzelfde percentage en kwaliteit van vezels bereikt kan worden bij het einde van de levensduur van de rotorbladen als bij het gebruik van reversibele polymeren, dan mag dit percentage ook worden meegerekend bij het toepassen van de beoordelingsmaatstaf. Wanneer de aanvrager co-processing gebruikt als recyclingstechnologie kan maximaal een score van 9 punten worden behaald.

Het gewicht van reversibele polymeren exclusief carbon in de rotorbladen is minder dan 5% van van het totaal gewicht aan polymeren exclusief carbon in de rotorbladen.

0

Het gewicht van reversibele polymeren exclusief carbon in de rotorbladen is meer dan of gelijk aan 5% en minder dan 10% van van het totaal gewicht aan polymeren exclusief carbon in de rotorbladen.

4,5

Het gewicht van reversibele polymeren exclusief carbon in de rotorbladen is meer dan of gelijk aan 10% en minder dan 20% van van het totaal gewicht aan polymeren exclusief carbon in de rotorbladen.

9

Het gewicht van reversibele polymeren exclusief carbon in de rotorbladen is meer dan of gelijk aan 20% en minder dan 30% van van het totaal gewicht aan polymeren exclusief carbon in de rotorbladen.

13,5

Het gewicht van reversibele polymeren exclusief carbon in de rotorbladen is meer dan of gelijk aan 30% van van het totaal gewicht aan polymeren exclusief carbon in de rotorbladen.

18

4.2 Recyclebaarheid van rotorbladen

De toegepaste rotorbladen binnen het windpark worden zoveel mogelijk ontworpen voor recyclebaarheid, volgens een technologie die minimaal TRL 6 heeft bij de start van de bouw van het windpark.

De aanvrager onderbouwt hierbij dat het gekozen recyclingspercentage aannemelijk is. De onderbouwing van het recyclingspercentage wordt in overeenstemming met de NEN-EN 45555:2019 of een soortgelijke standaard aangeleverd. Tevens zal de aanvrager het ingediende recyclingspercentage verifiëren door een milieutechnologieverificatie in overstemming met de ISO 14021 of een soortgelijke standaard in te dienen.

Als materialen zoals oliën kunnen worden teruggewonnen uit het recyclingsproces, mogen deze worden meegenomen in het recyclingspercentage. Wanneer de aanvrager co-processing of een pure energieterugwinningstechnologie gebruikt als beoogde potentiële recyclingstechnologie, kan maximaal een score van 9 worden behaald.

De aanvrager is niet verplicht om de turbinebladen volgens de ingediende recyclingstechniek of -methode bij eindeleven rotorbladen te recyclen. Het aangegeven percentage in de beoordelingsmaatstaaf vormt een minimum voor de mate van recyclebaarheid. Er wordt bij de beoordeling gekeken naar het potentiële recyclingspercentage van de recyclingstechniek die op het moment van indienen van de aanvraag mogelijk is.

De toegepaste rotorbladen zijn voor minder dan 40% van het oorspronkelijke totale gewicht recyclebaar.

0

De toegepaste rotorbladen zijn voor meer dan of gelijk aan 40% en minder dan 50% van het oorspronkelijke totale gewicht recyclebaar.

4,5

De toegepaste rotorbladen zijn voor meer dan of gelijk aan 50% en minder dan 60% van het oorspronkelijke totale gewicht recyclebaar.

9

De toegepaste rotorbladen zijn voor meer dan of gelijk aan 60% en minder dan 70% van het oorspronkelijke totale gewicht recyclebaar.

13,5

De toegepaste rotorbladen zijn voor meer dan of gelijk aan 70% van het oorspronkelijke totale gewicht recyclebaar.

18

Tabel 6 Criterium: Bijdrage van het windpark aan het ecosysteem van de Nederlandse Noordzee (artikel 25b, derde lid van de wet en artikel 7, tweede lid, van de regeling). Maximum aantal punten: 150

Onderdeel

Voorwaarden voor het toepassen van de beoordelingsmaatstaf

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

Maatregelen treffen in de kavel om negatieve ecologische effecten op lokaal voorkomende vogels en zeezoogdieren te verminderen

1.1 Doel: een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en demonstratie van technieken ter vermindering van aanvaringsslachtoffers in de exploitatiefase van het windpark ten opzichte van het kavelbesluit Nederwiek I-A.

Doelsoorten: de doelsoorten omvatten in ieder geval jan-van-gent, grote jager, zilvermeeuw, grote mantelmeeuw en grote stern en kunnen door de aanvrager eventueel op basis van de meest actuele kennis worden aangevuld in een later stadium.

Maatregel: het doorontwikkelen en toepassen van detectiemechanismes ten behoeve van en het implementeren van effectief bewezen shutdown on demand/ local curtailment in het windpark op een representatief aantal windturbines bij aanwezigheid van de doelsoorten.

De balansverantwoordelijke partij draagt de risico’s van de maatregel. Deze risico’s worden niet meegewogen in de beoordeling.

De maatregel dient te voldoen aan de onderstaande voorwaarden om in aanmerking te komen voor beoordeling:

A) De keuze voor de locatie en hoeveelheid turbines die effectief is om het doel te behalen wordt toegelicht en hierbij dient een nadere onderbouwing te worden gegeven waarom het een representatief aantal is;

B) In een onderzoeks- en rapportageplan wordt toegelicht hoe de effectiviteit van de maatregel onderzocht en gemonitord wordt en hoe hierover wordt gerapporteerd;

C) De werking (en mogelijke validatie) van de gebruikte technologie voor het herkennen van vogelsoorten wordt toegelicht. Ook wordt toegelicht hoe de systematiek kan worden aangepast op veranderende doelsoorten;

D) Het type camera/radar/sensor dat wordt gebruikt wordt toegelicht;

E) De operationalisering van het afschakelen van turbines wordt toegelicht, op basis van ten minste vlieghoogte en vliegsnelheid van doelsoorten; en

F) De aanvrager zegt toe dat er na het onherroepelijk worden van de vergunning afstemming plaatsvindt met Maritiem Informatievoorziening Service Punt (MIVSP) met als doel dat onderzoek en monitoring van de maatregel door de indiener effectief en complementair aan al onder MIVSP geplande sensoren plaatsvindt.

Kwaliteit maatregel: deze wordt beoordeeld op basis van:

– De ecologische onderbouwing: de effectiviteit en impact van de maatregel in relatie tot het voorgeschreven doel, gebruikmakend van de best beschikbare techniek; en

– Uitvoerbaarheid: zoals de technische haalbaarheid.

0–15

Onderzoeks- en rapportageplan: dit wordt beoordeeld op basis van:

– Bijdrage aan (wetenschappelijke en internationale) ecologische kennisontwikkeling;

– De effectiviteit en uitvoerbaarheid van het monitoringsplan; en

– Kennisvergroting: rapportage aan de Rijksoverheid en externe publicatie van data en uitkomsten onderzoek.

0–10

   

1.2 Doel: het verminderen van bruinvisverstoringsdagen tijdens de bouwfase van de funderingen van het windpark ten opzichte van het kavelbesluit Nederwiek I-A.

Doelsoorten: zeezoogdieren.

Maatregel: het verminderen van de bruinvisverstoringsdagen in de bouwfase van de funderingen ten opzichte van de eisen gesteld in het kavelbesluit. De verwachte verstoring dient te worden gekwantificeerd in aantal bruinvisverstoringsdagen.

De overplantingsfactor is gedefinieerd als:

Bijlage 273106.png

waarbij turbines die kwalificeren voor onderdeel 1.3 buiten beschouwing gelaten kunnen worden.

De maatregel dient te voldoen aan de onderstaande voorwaarden om in aanmerking te komen voor beoordeling:

A) Er wordt toegelicht welke maatregel(en) worden toegepast;

B) Er wordt inzicht gegeven in de gebruikte methodologie voor het berekenen van het aantal bruinvisverstoringsdagen. Deze berekeningen zijn navolgbaar en reproduceerbaar. Ook dient toegelicht te worden welk model is gehanteerd;

C) Waar mogelijk worden de bruinvisverstoringsdagen berekend aan de hand van empirisch gemeten waardes zoals geluidsfrequenties en amplitudes, of worden industriestandaarden gebruikt. Wanneer deze niet beschikbaar zijn voor een specifieke maatregel wordt een realistische inschatting gemaakt van de additionele mitigatie t.o.v. de best beschikbare technieken, aan de hand van actuele kennis;

D) De aannames in de berekeningen zijn conform aannames zoals gehanteerd in het MER en zijn onderbouwd, bijvoorbeeld door een gevoeligheidsanalyse van de belangrijkste aannames;

E) In de berekening wordt een plausibele bandbreedte-benadering toegepast en de waardes voor de worst-case-situatie worden gerapporteerd; en

F) De berekening van de bruinvisverstoringsdagen moet getoetst zijn door een onafhankelijke organisatie met expertise op het gebied van onderwatergeluid en bruinvisverstoringsdagen.

Bruinvisverstoringsdagen meer dan 50.000 * overplantingsfactor

0

Bruinvisverstoringsdagen gelijk aan of minder dan 50.000 * overplantingsfactor en meer dan 44.000 * overplantingsfactor

6

Bruinvisverstoringsdagen gelijk aan of minder dan 44.000 * overplantingsfactor en meer dan 38.000 * overplantingsfactor

13

Bruinvisverstoringsdagen gelijk aan of minder dan 38.000 * overplantingsfactor en meer dan 33.000 * overplantingsfactor

19

Bruinvisverstoringsdagen gelijk aan of minder dan 33.000 * overplantingsfactor

26

   

1.3 Doel: een bijdrage aan de demonstratie van innovatieve funderingstechnieken voor het verminderen van bruinvisverstoringsdagen tijdens de bouwfase van de funderingen van het windpark ten opzichte van het kavelbesluit Nederwiek I-A.

Doelsoorten: zeezoogdieren.

Maatregel: het uitvoeren van innovatieve geluids-reducerende heitechniek(en) op 4 turbines.

Wanneer deze maatregel wordt toegepast, mogen deze turbines buiten beschouwing gelaten worden in de berekening van bruinvisverstoringsdagen onder onderdeel 1.3.

De maatregel(en) dient/dienen te voldoen aan de onderstaande voorwaarden om in aanmerking te komen voor beoordeling:

A) Er wordt toegelicht welke maatregel(en) word(t)(en) toegepast en hoe deze leid(t)(en) tot aanzienlijk lager onderwatergeluid dan de geluidsnormering in voorschrift 4 tweede lid in het kavelbesluit Nederwiek I-A;

B) De geïnstalleerde funderingen worden gebruikt voor de installatie en operatie van dezelfde turbines als in de rest van het windpark;

C) In de aanvraag wordt toegelicht op welke wijze de voorgestelde maatregel(en) innovatief zijn, en in welke ontwikkelingsfase deze zich bevind(t)(en), bijvoorbeeld aan de hand van Technology Readiness Levels (TRLs);

D) In de aanvraag wordt een reëel ontwikkelpad beschreven, waarin wordt uiteengezet hoe de innovatieve technologie ten tijde van de bouw van het windpark operationeel kan worden toegepast;

E) Er is toegelicht hoe de technologie wordt toegepast op plekken binnen het windpark die representatief zijn voor de bandbreedte van sedimenteigenschappen binnen de kavel; en

F) Er wordt openbaar gerapporteerd over de bevindingen binnen 6 maanden na het voltooien van de bouw van het windpark.

Kwaliteit maatregel: deze wordt beoordeeld op basis van:

– De ecologische onderbouwing: de effectiviteit en impact van de maatregel in relatie tot het voorgeschreven doel, gebruikmakend van de best beschikbare technieken; en

– Uitvoerbaarheid: zoals de technische haalbaarheid.

0–15

Onderzoeks- en rapportageplan: dit wordt beoordeeld op basis van:

– Bijdrage aan (wetenschappelijke en internationale) ecologische kennisontwikkeling;

– De effectiviteit en uitvoerbaarheid van het monitoringsplan; en

– Kennisvergroting: rapportage aan de Rijksoverheid en externe publicatie van data en uitkomsten onderzoek.

0–5

   

1.4 Doel: het verminderen van drukfactoren in de vorm van onderwatergeluid tijdens de exploitatiefase.

Doelsoorten: zeezoogdieren.

Maatregel: het optimaliseren van de logistieke planning tijdens de exploitatiefase zodat de blootstelling van doelsoorten aan onderwatergeluid door onderhoudsschepen en -werkzaamheden wordt geminimaliseerd.

De maatregel dient te voldoen aan de onderstaande voorwaarden om in aanmerking te komen voor beoordeling:

A) Er is onderbouwd hoe rekening gehouden wordt met de aanwezigheid en verstoring van doelsoorten;

B) Er wordt toegelicht hoe bovenstaande voorwaarde samenhangt met de verstoring van ander onderwaterleven; en

C) De vermindering van verstoring ten opzichte van wanneer de maatregel niet zou worden toegepast is toegelicht.

Geen toepassing van de maatregel

0

Toepassing van de maatregel

4

2

Onderzoeken, beschermen en versterken van onderwaternatuur, mariene ecosystemen en van nature voorkomende diversiteit van benthos in de kavel

2.1 Doel: Het minimaliseren van aantasting van mogelijk aanwezige biogene riffen en andere benthische habitats bij de bouw van het windpark.

Doelsoorten: rifbouwende soorten: kokerwormen (sabellaria spinulosa, lanice conchilega) en tweekleppigen (oesters, mosselen) en andere relevante habitatvormende soorten genoemd in bijlage II van de Natuurherstelverordening1.

Maatregel: het opstellen van een plan ter preventie van de aantasting van bestaande biogene riffen en andere benthische habitats bij de installatie van turbines, inter-arraykabels en erosiebescherming.

Dit plan bevat de volgende informatie om in aanmerking te komen voor beoordeling:

A) Hoe er, op basis van bestaande onderzoeken en gebiedssurveys, wordt vastgesteld op welke locaties er (vermoedelijk) biogene riffen en andere benthische habitats aanwezig zijn;

B) Welke stappen er vervolgens worden genomen in de lay-out van het windpark om het beschadigen van bestaande riffen en aanwezige rifbouwende soorten zoveel mogelijk te voorkomen;

C) De informatie over de mogelijke aanwezigheid van doelsoorten wordt gedeeld met relevante partijen binnen de Rijksoverheid; en

D) De aanvrager zegt toe om inzichtelijk te maken welke afwegingen er worden gemaakt in het toepassen van deze maatregel, via bijvoorbeeld een risicobeheersplan.

Kwaliteit maatregel: deze wordt beoordeeld op basis van:

– De ecologische onderbouwing: de effectiviteit en impact van de maatregel in relatie tot het voorgeschreven doel, gebruikmakend van de best beschikbare technieken;

en

– Uitvoerbaarheid: zoals de technische haalbaarheid.

0–7

Monitorings- en rapportageplan: dit wordt beoordeeld op basis van:

– Bijdrage aan (wetenschappelijke en internationale) ecologische kennisontwikkeling;

– De effectiviteit en uitvoerbaarheid van het monitoringsplan; en

– Kennisvergroting: rapportage aan de Rijksoverheid en externe publicatie van data.

0–13

   

2.2 Doel: het versterken van onderwaternatuur in aanvulling op de natuurinclusief bouwen-voorschriften in het kavelbesluit Nederwiek I-A.

Doelsoorten: kabeljauw en aanverwante biodiversiteit.

Maatregel: het toepassen van natuurinclusief bouwen bij alle – met uitzondering van een controlegroep van maximaal 5% – turbines waar nog geen natuurinclusief bouwen wordt toegepast op basis van het kavelbesluit en optioneel de kabelkruisingen, gericht op het vergroten van heterogeniteit in de omvang en type materiaal van het substraat.

De maatregel dient te voldoen aan de onderstaande voorwaarden om in aanmerking te komen voor beoordeling:

A) De wijze waarop er rekening wordt gehouden met de locatiespecifieke eigenschappen van de kavel is onderbouwd;

B) De effecten van de maatregel(en) word(t)(en) gemonitord gedurende een representatief aantal jaar;

C) Er is onderbouwd hoe de maatregel(en) aansluit(en) en aanvullend is of zijn op voorschrift 4 lid 7 en paragraaf 7.8.6 ‘bevorderen biodiversiteit met natuurinclusief bouwen’ in het kavelbesluit Nederwiek I-A;

D) Wanneer relevant, is er toegelicht hoe de maatregel(en) zich verhoud(t)(en) tot andere maatregelen gericht op onderwaternatuur; en

E) De aanvrager zegt toe aan de Rijksoverheid over de bevindingen te rapporteren en de data openbaar te maken.

Kwaliteit maatregel: deze wordt beoordeeld op basis van:

– De ecologische onderbouwing: de effectiviteit en impact van de maatregel in relatie tot het voorgeschreven doel, gebruikmakend van de best beschikbare technieken;

en

– Uitvoerbaarheid: zoals de technische haalbaarheid.

0–10

Monitorings- en rapportageplan: dit wordt beoordeeld op basis van:

– Bijdrage aan (wetenschappelijke en internationale) ecologische kennisontwikkeling;

– De effectiviteit en uitvoerbaarheid van het monitoringsplan; en

– Kennisvergroting: rapportage aan de Rijksoverheid en externe publicatie van data en uitkomsten onderzoek.

0–7

   

2.3 Doel: het onderzoeken van onderwaternatuur en van nature voorkomende diversiteit in benthos in kavel Nederwiek I-A.

Doelsoorten: rifbouwende soorten: kokerwormen (sabellaria spinulosa, lanice conchilega), tweekleppigen (oesters, mosselen), en andere mogelijk relevante habitatvormende soorten genoemd in bijlage II van de Natuurherstelverordening1, zandspiering.

Maatregel: Een integraal onderzoek naar de impact van het windpark op de aanwezigheid van en de ontwikkeling van de doelsoorten.

De maatregel dient te voldoen aan de onderstaande voorwaarden om in aanmerking te komen voor beoordeling:

A) De wijze waarop er rekening wordt gehouden met de locatiespecifieke eigenschappen van de kavel is onderbouwd;

B) Er is toegelicht hoe de aanwezigheid van soorten bepaald wordt, het tijdsverloop van de omvang van het bijbehorende areaal of populatie gedurende de gehele levensloop van het windpark;

C) Er is toegelicht welke onderzoeks- en monitoringstechnieken gebruikt zullen worden en hoe accuraat hiermee de aanwezigheid en trend in oppervlak en populatie van de doelsoorten kan worden bepaald;

D) Er wordt toegelicht hoe dit onderzoek bijdraagt aan kennisontwikkeling over soortenrijkdom binnen windparken;

E) Wanneer relevant, is er toegelicht hoe de maatregel(en) zich verhoud(t)(en) tot andere maatregelen gericht op onderwaternatuur; en

F) De aanvrager zegt toe minstens elke vijf jaar over de bevindingen te rapporteren aan de Rijksoverheid en de data openbaar te maken.

Kwaliteit maatregel: deze wordt beoordeeld op basis van:

– De ecologische onderbouwing: de effectiviteit en impact van de maatregel in relatie tot het voorgeschreven doel, gebruikmakend van de best beschikbare technieken;

en

– Uitvoerbaarheid: zoals de technische haalbaarheid.

0–7

Onderzoeks- en rapportageplan: dit wordt beoordeeld op basis van:

– Bijdrage aan (wetenschappelijke en internationale) ecologische kennisontwikkeling;

– De effectiviteit en uitvoerbaarheid van het monitoringsplan; en

– Kennisvergroting: rapportage aan de Rijksoverheid en externe publicatie van data en uitkomsten onderzoek.

0–10

   

2.4 Doel: Het onderzoeken van de biomassa-ontwikkeling op de fundering en windturbine in kavel Nederwiek I-A.

Doelsoorten: hardsubstraatsoorten die bijdragen aan de biomassaontwikkeling op de funderingen en windturbine.

Maatregel: Een onderzoek naar de impact van windturbines op de aanwezigheid en de ontwikkeling van biomassa op de fundering en windturbinepaal gedurende een gedeelte van de levensduur van het windpark.

De maatregel dient te voldoen aan de onderstaande voorwaarden om in aanmerking te komen voor beoordeling:

A) Er wordt toegelicht hoe voor het onderzoek 8 turbines zijn gekozen waarvan de locaties representatief zijn voor de verschillende omstandigheden binnen het park, gegeven de heersende stromingen aan de rand en in het centrum van het park;

B) Er is toegelicht hoe er samples zullen worden genomen van aangroei op verschillende hoogtes van de windturbinepaal, met name de dikkere aangroeilagen in de splash zone. Daarbij wordt aangegeven welke onderzoeks- en monitoringstechnieken worden toegepast en hoe accuraat hiermee de aanwezigheid in oppervlak, populatie en biomassa kan worden bepaald;

C) Er is toegelicht hoe de aanwezigheid en biomassa van soorten en/of taxa bepaald wordt, waarbij wordt uitgelegd hoe het van het laagst mogelijke taxonomische niveau wordt behaald;

D) Het onderzoek wordt uitgevoerd in het eerste, derde, vijfde, achtste en elfde jaar dat het windpark volledig in gebruik is;

E) Er is onderbouwd hoe dit onderzoek bijdraagt aan kennisontwikkeling over soortenrijkdom en biomassa-ontwikkeling binnen windparken; en

F) De aanvrager zegt toe om na elk bemonsteringsjaar de bevindingen openbaar te maken en te delen met de Rijksoverheid, inclusief een kwantitatieve analyse van biomassa-ontwikkeling op de funderingen en turbines gedurende de projectperiode.

Kwaliteit maatregel: deze wordt beoordeeld op basis van:

– De ecologische onderbouwing: de effectiviteit en impact van de maatregel in relatie tot het voorgeschreven doel, gebruikmakend van de best beschikbare technieken; en

– Uitvoerbaarheid: zoals de technische haalbaarheid.

0–7

Onderzoeks- en rapportageplan: dit wordt beoordeeld op basis van:

– Bijdrage aan (wetenschappelijke en internationale) ecologische kennisontwikkeling;

– De effectiviteit en uitvoerbaarheid van het monitoringsplan; en

– Kennisvergroting: rapportage aan de Rijksoverheid en externe publicatie van data en uitkomsten onderzoek.

0–14

1 Verordening (EU) 2024/1991 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2024 inzake natuurherstel en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/869